HELDERSCHE
COURANT.
Jttetuos- en
<9ÖoertenUe-6fnÖ.
Zaturdag
28 Januari).
M 1010.
Elfde Jaargang.
1871.
Uitgever S. GILTJES.
Annexatie-vrees.
Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden. 1.00
Franco per post H n 1.25
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco.
De prijs der Advertentie* vau 1—4 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertentiëu intezenden.
Ingezonden stukken minstens een dag vroeger.
iii.
In onze. beide voorgaande artikelen hebben wij aangetoond,
dat er wel degelijk gevaar hééft bestaan voor onze onafhan
kelijkheid van de zijde van Frankrijk, en dat het van de zijde
van Pruisen, zoo niet nu reeds bestaatdau toeh door ver
schillende omstandigheden kan ontstaan. Wij hebben toen ge
ëindigd met de vraag Wat moet dit alles in ons opwek
ken Vrees
Wij werpen dat denkbeeld verre van ons.
De Nederlanders zijn geen vechtersbazen zij zullen den
oorlog niet zoeken integendeel zij zullen hem vermijden, waar
zij kunnen. Maar hebben zij omgekeerd ooit vreest betoond,
waar bet er op aan kwam, hun vaderland te verdedigen
Neen Wij zouden ods dan ook den naam van Nederlander
schamen, als wij nu daarvan de sporen moesten ontwaren.
Bovendien schromen wij niet openlijk als onze overtuiging uit
te spreken, dat, terwijl de meest gegronde redenen bestaan,
om onze Regering en onzen medeburgers toe te roepen «weest
op uwe hoede, en zorgt, dat gij op alles voorbereid zijtwij
er gerustelijk durven bijvoegen nalsdan behoeft gij de toe
komst niet te vreezen Wij hebben het woord alsdan on
derstreept, dewijl juist daarvan alles afhankelijk is. Billijker
wijze mag echter van ons verwacht worden, dat wij de gronden
mededeelen, waarop ons vertrouwen steunt.
Dat vertrouwen vindt in de eerste plaats zijn grond in onze
eigen kracht, in de tweede plaats in den toestand van Europa.
Het eerste roept zeker bij sommigen in den lande een me
delijdenden glimlach te voorschijn. De lijd heeft onlangs dat
denkbeeld belagchelijk zoeken te maken en ofschoon wij an
ders geen lust gevoelen, om het eenzijdige hatelijke geschrijf
van dat blad te wederleggen, willen wij uu eenige uitdruk
kingen daaruit aanhalen, dewijl die, (altijd op meer beschaafde
wijze,) ook de denkbeelden van anderen, die aan de kracht
van ons vaderland wanhopen, teruggeven.
Het stuk beeft ten titel»de kikvorsch, die zich verbeeldt
een os te zijn."
Wij hebben ons wel eens bij kikvorschen hooren vergelijken
door vreemdelingen, maar zelden door Nederlanders zeiven.
Of beschouwt de 'lijd Nederland niet langer als zijn vaderland
Houdt bet soms bet oog gevestigd naar een ander vaderland
De strekking van het stuk is, dat wij door eene versterking
van onze weerbaarheid, door het invoeren van de Pruisische
legerorganisatie, het volk een noodeloozen last opleggen. Al
leen Pruisen kan Nederlands onafhankelijkheid aantasten en
dan helpen eenige duizenden niet. Pruisen heeft het in de
baud, ons te dwingen, zonder een soldaat te verplaatsen, dooi
de handelstarieven. Hulp is alleen te wachten van eene al-
gemeene Europesche coalitie. Onze politiek moet alleen daar
heen strekken, om eenige waarborgen te krijgen voor onze
nationaliteit, indien wij te eeniger tijd gedwongen worden toe
te treden tot den Noord-Duitschen bond, waaraan de 'lijd
reeds volstrekt niet meer schijnt te twijfelen.
Met korte woorden komt de redenering hierop neder: «De
onafhankelijkheid van Nederland is toch niet op den duur
te behouden het kan dus de moeite wel 6paren zijne ver
dedigingsmiddelen te verbeteren, want daardoor zou het ver
geleken kunnen worden met den kikvorsch, die zich verbeeldt
een os te zijn; d. i. het zou zich slechts belagchelijk maken
en zijn val bespoedigen.»
Wij zuilen nu niet vragen, of die bewering een staaltje is
van ultra-monlaansche nationaliteit, waartoe wij ligtelijlc zou
den vervallen, wanneer wij de nederlandsche zonen hooren
aanmoedigen, om voor den Paus te vechten, doch het stryden
voor hun emen vaderland een noodeloos aan de burgers opgeleg-
den last hooren noemen. Wij maken lievereene andere opmerking.
Als wij moesten bewijzen, dat ons land zich tegen de aan
vallen van den vijand kan verdedigen, zou onze kennis zeker
te kort schietenmaar zoolang ons het tegendeel niet bewezen
wordt, blijven wij ons daarvan overtuigd houden, en wel hoofd
zakelijk op grond van de geschriften van den generaal Knoop
en andere bekwame krijgskundigen, zonder nog te spreken
van hetgeen ous de geschiedenis daaromtrent heeft geleerd.
Die overtuiging is zelfs zóó sterk, dat wij hen, die het tegen
deel beweren, zonder eenigen den minsten voldoenden grond
bij te brengen, bijna van nevenbedoelingen gaan verdenken.
Wanneer wij nu echter de Tijd op beslissenden toon het te
gendeel hooren staande houden van hetgeen de heer Knoop
na ingespannen studie en met grondige kennis van zaken heeft
beweerd, ja, dan moge de laatstgenoemde het ons niet mis
duiden dat wij nederig bekennen hier aan den kikvorsch en
den os te moeten denken.
Wij wenscheu de Tijd bij deze gelegenheid in overweging
te geven, of Nederland zich niet oneindig meer in gevaar zou
stellen aan den opgeblazen kikvorsch te doen denken, indien
het gehoor had gegeven aan het verlangen van vele katho-
lykeu, om te protesteren tegen de bezetting van Rome dooi
den koning van Italië?
Wij zouden ODgemerkt in den zelfden toon gaan vervallen
als de Tijd. Alleen dit nog.
Wat betreft de redenering aangaande de bandelstarieveu,
geven wij gaarne toe, dat Pruisen ous vaderland daardoor
een grooten slag zou kunnen toebrengen, doch wij betwijfelen
het zeer of dat voldoende zou zijn, om ons magteloos in de
armen vau Pruisen te werpen. Bovendien vermeonen wij alle
gronden te hebben, om te vertrouwen, dat» vooral uit het oog
punt vaD eigenbelang, die mogendheid niet zoo spoedig totdat
besluit zou overgaan als de Tijd meent te moeten verwachten.
Dat eindelijk alleen hulp te wachten zou zijn van eene
Europesche coalitie is eene zoo onbepaalde bewering dat zij
juist daarom Dadere toelichting dringend behoeft. Wij willen
gaarne bekennen, dat wij in bet belang van den Europeschen
vrede en dus ook in het belang vaD ons vaderland een noord-
westelijken statenbond driugend noodig achten wij komen daar
op welligt later terug; maar is dat die bedoelde coalitie? In
ieder geval wenschten wij dien aangaande eenige vragen te doen.
Wanneer eene dergelijke coalitie of een statenbond tot stand
konde worden gebragt, hetgeen wij hopen, en ook verwachten
zou dan Nederland daarvan niet oneindig meer voordeden te
wachten hebben, indien het door zijne algemeene weerbaarheid
eerbied afdwong, dan wanneer het door zijne magteloosheid ver-
pligt was, zich geduldig te onderwerpen aan hetgeen anderen over
zijn lot zouden gelieven te beslissen Gesteld echter, dat Ne
derland later konde genoopt worden, zich aan den Duitschen
bond aan te sluiten, dan zouden immers de voorwaarden on
getwijfeld oneindig gunstiger zijn, indien het bewijzen gaf
krachtige middelen te bezitten, en die te weten te gebruiken,
dan wanneer het zich werkelijk zoo zwak betoonde, als som
migen het willen doen doorgaan.
Wij komen dus na het gezegde tot bet besluit, dat Neder
land geenszins ontbloot is van hulpmiddelen, om zijne onaf
hankelijkheid te bewaren en alle aanvallen afteweren, wanneer
het die slechts weet te gebruiken en te versterken, en dat
bet juist dan alleen mag verwachten bondgenooten te vinden,
wanneer het toont zijne krachten te kennen en zich daardoor
de achting en het vertrouwen zijner nabureD waardig te maken.
Wij keuren daarom de redenering van de Tijd sterk af: zij
pasi den waren Nederlander niet zij moge alleen bij een
klein gedeelte onzer medeburgers invloed uitoefenen, toch
mogen wij niet nalaten ook hen te waarschuwen tegen onge
gronde en overdreven voorstellingen. Ons vaderland heeft alle
regt,' oin op boudgeuoolen te rekenen, wanneer bet zichzelven
in voldoenden staat van verdediging stelten mogten zij al
ontbreken, dau behoeft het nog geene vernederende onder
werping te vreezeu. Alleen dan, wanneer de regering nalatig
bleef in het gebruik maken vau de bestaande middelen, of
wanneer het drijven van partijen, die heL belang des vader
lands uit naijver in gevaar brengen, do regering belemmert,
of eindelijk, wanneer de burgers, vergetende, wat onze voor
vaderen vermogteu, zich tot moedeloosheid of wanhoop lieten
verleiden, dan alleen zouden wij ook beginnen te gelooven,
dat de dagen van het vrije Nederland geteld waren. Tot
zóó lang gelooven wij nog aan eigen kracht, en dat geloof
wordt versterkt door den blik te vestigen op den toestand
van Europa