HELDERSCHE COURANT. Jiieums* en Zaturdag <ftöoerfenHe--GfaÖ. 19 Februarij. Tiende Jaargang. De Bewaarschool. NIEUWSTIJDINGEN. M 911. 1870 Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00 franco per post w 1 ,S5 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post directeuren. Brieven franco. De prijs der Advertemien van 1—4 regels is CO Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiën intezenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Uitsever S. GILT J ES. ni. Het valt niet te ontkennen, dat er in het men3chelijk leven en in de maatschappij omstandigheden kunnen plaats hebben, waarin men juist geen profeet behoeft te zijn, om met tame lijke zekerheid de toekomst te voorspellen. Dit is vooral dan het geval, wanneer de toekomst een regtstreeksch gevolg, een uitvloeisel is van het tegenwoordige. Toch zullen in dezelfde omstandigheden de gevolgen, die door onderscheidene personen voorspeld worden, vaak hemels breed van elkander verschillen, en dat verwondert ons niet. Men behoeft daartoe een helderen blik in de zaak zelve en hetgeen haar is voorafgegaan, en eene grondige kennis van personen en omstandigheden, welke waarlijk niet in ieders bezit zijn. Maar vooral behoeft men onpartijdigheid, onbe vangenheid. De hartstogten moeten buiten het spel blijven. Het is niet de vraag, welke toekomst zou ik wenschen of vreezen maar, welke toekomst kan men naar alle gronden van waarschijnlijkheid verwachten. Het verschil van oor deelvelling kan dus zijn grond gebben in gebrek aan kennis maar in verreweg de meeste gevallen zal bekrompenheid, eigen belang of partijzucht daarbij de grootste rol spelen. Men ziet dit nergens treffender dan in maatschappelijke- of staatsbelangen. De regering neemt een besluit, of stelt eene wet voor. Onmiddelijk spreken de aanhangers der ver schillende partijen daarover hun oordeel uit, en schilderen de gevolgen, die er naar hunne bijzondere overtuiging uit moeten voortvloeijen in de schoonste of afzïgtelijkste kleuren af, (altijd naar het beweren der dagbladen) om hunne lezers voor te lichten, en den minder zaakkundige in staat te stellen daar over een oordeel te vellen. Wij willen op die goede bedoelingen niets afdingen, te min der, daar wij ons even zeer ten duurste verpligt achten, daartoe in onzen kring mede te werken. Een andere vraag is het echter, of die goede bedoelingen wel bij allen op den voor grond staan, of niet partijbelang soms de pen bestuurt, om eene ongunstige toekomst te schilderen, ten einde den gang der zaken te belemmeren, of de regering tegen te werken, of men zich daarom niet vaak nederzet, om nadeelige gevolgen te voorspellen, welke men zelf niet, althans niet indiehooge mate verwacht In dat geval worden de lezers niet voorge licht, maar op den dwaalweg gebragt, en dat noemen wij onedel zoo niet nog erger. Het zou ons niet zwaar vallen, dit door tal van voorbeelden uit onze dag- of weekbladen te bewijzen. Indien wij ons niet vergissen, maakt de Tijd zich aan dat misbruik schuldig, in hare redenering over het wetsontwerp, zoo als wij kort zullen aantoonen. De Tijd vreest, dat, als het wetsontwerp wordt aangeno men, de bewaarscholen zoo zeer zullen worden opgevoerd, dat er werkelijk onderwijs zal worden gegeven, hetgeen te betreuren zou zijn. Wanneer wij het onderstreepte woordje de veranderen in sommigedan zijn wij het volkomen met die bewering eens. Het zou wel een wonder zijn, dat eene wet wierd uitgevaar digd, die door allen wèl begrepen en door allen met naauw- gezetheid nageleefd wierde. Kent de Tijd zulk eene wet Eene andere vraag is het echter, of daarvan de schuld in de wet moet worden gezocht, of in de gebreken der menschen. Wij lezen echter de bewaarscholen, en dat is iets geheel anders, want indien dkt met grond ware te wachten, zouden wij wenschen, dat het ontwerp ingetrokken wierde. Maar bestaat er grond voor die vrees Het Ontwerp zelf geeft er geen aanleiding toe; de memorie van toelichting keurt die strekking nadrukkelijk af; deskundigen, die de zaak der be waarscholen uitvoerig en volledig hebben behandeld, trekken daartegen te velde; kortom, ieder verstandig mensch zou het verkeerd noemen wat jaagt dan toch dén mannen der Tijd dien angst aan »Dg menschelijke zwakheden (eerzucht van de ouders- en de onderwijzeressen) en de gevaren der concurrentie maken de zaak voor de kleine jeugd bedenkelijk." Nu, het is waar, het ontwerp is zeer zeker onvoldoendev om de menschelijke zwakheden geheel te overwinnen. Het' zou eene weldaad voor de menschheid zijn, wanneer de Tijd zulk een ontwerp kon vormen. De regering zou het zeker met vreugde ontvangen. Wij voorspellen echter dat wij daarop lang zouden kunnen wachten, en dan vragen wij, of eene zaak, die verstandig geregeld en onder behoorlijk toezigt wordt geplaatst, meer gevaar aanbiedt, dan wanneer zij aan verschil lende inzigten of nevenbedoelingen van bijzondere personen of instellingen wordt overgelaten Wat leert ons de onder vinding? Dat de bewaarscholen, hoe onmisbaar ook, verre van algemeen zijn, en dat onder degene die er bestaan, velen te wenschen overlaten en sommige zelfs verderfelijk zouden mogen genoemd worden. Zoolang dus de Tijd niet wat grondiger kan aantoonen, dat het wetsontwerp de zaak slechter zou maken, stelleD wij hare gewaande angsten en vreezen op rekening van partijbelang, en gelooven zelfs niet eens, dat zij die werkelijk koestert. Welligt werpt men ons tegen, dat bij het lager onderwijs toch ook iets dergelijks plaats heeft. Wij zullen niet ontkennen, dat daarbij maar al te dikwijls de zaak overdreven wordt, en dat betreuren wij.(*) Bij een onlangs gehouden examen werden vragen gedaan, die niet konden beantwoord worden zonder eene vrij groote mathe matische kennis; en toch wordt van den hoofdonderwijzer geen eigentlijke mathesis gevorderdwat meer isal bezit hij die kennis, hij mag ze niet onderwijzen, tenzij hij daar voor eene speciale toelating bezit; is dat billijk? Geenszins, maar is dat de schuld van de wet op het lager onderwijs, of is het óók al menschelijke zwakheid b. v. ijdelbeid van den examinator of zoo iets? Het komt ons echter voor dat bij de bewaarscholen dat gevaar minder te vreezen is, dewijl de grenzen veel gemak kelijker te trekken zijn, en de jeugdige leeftijd onophoudelijk toeroept: ga niet te ver! Dat evenwel sommigen, die meer ijdelbeid dan kinderkennis bezitten, toch in dat gebrek zullen vervallen, zal zeer zeker nog zoo spoedig niet ophouden. On getwijfeld echter zal door eene verstandige regeling het mis bruik beter bestreden worden, dan door de zaak over te laten aan de duizenderlei verschillende inzigten en bedoelingen van particulieren en instellingen. Daarom juichen wij het wetsontwerp toe. Nietomdat wij ons met alles wat daarin voorkomt vereenigen, maar omdat er naar onze overtuiging veel goeds in wordt gevonden, en omdat wij van onze vertegenwoordigers meenen te mogen verwachten, dat zij de zaak rijpelijk zullen ovèrwegen zonder zich daarbij te laten beheerschen door het schreeuwen van sommige bladen, die minder het ware belang der zaak zelve, dan bet belang eener bekrompen partij bedoelen. Zoo lazen wij onlangs in zeker blad, dat het ontwerp bestreedtVrij heid van geweten gaat dieper dan vrijheid van onderwijs." Nu vragen wij in gemoede, of de vrijheid van geweten in het wetsontwerp zelfs in de geringste mate wordt aangerand? Ziedaar slechts voorbeeld onder duizenden, hoe behendig met groote, schoon klinkende woorden wordt omgesprongen, om eene zaak verdacht te maken, waarin men voor zich of zijne partij geen voordeel ziet. De ware vaderlander handelt anders; bij hem gaat het algemeen belang boven het bijzondere maar daartoe behoort eene onbekrompenheiddie men noch bij de TijdDoch bij het Dagblad van 's Gravenhage mag ver- verwachten. Zie onze hoofdartikelen over de examens in nos. 902, 904 en 906. Helder, Nieuvvediep, Willemsoord, enz., 18' Febr. 1870. In ons vorig Dommer van Dingsdag jl. maakten wij melding, dat op dien dag de uit den raad dezer gemeente afgevaardigde commissie bij den Minister van Binnenl. Zaken werd toegelaten1; wij vernemen thans dat hare zending niét te vergeefs is geweest. Op hare dringende vertoogen hééft Z. Exc. de exceptionele toestand van deze gemeente er-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1870 | | pagina 1