HELDERSGHE
COURANT.
Jiieutns- en
Woensdag
<AÖoerfentie--6faÖ.
13 October.
M 874.
Negende Jaargang.
!869.
(©fficiëcl ge&cclte.
Nummering der Huizen.
igiet-ojficiëel getoïte.
NIEUWSTIJDINGEN.
Vcrschijut DINGSDAG- eu VRIJDAG-AVOND
Abonnementsprijs voor 8 maanden 1.00
Franco per post D 1.25
Men abonneert zich bij alle Doekhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco.
Do prijs der AdverteNtien van 1—4 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Voor des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advcrtcnticn intczendcn.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. GILTJJJS.
Ter voorkoming van vervolgingen, worden de ingezetenen,
voor zoo veel noodig, herinnerd aan het bepaalde bij het 2e lid
van art. 1 der verordening op het Bouwen enz., luidende aldus:
nHet uitwisscken of onleesbaar maken van hetWyknummer
nof de Wij kletterwordt gestraft met eene boete van ƒ3.
Helder, De burgemeester
den 11 October 1869. STAKMAN BOSSE.
POLITIE
Dezer dagen op den publieken weg in den Anna Paulowna
Polder gevonden eene PORTE-MONNAIE waarin eenig
Geld. De regtmatige eigenaar kan zich ter terugbekoming
aanmelden ten burele van den ondergeteekende.
Heldeb, 12 Oct. 1869. De Commissaris van jRijks-Politief
A. C. BOONZAJER.
POLITIEK OVERZIGT VAK DEK DAG.
Sedert eenige dagen houden de buitenlandsche bladen zich
bezig met commenteren op betere verstandhouding tusschen
Pruisen en Oostenrijk; wij hebben met opzet die quaestie
ter zijde gelaten omdat wij niet inzien, dat er iets van belang
is gebeurd om den bestaanden toestand te veranderen. De
toenadering werd afgeleid uit twee feiten, vooreerst dat graaf
Benst op zijne reis te Baden-Baden met bijzondere voorko
mendheid was ontvangen door koningin Augusta, en in verband
hiermede, ten andere, het bezoek door den kroonprins van
Pruisen aan Weenen gebragt.
Zijn die twee feiten van zooveel beteekenis? Toen graaf
Beust te Baden kwam, werd hij ja voorkomend behandeld,
maar door wie? niet door den koning, niet door den graaf
Bismarck maar door de koningin, eene beleefde en innemende
vorstin, die met veel hoffelijkheid een zoo hooggeplaatst per
soon als een oostenrijkschen kanselier heeft ontvangen. Den
diepen politieken zin, die hierin gelegen zou zijn verklaren
wij niet te begrijpen. Er werd een bezoek aan Weenen ge
bragt, door wien Niet door den koning, die anders in weer
wil zijner hooge jaren niet opziet tegen een reisje, niet door
Bismarck, niet door von Thile zelfs, maar door den kroonprins
van Pruisen. Deze vorstelijke personage is den 6n te Weenen
aangekomen, de keizer is hem te gemoet gegaan en de ont
moeting, zegt men, was zeer hartelijknatuurlijk droeg de
keizer een pruissischen uniform en omgekeerd, en de muziek
speelde uHeil dir im Siegeskranz"; de kroonprins inspecteerde
een eerewacht en ging in een hofrijtuig naar het voor hen
ingerigte paleis. Is dit alles hooge politiek of slechts eene
quaestie van beleefdheid tusschen twee vorstelijke personen?
Het kómt ons voor, dat het een en het ander slechts is
eene toenadering tusschen de personen der beide regerende
vorstenhuizen; trouwens, wat zou er voor reden zijn dat de
goedige koning Wilhelm en zijn ridderlijke zoon in voortdu
rende oneenïgheid bleven met keizer Frans Jozef? Is het niet
voldoende, dat te Varzin eene pen in de gal wordt gedoopt,
om aan den oostenrijkschen premier te verwijten dat hij
Oostenrijk groot en krachtig wil maken?
Bismarck is en blijft de ziel der pruisische, Beust die der
oostenrijksche politiek, en van eene toenadering tusschen die
beide personen is ons niets bekend. Veeleer hebben wij redenen
om te vermelden, dat in den toestand niets is gewijzigd. In
de troonrede van den koning van Pruisen, vinden wij om
trent de buitenlandsche aangelegenheden eene waarin de
koning de hoop koestert, dat zijne »in den tegenwoordigen
zin geleide buitenlandsche staatkunde, ook in de toekomst
zal leiden tot uitbreiding van de vredelievende en vriend
schappelijke betrekkingen met alle vreemde staten." Wij hopen
het ook, maar gelooven toch, dat een duurzame vrede slechts
dan mogelijk kan zijn, wanneer eenerzijds Pruisen zich wat
ïneer uitsluitend met Duitschland bemoeide en niet jaloersch
was op Oostenrijk, omdat het zich zoo spoedig en krachtig
ophief uit de vernedering van Sadowa, en Oostenrijk ook van
zijn kant kon besluiten, om zich zooveel mogelijk te onthoudeh
van inmenging in Duitsche quaestien, De pennenstrijd, gelijk
dezen zomer door von Beust en von Thile werd gevoerd, kan
slechts strekken om de verbittering levendig te houden tus
schen twee staatslieden, die geroepen zijn op den vrede van
Europa, 'tzij in het Westen, 't zij in het Oosten bedreigdj zulk
een beslissenden invloed uit te oefenen.
Die toenadering tusschen de premiers, die verandering van
politiek, vooral aan de zijde van Pruisenwaar men niets
verzuimt om een man van erkende bekwaamheid, gelijk v. Beust,
voortdurend belagchelijk te maken en te smaden, wachten wij
nog steeds. En wanneer men aan de bezoeken van von Beust
te Baden en van den kroonprins te Weenen eene politieke
beteekenis wil blijven hechten, dan moet het veeleer zijn in
omgekeerden zin als men zou verwachten. Immers juist de
koningin die von Beust ontving, en de kroonprins die den.
keizer bezocht, zyn, persoonlijke tegenstanders van Bismareks
politiek, en aangezien nu Bismarck en zijn vorst de zaken;
van Pruisen besturen en niet koningin Augusta en haar oudste
zoon, zoo zien wij in de plaats gehad hebbende feiten geene
wijziging van eenige beteekenis.
- Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 12 Oct. 1869.
Door het 3e bataillon 7® regemeut infanterie, onder
bevel van den majoor Pottgieter van Laar, worden hier da
gelijks groote militaire evolutien uitgevoerd, waaraan de mi-
litiens der ligting 1865 deelnemen.
Gisteren werd verondersteld, dat de vijand die zich reeds
van het fort Kijkduin had meester gemaakt, een aanval be
proefde op het fort Erfprins, dat door onze troepen was
bezet. De aanvallen van den vijand werden telkens afgeslagen,
door gesloten afdeelingen welke ter regter tijd uit de vesting
rukten en den vijand tot den terugtogt noodzaakten; iederen
uitval van de onzen werd verondersteld vooraf te gaan van
een krachtig artillerie-vuur uit het fort Erfprins en van de
batterij Kaaphoofd, welke laatste ook door onze troepen
was bezet.
Nadat de vijand geheel was teruggeslagen, rukte de man
schappen weder binnen het fort Erfprins en was de ma
noeuvre geëindigd.
Bij de heden plaats gehad hebbende manoeuvres, werd
verondersteld, dat de vijand uit het zuiden kwam opdagen
en tot aan de Kleine Keet was voortgerukt, van waar eene
verkenning werd gedaan naar het fort Erfprins, dat door de
onzen was bezet, terwijl van onze zijde mede eene verken
ning werd gedaan naar de zijde van den vijand.
De helft van het bataillon, onder bevel van den kapitein
Gevelaer, stelde den vijand voor en was, ten einde de stel
ling in te nemen bij de Kleine Keet, eenigen tijd vroeger
uitgerukt.
Het andere gedeelte van het bataillon onder bevel van
den kapt. Troester, rukte onder het nemen van de noodige
veiligheidsmaatregelen, naar 's vijands zijde op, om de meer
genoemde verkenning te doen.
Beide afdeelingskommandanten ontvingen hunne instructien
van den majoor Pottgieter van Laar. Op eenigen afstand van
de Kleine Keet gekomen, stuitte onze tirailleurs-linie op
die van den vijand, hetgeen aanleiding gaf tot een gevecht,
waarbij onze troepen genoodzaakt werden naar de zijde van
fort Erfprins terug te trekken.
Morgen den. 13 dezer zal er eene manoeuvre in het vuur
plaats hebben.