HELDERSCHE COURANT. Jïteums-- en Woensdag <ftÖoertenüe--öfttD. 16 Februarij. M 910. Tiende Jaargang. 1870 De Bewaarschool. Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00 Franco per post 0 1-25 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post directeuren. Brieven franco. Do prijs der Advertemien van 14 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiën intezenden. Ingezonden stukken minstens óón dag vroeger. Uitgever S. G IL T J E S. ii. De Tijd zegt over het wetsontwerp: »dat de regering, behalve de onvriendelijke kleur van uit- wtarting, onnadenkend over het hoofd schijnt te hebben gezien, »dat daaraan kleeft; een constitutioneel bezwaar." Hoe lief, hoe zoetsappig, hoe echt christelijk uitgedrukt. Toch is de beteekenis niet onduidelijkmen zou het eenigzins platter, maar tevens meer opregt aldus kunnen uitdrukken »de huidige regering is in staat geweest een onbekookt wets ontwerp aan te bieden, zonder daarover te hebben nagedacht." En dan begrijpt ieder, die nadenkt, dat de Tijd zich heeft neergezet, om het ontwerp te bestrijden, niet met het doel om uit liefde voor de zaak het gebrekkige aan te toonen, maar om eene aanleiding te hebben eene regering te bestrijden, die haar niet bevalt, omdat zij liberaal is, omdaji zij de neutrale school voorstaat, omdat zij niet genegen is in het schuitje van de Tijd te stappen, waar vaak fanatisme aan het roer staat, en bekrompen eenzijdigheid de zeilen doet zwellen. Maar waarin bestaat nu het constitutioneel bezwaar? »De regeriDg heeft er niet aan gedacht, zich de vraag te stellen, of, en in hoever zij bevoegd is om op de bijzondere bewaarscholen toe te passen, hetgeen zij voorschrijft voor de openbare." De regering heeft bij het ontwerp blijkbaar de schoolwet van 1857 op den voet gevolgd. Wij noemen dat hoogst ver standig. Die wet is sedert 13 jaren gebleken voor ons va derland nuttig en gepast te zijn, en bij de overgroote meer derheid onzer landgenooten groote sympathie te ondervinden. Dat de regering haar thans eenigzins als leiddraad heeft ge bruikt, zal door geen verlicht Nederlander worden gelaakt, maar goedgekeurd. Zij heeft echter daarbij uit de Fransche wetgeving op dat stuk veel goeds overgenomen en daarbij gevoegd. Dit getuigt dat de regering het goede wil en daarvan gebruik maakt, waar zij het ook vinde moge. Het bewijst tevens, dat de regering minder onnadenkend en onbekookt heeft gehandeld dan de wijze, christelijke mannen van de Tijd vooronderstellen. Bij dit alles heeft de regering echter zoovele milde bepa lingen gevoegd, dat men wel opzettelijk de oogen moet willen sluiten, om hare echte liberaliteit te betwijfelen, en den oor sprong te zoeken in de zucht der radikalen naar het staats- alvermogen. Toch verwondert het ons niet. De neutrale school is hun een doorn in het oog; het ontwerp, dat dienzelfden geest ademt, moet het ook zijn, alware het ook de volmaaktheid zelve. Immers, wanneer men de eerste slechts noode duldt, moet men de laatste tegenwerken, al zoude ook het goede daardoor worden tegenhouden. Wie het doel wil, moet ook de middelen gebruiken. Verder doet de Tijd de vraag: »Mag het onderwijs, op de bewaarscholen gegeven, gerang schikt worden onder het lager onderwijs?" Die vraag getuigt van onverstand of kwaadwillige woord verdraaiing. De eerste zoeken wij bij de redactie van de Tijd nietde laatste alleen blijft dus over. Immers de regering zelve verklaart duidelijk geen onderwys op de bewaarscholen te verlangen, maar onderrigt als voorbereiding tot het lager onderwijs. De Tijd heeft dat gelezen, wat dan nu te denken van die vraag Ofschoon de geheele redenering tamelijk duister is, toch blijkt, dat de Tijd hierbij het oog heeft op de examens der meesteressen. Die examens brengen, volgens haar, de bewaar scholen onder de lagere scholen, en zijn in strijd met de grondwet. Hieruit moet men natuurlijk afleiden dat de personen die aan het hoofd eener bewaarschool staan, niet verpligt zijn vooraf bewijzen te geven, dat zij daartoe de vereischten be zitten. Ieder die de noodige voorspraak geniet, zou mogen worden benoemd. Beschaving, kinderkennis, zijn geheel on- noodig. De taak, die zij hebben te verrigten, is immers zoo nietig, waartoe dan examens Al die kennis is lastig, wanf zij zou de onderwijzeressen minder volgzaam doen worden en volgzaamheid, dat is alles. Wat zij niet weten of begrijpen» zullen de bestuurders haar wel voorschrijven, en wat de ont wikkeling van het kind betreft, dat komt later. Wij zouden bijna bitter worden, en dat zou noode'oos zijn. De verstandige lezer behoeft door ons niet overtuigd te wor den, en wat de Tijd betreftd laver la tête d'un dne on y •perd sa lessive. Wij hebben een te hoog denkbeeld van de roeping eener bewaarschool en te veel liefde voor de kleine kinderen, om hen over te geven aan personen wier geschikt heid twijfelachtig is. Welk denkbeeld de Tijd echter van de bewaarscholen koestert, blijkt uit hetgeen verder volgt «Eene bewaarschool is uit den aard der zaak eene verza melplaats van kleine kinderen, waarvan zich de moeders ont lasten, en die worden bewaart en verzorgt, en zooveel mogelijk nuttig bezig gehouden. Bewaren en verzorgen en nuttig bezighouden is de hoofdzaak." Gij ziet het, lezer, het doel der inrigting is zoo eenvoudig, dat examens onnoodig zijn. Bewaren en verzorgen dat kan iedere vrouw, ieder meisje, en zooveel mogelijk nuttig bezig houden immers ook? Dat nuttig bezighouden is echter aan zoo vele verschillende opvattingen onderhevig, dat wij daar over niet zoo ligtzinnig denken als de Tijd. Het valt ons terstond in het oog dat de Tijd het woord ontwikkeling volstrekt niet gebruikt, en toch komt het ons voor dat juist het bezighouden der kinderen altijd ten doel moet hebben, het kind te ontwikkelen en daardoor voor te berei den voor het lager onderwijs. Om echter niet verkeerd te worden begrepen, zullen wij ons duidelijker trachten te ver klaren. Wij zijn verklaarde tegenstanders van regtstreeksch onder wijs op de bewaarschool, maar evenzeer zijn wij innig over tuigd, dat het kind van 2 tot,6 jaren zoodanig kan worden ontwikkeld, dat het na dien tijd met vrucht het lager onder wijs zal kunnen genieten, en dan verre zal uitmunten boven anderen die geene opleiding hebben gehad. Maar die taak is hoogst moeijelijk. De onderwijzeres behoeft daartoe een gelijkmatig humeur, een onuitputtelijk geduld, eene groote kennis van het kinderlijk gemoed, en veel takt. Wij achten ons hier niet geroepen in bijzonderheden te treden, maar dat de zaak gewigtig genoeg is, om vooraf een onderzoek in te stellen, alvorens die taak aan een persoon op te dragen, zal ons geen verstandig mensch tegenspreken. Wij hebben de ge legenheid gehad verscheidene bewaarscholen te leeren kennen, en daarbij een oneindig verschil opgemerkt. Wij hebben ver halen hooren doen b. v. over de geboorte van Jezus, met al de bijzonderheden, die daaromtrent kunnen worden medege deeld, die ons voor kinderen van dien leeftijd hoogst ongepast voorkwamen. Op andere scholen bepaalden zich de geheu gen-oefeningen bijna uitsluitend tot het van buiten leeren van gebeden, in bewoordingen, die voor die jonge kinderen onver staanbaar waren. In ééne school hoorden wij bij het uit het hoofd rekenen, vragen doen over gewone breuken, die bij de kinderen blijkbaar eene onmatige inspanning vorderden. Doch genoeg voorbeelden ten bewijze, hoe weinig sommige onder wijzeressen hare roeping en het dool der inrigting begrijpen. Wij gelooven dus dat opleiding en examen voor die inrigting even noodig zijn als voor het lager onderwijs. De volgende redenering van de Tijd over het nadeel voor de gezondheid van kleine kinderen, wanneer zij te veel in gespannen worden, over het spelende leeren, enz., komt ge heel met onze bewering overeen. Daaruit blijkt dus, dat de Tijd de vereischten eener welingerigte bewaarschool wel kent, maar om hare bedoelingen te bereiken, de woorden zoodanig kiest en de zaken opzettelyk inkleedt op eene wijze, die wan trouwen tegen de regering en het ontwerp bij hare lezers moet opwekken. Om die reden hebben wij gemeend die prak tijk, waarvan de Tijd zoo meesterlijk weet gebruik te maken, eenigzins in het licht te moeten stellen. De beschouwingen van de Tijd over hetgeen ons te wach ten staat, leveren veel stof tot nadenken. Welligt wagen wij het in een volgend nommer ook een blik in de toekomst te slaan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1870 | | pagina 1