HELDERSCHE COURANT.
M 992.
1870.
Jïieums-- en
Woensdag
30 November.
Tiende Jaargang.
Acta, non Verba.
Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.00
Franco per post n a 1*25'
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Pöst-
directeuren. Brieven franco.
De prijs der Adverteren van 14 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertenticn intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. GILT J ES.
ii.
Wij herinneren onzen lezers eene vroegere uitdrukking van
dén heer Groen van Prinsterer, hierop nederkomende, dat wij
Nederlanders minder van den oorlog te duchten hebben dan
van den vrede. Het schijnt ons toe, dat alles, wat wij in het
buitenland zien plaats hebben, wel geschikt is om die woorden
te bevestigen.
Wij hebben in den laatsten tijd veel zien gebeuren, dat ons
raadselachtig toeschijnt, en het verwondert ons volstrekt niet,
dat niet alleen de Franschen, maar velen met hen aan ver
raad beginnen te denken.
De Franschen begonnen den oorlog en tot ieders verwon
dering bleek het zeer spoedig, dat zij in het geheel niet be
hoorlijk waren voorbereid. Het ontbrak hun aan de noodige
middelen, aan bekwame aanvoerders, aan een wel doordacht
krijgsplan, aan plaatselijke kennis, in één woord aan alles,
wat voor een dergelijken oorlóg noodig is. Was Napoleon
zelf daarmede niet bekend, dat ons stof zou geven tot be
vreemding, dan toch stellig zijne raadslieden wel. Evenwel
wordt de oorlog begonnen. Moeten wij nu denken aan ge
brek aan doorzigt, of aan onbekwaamheid Wij kunnen het
niet aannemen; het zou al te dwaas zijn; wij moeten wel
besluiten te gelooven, dat er verraad is gepleegd.
De Pruisische regering neemt den schijn aaD, den oorlog
niet te willen, daartoe gedwongen te worden, daarop volstrekt
niet voorbereid te zijn; en toch zien wij haar geheel gereed
te velde verschijnen met een ontzaggelijk leger, bekwame aan
voerders en een wel doordacht krijgsplan. Hoe kunnen wij
nu aannemen dat de oorlog hen verrast heeft, dat zij dien
met weerzin voerden Van Fransche zijde is vaak be
weerd, dat zij daartoe gedwongen wilden worden, en den oor
log op behendige wijze onvermijdelijk hebben gemaaktwie
zal het beslissen
In ieder geval blijkt, zoowel uit het een als het ander, dat
er geheime bedoelingen moeten bestaan, die achter de woor
den en verzekeringen der diplomaten verborgen worden ge
houden maar wanneer wij zulke belangrijke gebeurtenissen
zien plaats hebben, die hadden kunnen voorkomen worden,
dan kan men toch veilig tot de gevolgtrekking besluiten, dat
het doel wel veelomvattend moet zijn. Men wijdt toch niet
zoovele duizenden aan den dood, men maakt toch niet nog
maals zoovele duizenden rampzalig, men verwoest niet zoovele
steden en landstreken, men verbrandt geene dorpen, men put
toch niet van weerszijden de bronnen van welvaart uit zonder
vooruitzigt, om zich op eene andere wijze schadeloos te stellen.
Maar op welke wijze Zal de overwonnene alléén daarvoor
moeten boeten
Wij hebben het leger van Mac-Mahon zien heen en weder
trekken, onder of buiten den invloed van Napoleon, schijnbaar
althans zonder bepaald doel, tot het zich eindelijk te Sédan
laat insluiten en krijgsgevangen maken. Napoleon reikt be
daard zijn degen over aan den koning van Pruisen.
Voor Metz. zien wij hetzelfde plaats hebben met het leger
van Bazaine, die nog altijd de republiek niet heeft willen
erkennen. Van krachtige pogingen, om zich door de bele
geraars heen te slaan, hebben wij niets vernomenwel van
kleine gevechten, die zonder beteekenis waren.
Wij vermeten ons niet over beide voorvallen een bepaald
vonnis te vellen. Moet het echter niet ieder, die een gezond
oordeel bezit, uiterst bevreemden, dat twee zoo aanzienlijke
legers zich op eene zoo weinig eervolle wijze onschadelijk
laten maken Aan den moed der Fransche soldaten hebben
wij nog geen reden gehad te twijfelen, kunnen wij het dan
het Fransche volk ten kwade duiden, dat het de schuld geeft
aan de aanvoerders der legers, aan de vrienden van den
keizer, aan dezen zeiven, en dat zij hen van verraad beschul
digen
Van meer belang is het echter, daarbij een blik te vesti
gen op de houding der Pruisische regering
Nog altijd blijven Pruisische opperbevelhebbers betuigen,
dat de oorlog niet wordt gevoerd tegen het Fransche volk,
terwijl tevens de regering aan Napoleon een prachtig verblijf
aanbiedt en hem de meeste eer doet bewijzen. Zij veroorlooft
de keizerin hem te bezoeken, en verhindert niet dat zijne
vrienden hem omringen. Zij houdt tegelijkertijd drie h vier
honderd duizend Fransche soldaten in Duitschland geïnter
neerd met een aantal der bekwaamste aanvoerders. Van de
raadselachtige togten van Bourbaki uit Metz naar de keizerin
willen wij niet eens spreken.
Voegen wij daarbij de taal der Duitsche bladen over de
keizerin-regentes en over het onmogelijke, om met de voor-
loopige regering te onderhandelen, dan verwonderen wij ons
nog meer. Deze weigering staat toch in veel naauwer ver
band met het volk, waartegen Pruisen zegt niet den oorlog
te voeren, dan een keizer, die gewetenloos datzelfde volk
rampzalig heeft gemaakt, en die thans in een lustslot door
eerbewijzingen omringd wordt. Zelfs het manifest, dat die
zoogenaamd gevangen keizer openbaar maakt, wordt niet be
lemmerd, niet wederlegd, niet met bespotting ontvangen,
waarvan anders de »Ivöln. Zeitung zoo bijzonder den slag
heeft; daarentegen wordt Jacoby gevangen gezet, omdat hij
de annexatie van den Elzas afkeurde. Men zou toch bijna
moeten denken, dat de Pruisische regering bedoelingen heeft,
waarbij zij van Napoleon reden heeft meer te verwachten,
dan van een geacht Pruisisch burger.
Die bladen geven echter nog meer reden tot nadenken.
Bèlgie heeft het altijd gedaantelkens worden daarop aan
merkingen gemaakt. Zonder te denken aan den hoogst moeije-
lijken toestand waarin dat rijk geplaatst is; niet eerbiedi
gende de blijkbare eerlijkheid en trouw, waarmede de Belgi
sche regering hare onzijdigheid handhaaft, lezen wij soms ha
telijkheden, die ons als van zeiven doen denken aan het
spreekwoord»wie een hond slaan wil, vindt ligtelijk een
stok. Waar is dan toch de sympathie van Pruisen gebleven
die vroeger scheen te verhinderen dat Napoleon zich daarvan
meester maakte.
Het zou bijna den schijn verkrijgen, dat Pruisen daarom
trent thans meer onverschillig was geworden maar als België
eens bij Frankrijk konde gevoegd worden, zou Pruisen zeker
wel iets anders als equivalent vorderen. Immers men kan dat
verwachtten, dewijl de regering zonder equivalent zelfs den
Parijzenaars geene levensmiddelen gedurende den wapenstil
stand wil toestaan. Maar welk equivalent zou dat moeten zijn
Nederland
Als wij op de dagbladen (vooral de vriendelijke Köln. Zei
tung) mogten afgaan, dan zou dat denkbeeld zoo vreemd niet
zijn. Wij herinneren slechts aan den toon, die zij voerden
over het zalm-traktaat, over het leggen van bruggen over de
Nederlandsche rivieren, over de zaak der steenkolen, over de
Buxemburgsche zaak, enz. Een en ander zou toch de zaak
niet zoo geheel onbegrijpelijk maken. Nederland zou waarlijk
voor Pruisen een niet onbelangrijke aanwinst zijnmisschien
zelfs te verkiezen boven den Elzas.
Maar Engeland zou zoo iets toch nimmer gedoogen
Met leedwezen moeten wij erkennen, dat de Engelsche re
gering haar prestige voor een goed deel aan eigenbelang heeft
opgeofferd. Wij houden ons verzekerd, dat de Engelsche baat
zucht grootendeels de oorzaak is, dat de oorlog nog niet ge
ëindigd is, en dat Engeland de gevolgen zijner laauwheid zeer
zeker zal ondervinden. Beeds nu durft een Duitsch blad zeggen:
»Het is niet de vraag wat Engeland zal doen, maar wat het
Jcan doen." Het zou moeijelijk zijn, met meer minachting van
een der groote mogendheden te spreken, maar dat rijk heeft
het zichzelven op den hals gehaald door hetgeen de Arnli. Cou
rant niet geheel ten onregte noemt »zijne katoen en bedde-
winkelpolitïek." Indien er dus werkelijk gevaar voor ons
vaderland bestond, vreezen wij dat Engeland ons niet zou
kunnenzoo het ons al zou willen redden. Dit is daarom nog
volstrekt geen reden om den moed te verliezen wij hopen
nader aan te toonen, dat er andere krachtiger middelen bestaan.
Men denke niet, dat wij hierbij het oog hebben op gesloten
tractaten. Wij hebben reeds vroeger ons gevoelen daarover
gezegd, toen wij het bewuste geheim tractaat behandelden in