TStLIJkË MAM) DEK (JUffiïïE HKLüEiï. ADVERTENTIES. LET WEL! Wie was de dader vau die gruweldaad Men herinnerde zich wel, dat te Lyon of op een der volgende stations een reiziger mede plaats genomen had in dien wagonmaar tot welk station hij een billet had genomen en waar hij, eu of hij was uitgestegen kon niemand zeggen. Den volgenden dag, Maandag, tegen den middag werd hij eindelijk ontdekteen boer had op deD weg bij Saulce tusschen de struiken een man vinden liggen slapen en de politie daarvan kennis gegeven, die zich terstond daarheen begaf en zich spoedig overtuigde deu dader van den vree- selijken moord voor zich te hebben. Willem Bayon, zoo heet hij, heeft al spoedig de misdaad 'bekend, die hem niet schijnt te berouwen, ja hij verklaarde, •dat hij het schavot even bedaard zou bestijgen, als hij nu een sigaar rookte. Hij ontkende verder bepaaldelijk, dat diefstal het doel van den moord was. Volgens hem, zou er tusschen hem en A. Lubansky een twist ontstaan zijn over het verschuiven van een kussen de laatste zou hem een oorveeg gegeven, en hem zoodanig gesait hebben dat hij gebruik heeft gemaakt van zijn mes. Werkelijk heeft men bij Bayon slechts een twee stukken van 5 francs gevondenminder pleit voor hem, dat hij reeds wegens diefstal vijf jaar gevangenisstraf heeft ondergaan. De heer Grandperret heeft Zaturdag zijn requisitoir uit gesproken in de zaak van Prins Pierre Bonaparte. Hij neemt daarbij aan, op grond van de verklaringen van de Fon- vielle zelf, dat de prins een slag van Victor Noir ontvan gen heeft, vóór hij op Victor Noir vuur gaf. Stemt bij toe dat de prins is geprovoceerd, hij ontkent dat deze zich op wettige wijze heeft verdedigd. De prins immers heeft gevuurd om zich over den ontvangen klap in het aangezigt te wreken, en voor dat hij door Fonvielle werd bedreigd. Do heer Grand perret eindigde met de leden der jury te verzoeken, dat zij geen vrijspraak zouden uitbrengen. De zitting werd voor een half uur geschorst. Toen zij weder geopend was, protesteerde de heer Lcroux tegen de lasteringen, welke tegen den beschuldigde sedert zijne gevangenneming waren uitgestrooid; hij vertelde hoe zijne levenswijze was, en bewees dat hij den lOden Januarij zich regtmatig verdedigde; spreker eindigde met aan te dringen op vrijspraak. De heer Floquet zag van verdere repliek af. De heer De- mange sprak eenige woorden ten gunste van den beschuldigde. De zitting werd toen kwartier over 5 uur opgeheven en ver daagd tot den volgenden dag, wanneer de jury uitspraak zal doen. Nadat Zondag de zitting geopend was heeft de be schuldigde geprotesteerd tegen de lasterlijke aantijgingen, door de Marseillaise tegen hem ingebragt. Hij verklaarde altijd aan de waarheid hulde te hebben gedaan. De president resumeerde daarop het debat, waarna de jury zich in raadkamer heett begeven om te beraadslagen over de door het Hof gestelde vragen. Zij keerde na ruim een uur in de vergadering terug en de president deelde de beslissing mede. Het Hof sprak prins Pierre Bonaparte vrij van de tegen hem ingebragte beschuldiging van manslag en poging tot manslag Advocaat Laurier vroeg hierop het woord en eischte niette min voor de civiele partij, door hem vertegenwoordigd, eene schadevergoeding van fr. 100,000, uit te keereD aan den heer Louis Noir, den vader van den verslagene. Na eenige beraadslaging in de raadkamer keerde het Hof in de zitting terug en sprak de veroordeeling van den prins uit tot eener schadevergoeding van fr. 25,000 aan den vader van Victor Noir; tevens is de prins in de kosten van het proces veroordeeld. De burgemeester Hansen, te Frederikstadt aan den Eider, liet de vorige week een der ingezetenen bij zich ten raad- huize ontbieden. Naauwlijks was die persoon aldaar het spreek vertrek binnen getreden, of de burgemeester loste drie pis toolschoten op hem, waardoor de man zwaar gekwetst werd. Daarop ontbood hij een van de leden der stedelijke regering, droeg hem zijne functiSn over en stelde zich ter beschikking der justitie. Naar men zegt, bestaat er alle reden tot het vermoeden dat de burgemeester door eene vlaag van krank zinnigheid was overvallen. Onlangs verscheen een echtpaar voor het geregtshof van Chicago, om eene echtscheiding te bepleiten. In den loop van het onderzoek, en in antwoord op eene vraag van den regter, deed een der partijen een zoo hartroerend ver haal, van het geluk, dat hij gedurende de eerste jaren van zijn huwelijk genoten had, dat de spreker zelf er door aan gedaan was en in tranen losbarstte. De regter zelf weende en men bemerkte onder de aan wezigen niet auders dan witte zakdoeken, welke weeneude oogen afwischten. Eindelijk, toen de algemeene ontroering een weinig bedaard was, werd men gewaar dat het echtpaar was verdwenen. Zij waren met elkander verzoend. Zoo als bekend is wordt kracht in warmte omgezet. Een duidelijk voorbeeld van die natuurkundige wet ziet men in een kogel, die, tegen een schijf stuitende, plat en zeer warm wordt. Nu beweegt de aarde zich nog 75000 maal sneller dan die kogel en zoodra zij nu eens tegen een ander ligchaam stiet, eu hier door tot rust kwam, zou er een warmte ontwikkeld worden, die alles in een vuurzee zou zetten. De geleerden onderstellen dat het heelal gevuld is met ecu uiterst fijne stof, welke zij ether noemen. Volgens som migen biedt die echter een merkbaren tegenstand aan de beweging der hemelligchamen, en vertraagt hun loop, waar door zij al kleiner banen rond de zon beginnen te beschrijven en ten slotte op dit hemelligchaain vallen. Sommigen zijn dan ook van oordeel dat de dampkring der zon uit gloeijende wereldbollen bestaat, die daar reeds op gevallen zijn, en door de verbazende liitte, welke zij bij deu val ontwikkelden, in gasvormingen gloeijenden toestand zijn overgegaan. Gaat die theorie op, dan is het vooruitzigt voor de aarde droevig, daar dan ook haar eenmaal het lot beschoren is om als brandstof voor het onderhoud van het zonlicht te dienen. TWEEDE KAMER. Interpellatie van den lieer de CASEMBROOT, over liet stoomschip De Argus. De heer De Casembroot zegt, dat hij eerst nu van deze zaak gewaagt, omdat hij vroeger niet alle bijzonderheden kende en ook omdat hij veronderstelde, dat de Minister zich door een der politieke vrienden zou laten interpelleeren. In ieder geval wenscht hij inlichtingen te erlangen. Het is ook niet tegen den persoon des Ministers, maar als vertegenwoor diger dat hij spreekthet is eigenlijk de natie die de vragen stelt, en niet de persoon van den afgevaardigde. Het is bekend dat in December jl. een Rijksstoomschip is bemand met officieren en manschappen der Ned. Marine, be stemd om in Indië bij het loodswezen te worden gebruikt dat het in zee is gegaan, doch dat het nog vóór het in het Engelsche kanaal kwam, met ruw weder verpligt is geweest dadelijk terug te keeren, omdat het bleek niet geschikt te zijn zee te bouwen. Het is toen gerepareerd. Op nieuw is het in zee gestoken, doch weder onverrigterzake teruggekomen en alsnog gebleken onbekwaam te zijn zee te bouwen. Dadelijk heeft men be- rigten en geruchten in de dagbladen deswege gelezen spre ker wil de Regering nu in de gelegenheid stellen aan te toonen dat 's lands penningen in deze met beleid zijn aan gewend. Hij vraagt lo. Heeft de Minister van Koloniën voor het bouwen van dit schip de concurrentie van de particuliere industrie inge roepen, en, zoo ja, aan wien is het gegund? 2o. Onder welk opzigt is het schip gebouwd en naar wiens plan 3o. Worden de onkosten, die na de aflevering gemaakt zijn, uit de koloniale kas betaald, zoo ook die der aanvaring? Eenige andere vragen des sprekers betreffen nog de quaestie of de zeewaardigheid vooraf geconstateerd is, en of het schip zijn bestemming volgen zal? Spreker besluit hiermede. Hij heeft zijn vragen met wel willendheid geformuleerd, maar hij vordert dan ook, dat de Minister tegenover spreker diezelfde parlementaire welle vendheid zal in acht nemen. Hij eischt dit vooral naar aan leiding van den uitroep des Ministers tegen een mede-afge vaardigde, welke spreker met verontwaardiging heeft vervuld en waarin hij ook een schending van de waardigheid der Kamer ziet. INCIDENT. De Voorzitter roept spreker tot de orde, krachtens het Reglement van Orde; hij gelooft dat de spreker uitdrukkingen gebezigd heeft beleedigend voor den Minister des Konings, en hij verzoekt hem zich in 't vervolg daarvan te onthouden. De heer De Casembroot antwoordt dat de Voorzitter drager en beschermer is van de waardigheid der vergadering. Dit is, zegt hij, aan u ook goed toevertrouwd, en ik ben over tuigd, dat, als gij gehoord had, den uitroep des Ministers tegen den heer v. Sijpesteyn, gij ook met kracht uw hamer zoudt hebben gehanteerd, zoodat de Minister verschrikt zou zijn geworden. De Voorzitter: als de spreker dat meent, dan kan hij ook aan mij overlaten de beoordeeling vau den gang der beraad slaging. Na de hervatting van de zitting begint de Minister van Koloniën met de erkenning van de parlementaire welwillend heid des heeren De Casembroot, die hem de vragen vooraf had medegedeeldde meesten waren echter van technischen aard, en daarop zou zijn ambtgenoot voor de Marine ant woorden. Wat de koloniale vragen betreft, zoo zegt de eerste dat de particuliere concurrentie niet is ingeroepen. De vorige Minister van Koloniën heeft den 26 Mei 1868, op Feyenoord het schip besteld voor rekening van het Departement van Koloniën, en naar het model van den Frans Naereboutde overeenkomst is daarna door mij goedgekeurd. Nopens vraag 3 geeft de Minister te kennen, dat van die onkosten hem tot dus ver niets gebleken is en die wegens de aanva ring aan den Argus zijn berokkend, over vergoeding daarvan is men in onderhandeling. Wijders geeft de Minister te kennen, dat de geldsom, voor O.-I. bestemd, behoorlijk ontscheept is. De Minister van Marine zegt, in antwoord op den aanhef der interpellatie, dat hij niet gesteld is op interpellatiën noch van vrienden noch van anderen. Hij bevestigt wat zijn ambtgenoot voor de Koloniën gezegd heeft, dat de bouw van het schip door zijn voorganger te Feijenoord gelast is, en zulks teregt. Hij voegt er bij dat er voortdurend toezigt is gehoudendat voor een schip geheel is toegerust, de zeewaardigheid niet kan worden geconstateerd, dat het schip beproefd is op stroom, en deswege gunstige rapporten van den kommandant ingekomen zijn. Ten slotte zegt hij, dat het schip op nieuw zijne bestemming volgen zal en het thans zeilende is in de Noordzee. De heer de Casembroot repliceert nog kortelijk en is niet geheel bevreedigd. De heer Nierstrasz leidt uit de gevoerde discussie af hoe noodig het is dat vanwege de Marine streng toezigt bij den aanbouw op particuliere werven worde gehouden. De Minister van Marine beantwoordt nog nader den heer De Casembroot en zegt dat het gevoelen over de zeewaar digheid van een schip zeer betrekkelijk is. De heer De Roo constateert de resultaten der discussie. De heer Nierstrasz teekent protest aan tegen het beweren dat de plannen door den kommandant derzeemagt in overleg met den Minister van Marine zijn onderzocht. Daarin vergist de vorige spreker zich. De heer v. d. Putte wijst er op, dat een commissie gecon stateerd heeft de zeewaardigheid, zoodat het beweren van 't tegendeel een subjectieve meening is. Ook het toezigt is niet slecht. De heer De Casembroot wenscht met een kort woord den heer De Roo die zooveel van de Marine schijnt te weten tegen te spreken dat spreker zou hebben laten doorschemeren de verspilling van 's lands geld. Dat heeft hij volstrekt niet bedoeld. In de dagbladen is dit geschied. Hiermede is deze interpellatie afgeloopen. De zitting wordt hierop gesloten. Vau 18 25 Maart 1870. ONDERTROUWD C. F. Brust, machiuist bij de marine, 2-3 jaren en J. i. ITeuclit, 22 jaren. H. Kerkbod", scheepstimmerman, 2S jaren eu A. Beukenkamp, 29 jaren. J. Slagwater, schippersknecht, 27 jaren en G. O. Strikker, 23 jaren. GEHUWD J. B. de Ruiter eu M. de Vree. J. Dekker eu M. Kuiper. N. Bommel eu D. Kunst. P. G. Teunisse cn J. Brand. BEVALLEN J. G. van Veeu geb. Hendriks, Z. R. Koster geb. Kramer, Z. W. P. R. Wirix geb. Bremmer, Z. G. Kwant geb. Brect, Z. M. Zweers, Z. A. de Beurs geb. Ran, Z. M. C. Mahieu geb. Misdom, D. M. Duivenvoorde geb. Kuape, Z. C. Latjes geb. Dito, D. II. Schol geb. Bood, Z. A. Maret geb. Naastepad, D. K. Grootkerk geb. Hoepelmau, D. L. T. Koch geb. Kalclzky, D. OVERLEDEN J. H. Dito, 41 jaren. A. M. Bal geb. van Brede- rode, 38 jaren. J. C. Moller, 27 jaren. W. Koedijk, 44 jaren. E. Voet geb. vau der Voorst, 51 jaren. N. Krul, 8 weken. J. Nas geb. Gras, 23 jaren. T. Bakker geb. de Boer, 77 jaren. N. Lap, 4 wekeu. Levenloos aangegeven l. Ambtshalve ingeschreven 1. M A R K T B E K 1 G T X. ALKMAAR, 26 Maart. Aangevoerd 7 Paarden f 40 a 152, 29 Koeijen f180 a 225, 112 nuchtere Kalveren f 3.50 a 10, 237 Schapen f 13 a 31 10 Geiteu f 5 a 7, 91 ma. gere Varkens f 16 a 32, 120 Biggen f7 a 15, Boter 70 a 75 ct. per kop^ HOORN, 26 Maart. 7 hectol. Tarwe f 8 a 9, hectol. Rogsc f 24 hectol. Gavst f 5 a fi, 30 hectol. Haver f3.25 a 5.25, hectol. witte Erwteu f 10 hectol. groene Ewtcu f 12 a 14, 10 hectol. graanwe Erwten f 12 a 15, 11 hectol. vale Erwten f 8 50 a 11, 25 hectol. bruine Sooncn f8 a 12.25, 18 hectol. Paarden- boouen f 8 a 9, Mosterdzaad f 20 a 21, Karweizaad f 22 a 23, alles per hectol. 8 Paarden f 50 a 145, 430 Schapen f 16 a 29.50, 135 Kalveren f4 a 10.50, 60 Varkens f 18 a 30, Zeugen fa 220 Biggen f 6.50 a 12.50, 55 Kippen f0.80 a 1.60, 15200 Kipeijeren f 2.40 a 2 70 per 100 stuks, 6300 Eendeijeren f 2.60 a 2.80 per 100 stuks, 2380 kop Boter f 0.60 a (J.65 per kop. ROTTERDAM, 27 Maart. Vi.as. Op liet land was redelijke handel; de groote aanvoer ter markt van heden werd tot vorige prijzen grootcndeels opgeruimd te noteeren 1.70 a 3.30. 28 Maart. De prijzen der aardappelen waren als volgtDuinzand f 5 a 5.25, Zeeuwsche Jammen f2.50 a 3, Roode f2.60, Westervelders f3.25. Met veel aanvoer. LONDEN, 26 Maart. Wol. Sedert de laatste veiling bleef de markt zeer stil. Er werd bijna niets verkocht en volgens de berigteu uit de Engelsche en vreemde fabriek- districten is de handel aldaar geregeld, maar kalm, in afwachting van de vol gende meer belangrijke veiling op 7 April, waarvoor tot heden 116,644 baleu zijn gearriveerd, waarvan 10872 Kaap-, en de rest Australische. Donderdag 31 dezer vertrekt van hier de West- Indische mail. §j8ST" Be ondergeteekende, door vele bezigheden in den laatsten tijd, verhinderd geworden, om van al zijne Vrienden en Bekenden te dezer plaatse persoonlijk afscheid te komen nemen, roept bij zijn vertrek, langs dezen weg, aan allen, een hartelijk vaartwel toe. Helder29 Maart 1870. T. Ii. aUAlJER. Be ondergeteekende berigt bij deze, dat hij, ingaande 1 APRIL, de WINKEL-AFFAIRE heeft overgenomen van J. B.ESSELAAR, aan het einde der Binnenhaven, tegenover de Overhaal. Hij beveelt zich beleefdelijk in ieders gunst, belovende eene prompte en accurate bediening. P.BOSCH. Be ondergeteekende betuigt bij deze zijn hartelijkon dank aan al zijn begunstigers en voornamelijk aan den Heer VAN DEN EMSTER alhier, voor de fijne behandelingmij door hem bewezen. W. A. HARNDEN. Nieuwediep 28 Maart 1870.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1870 | | pagina 3