HELDERSCHE COURANT. Jtieuros- en Woensdag «flöoerientie-öfttö. 1 Februarij. Elfde Jaargang. 1871. <£>ffiriëd tjeüreïti:. Jgiet-offittëel gcbcclte. Annexatie-vrees. *M 101I. Verschijnt DINGSDAG- eu VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden. 1.00 Pranco per post v 1.25 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post directeuren. Brieven franco. De prijs der Advertenties van 1—4 regels is 60 Ceuten; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiëu intozenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Uitgever S. GILTJES. POLITIE. De eigenaar welke een geel Engelsch HONDJE heeft verloren kan deswege inlichtingen bekomen bij den onder- geteekende. Helder, 31 Januarij 1871. A. C. BOONZAJEE, Commissaris van Politie. IV. De tweede grond waarop wij beweren, dat Nederland de toekomst niet behoeft te vreezen, mits het niet verzuime zich krachtdadig op alles voortebereiden, is de toestand van Europa. Dat klinkt paradox. Hoe, zegt men welligt, juist de toe stand van Europa is het, die ons verontrusthoe kan die ons tevens van angst en vrees genezen Toch blijven wij bij ons gevoelen. Niet, omdat het beginsel van regt in kracht heeft gewonnen en meer algemeen wordt toegepast. Nog altijd is het regt niet een voor allen gelijk beginsel, maar het is afhankelijk van magt en aanzien voor de zwakke is het een verscheu rend dier, voor den sterke een beestje dat vreesachtig weg kruipt; voor den overwonnene een wet zonder meêdoogen voor den overwinnaar een wassen neus. Indien wij dus ons vertrouwen stelden in de getrouwe naleving van het beginsel van regt, dan zouden wij een gebouw oprigten op een zandgrond. Hetgeen ons meer geruststelt is het algemeen heerschende eigenbelang en het meer en meer ontwaken der algemeene opinie. Parijs zal vallen misschien is het reeds gevallen idaarna zal na korter of langer tijd een vrede worden gesloten. Op welke voorwaarden Ongetwijfeld is voor alsnog niemand in staat die vraag te beantwoorden; maar evenmin is het te betwijfelen, dat de beide kampvechters groote behoefte zullen bebben aan rust en vrede, om de wonden te genezen, die zij elkander hebben toegebragt. Het eigenbelang zal Pruisen, even als de onmagt Frankrijk verhinderen zich in de eerste tijden op nieuw in een oorlog te wikkelen, om een vrij volk aan te vallenwelks onderwerping hun zeker duur zou te staan komen. De duizendeD in het zwart gekleede weduwen en vaderlooze kinderen zouden in de eerste jaren een derge- lijken. oorlog zoo weinig populair doen zijn, dat de regering zich zeer zeker tweemaal'zal bedenken, alvorens dien aan te vangen. Bovendien komt bet ons voor, dat men niet zelden Duitsch- land's magt te hoog schat. Als men enkel het oog vestigt op den huidigen oorlog, op de geduchte en krachtige midde len, die het daarbij ontwikkelt en de medewerking die de regering daarbij van de onderdanen ondervindt, dan zou men die magt bijna onweêrstaanbaar noemen. Men vergete echter niet, dat deze oorlog, behoudens weinige uitzonderingen, wer kelijk populair is; doch heeft hij eenmaal een einde genomen, dan houden wij ons overtuigd, dat de naweeën nog jaren lang het Duitsche volk van den oorlog zullen afkeerig maken, en de regeringen in haar eigen belang en dat van het volk wel genoodzaakt zullen zijn, dien te vermijden, zoo lang het mogelijk is. Wij houden ons dus overtuigd, dat wij in de eerste jaren van Pruisen, evenmin als van Frankrijk, een aanval op onze onafhankelijkheid te vreezen hebbendewijl dit in strijd zou zijn met hun eigen belang. Maar later? In onze vorige hoofdartikelen hebben wij aangetoond, dat, het moge dan niet in de eerste jaren zijn, er toch voor de kleinere staten werkelijk gevaar bestaat. Wanneer wij nu niet mogen aannemen, dat zij zóó willens blind zouden zijn, dat niet in te zien, dan roept hun eigenbelang hun dringend toe; »Vereenigt u tot een innig verbond, en gij hebt niets (l) Toen dit geschreven werd, was de capitulatie nog niet hekend. te vreezen." Evenzeer dus, als het eigenbelang Pruisen (waar van voor het oogenblik alleen meer bepaaldelijk sprake kan zijn) moet weerhouden van een aanval, evenzeer moet het eigenbelang de kleinere staten dringend aansporen, om zich naauw te vereenigen, waardoor ook voor het vervolg het gevaar oneindig zou verminderen, Stellen wij nu, dat Noor wegen, Zweden, Denemarken, Nederland en Belgie een der gelijk statenverbond oprigtten, dan zou bet welbegrepen be lang van Engeland zelf dat rijk dringen, zich aan te sluiten; het zou zelfs met zijne waardigheid meer strookenzelf daar toe den eersten stap te doen. Het moet nu toch ieder terstond in het oog vallen, dat niets beter in staat ware den vrede en bet evenwigt van Europa te bewaren, dan dergelijk staten verbond en dat bet eigenbelang hen ten sterkste daartoe moet aansporen. Wij vleijen ons wel degelijk met de hoop, dat het zal tot stand komen. Wij worden daarin versterkt, door hetgeen wij reeds van sommige staten vernamen. Uit Zwitserland lazen wij onlangs »De laatste tijd heeft geleerd, dat alleen een volk, bij het welk de kunst om de wapenen te voeren, aan allen gemeen is en vlijtig beoefend wordt, met gerustheid de gebeurlijkheden te gemoet kan zien." In Engeland vormt men allerlei plannen, om de krijgsmagt te verbeteren en in overeenstemming te brengen met de be hoeften en de waardigheid des rijks. In de troonrede, waarmede 18 Jan. de rijksdag te Zweden werd geopend, wordt gezégd, »dat met het oog op den te- genwoordigen oorlog en op de mogelijkheid, dat hij zich ver der uitbreidt, wetsvoordragten zullen worden ingediend tot reorganisatie der krijgsmagt, gegrond op de algemeene dienst- pligtigheid." Voegen wij nog bierbij, de bereidwilligheid, waarmede zoo wel in Nederland als Bc-lgie, in den loop van het vorig jaar, de wapenen werden gegrepen, om den vaderlaodschen grond te beschermen, dan houden wij ons verzekerd, dat nu meer dan ooit het geschikte oogenblik gekomen is tot het sluiten van een Noordwestelijk Statenverbond, en dat wij daarvan met alle regt voor Europa in het algemeen en voor Nederland in het bijzonder de meeste waarborgen te wachten hebben. Of de Nederlandsche regering geroepen is daartoe bet alter natief te nemen, durven wijniet beslissen. Wij kunnen echter niet inzien, dat zij daartoe minder regt zou hebben, dan die der andere staten. Wij beschouwen het intusschen als eene kwestie van ondergeschikt belang, wie de zaak aanvangt, mits zij tot stand kome. Aan de uitvoerbaarheid twijfelen wij evenmin. Pruisen, de mogendheid, die door hare ligging het naauwst in de zaak zou betrokken zijn, kan geene reden hebben, het als eene vijandige daad te beschouwen, tenzij liet werkelijk kwade be doelingen koestere. In dat geval echter hebben immers de genoemde staten niet minder regt tot het oprigten van ge noemden bond, als de Duitsche staten op den Duitschen Bond Het zou een allerbedenkelijkst verschijnsel zijn, wanneer de voogdij van Pruisen reeds zóóverre konde gaan. Wij noemden straks nog als grond van ons vertrouwen op de toekomst: het ontwaken der algemeene opinie. Wij hebben reeds vroeger aangetoond, boe diep wij bet be treuren, dat nog altijd de vorsten de magt bebben, om do volken tegen hunnen wil, in oorlogen te wikkelen. De schuld echter van het misbruik, dat de eersten van bunne magt ma ken, moet worden gezocht in de laauwheid en onverschillig heid, welke de laatsien aan den dag leggen in zaken die de regering betreffen. Daarin is nu een groote verandering ont staan. De aanleiding tot en het nog altijd voortzetten van den oorlog hebben duizenden de oogen geopend, die niet schu wen hunne stem te verheffen, om tegen oneerlijktKid, verraad en misbruik van magt te protesteren. Herhaaldelijk bebben ook wij op sommige dubbelzinnige handelingen gewezen, zoo als op de overgave van Metz, die van Sedan, de zonderlinge houding van Napoleon, het voortzetten van den oorlog om voorgewende redenen, de restauratie van Napoleon, de schen ding der tractaten, enz. Wij hadden er Dog kunnen bijvoegen het mysterieuse spelevaren der Fransche vloot in de Noord-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1871 | | pagina 1