HELDERSCQE
COURANT.
Jiieuros- en
Zaturdag
<flöt)cr(enliC'Ofn&.
8 October.
M 977.
Tiende Jaargang.
1870.
Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00
Franco per post n 1-25
Men abouneert zich bij alle Boekhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco.
De prijs der Ad verten tien van 14 regels is 00
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertentiën intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
GILT J ES.
Officieel gedeelte.
POLITIE.
Ten burele van den ondergeteekende gedeponeerd EEN
BREIWERK.
A. C. BOONZAJER,
Commissaris van Politie.
J2ict-ntfiriccl gedeelte.
De briefwisseling tusschen Jhr. van FOREEST
en Generaal KNOOP.
Wij hebben over de aanbieding van den heer v. F. tot
heden gezwegen, omdat wij eerst het juiste antwoord van den
heer K. wenschten te kennen. Wij wisten wel, dat de heer
K. had geweigerd, en dat was van elk man van eer te ver
wachten, hoeveel te meer van een onzer eerste aanvoerders
van het leger; maar waarom? in welke termen? Dat wisten
wij niet, en wij beschouwden het als onbescheiden ons oordeel
uit te spreken, alvorens het te weten.
Nu is het antwoord ons allen bekend, en wij verheugen
ons een candidaat te hebben ondersteund, wien blijkbaar de
eer boven alles gaat. Des te meer betreuren wij echter de
houding van die kiezers in ons district, welke hebben mede
gewerkt, om dien man, althans voorloopig buiten de Kamer
te houden, en wij betwijfelen of de conservatieve partij
door den loop, dien de zaak thans heeft genomen, niet meer
heeft verloren dan gewonnen.
De heer v. F. heeft vroeger verklaard, bij het aanvaarden
zijner candidatuur, «voornemens te zijn zijn mandaat neder
te leggen, zoodra de omstandigheden deu heer K. zullen ver-
oorlooven de actieve dienst te verlaten en zijn zetel weder
te kunnen innemen, dewijl het hem tegen de borst zou stuiten,
om het terugkeer en in de Kamer onmogelijk te maken aan
een man, die haar uit vaderlandsliefde verlaten heeft."
Wij hebben toen in ons blad de loyauteit van den heer
v. F. niet betwijfeld, maar toch tevens ronduit verklaard,
met dat voornemen weinig te zijn ingenomen, le. omdat het
lidmaatschap der Kamer niet eene taak is, die men uit be
leefdheid aanvaardt, of nedcrlegt, of aan een ander overdoet;
2e. omdat de heer v. F. indien hij naar overtuiging conser
vatief is, niet vrijwillig mag Doch kan aftreden zonder zijne
partij te beleedigen en aan zijne overtuiging te doen twijfelen.
Wij hebben dat tegenover sommige, zelfs liberale bladen,
staande gehouden en zelfs als ons gevoelen uitgesproken,
dat, indien het niet de heer van F. ware, die het zeide, wij
aan sirenentaal zouden denken.
Naar het ons voorkomt behoeven wij niets van het gezegde
terug te nemen. Wat zien wij toch nu wel en wat zien wij
niet gebeuren?
De heer v. F. vraagt den heer K. of hij de actieve dienst
wenscht te verlaten, en bereid is de candidatuur aan te ne
men, in welk geval de heer v. F. zijn mandaat volgens belofte
zou nederleggen.
Die schriftelijke vraag geeft veel stof tot denken. Zou de
heer v. F. niet hebben ingezien, dat dergelijk aanbod door
een man van eer niet kan aangenomen worden, zonder zich
te compromitteren? Men stelle zich voor: de generaal K. zou
zijn lidmaatschap te danken hebben aan de goedheid, de be
leefdheid van den heer v. F. den medeaanvoerder zijner
tegenpartij
Wij gelooven niet, dat hier de bedoeling bestond deu heer
K. te beleedigenwij willen liever veronderstellen, dat de
heer v. F. zich door goedhartigheid tot dien zonderlingen
stap heeft laten vervoerenanders toch zouden wij aan si
renentaal moeten denken. Doch waaraan moeten wij zijne
bereidwilligheid om af te treden dan toeschrijven? Behoeft
de partij van den heer v. F. zijn bijstand in de Kamer niet,
omdat zij ook zonder hem sterk genoeg is? Maar dat weet
toch iedereen wel beter. Of verkeert zij soms in een toestand,
dat de medewerking van den heer v. F. niet meer kan baten
Maar de gezagvoerder verlaat zijn schip niet, zoolang er nog
redding mogelijk is. Of zou soms verwacht zijn geworden,
dat de edele daad van den heer v. F. hem zoodanig de sym
pathie der kiezers zoude hebben verworven, dat hij naar alle
waarschijnlijkheid toch op nieuw zou zijn gekozen, waardoor
zijne partij zich op een luisterrijken zegepraal had mogen
beroemen Ofschoon wij die verwachting niet koesteren toch
zouden wij dan al wederom aan sirenentaal beginnen te den
ken. Wij herhalen het, die bereidwilligheid geeft veel stof
tot denken.
Wat wij echter niet zien gebeuren
De heer v. F. had, zonder schriftelijke vragen tot den hr.
K. te rigten, zijn mandaat kunnen nederleggen. In dat geval
zou de heer K. de candidatuur hebben kunnen aanvaarden,
zonder verpligtingen te hebben aan zijn tegenstander; in dat
geval zou de heer v. F. (hij boude het ons ten goede) zijne
belofte op loyale wijze hebben gehouden, terwijl hij die nu,
gelijk wij vroeger hebben voorspeld, wel niet schendt, maar
toch zoodanig vervalt, dat zij alle waarde geheel verliest.
Het komt ons voor, dat dit nog veel meer stof tot denken geeft.
Stellen wij hier nu tegenover het antwoord van den heer
K. Hij erkent bereid te zijn de actieve dienst te verlaten.
Hij komt er openlijk voor uit, dat het lidmaadschap der
Kamer aan zijne eerzucht beantwoordt. Maar met mannelijke
taal, met de taal van den soldaat, verwerpt hij elk gunstbe
toon van ieder, maar vooral van tegenstanders, die hem, den
man van eer, gebrek aan loijauteit hebben durven verwijten,
alsof dat verwijt zelf niet het grootste bewijs ware, dat hij
die het doet, al ware het zelfs de redacteur van het Haag-
sche Dagblad, niet weet wat loijauteit is, Wanneer wij nu
eene vergelijking maken tusschen de handeling van den heer
K. en die van zijne tegenstanders, dan laten wij de conclusie
aan onze lezers zeiven over.
De loop, dien de zaak heeft genomen, moge ons dus den
heer K. doen hoogachten, des te meer verwonderen wij ons,
dat het «Vaderland" en het «Handelsblad" de handelwijze
van den heer v. F. schijnen goed te keuren. Met allen eer
bied voor de beide bladen, schroomen wij niet openlijk als ons
gevoelen uit te spreken, dat dit geen diep doordenken bewijst.
Men kan de daad van den heer v. F. niet toejuichen, zon
der die van den heer K. bepaald af te keuren en naar ons
oordeel is deze toch van dien aard, dat zelfs zijne tegen
standers ze inwendig moeten goedkeuren althans regt laten
wedervaren, al komen zij er niet openlijk voor uit. In dit
gevoelen worden wij bevestigd door het berigt, dat het Haag-
sche Dagblad daarvan geeft en in navolging ook zijne dou
blure de N. Alkm. Ct. Immers het deelt de zaak mede zonder
het te wageu haar te berispen, wat het zeker niet zou heb
ben nagelaten indien het daartoe termen had kunnen vinden.
Toch moeten wij hierbij eene opmerking voegen, die dat blad
wederom geheel karakteriseert. Het schrijft namelijk «dat de
generaal Knoop, in antwoord heeft betuigd, geeno candidatuur
in het district Alkmaar te begeeren", en dit wordt ook let
terlijk aldus in de N. Alkm. Ct. overgenomen. Wij hebben
in ons vorig noramer den brief van den heer K. medegedeeld
en vragen nu in gemoede, of het niet getuigt van eene schan
delijke verdraaijing der waarheid, wanneer men door de weg
lating van het woordje «thans" en het slot «wanneer daartoe
door den heer v. F. dat lidmaatschap moet worden neder gelegd",
de zaak in een ander licht plaatst. Wij zouden geen lust
gevoelen critiek te oefenen op de bewoordingen van het Dag
blad, dewijl er geen enkel nommer in het licht verschijnt,
waarin de waarheid, zoo zij al niet geheel wordt geloochend,
dan toch zoo dubbelzinnig voorgesteld wordt, dat zij bijna
aan het tegenovergestelde doet deukengetuigen de berigten
van den oorlog, zoodra zij ongunstig zijn voor de Franschen.
Wanneer wij echter zien, dat andere bladen niet schromen
zulke berigten over te nemen, en daardoor den man van ka
rakter in een twijfelachtig daglicht te stellen, dan achten wij
ons verpligt onze lezers op de onjuistheid van dergelijke be-
berigten opmerkzaam te maken. Wij doen dit vooral in dit
geval, dewijl daaruit zou moeten worden afgeleid, dat de lieer