"NIEUW ST IJ DINGEN. De eomedie is geëindigd; 30000 Duitschers hebben te Parijs een bezoek afgelegd. Wel zijn zij in het voorportaal gebleven en hebben even om een hoekje mogen kijken maar als zij in hunne haardsteden terugkomen, en des avonds met hunne Duitsche pup en hun glas bier hunne heldendaden verhalen, kunnen velen toch daarbij voegen »Wij zijn Parijs binnen getrokken." Ziet, dat noemen wij eene eomedie wij zouden het een kluchtspel kunnen noemen, als er niet zooveel hatelijks mede gepaard ging. Dat de intogt en de tweedaagsche bezetting van Parijs voor de Franschen eene vernedering is, kan niet worden ontkend; maar wij zeggen met Le Temps, dat zij niet grooteris dan ■de bezetting der forten rondom Parijs, het afstaan van grond gebied, de vijf milliard oorlogskosten, enz. In vergelijking daarmede beteekent zij zelfs au fonds weinig. Doch juist daarom noemen wij het eene eomedie. Wanneer wij echter daarbij in aanmerking nemen, dat de Franschen het denkbeeld van vernedering zeer overdrijven, dewijl zij eenigzins afgodisch over hunne hoofdstad oordeelen, en dat de intogt in geen enkel opzigt, noch voor het Duitsche leger, noch voor den te sluiten vrede voordeel kon aanbrengen, dan noemen wij het eene hatelijke eomedie, die liever niet had moeten worden gespeeld. Men zegt, dat het leger niet zonder dat kan worden tevreden gesteld wy kunnen het echter niet gelooven, want dan is de vertooning toch te nietig geweest, om het geheele leger voldoening te geven. Misschien worden nog andere redenen voorgewend, maar wij houden ons over tuigd, dat geen enkele kan opwegen tegen de nadeelen, die er ontwijfelbaar het gevolg van moeten zijn. Wij willen slechts op enkele wijzen. De zaak is bij uitnemendheid geschikt, om de groote verbittering te doen toenemen, die toch reeds be staat, en misschien na jaren zal trachten zich te openbaren. En is dat overeen te brengen met het door Pruisen zoo vaak op den voorgrond gestelde doeleenen duur zanten vrede te vestigen? Bovendien werd juist daardoor de vrede op hoogst ligtzinnige wijze in de waagschool gesteld. Wij kennen toch de bevolking van Parijs met al hare hartstogten en losban digheid. Zonder die nu angstig te sparen of te ontzien, zal het toch niemand, die den vrede wenscht, doelmatig voor komen, ze als het ware te sarren. Voegen wij eindelijk nog ■hierbij, dat de Pruisen zich daardoor schuldig maakten aan verregaande inconsekwentie. Dit punt achten wij belangrijk genoeg, om het meer uitvoerig te behandelen. Zeker schrijven over den veldtogt van 1866, zegt, onder de leiding van den generaal van Moltke, het volgende»De vijandelijke hoofdstad (Weenen) lag in een vrij uitlokkende nabijheid voor ons de voorposten konden de stadsklokken onderscheiden. Maar een verstandige politiek meet hare plannen af naar de noodzakelijkheid en niet naar de begeer lijkheid. »De door Oostenrijk gestelde voorwaarden sloten de moge lijkheid niet uit, later weder vriendschappelijke betrekkingen aan te knoopen. Noch aan de eer van Oostenrijk, noch aan zijne magt was een zoodanige wonde toegebragt, die onver mijdelijk tusschen twee staten een onverzoenlijke vijandschap doet ontkiemen. Eischte men meer; verkreeg men door voort zetting van den oorlog, successen, waardoor men meer kon verkrijgen »dan zou dit een verbittering hebben doen ontstaan die nooit zou verdwijnen Is dit nu de taal, die men in 1866 sprak onder de leiding van dienzelfden generaal von Moltke, die thans den intogt schijnt te hebben doorgedreven? Indien zijne huidige politiek ook verstandig moet heeten, dan ligt daarin opgeslotendat er nu geen waarschijnlijkheid bestaat, om later weder vriend schappelijke betrekkingen aan te knoopendat de vijandschap thans onverzoenlijk schijnt te zijndat eene verbittering, die nooit zal verdwijnen, thans gering wordt geacht. Maar zou dit niet verschrikkelijk zijn? In ieder geval zou dat immers niet overeen te brengen zijn met de herhaalde bewering der pruisische regering, dat zij een duurzamen vrede verlangt. Wij kunnen de geheele zaak dus niet anders noemen dan een hatelijk comediespel, en hopen slechts dat de Franschen het ook zoo zullen opnemen, en het zoo spoedig mogelijk vergeten. Ten slotte nog eene opmerking. Frankrijk zal zich releveren, maar het zal welligt verschei dene jaren duren, eer het zich geheel hersteld heeft. Die tijd zal echter waarschijnlijk eens aanbreken. Wat in dien tus- schentijd in Duitschland zal of kan gebeurenweet niemand. Maar evenmin kan iemand verzekeren, dat Duitschland dan nog zoo krachtig en sterk als militaire mogendheid in hare éénheid tegenover andere rijken zal staan, als nu. Stellen wij nu voor een oogenblik het omgekeerde, zou het dan zoo onmogelijk zijn dat Duitschland zijn huidig gebrek aan hu maniteit betreurde? Wij wenschen het geenszins, doch de ge schiedenis geeft ons voorbeelden van oneindig grooter om wentelingen. En zegt von Moltke niet zelf: ween verstandige politiek meet hare plannen af naar de noodzakelijkheid en niet naar de begeerlijkheid?" Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 7 Maart 1871. Dezer dagen is achter de zeeduinen, op het tegen woordig schijfschietterrein der infanterie, gelegen ongeveer 1000 ellen bezuiden Kijkduin, door den sergeant Tibo ge vonden een reliquie der vorige eeuw, in den vorm van een oude roestige bom, groot in omtrek 91 ned. duimen. Daar in het jaar 1799, den 27 Augustus, de landing der Engelschen juist op dat punt heeft plaats gehad, onder dekking van werpgeschut der vloot, is naar onze meeuing, de oorsprong van dit projectiel niet twijfelachtig. Naar men verneemt hebben de naar Frankrijk ver trokken Nederlaudsche officieren niet alleen in last de for tificatiën om en van Parijs te bezoeken, maar ook alle plaatsen, waar in Frankrijk oorlog is gevoerd en zulks tot vermeer dering hunner kennis ten aanzien van de middelen van aanval en verdediging van vestingen en versterkte plaatsen, de wijze van approviandering dier plaatsen, het onderhoud en de ver pleging der troepen, de regeling der dienst van transporten, enz. De arbeid in de artillerie-werkplaatsen hier te lande zal aanzienlijk worden uitgebreid. Deze uitbreiding zal zich hoofd zakelijk bepalen a tot wijziging van 67 vestiogaffuiten tot walafi'uiten en den aanmaak van 117 ramen tot walafl'uiten met daarbij behoorende cirkelstukken, spilkussens, groote raden enz.; b tot vervanging van onbruikbaar geworden tuigen en aanvulling van hetgeen aan die voorwerpen tot compleet benoodigd is c tot de vervaardiging van 15000 granaten en 2000 kartetsen tot getrokken kanond tot de vervaardiging van een grooter aantal patronen. Men schrijft ons van Schagen: De avond van Vrijdag 11. mag ongetwijfeld onder de ge notrijkste gerekend worden, welke het teneinde spoedende wintersaizoen voor vele bewoners van Schagen en omstreken heeft opgeleverd. Toen toch hadden wij het genoegen hier te zien optreden het gedeelte van het tooueelgezelschap des heeren Driessens, vroeger, zoo ik mij niet bedrieg, meerendeels werkzaam onder directie van de heeren Boas Judels. Was de naam //Judels" alleen reeds genoeg onze tooneelbeminnaars in beweging te brengenwaren de verdiensten der dames en heeren welke hem ter zijde zouden staan, zoovele waarborgen, dat één zwaluw niet hier den zomer zou behoeven te maken, maar dat er een uitstekend geheel zou geleverd worden, de verwachting, hoe ook gespannen, werd verre overtroffen, en het gehalte der stukken Leer om Leer en Apollonia of uw leven is in gevaargeheel vergeten door de meesterlijke wijze waarop zij werden opgevoerd. Wanneer er ooit gezegd kan worden, dat alle vertooners volmaakt op hunne plaats waren, dan is dit hier het geval, en wanneer de grootste triumf des kunstenaars is, het natuurlijke geheel naar waarheid weder te geven, dan aarzel ik niet als mijne overtuiging neder te schrijven, dat er oogenblikken zijn geweest waarin die zege werkelijk door sommige tooneellisten werd behaald. Dat overi gens de geheel eenige wijze, waarop de man, die gedurende zijn kunstenaarsloopbaan zoovele duizenden heeft doen lagchen, eenige ingelaschte coupletten voordroeg, ook hier hare uitwer king niet miste, maar zelfs menig ernstig Schagenaar eene bedenkelijke leverschuddiug veroorzaakte, zult ge, hoop ik wel gelooven. Een paar vragen ten slotte. Zouden de talrijke bezoekers, toen zij overvoldaan van de voorstelling huiswaarts keerden, wel bedacht hebben, dat zij het gesmaakte genoegeu niet aan het talentvolle gezelschap alléén verschuldigd zijn, maar dat daarbij ook in aanmerking komen: primo, de spoorlijn, die ons met geheel de beschaafde wereld verbindt; secundo, de man, die door het bouwen van een flink lokaal, de gelegenheid heeft daargesteld, dat die verbiuding, ook waar het kunstgenot geldt, voor Schagen vrucht kan dragen? Het Ulr. Dagbl. gelooft thans het er wel voor te mogen hóuden, dat de epidemie te Utrecht afneemt, dank zij de meer en meer algemeene toepassing der koepokinenting. In het geheele jaar 1870 bedroeg de sterfte aan pokken te Utrecht 14-3; tot dusverre zijn derhalve door de tegen woordige pokken-epidemie in die stad 522 personen weggerukt. Te Hellevoetsluis bestaat eene debating-club, waarin Woensdagavond 11. verdedigd werden de volgende stellingen: De Zondagsrust is eene weldaad, door de kerk aangebragt de Zondagsrust is eene sociale weldaad de Zondagsrust moet meer gewaardeerd, beter gebruikt, ruimer toegepast worden. In de Nieuwe Middelburg sche Cé. komt mr. C. de Jonge op tegen de vergunning, te Middelburg aan een paardenspel gegeven om op Zondag avond, na kerktijd, eene voorstelling te geven. Door publieke vermakelijkheden op Zondag toe te laten, meent de heer de Jonge, wordt een zeer deugdelijke vorm weggenomen, waarin zich de ernstige zin van de burgerij kan openbaren met den vorm vervalt voor velen ook het wezen, en valt het wezen, valt de godsdienstig-emstige zin der burgerij weg, wat zal er dan worden van de maatschappij //Verzwakking zal het, dadelijk, vernietiging het in 't eind niet te vermijden gevolg zijn." Wij zouden willen vragen of een godsdienstig-ernstige zin, die door maatregelen en verbodsbepalingen van het open baar gezag in wezen moet worden gehouden, wel diep ge worteld is of hij ook wel veel waarde heeft Zulk een zin onder de burgerij moet door andere middelen worden aangekweekt en onderhouden, dan waarover de Staat of een gemeentebestuur te beschikken heeft. Het verbod om op Zondagavond publieke vermakelijkheden te geven zal den godsdienstig-ernstigen zin, als hij bestaat, niet benadeelen, en als hij niet bestaat, niet in het aanzijn roepen. De heer de Jonge heeft bij het spreken over deze zaak ook geheel en al over het hoofd gezien, dat de ingezetenen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1871 | | pagina 2