HELSERSCHE COURANT.
Jïieutos» en <RÖoerfentie--6faÖ.
Woensdag
30 Augustus.
Jtë 107 J
Elfde Jaargang.
1871.
50 Centen per kwartaal
en 65 Centen franco per post;
gcötclti'.
«JSiet-officiM gcöeefte.
Misbruiken.
Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden. 0.50
Franco per post n 0.65
Men abonneert zich bij alle Bockhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco.
De prijs der Advekte.ntien van 14 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertenticn intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. GILT JE S.
De prijs van dit blad is be
langrijk verminderd en thans
gesteld op
ten einde een ieder in de gelegenheid te
stellen het voor eigen rekening te kunnen
aanschaffen.
POLITIE.
Op de openbare straat alhier gevooden een MEDAILLON.
A. C. BOONZAJER,
Helder, 29 Aug. 1871. Commissaris van Politie.
In onze laatste artikelen hebben wij eenige beschouwingen
nedergelegd over gezag en vrijheid. Ons doel was, aan te
toonen, dat de laatste zonder het eerste niet kan bestaan,
zonder te ontaarden, terwijl het eerste door de laatste binnen
de grenzen moet worden gehouden. Wij zouden dus met
enkele woorden kunnen zeggenzij moeten elkander iu even-
wigt houden, en zullen alleen in dat geval te zamen een goed
geheel uitmaken.
Wij begrijpen wel, dat niet alle lezers zich met onze ge
voelens geheel zullen hebben vereenigd. Toch meenen wij,
dat men tot geen ander besluit kan komen, tenzy men aan
beide woorden eene geheel andere beteekenis hechte, dan met
eene gezonde opvatting overeen te brengen is. Wij hebben
ons gevoelen daaromtrent duidelijk genoeg gezegd, en willen
niet in herhalingen treden.
Bestaat echter in onze hedendaagsche maatschappij reeds
de ware verhouding tusschen gezag en vrijheid Houden zij
elkander in evenwigt Wij schromen niet dit ontkennend te
beantwoorden. Behalve de voorbeelden van overdrijving van
beide zijden, die wij reeds aangehaald hebben, behoeven wij
slechts te letten op hetgeen wij dagelijks zien plaats hebben,
om overtuigd te worden, dat zoowel van het gezag als van
de vrijheid soms schromelijk misbruik wordt gemaakt.
Een duitsch schrijver roemde onlangs de vrije nederlandsche
staatsinrigting, en wij gelooven dat zij het in vele opzigten
verdient; toch zijn in ons vaderland, zoowel als elders, de
misbruiken talrijk. Wij wijzen in de eerste plaats op onze
drukpersvrijheidwordt daarvan geen misbruik gemaakt
Het is waar, en wij erkennen het dankbaar, zij wordt niet
openlijk aangewend, zoo als b. v. in Frankrijk, om onzede
lijkheid te bevorderen maar het zou toch niet moeijelijk zijn,
bladen, en vooral blaadjes te noemen, die werkelijk kwaad
stichten, die jagt maken op hatelijkheden tegenover bepaalde
personen en hen soms bij name noemen, die onder den schijn
van nuttige waarheden te verkondigen, onrust en ontevre
denheid verwekken, en den spot steken met deugd en goede
zeden. Men moge zeggen, dat zij niet door een fatsoenlijk
man gelezen worden; wij gelooven, dat men zich vergist;
maar al ware dit niet het geval, zij worden gelezen door den
minder beschaafden man, die dus niet zoo goed in staat is
een juist oordeel te vellen, en zich dus des te eerder laat
medeslepen, hetgeen dus nog veel erger is. Doch ook de
grootere, de zoogenaamde fatsoenlijke bladen, geven veel
vuldig aanleiding tot dezelfde opmerkingen. Wanneer wij de
sterk gekleurde, verdraaide, hatelijke beschouwingen lezen
van het Dagbladof de godsdiensthaat-aankweekende taal van
de Tijd en andere bladen, dan kunnen wij ons niet onthouden
te wenschen, dat dergelijke schrijvers mogten leeren inzien,
dat zij van de drukpersvrijheid een schandelijk misbruik
maken, en zich daardoor eene zware verantwoordelijkheid
op den hals halen.
Ook in brochures, maandwerken en andere geschriften wordt
van die vrijheid nog soms misbruik gemaakt. Erger is het
echter, wanneer wij dergelijke producten op het tooneel zien
voorstellen, waar alles medewerkt om de indrukken te ver
sterken. Wij kunnen niet nalaten, hierby te denken aan het
onlangs alhier vertoonde dramaFernancLe. Wij willen vol
gaarne de tooneellisten alle regt laten wedervaren, maar naar
ons gevoelen, was het stuk zelf alles behalve degelijk het
had integendeel eene schadelijke strekking. Welke deugd,
welk edel gevoel vond daar voedsel? Welk kwaad verwekte
daar afkeer of walging Wij willen geen kritiek geven, wij
spreken slechts den indruk uit, dien het stuk op ons maakte
doch dan zouden wij wenschen, dat de directe in het ver
volg, van de vrijheid in de keuze der stukken, een meer be
dachtzaam gebruik maakte dan thans. Men vergeve ons
deze kleine uitweiding.
Wij kunnen na het gezegde begrijpen, dat de Paus, van
zijn standpuntwaarschuwt tegen het lezen van nieuwsbla
den in het algemeen, en daarbij het lezen van elf bladen
bepaaldelijk verbiedt. Wij laten de beweegreden (het pre
diken van verdraagzaamheids-godsdienstj voor zijne rekening,
dewijl wij daarin althans geen kwaad zien. Wij verheugen
ons intusscheu, dat in ons vaderland dergelijk verbod niet
mogelijk iswij stellen op de drukpersvrijheid hoogen prijs
maar juist daarom betreuren wij het, dat van die vrijheid
nog maar al te veel misbruik gemaakt wordt.
Het is de vraag, of het in sommige zaken niet wenschelijk
zou zijn, dat de regering meer gezag konde uitoefenen, vooral
tegenover de gemeentebesturen. Wij willen daarmede den
weusch niet uitspreken, dat de staat de gemeentebesturen zou
kunnen beheerschen; maar wel, dat hij bij magte ware, zoodra
deze misbruik van hunne vrijheid maken, ten nadeele van het
algemeen, hun door een wettig gezag binnen de grenzen te
houden.
Reeds geruimen tijd heerscht in vele plaatsen van ons va
derland de pokziekte, en dreigend vertoont zich in de verte
de vreeselijke cholera. Dat de laatste bepaaldelyk kan wor
den verhinderd in ons midden uit te breken, zal niemand
beweren maar dat er middelen bestaan, die haar krachtig
bestrijden en hare grootste magt ontnemen, is niet minder
zeker. De meeste middelen echter kunnen alleen met behulp
der gemeentebesturen worden toegepastdoch welke magt
bezit de regering tegenover hen die traag of onwillig
zijn Of is dat geval niet denkbaar 'i Wij kennen die
besturen, vooral op het platteland. Heelt een burgemeester
hen met de grootste moeite overtuigd van het noodza
kelijke van dezen of genen maatregel, dan doet vaak de
geldkwestie al zijne welsprekendheid wederom in rook
verdwijnen dewijl juist de leden van den raad door
gaans de gegoedsten zijn, èn dus het meeste daaraan zullen
moeten betalen. Wij noemen slechts één voorbeeld. Niets is
meer noodig, bij besmettelijke ziekten, dan de gelegenheid, om
in geschikte lokalen de zieken van de gezonden af te scheiden,
vooral bij talrijke gezinnen. Toen in 1855 de cholera ook in
Noordholland vry hevig heerschte, werd die behoefte alom
breedvoerig besproken, in de dagbladen behandeld, en de nood
zakelijkheid. ingezien door vele gemeenten in dezen omtrek.
Toch hebben wij tot heden niet vernomen, dat in één dier
gemeenten daarvoor een lokaal is gereed gemaakt. Mogt ons
nu de ramp treffen, dat de cholera ons wederom bezocht,
wie zal ons dan zeggen, hoevelen de slagtoffers zullen worden
van het verzuim dier gemeentebesturen? Wij zijn natuurlijk
voorstanders van de zelfstandigheid der gemeentebesturen,
maar in zake van algemeen belang, moet de Staat het regt