ELDERSGHE COURANT. Jlieuiös- en Woensdag <!löuer(enltc--fifaö. 22 Felbruarij. Elfde Jaargang. Vreemde talen. J\& 1017. 1871. Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden. 1.00 Franco per 'post 1.25 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren^en Post directeuren. Brieven franco. De prijs der Advektentien van 14 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 nnr gelieve men de Advertenticn intezenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Uitgever S. GILTJES. GffiriM gcücclte. BEKENDM AKEN G. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER 1 ter openbare kennis, dat op den 20 dezer, door hen voorloopig zijn vastge steld en vau af heden tot en met den 8 Maart a. s.van des morgens 9 tot 12 en des namiddags van 5 tot 7 ure, op de Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing zijn nedergelegd: a. Het VOLJAARSKOHIER van deu HOOFDLIJKEN OMSLAG over het Dienstjaar 1871 b. Het VOLJAARSHOHIER DER BELASTING OP DE HONDEN over het Dienstjaar 1871; en c. Het SUPPLETOIRKOHIER DER BELASTING OP DE HONDEN over het Dienstjaar 1870. Helder, den 21 Februarij 1871. Burgemeester en Wethouders voornoemd, STAKMAN BOSSE, Burgemeeester. L. VERHEY, Secretaris. jBict-officiM gcöccïtc. Hebben wy, Nederlanders, eene eigene taal of niet Onder onze oostelijke naburen schijnt het door sommigen ontkend, door velen betwijfeld te worden, hetgeen aanleiding heeft gegeven tot het schrijven van een aantal dagblad-arti kelen. De ontkenning heeft haren grond of in dwaling, öf in hatelijkheid. Is het eerste de oorzaak, dan kan zij niet door een enkel dagblad-artikel worden weggenomen in het tweede geval is het wederleggen verloren moeite; het blijft vruchteloos. Met evenveel regt als men het Nederduitsch een verbasterd Hoogduitsch noemt, zou men ook het Spaansch een verbasterd Fransch kunnen noemen. Men doet dit echter niet welligt omdat Spanje een grooter rijk dan Nederland is; maar zoo lang geene meer grondige tegenbewijzen worden gegeven, willen wij blijven voortgaan de beide eerstgenoemde talen als zusters te beschouwen, en hiermede stappen wij voor het oogenblik van dat onderwerp af, want wij zijn voornemens heden de aandacht on^er lezers te vestigen op eene andere kwestie. Het is bekend, dat volgens onze wet op het lager onder wijs, de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche talen worden gerekend, voor de beginselen, tot het meer uitgebreid lager onderwijs te behooren, doch verder tot het middelbaar on derwijs. Dit heeft aanleiding gegeven tot de vraag, of het niet beter ware, dat onderwijs geheel van het eerste af te scheiden en het enkel onder het laatste te rangschikken Wij willen niet beweren, daaromtrent in alle opzigten bevoegde beoordeelaars te zijn; maar wij houden ons zoo zeer over tuigd van de nadeelige gevolgen, die daaruit zouden kunnen voortvloeijen, dat wij vrijheid meenen te hebben onze stem daartegen te verheffen. Niemand zal ontkennen, dat het voor ons, Nederlanders, nuttig, voor velen zelfs onontbeerlijk is, althans met ééne der genoemde talen bekend te zijn. In weerwil van de vernede ring, die Frankrijk thans ondergaat, zal dan de Fransche taal nog wel altijd het eerst in aanmerking komen. Niet ten onregte zijn die talen dan ook bij de vakken van het mid delbaar onderwijs opgenomen. Ons vaderland is klein, maar door zijne ligging, door zijn handel, door zijn scheepvaart, door zijn buitenlandsche bezittingen, komt het voortdurend in aanraking met vreemdelingen, die onze taal zelden, en dan nog hoogst gebrekkig verstaan. Een aantal werken der we tenschap zijn in een dier talen geschreven. De vertalingen, zoo zij al bestaan, zijn dikwijls zeer slecht. Het is zelfs niet zeldzaam, dat professoren sommige colleges in eene vreemde taal houden. In de dagbladen vinden wij zeer dikwijls woor den of uitdrukkingen, die geheel onverstaanbaar zijn voor hem, die alleen de Nederlandsche taal verstaat. Men moge nu dat verschijnsel afkeuren, misschien berispelijk noemen het zij zoozoo lang het bestaat, zal het beoefenen der vreemde talen in het algemeen nuttig en voor velen on ontbeerlijk blijven. Kunnen nu de hoogere burgerscholen algemeen in die be hoefte voorzien Geenszins. Zij worden alleen in grootere gemeenten gevonden, en kunnen ook niet overal worden op- gerigt. Maar zelfs daar, waar zij gevonden worden, zou daar door nog niet bewezen zijn, dat het uitgebreid lager onderwijs noodeloos is. Wanneer wij ons echter gemeenten voorstellen, waar zij niet bestaan, dan kan het eene behoefte vervullen, zóó dringend, dat men zich moet verwonderen, dat het denk beeld bij iemand kan ontstaan, het overbodig te noemen. Stellen wij ons b. v. eene gemeente voor van eenige uitge breidheid. Wij vinden daar welligt een burgemeester, een notaris, een of meer ontvangers, een predikant, misschien een kantonregter en eene griffiier, zonder van andere beschaafde ingezetenen te spreken. Zoo lang nu niet kan verwacht worden, dat die allen de middelen bezitten, hunne kinderen naar elders te zenden, zal een aan de lagere school verbonden meer uitge breid lager onderwijs voor de meesten geheel in de behoefte voorzien, daar de hoogere burgerschool toch altijd slechts voor een klein getal onmisbaar mag worden genoemd. De om schrijving toch, in de wet opgenomen, dat zij tot hoofddoel heeft den jongeling als een beschaafd man de maatschappij te doen intreden, is niet vrij van overdrijving het zou toch hoogst ongelukkig zijn, dat men geen beschaving zou kunnen verkrijgen, zonder eene burgerschool te hebben bezocht. Wij durven zelfs beweren, dat het meer uitgebreid lager onderwijs even veel toebrengt aan de beschaving, als het mid delbaar onderwijs, tenzij men deze enkel rekene te bestaan in eene groote mate van wetenschappelijke kennis. Men ver gelijke twee knapen van 15 jaren, waarvan de één zich mede op vreemde talen heeft toegelegd. Al heeft hij zelfs geen hoogen trap bereikt in die vakken, toch zal zich in hem een hoogere graad van ontwikkeling openbaren, dan in den ander. Hetzij wij hem plaatsen in handelszaken, of bij eene ge wone administratie, ja, al denken wij slechts aan het dage- lijksch leven, zijn gezigtskring zal ruimer zijn, hij zal eene zaak spoediger begrijpen, door meerdere belezenheid zal hij zich vrijer bewegen en aangenamer in den omgang zijn, kortom, het verschil is zóó merkbaar, dat de ander niet zelden zal betreuren, zich daarin niet te hebben geoefend. Het aanleeren van vreemde talen is dus voor de Neder landers noodig. Wij worden omringd door Frankrijk, Duitsch- land en Engeland, welke allen in velerlei betrekking staan tot Nederland, hetgeen door de uitbreiding der spoorwegen niet weinig toeneemt. Van daar dat wij zoovele vreemde woorden hooren gebruiken en vooral in de dagbladen ontmoeten. Wij mogen nu zeggen, dat het niet goed, niet vaderlandsch is wij mogen het een misbruik noemen dat afkeuring ver dient het zal daardoor Diet worden weggenomen, en het zal niettemin lastig blijven, als men die woorden Diet verstaat, en belagchelijk wanneer men die zoo geheel verkeerd uit spreekt. De vreemdeling legt zich zelden op oDze taal toe de beoefening der vreemde talen zal dus voor de Nederlan ders wel altijd eene behoefte blijven, indien zij niet zich zei ven en hun vaderland willen benadeelen. Wij kunDen ons dus onmogelijk vereenigen met den heer Umbgrovewanneer hij als een middelom onze weerbaar heid te bevorderen het aanleeren van vreemde talen ontraadt. Integendeel zouden wij het toejuichendat in elke gemeente van eenigen omvang eene im'igting voor meer uitgebreid lager onderwys wierde aangetroffen waar minstens de beginselen der fransche taal konden worden aangeleerd; zelfs daar, waar burgerscholen bestaanzouden naar ons oordeel dergelijke inrigtingen meer voor- dan nadeel stichten. Zoo laDg intusschen bij de normaalscholen aan de kweeke- lingen die tot onderwijzers worden opgeleidniet de gele genheid wordt geschonkendie hun thans bijna opzettelijk wordt ODthouden zich daarin te oefenen zal onze wensch bezwaarlijk worden vervuld. Aan de kweekscholen schijnt men in de laatste jaren daar over anders te denken waar om niet even zeer aan de normaalscholen Het is waar, er wordt veel gevorderd om het examen van hulponderwijzer af te leggen maar is dat examen dan zooveel zwaarder, dan

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1871 | | pagina 1