HELDERSCHE COURANT.
Jlieums- en aSjjo <flDoertenfie=6(aD.
Zaturdag
6 Augustus.
M 959.
Tiende Jaargang.
1870.
Het Concept-Tractaat.
NIEUWSTIJDINGEN.
Verschijnt DIN6SDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00
Franco per po9t 1.25
Men abouneert zich bij allo Boekhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco.
Dc prijs der Ai) verten tien van 1—4 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men dc Advertenticn intczonden;.
Ingezonden stukken minstens ccn dag vroeger.
Uitgever S. GIL T J E S.
Toen wij bij den aanvang van dit jaar onze lezers geluk
wenscliten, hebben wij hen gewezen op den vooruitgang, die
zich overal openbaart en waarvan ook het jaar 1869 op nieuw
de bewijzen heeft opgeleverd. Wij hebben echter tevens de
opmerking gemaakt, dat de woorden waarheid en eerlijkheid
nog maar ai te vaak op den achtergrond worden gedrongen
door het koude, hardvochtige egoïsme, dat niet enkel in het
dagelijksch leven, maar vooral op politiek terrein tamelijk
algemeen den toon aangeeft en de meer edele grondbeginselen
overheersclit. Weinig hadden wij toen gedacht, dat naauwe-
lijks de helft van het aangevangen jaar zou verstreken zijn,
zonder onze bewering op onwederlegbare wijze te staven.
Het is echter verre van ons, dat wij ons daarover zouden
verheugen, integendeel, wij betreuren het diep; wij hadden
gewenscht dat wij toen te veel pessimist waren geweest
doch het tegendeel is waar. Wij zien er geen nadeel in,
daarop de aandacht te vestigen, maar veeleer een groot nut.
Wordt het gevaar minder, wanneer wij daarvoor de oogen
sluiten Alleen door het flink onder de oogen te zien, kun
nen wij ons daartegen wapenen. Wij willen daarmede niet
gezegd hebben, dat ons vaderland in dreigend gevaar ver
keert maar nog veel minder zouden wij toestemmen, dat op
gronden van waarschijnlijkheid geen gevaar te wachten staat
en hoogst laakbaar zouden wij het noemen, indien niet alle
mogelijke voorzorgen werden genomen, om, indien het on
verhoopt mogt verschijnen, in staat te zijn het moedig te
bestrijden.
Het zal niet noodig zijn te zeggen, dat wij hierbij het oog
hebben op het concept-tractaat tusschen Pruisen en Frankrijk.
Het zou moeijelijk zijn meer openlijk der waarheid en eerlijk
heid een slag in het aangezigt te geven, dan daarbij is ge
schied. Wij achten het geheel nutteloos woorden te ver-"
spillen aan redeneringen over de waarschijnlijkheid, ofBene-
detti of Bismarck het eerst met die zaak is begonnen. De
een werpt de schuld op den ander, en beiden bewijzen dus
allerduidelijkst, dat zij eigentlijk het ontwerp schandelijk vinden.
Toch moet één van beiden het hebben geopperd, en het zou
toch niet van verstand of diplomatiek doorzigt getuigen, zulke
denkbeelden uit te spreken, zonder vooraf te hebben gedaan,
hetgeen men noemt tater le terrein (polsen). Verder schijnt
de een het te hebben gedicteerd, de ander geschrevenmen
heeft wel geen gevolg daaraan gegeven of kuDnen geven, maar
toch hebben zij gezwegen en geen van beiden schijnt het met
verachting van de hand te hebben gewezen, want in dat ge
val zou het niet op schrift bestaan. Zonder dus den een boven
den ander te willen beschuldigenmeenen wij gerust te mogen
beweren, dat geen van beiden daaraan onschuldig is geweest,
en dat is, naar ons oordeel, meer dan voldoende om onze
bewering te bevestigen, dat de politieke eerlijkheid nog vol
strekt niet algemeen gehuldigd wordt, en wij noemen dat een
treurig verschijnsel.
Het hoofddoel van het tractaat is vermeerdering van beider
grondgebied ten koste van een kleineren staat, welks vrijheid
beiden mede hebben gewaarborgd, en waarover zij zich mede
eene soort van voogdij hebben laten welgevallen. Wat is dat
anders dan de uitoefening van het regt van den sterksten
Is dat dan vooruitgang Of is het niet veeleer een terugkeer
tot de onbeschaafde middeleeuwen En zoo iets zou beraamd
zijn tusschen twee rijken, die reeds zoo magtig zijn, die zich
in beschaving beschouwen te staan op den hoogsten trap,
waarvan het een in zoovele opzigten aan geheel Europa meent
den toon te kunnen geven in alles wat den naam van schoon
en edel mag voeren, terwijl het ander zich telkens beroept
op Gods genade, op den bijstand van een wezen, dat de
waarheid zelf is Als men het niet had zien gebeuren, zou
men het naauwelijks kunnen gelooven maar het verwondert
ons dan ook niet, dat beiden ongenegen zijn het vaderschap
over dergelijk ontwerp op zich te nemen, en liever handelen
als een paar schooljongens, waarvan de een, zoodra er straf
te wachten is, zegt»Jan heeft het begonnen," terwijl de ander
nog een toontje luider roept: »neen meester, Piet is begonnen."
Dat tractaat moge ons echter met verontwaardiging ver
vullen, het moge ons bedroeven, dat de woorden waarheiden
eerlijkheid nog zoo weinig invloed uitoefenen, dat de schoonste
betuigingen van edelmoedigheid gebruikt worden om plannen
te verbergen, die het licht niet mogen zien, toch meenen wij
ons overtuigd te mogen houden, dat de geheele zaak meer
vóór-, dan nadeel zal te weeg brengen. Het doet ons denken
aan de woorden van Jozef, toen hij zich aan zijne broeders
bekend maakte, en zeide: «Gij lieden had kwaad tegen mij
bedacht, maar, enz." Wij zullen dit met enkele woorden
trachten aan te toonen.
Het traktaat geeft eene geduchte les aan hen, die zich door
het vertrouwen op beloften zouden laten verleiden tot zor
geloosheid. Wij zien toch, wat die beloften soms beteekenen,
zoodra andere belangen in het spel komen. Al had het be
ruchte traktaat geen ander nuttig gevolg dan dit, dan reeds
zou het vooral voor kleine rijken, waartoe ook ons vaderland
behoort, veel goeds stichten, want het bewijst op nieuw de
waarheid der spreuk: «God helpt, die zichzelven helpen."
Er is echter nog iets. Het openbaar maken van het concept-
tractaat moet noodzakelijk de uitvoering moeijelijk, zoo niet
onmogelijk maken, althans in de eerste tijden. Het is waar,
voorwendsels zijn altijd te vinden en omstandigheden kunnen
veel afdoen, maar het voordeel, dat men niet zou kunnen
verkrijgen, dan door zich aan verachting prijs te geven, is
toch niet zonder gevaar, en men bedenkt zich vooraf twee
maal. Immers de twee oorlogvoerende magten zijn niet de
eenige, die de onzijdigheid van Belgie hebben gewaarborgd,
en voor alsnog is het ten minste niet te wachten, dat de
andere mogendheden dergelijke plannen lijdelijk zouden kunnen
zien ten uitvoer leggen, dewijl zij dan vrijwillig een gedeelte
der schuld zouden op zich nemen, die ieder tracht van zich
af te werpen.
Bovendien zien wij nu, waaraan wij ons te houden hebben.
Niemand zal toch ontkennen, dat wanneer Belgie werd ge
annexeerd, de positie van Nederland verre van geruststellend
zoude zijn. Die overtuiging zal elk Nederlander aansporen,
om blymoedig zich eenige opofferingen te getroosten, liever
dan later zichzelven te moeten verwijten, dat men door zorge
loosheid zijn val heeft verhaast. Dat zal het kleingeestig ijveren
van de verschillende partijen tot zwijgen brengen, daar het
hier zou kunnen gelden, niet de vraag«welke partij is aan
het bewind?" maar «hoe zullen wij ons vaderland behouden?"
en, waar zulk eene alles overheersehende kwestie aan de orde
is, dient partijbelang toch wel te zwijgen.
Wij vinden dus in de zaak werkelijk redenen om ons be
moedigd te gevoelen, doch te gelijkertijd een ernstige ver
maning, om onze eigene krachten te oefenen, ten einde niet
afhankelijk te zijn van het bon plaisir van magtige naburen.
Wel is het te wensclien, dat onze onzijdigheid ongeschonden
blijve, en onverantwoordelijk zou het zijn, die door onbe
dachtzame woorden of daden in gevaar te brengen, maar dan
ook moeten wij tevens toonen, dat zij ons dierbaar genoeg
is om ze met alle kracht te beschermen. Onze regering toont
hare roeping te gevoelen; zouden wij, burgers, dan achter
blijven Wij herhalen'hetHij die een eerlijken strijd vreest,
is waard overwonnen te worden
Toen dit artikel gereed was lazen wij ook in de Arnhem-
scïie Courant een opstel over hetzelfde onderwerp, en ontwaar
den met genoegen dat wij in onze beschouwingen niet alleen
staan. Red.
Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz. 5 Aug. 1870.
Ia de gisteren te Schagen gehouden vergadering van
de Centrale Kiezersvereeniging in het kiesdistrict Alkmaar,
waren ruim 50 leden opgekomen.
De vergadering werd gepresideerd door den lieer rnr. W.
van der Kaay.
Het doel der vergadering was het stellen van een candi-