HELDSRSCHE COURANT. 1870. JiiruuiS' en Woensdag <flDoertentte--6fttÖ. 30 Maart. M 922. Tiende Jaargang. De Kleine Pers. Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00 Franco per post nu 1-25 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post directeuren. Brieven franco. Do prijs der Advertenties van 14 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertcntiën intezendeu. Ingezonden stukken minstens cén dag vroeger. Uitgever S. GILTJES. n. Een paar bedenkingen, ons gemaakt door een vroeger lezer van de Purmerender Courant, bewijzen, dat men ons vorig artikel niet regt verstaan of aan eene verkeerde bedoeling toegeschreven heeft. Om dus verder misverstand te voorko men zullen wij heden onze beschouwingen voortzetten. In het vorig artikel hebben wij aangetoond, dat wij met den schrijver van het protest in de waarde, die hij aan de kleine pers toekent, verschillen, dewijl hij met zekere voor name minachting daarop nederziet, niettegenstaande hij aan de Purmerender Courant de eer bewijst haar als orgaan te gebruiken, waarvan wij de konsekwentie maar niet kunnen inzien. Laat ons de redenering van het protest verder vol gen, dan zal het ons blijken, dat dit waarlijk niet de eenige ïnkonsekwentie is. Wij lezen: »Wat niemand weet, weten zij, (de kleine bla den), onverschillig of het besproken feit binnen de muren van St. Pieter, of op het Vatikaan te Rome, op de Tuiieriën te Parijs, in de kabinetten van St. Petersburg of van Londen geschied, zij dragen er kennis van, bespreken en beoordeelen het, of zij er bijgeweest waren en breken er den staf over." Verschrikkelijk! Een klein blad, bv. de Alkmaarsche, de Purmerender, de Schager, de Heldersche courant durft spre ken en oordeelen, over feiten in het buitenland, waartoe alleen de groote bladen het regt schijnen te bezittenzelfs daarover den staf te breken. Hoe pedantWij wenschen echter den schrijver eenige vragen te doen. Zijn de schrijvers der groote bladen er dan bij geweest? Nemen zij de berigten niet evenzeer over uit de buitenland- sche bladen Heeft de schrijver een Oübepaald vertrouwen in de zoogenaamde brieven der korrespondenten Zijn de redacteurs der groote bladen alléén in staat een gezond oor deel te vellen over de vraagstukken van den dag en daarover den staf te breken Hebben zij daarvoor welligt een exa men afgelegd Doch genoeg, want wij zouden er nog een aantal vragen kunnen bijvoegen. In een opzigt echter heeft de schrijver gelijker zijn bla den, die heden belangrijke berigten mededeelen, die zij verpligt zijn morgen te herroepen. Indien dit echter met een klein blad het geval is, zal het wel bijna altijd een overgenomen be- rigt zijn, zoodat de schuld wel bij de groote bladeD zal moeten worden gezocht, die daarbij doorgaans een doel hebben, dat toch bevorderd wordt, zelfs al moeten zij later het berigt, dat reeds zijne werking heeft gedaan, weder intrekken. Wij kunnen ons niet voorstellen dat de schrijver zoo zeer een vreemdeling zou zijn in de dagbladpers, dat hij dit niet even zeer zou weten als wij. Hij leze slechts eenige nummers van het Dagblad, en hij zal de bewijzen vinden. Wanneer men bovendien over bestaande feiten geene be schouwingen zou mogen geven, zonder er bij te zijn geweest, zouden zoo min groote als kleine bladen aan hunne roeping kunnen beantwoorden. Slechts één voorbeeld het concilie, welk dagblad-schrijver woont het bij Veuillotzoowel ais de Tijddeelen er niet meer van mede dan zij weten, of dan het publiek mag of moet weten. Het is intussehen bekend, dat het leerstuk der on feilbaarheid van den Paus mede aan de orde is. Zouden nu kleine bladen dat onderwerp niet met hetzelfde regt mogen aanroeren als de groote Zouden ook zij geene vrijheid heb ben dat leerstuk te beschouwen, óf als een zegen voor de kerk, óf als een slag in liet aangezigt van het beschaafde, verstandig denkende deel der menschen Zou hun dat ver boden zijn, omdat hun blad welligt eenige vierkante centi meters minder omvang heeft Wij verklaren den schrijver rondborstig, dat wij er geheel anders over denken. WaDneer dit werkelijk het geval ware, zouden wij bijna wenschen dat zij geheel verdwenen; maar de juichtoon, die sommigen daarover zouden aanheffen, zou het ons in het belang der maatschappij doen betreuren. De volgende redenering van den schrijver zou ons bijna een glimlach op de lippen doen komen. Laat ons zien: »Dat alles is tot zoover niet anders dan grappigen schijnbaar zeer onschuldig. De twisten, de oneenigheden en het wantrouwen, die daaruit voortvloeijen, doen echter het grappige geheel verdwijnen. Toch is dat geschreeuw en ge schrijf wel beschouwd een storm in een glas waterIntussehen zweeft daarboven de engel des verderfs, de godsdiensthaat Wij zullen over het inkonsekwente, weinig logische der redenering niet sprekenmaar ais wij de bedoeling van den schrijver wel begrijpen, stelt hij zich ten doel op de kleine pers den stempel van nietigheid te drukken, door haar te noemen "grappig" en »een storm in een glas water." Toch gaat dit niet best, zoo als hij zelf begrijptdaarom moeten aan haar de kwade gevolgen worden toegeschreven, die men welligt liever moest wijten aan het onverstand of het be krompen ijveren van eene zekere soort van menschen, ten einde de kleine bladen ook aan de verachting te kunnen prijs geven. Dat dit nu den schrijver zal gelukken door bewee ringen, die welligt enkel aan persoonlijke onaangenaamheden haar oorsprong te danken hebben, daarvoor vreezen wij vol strekt niet; maar, dat de kleine bladen den naam van nietig zouden verdienen, daartegen protesteren wij op onze beurt, en, naar wij meenen op betere gx-onden, dan de schrijver voor zijn protest heeft aangegeven. Wij willen de aandacht slechts vestigen op enkele punten, daar het niet mogelijk is, bij het uiteeuloopende karakter der kleine bladen op allen te wijzen. Wij houden ons overtuigd, dat wij den uitslag bij de laatste verkiezingen voor de leden der Tweede Kamer voor een goed deel aan den invloed der kleine pers te danken hebben. Die uitslag moge nu door den een gunstig genoemd, door den ander met leede oogen aangezien worden, dat is hier de kwestie niet, maar dat de kleine bladen daartoe krachtig hebben medegewerkt gelooven wij stellig. Waarom toch zou anders door sommige partijmannen zooveel moeite zijn gedaan, om enkele dier bladen onder hunnen invloed te bekomen En het is ook natuurlijk. Een aantal lezers die de leading- artikelen der groote bladen ongelezen ter zijde leggen, óf omdat zij onderwerpen behandelen die hunne belangstelling niet boeijen, óf omdat zij er te veel en te velerlei in vinden met betrekking tot den tijd, dien zij aan het lezen kunnen besteden, zullen niet nalaten de beschouwingen te volgen van een blad, dat in of bij hunne woonplaats het licht ziet. Denken wij verder aan de plaatselijke belangen, de han delingen van den gemeenteraad, enz.dan kunnen wij volstrekt niet begrijpen, hoe iemand de kleine pers nietig kan noemen teDzij hij eene persoonlijke reden hebbe, om voor zich de kleine bladen te verwenschenmaar dat is immers niet vol doende, om op allen een blaam te werpen Wat nu betreft het kwaad, dat zij stichten, door wantrou wen en godsdiensthaat aan te kweeken, dan zou het de vraag zijn of sommige groote bladen zich niet oneindig meer daaraan schuldig maken, zoo als wij reeds vroeger hebben aangemerkt. Een en ander brengt ons tot de conclusie, dat de schrijver van het protest een oordeel heeft uitgesproken, dat is partijdig en ongegrond. Indien lij het gebeurde tussclien de Hoornsche Crt. en de N. Noord-Holl. als een bewijs mede deelde, dat sommige kleine bladen hunne roepiDg slecht be grijpen, wij zouden daaruit het gevolg hebben afgeleid, dat bet zijne bedoeling ware, de kleine pers te verbeteren, en wij zouden dat hebben toegejuicht; waDt evenzeer als wij over tuigd zijn, dat de kleine bladen een magtigen invloed ten goede kunnen uitwerken, evenzeer houden wij ons verzekerd dat er nog veel te verbeteren valt, zullen zij dat doel bereiken, en elke poging daartoe zullen wij, zooveel wij kunnen, be vorderen. Maar men blijve regtvaardig, en spreke geen vonnis uit over A tot X, omdat IJ en Z gezondigd hebben, want daar door stelt men zich ligtelijk in gevaar te worden verdacht van persoons- of partijbelang hooger te stellen, dan het algemeen belang, hetgeen de schrijver toch zeker niet grappig zou noemen. Mogt men ons contra-protest soms ook een storm in een glas water noemen, wij zullen het ons laten welgevallen, wan neer het ons slechts gelukt is, enze lezers, voor zooverre zij dit behoeven, billijk te leeren oordeelen over de vereischten en het nut der kleine pers in ons vaderland.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1870 | | pagina 1