HEIDERSC
COURANT.
Jïieums* en
Zaturdag
flöoertentte-öfttö.
29 October,
Tiende Jaargang.
De Vredebond.
M 985.
1870.
Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00
Franco per post n 1.25
Men abonneert zich bij alle Bockhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco.
De prijs der Adverteistien van 14, regels is GO
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Adverteutiën intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. GILTJES.
ijcüccïtL'.
POLITIE.
Ten burele van den ondergeteekende zijn de navolgende
gevonden voorwerpen gedeponeerd: 1. een gouden OORBEL-
DAMESKRAAG (bont); 3. een Eranseh
LETJE; 2. een
BOEKJE 4. een SLEUTEL.
Helder, 28 Oct. 1870.
A. C. BOONZAJER,
Commissaris van Politie.
J3iet-ojficiM gcöccltc.
Ware ontwikkeling brengt de volken tot een juist begrip
van regt en pligt. Dezen houden elkander in evenwigt, en
waar dat het geval is, wordt de oorlog van zelf uitgesloten.
Zoodra echter de magt, als het zwaard van Brennus, in de
ééne schaal wordt gelegd, is het evenwigt verbroken, en de
oorlog staat voor de deur. Wij meenen de heerschzucht der
vorsten vrij wel hij het zwaard van Brennus te kunnen ver
gelijken. De waarheid van het boven gezegde wordt daardoor
niet omgestooten, maar bevestigd.
Is het niet te verwonderen dat in onze, in vele opzigten
zoo ontwikkelde eeuw, nog door velen de vorsten worden
beschouwd als staande boven en buiten het volk Nog altijd
is er veel overgebleven van het middeleeuwsche denkbeeld
van "koningen bij de gratie Gods, en dat is werkelijk te be
treuren. Zelfs de goede vorsten worden daardoor ongemerkt
gebragt tot eene soort van geringschatting des volks; maar
waartoe moet het dan niet de minder goede vervoeren En
toch, wat is de vorst Immers niets anders dan de voorste
en eerste staatsburger? Wat dus bet juist begrip betreft van
een evenwigt, berustende op regt en pligtdit is voor den
vorst als den eersten des volks even noodzakelijk, als voor
de burgers. De magt wordt hun meer of minder regtstreeks
door het volk verleend; zij hebben het regt daarvan gebruik
te maken, om de belangen der burgers te bevorderen en het
vaderland met hunne medewerking te beschermenstellen zij
echter dynastieke belangen of persoonlijke gevoeligheid boven
bet belang des volks, dan vergeten zij hunnen pligt, zij maken
misbruik van de bun verleende magt; bet evenwigt is ver
broken de vorst plaats zich dan buitenboven bet volk, en
dat is in strijd met de regten van den menscb.
Wij begrijpen wel, dat deze redenering niet door allen zal
worden goedgekeurd. Men zal zeggen, dat zoodoende de vorst
niets anders wordt dan een popdat hij koning is in naam
maar eigenlijk de dienaar zijner onderdanenmen zal ons
republikeinen noemen en beweren dat wij de koningen willen
afschaffen dat wij de volken tegen de vorsten opruijen en
de Hemel weet wat niet al meer. (Men leze slechts het Dag
blad Al die hoogdravende woorden en beschuldigingen kun
nen ons echter niet overtuigen, dat wij verkeerd redeneren.
Wij zijn niet meer republikeinscb- dan konings-gezindelke
regering, die het evenwigt tusscben regt en pligt weet te
bewarennoemen wij goedmaar wanneer wij verpligt zou
den zijn den vorsten de magt te verleenen, hunne onderdanen,
zoo als heden ten dage geschiedt, ter slagtbank te voeren,
om aan eigen heerschzucht te voldoen, dan liever de repu
bliek. Zooverre is bet echter in ons vaderland nog niet ge
komen, en wij hopen niet, dat bet ooit zoo verre komen zal.
Wij spreken echter niet bepaald over Nederland, maar
over de vorsten en volken in het algemeen, en dan vragen
wij met den meesten ernst! «Erkennen alle vorsten de reg
ten hunner onderdanen Vergeet niet één hunner zijne pligten
Zoodra nu bet juiste begrip van regt en pligt zich ont
wikkelt, en door zulke vreeselijke dingen, als wij heden zien
gebeuren, wordt wakker geschud, dan is bet zeer natuurlijk,
dat men er aan begint te denken, de magt der vorsten, die
zoo vaals het evenwigt heeft verbroken, te beperken, of althans
bet misbruik voor te komen. Twee middelen komen ons
daarbij voor den geest: of den vorsten een gedeelte hunner
magt te ontnemenof een andere magt daar tegenover to
stellen, die het misbruik kan beletten. Eene beschouwing
van deze twee middelen kan, met het oog op de tweede hoofd
oorzaak van de oorlogen, welligt nuttig zijn.
Het eerste middel beeft reeds terstond iets, dat ons tegen
de borst stuit. Wij willen, dat de vorsten de regten der
burgers eerbiedigen en handhaven, maar dan mogen de laat-
sten toch niet beginnen met de regten der eersten te schen
den. En dat zou het toch zijn, wanneer zij hun iets ontna
men, dat zij hun vroeger zeiven hebben geschonken, en waarop
zij dus een zeker regt hebben verkregen. Wij willen ons
thans alleen bepalen tot de magt, die den vorsten is verleend,
om oorlog te verklaren en vrede te sluiten. Ziedaar eene zaak,
waarover reeds veel voor en tegen is geschreven, maar wij
schromen niet als onze overtuiging uit te sprekendat van
beide zijden de argumenten ons soms hebben doen glimlag-
cben en zeker niet weinigen met ons.
De voorstanders gaan natuurlijk uit van bet standpunt, dat
wij straks aangenomen hebbendat de vorst de eerste staats
burger is; dat bet met het menschelijk regt strijdt, dat de
Vorst willekeurig over het leven van zijne onderdanen be
schikt; dat de vorsten zijn voor het volk, niet bet volk voor
de vorsten. Dat op den voorgrond stellende komen zij tot
de conclusie, dat zij het regt niet langer behooren te bezitten
den oorlog te verklaren. Verder voeren zij aan bet voor
beeld van koning Wilhelm en den ex-keizer Napoleon, en
beweren, dat noch de Pruisen, noch de Franschen den oor
log wilden, en dat dus de schuld enkel te zoeken is bij de
vorsten of regeringen.
Anderen, die meer gematigd zijn, begrijpen toch ook, dat
het maar zoo niet gaat, hun een regt te ontnemen, dat de
grondwet bun verleent. Alleen dan, wanneer de vorst vrij
willig daarvan afstand doet, kan die verkeerdheid worden
afgeschaft zonder de regten van den vorst te schenden.
Daarom willen zij den vorst daartoe uitnoodigen zij willen
hem den wensch zijner onderdanen te kennen geven, in do
hoop dat hij dan moge besluiten dien wensch te vervullen.
Hooren wij nu de tegenstanders, dan is de gedachte reeds
majesteit-schennis, hoeveel meer het verzoek.
Het is zeggen zij eene zijdelingscbe beschuldiging van den
koning, waartoe althans in Nederland geen aanleiding bestaat.
Het gevoelen van verschillende staatkundigen (natuurlijk van
dezulken die er tegen waren) wordt aangehaald. Een koning
heeft immers toch niet de vrije beschikking over 's lands gel
den en kan dus geen oorlog verklaren die niet dringend in
liet belang des Lands gevorderd wordt. Het afschaffen zou
ook niet baten want de koning zou dan toch de noodzake
lijkheid van den oorlog kunnen in het leven roepen. Men
zoekt de laatste overblijfselen der koninklijke magt te vernie
tigen. Het zou in strijd zijn met het nationaal belang.
Doch genoeg over de argumenten vóór en tegen. Het valt
terstond in het oogdat van beide zijden vrij wat overdrij
ving plaats heeft doch van de tegenstanders zeker niet het
minst.
Wij willen gaarne erkennen, dat wij het met de voorstan
ders in beginsel eens zijn namelijkdat de vorst het regt
van oorlog en vrede niet behoort te bezitten. Maarwij her
halen het nu hun dat regt eenmaal verleend is mag het
hun niet ontnomen worden. Deden de vorsten in overeenstem
ming met den geest van onzen tijd daarvan vrijwillig af
stand wij zouden hun besluit toejuichen maar hun dat te
verzoekenis naar ons oordeel eene soort van zedelijken dwang,
hetgeen zachtst uitgedrukt onbetamelijk is zonder nog daar
bij te voegen dat dergelijk verzoek, uitgaande van een klein
gedeelte der burgers, althans tamelijk voorbarig mag worden
genoemd. Alleen danwanneer de overgroote meerderheid
der burgers van het wenschelijke doordrongen waszou iets
dergelijks welligt kunnen plaats hebben maar dan zouden
de vorsten zeiven het welligt onnoodig maken.
Als wij echter de argumenten der tegenstanders wat naauw-
keurig gaan wegen dan blijkt daaruit duidelijk dat zij te
gen de zaak zelve hevig ingenomen zijn, maar minder omdat