uitmuntend geaccompagneerd door mevrouw De heer Eibers die zich tot heden als zeer bekwaam directeur, zoo wel op vocale- als instrumentale concerten heeft getoond, gaf thans ook bewijzen van uitmuntend violist te zijn. Zijne twee solo's droeg hij met gevoel en smaak voor, zijn spel is be schaafd, genuanceerd en wegslepend. De variatien werden zuiver en met bravour voorgedragen. Ook de keuze zijner obligaten draagt onze goedkeuring weg. Het 7e concert van Beriot, een waar juweel, bevat tallooze moeijelijke passages, die door den solist met bewonderenswaardige vlugheid werden overwonnen. Davids lob der Thrcineweder eene prachtige compositie, werd door den heer Egbers zoodanig vertolkt, dat wij, zoo wij niet vreesden onbescheiden te zijn, daar gaarne eene reprise van hadden gehoord. Zoowel mevrouw als den heer (die de tweede solo van den violist begeleide) betuigen wij onzen dank voor de waardige wijze van accompagnement waarmede zij den solist gesteund hebben. De heer Manheïm uit Alkmaar een echte dilettantdien wij steeds op onze concerten als cellist in het orkest ontmoeten, gaf op denzelf de avond zijne talenten als solist ten beste. "Wij zien in zijn spel eene schoone toekomst open, zoo de jonge solist blijft studeren. Zijne techniek is reeds goed ontwikkeld en zijne wijze van voordragt is zeer beschaafd. Beide solo's werden door den heer Manheim flink en goed genuanceerd voorge dragen en van harte roepen wij den jongen solist tot weder- ziens toe. De beide ouvertures Kalliwoda en Boieldieuen de bevallige potpourri uit Webers Prcsiosadoor het orkest uit gevoerd voldeden uitmuntend. Het daverend applaus aan het slot van elk nummer, gaf stellig bewijzen van de algemeene goedkeuring van Appollo's leden. Naar wij vernemen zullen in Januarij a. s. de briefbe stellers bij de posterij alhier in uniform worden gekleed. Z. M. heeft den hoogleeraar in de wis- en natuurkunde bij het Koninklijk Instituut voor de Marine alhier P. M. Bru- tel de la Rivière, uithoofde van voortdurende ongesteldheid, met den laatsten dezer, eervol uit die betrekking ontslagen, onder toekenning van zoodanig wachtgeld, als waarop hij bevon den zal worden aanspraak te hebben, en bij hetzelfde besluit is met ingang van 1 Januarij a. s., benoemd tot leeraar in de wis- en natuurkunde bij het voorschreven Instituut dr. G. A. Oskamp, thans tijdelijk met de waarneming dier betrekking ■belast. Onder intrekking der plaatsing met den In Januarij a. s. op Zr. Ms. schroefstoomschip »het Loo" van den luite nant ter zee, der 2e kl. J. C. A. Wissel, wordt met dienzelf den datum op dien bodem geplaatst de luitenant ter zee der 2e kl. F. J. Beekman. Tevens wordt met meergemeld tijdstip op Zr. Ms. ramschip «de Buffel" geplaatst de luitenant ter zee der 2e kl. J. Fichet. Bij het Departement van Marine is een schrijven ont vangen van den kapt.-luit. ter zee B. D. Van Trojen, kom- mandeerende Zr. Ms. schroefstoomschip Vice-Admiraal Koop- mariy gestationeerd tor Ku3te van Guïnea, meldende dat een detachement van ongeveer 200 man, zamengesteld uit de lan- dingsdivisïe der zeemacht en het garnizoen van St. George d'Elmina, onder bevel van den luit. ter zee, le kl. P. Ten Bosch, op 10 Nov. jl. naar Commendah langs het strand is opgerukt, terwijl Zr. Ms. schroefstoomschip Vice-Admiraal Koopmanwaarop de Gouverneur der Kolonie zich had in gescheept, nagenoeg gelijktijdig, namelijk in den morgen van 11 Nov, jl., met het detachement te Commendah aankwam. Bij het naderen van het detachement nam de bevolking van Commendah de vlucht, en werd hierin gevolgd door de vis- schers, die in zee waren, doch die bij het zien oprukken on zer troepen naar het strand ijlden en een honderdtal kano's met al het vischtuig achterlieten. De luit. ter zee Ten Bosch maakte zich eerst van de lan dingsplaats, daarna van Commendah meester, waar de Neder- landsche vlag werd geplant. De gevlugte Coramendeezen hadden zich inmiddels weder vereenigd, en deden gedurende dien dag uit een naburig boseh uitvallen, die spoedig verminderden, en na twee dagen ophiel den. Aan onze zijde werden eenigen gekwetst: 4 matrozen, 1 marinier, 1 Afrikaansch korporaal en 1 Afrikaansch soldaat, die echter allen bij het sluiten van het bericht in beterschap toenamen. *Door 4 kwartieren van Elmina werd adsïstentie van 250 gewapende manschappen aangeboden. Deze werden naar Com mendah gezonden, doch hunne hulp werd, even als die van 4ü0 uit Chama, door den Gouverneur van de hand gewezen, daar zij aan het strand en bij de landingsplaats geen dienst kon be wijzen, en de manschappen ongezind waren het boseh achter Commanij en Commendah in te rukken. Op de landingsplaats te Commendah is thans een campement opgeslagen, waar 14(5 officieren, onder-officieren en schepelin gen onder dak en behoorlijk tegen zon en regen beschut zijn, terwijl een gracht, halvemaanswijze aangelegd, de veiligheid van dat campement verzekert. De Commendeezen schenen inmiddels voor goed terugge trokken, en al het door hen achtergelatene i3 vernield. Uit het kamp, waar zich het vroeger verjaagde hoofd der Com mendeezen bevindt, is door dat hoofd een brief gezonden naar de gevluchte bevolking, om haar tot onderwerping aan te manen. Door den Gouverneur en den commandeerenden officier van Zr. Ms. schroefstoomschip »Vice-Admiraal Koopman," werden inmiddels maatregelen beraamd om de gemeenschap tusschen Elmina, Chama en Commendah te verzekeren, opdat, indien later de verjaagde bevolking van Commendah, zonder zich te onderwerpen, mocht terugkeereD, meü het in de macht zouden hebben haar onmiddclijk te bereiken en te verjagen. Z. M. heeft met ingang van 1 Januarij a. s. tot school opzieners in Noordholland benoemd in het 6de schooldistrict' de heer M. Luymes te Alkmaar; in het 9de schooldistrict de heer mr. "W. Bok te Texel; in het 10de schooldistrict de heer mr. G. Faber te Amsterdam. Men schrijft ons van Terschelling het volgende Door den gemeenteraad is als onderwijzer aan de open bare school te Hoorn alhierop zijn verzoek ontslagen* de heer C. Jongeboer Schaap. Tevens zijn door den raad benoemd als leden der plaat selijke schoolcommissie, deheeren J. Wouters, J. H. van der Veen, P. Damsté, L. A. Faber en D. Reedeker. Bij Z. M. besluit van den 22 December jl. no. 25, is benoemd tot griffier bij het kantongeregt te Enkhuïzen, mr. P. Uijttenboogaart, advocaat te Utrecht. Men schrijft uit Alkmaar 21 Dec. Gelijk men zich her innert, verlangde de Raad van Toezigt bij de inspectie der liju op Uitgeest, verandering in de opzettoestellen voor de bruggen. Dat verlangen gegrond bevonden zijnde, is daartoe overgegaan en zijn de kleine wijzigingen daarin thans tot stand gebragt, zoodat de lijn thans geheel en al aan alle ei- schen, zoo van constructie als voor het verkeer voldoet. Op Donderdag den 30 Dec. a. s, des namiddags te half drie ure zal worden aanbesteed aan het gebouw van het pro vinciaal bestuur van Noordholland le het driejarig onder houd van de Keulsche vaart in de provincie Noordholland; 2e het driejarig onderhoud van 's rijks havenwerken en zee weringen op het eiland Terschelling 3e het driejarig onder houd der 's rijkshavenwerken en zeeweringen op het eiland Vlieland. Woensdag is bij Texel een tjalk gestrand, en reeds vol water. Men zou trachten het volk met schuiten te redden. Eene visscherschuit van Urk is in de nabijheid van Enkhuïzen verongelukt. Bij dit onheil zijn vijf personen ver dronken, waarvan drie gehuwd waren. Men schrijft uit Cuxhaven 20 Dec. Het schip Mozartden 7n dezer van Hamburg naar Ma- casser vertrokken, is met verlies van kluiverboom, boegspriet en voortop op de hoogte van Texel door een loodsschoener op sleeptouw genomen en heden alhier binnengebragt. Men schrijft uit Havre 17 Dec. Het drijvende dok sprong gisteren lek en zonk des avonds. Het stoomschip Manche dat in hetzelve werd gerepareerd, zonk mede. Men maakt aanstalten om het dok te ligten. Naar wij met belangstelling vernemen, heeft H. K. H. prinses Marianne der Nederlanden, naar aanleiding van het tienjarig bestaan van het Nederlandsch gasthuis voor ooglijders, te Utrecht, aan die belangrijke instelling op verrassende wijze een aanzienlijke gift doen toekomen. Het prov. geregtshof van Friesland heeft met vernie tiging van een vonnis der arrondissements-regtbank te Leeu warden, waarbij K. S., stations-chef bij den staats-spoorweg te Wirdum, was ontslagen van regtsvervolging en A. v. d. P., wisselwachter aan het station, was veroordeeld tot eene ge vangenisstraf van drie maanden beiden schuldig verklaard aan het feit van zonder opzet doen ontstaan van gevaar voor een trein, dat zij hadden kunnen en moeten voorzien, en hen te dier zake veroordeeld tot cellulaire gevangenisstraf, den eerste voor den tijd van zeven weken en den tweede van veertien dagen. De acte van beschuldiging in het proces van Troppmann is thans openbaar geworden. Het stuk loopt meestal over be kende feiten, die met eene uitvoerigheid worden uiteengezet, welke in geregtelijke stukken van dien aard noodig is, om tot eene juiste kennis der daadzaken te geraken. Om dezelfde reden komen in het stuk een aantal kleine of nietige bijzon derheden voor, wegens het verband waarin zij staan tot de daarop gevolgde feiten. De acte van beschuldiging zegt, dat geen spoor aanwezig is, waaruit men kan opmaken, dat de slagtoffers met den misdadiger in worsteling zijn geweest. In tegendeel, alles duidt aan, dat zij onverhoeds door slagen ge troffen zijn, die terstond doodelijk waren. Slechts één der kinderen scheen het wapen, dat een zijner armen had getroffen, te hebben willen afwendeu. De vrouw van Kinck was achter in den hals met een lang mes getroffen, en moet tengevolge hier van onmiddelijk bezweken zijn. De moordenaar had zich even wel op haar lijk geworpen, dat de sporen van meer dan der tig wonden droeg. De beide jongste kinderen waren op de zelfde wijze gedood. Hierna worden in de acte van beschuldiging de verzinsels opgenoemd, waarvan Troppmann zich bij den regter bediend heeft, om dezen op een dwaalspoor te brengen, vooral in zijne eerste verhooren, om te doen gelooven, dat Kinck, de vader, met hem de afschuwelijke slagting beraamd had, en dat beiden den moord der vrouw en zes kinderen gepleegd hadden. Toen het lijk van Gustaaf Kinck ontdekt en voor den booswicht gebragt was, behield deze nog dezelfde koelbloedigheiddie hij aan den dag had gelegd bij het zien der zes vorige lijken. »Ik wist niet was zijn antwoord dat hij hem ook had vermoord." Toen wilde hij het dus nog doen voorkomen dat Jan Kinck, de vader, buiten hem om, zijn zoon had van kant gemaakt. Al de acht lijken zijn door den booswicht deerlijk verminkt, met het doel om ze onkenbaar te maken. Troppmann geeft nu voor, dat hij drie medepligtigen heeft; doch om hen te sparen, wil hij, gelijk hij zegt, hen niet noe men. Ten einde zijne bewering ingang te verschaffen, stapelt hij, even als in zijne vroegere verklaringen, de eene onwaar schijnlijkheid op de andere. De acte van beschuldiging nu zegt, dat uit het geredelijk onderzoek is gebleken, hoe onder de omstandigheden, waaronder de vrouw van Kinck en hare vijf kinderen achtervolgens op de plek gebragt zijn, waar zij den dood gevonden hebben, een enkel man hen niet alleen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1869 | | pagina 2