HELDERSCHE COURANT Jïteums- en Zaturdag <ftÖöertentïe--(jfiiÖ. 30 September. M 1080. Elfde Jaargang. 1871. G IL T J E S. Een ontslag. Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden. 0.50 Franco per post 0.65 Men abouueert zich bij alle Bockhandelaren en Post directeuren. Brieven franco. De prijs der Advebxentien van 1—4 rebels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór dos Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men dc Adverteutien intezenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. H. H. Abonnenten, die dit blad franco per post ontvangen, worden verzocht bet verschuldigde bedrag van ƒ0.65 over het 3e Kwartaal, franco te willen overmaken aan het adres van den uitgever Helder, 26 Sept. 1871. S. GILTJES. De Gemeenteraad van Veenendaal heeft den gewezen hoofd onderwijzer II. P. Dewald uit zijne betrekking ontslagen natuurlijk met goedkeuring van den schoolopziener, volgens art. 22 van de wet op het Lager onderwijs. De zaak is dus wettig behandeld, en toch vinden wij ze vreemd. Wij hebben tot heden nog niets vernomen, dat zulk een barre behandeling kan billijken. Alleen wordt ons berigt, dat de school minder leerlingen telt dan vroeger en dus natuurlijk de schoolgelden zijn afgenomen. Dat de hoofdonderwijzer daarvan de schuld heeft, is ons niet gebleken. Bovendien schijnt in die gemeente eene zoogenaamde christelijke school te zijn. Wij willen niet beweren, dat de Baad en de schoolopziener geen gegronde redeDen hadden dan toch zou de handelwijze, hoewel volgeDS de wet te verantwoorden, van dien aard zijn, dat wij ons zouden schamen voor het lidmaatschap van een dergelijken gemeen teraad. Wij zouden het intusschen wenschelijk achten voor de eer van dien gemeenteraad en vooral van den schoolopziener, die door zijn belagchelijk examen teAmerongen toch juist geen hooge verwachting opwekt, dat de redenen openbaar werden gemaakt, hetgeen de ontslagen onderwijzer volgens de Utrecht- sche Courant volstrekt niet schijnt te vreezen. Zoo lang dat du niet gebeurt zal men on3 niet ten kwade kunnen duiden, dat wij, zachtst gesproken, de zaak magtig vreemd vinden. liet getal schoolkinderen, zegt men, is zeer verminderd. Wij willen dat aannemen, en begrijpen ook zeer goed, dat dit voor den gemeenteraad minder aangenaam is, vooral, wanneer de schoolgelden daardoor verminderen. Maar nu ontstaat de vraag wie heeft daarvan de schuld Wij hebben eene school gekend, welke 300 kinderen teldethans wordt zy bezocht door ruim 100 leerlingen, en nog altijd staat dezelfde hoofd onderwijzer aan het hoofd. En geen wonderDe oprigting van eene katholieke en eene christelijke school waren de oor zaak, maar niet de onderwijzer. Wij kennen den heer Dewald niet, maar indien dit nu ook eens het geval te Veenendaal ware Indien de schuld eens bij een ander persoon moest gezocht worden Nog eens, bestaan er voldoende redenen, men make ze bekend en legge den heer Dewald het zwijgen op, zoo men geen aanleiding wil geven tot gevolgtrekkingen, die alles behalve vereerend zijn voor de handelende personen. Intusschen mogen wij wederom zeggen arme onderwijzers, wier lot zoo ligt afhankelijk kan worden van willekeur Wij achten hun stand hoog, en daarom betreuren wij de ondank baarheid, die zij meer dan iemand, hun geheele leven door, moeten ondervinden. Wij herinneren ons nog den tijd, toen wij op de schoolbanken zaten, en even als onze makkers niet zelden trouw ons best deden, om het den man, die het zoo goed met ons meende, lastig te maken. Of wij slechter waren dan anderen weten wij nietmaar niet zelden wenschten wij de school met den meester naar de maan. Juist dan, als hij met den grootsten ijver bezig was, dachten wij soms aan knikkers of tollen, en verlangden naar het einde der school. En toen wij grooter werden en de school voor goed zouden verlaten, mogten wij hem bedanken foor het genoten onderwijs, de vreugde dat wij van dat onderwijs ontslagen waren, was grooter dan onze dankbaarheid. Wij gelooven echter niet, dat die ondankbaarheid, welke haren oorsprong in jeugdige onnadenkendheid en zucht Daar vrijheid heeft, hem zoo sterk zal treffen als de ondank, dien hij zoo vaak van de zijde der ouders ondervindt. Hoe velen vero.ordeelen en miskennen hem zonder in staat te zijn over zijnen arbeid te kunnen oordeelen. Als een domme luije jongen geen vorderingen maakt, krijgt vaak de onderwijzer de schuld wordt zulk een knaap gestraft, dan is het soms geheel mis. Dit moge in de laatste tijden eenïgzïns beter geworden zijn, uitgeroeid zijn die eenzijdige, ondankbare oordeelvellingen nog niet. En van de gemeentebesturen Iloevelen vinden hem nog te duur, zelfs al schepen zij hem af met f6U0.of minder Hoe weinigen, vooral op het platte land, vergoeden hem al thans door eene achtingvolle behandeling het onaangename, afmattende van zijnen arbeid Hoe zeldzaam zijn tot heden de voorbeelden, dat gemeentebesturen hunne bezoldiging ver- hoogen, zelfs daar, waar zij blijkbaar naauwelijks voor voedsel en kleeding voldoende is Ja, er zijn gemeentebesturen, die billijk zijn jegens den onderwijzer, die zijn nuttigen arbeid waarderen, die hem achting toedragen en hem daardoor veel gemis vergoeden wij gelooven echter nog altijd dat het uit zonderingen zijn: Moet zulk eene ondankbaarheid hem niet diep treffen Dat is dus het loon voor de inspanning, die hij zich van zijne jeugd af moet getroosten, om bekwaam te worden voor eene betrekking, die hem, met een doorgaans karig loon, bijna niets als ondank oplevert. En dat is nu de man, wien wij het dierbrarste toevertrouwen, dat wij bezitten onze hinderen. Is het dan niet ondankbaarheid in den hoogsten graad, hem te miskennen, hem gering te achten Nog smartelijker moet hem zijn lot treffen, wanneer hij zich vergelijkt bij anderen in de maatschappij. Hoe menigeen be kleedt een winstgevend ambt door voorspraak, door protectie als anderszins, dat bijna geene voorbereiding en weinig in spanning vordert, terwijl hij voor een naauwelijks toereikend loon zijn geheele leven moet wijden aan eene zoo ondankbare taak. En wordt hij oud en onbekwaam voor zijn vak, dan wordt hij afgescheept met een pensioen, dat de voorzigtigheid der meeste gemeentebesturen wel zorgt, niet te groot te zijn. Vooral den lager onderwijzer moet het ontmoedigen, wanneer hij op de salarissen bij het middelbaar onderwijs en de daarvan afhankelijke pensioenen ziet. Het komt ons toch voor, dat een vergelijking met de leeraars aan de hoogere burgerscholen wier taak oneindig gemakkelijker is, eene wanverhouding op levert, die door niets te regtvaardigen i3. Het is waar, een vooruitzigt biedt zich aan, dat zijne taak verzoet hij krijgt welligt, najaren dienst, een boekgeschenkmisschien, wie weet het eene medaille Doch laat ons niet spotten de zaak is waarlijk ernstig genoeg. Heeft de onderwijzer bovendien de zwakheid, van eergevoel te koesteren, dan wordt zijn toestand niet beter. Men deuke slechts aan die menigte examens, waarbij hij soms wordt be oordeeld door menschen, die van zijn ambt en de verschillende vereischten een zeer gebrekkig begrip hebben. Vooral de vergelijkende examens zijn menigmaal voor den onderwijzer, die eenig gevoel van eigen waarde bezit, eene ware straf. Geen wonder dan ook, dat de vraag wel eens geopperd is, of het niet doelmatiger ware ze afteschaffen en hen beroepbaar te stellen. Wij willen dat punt echter thans niet beoordeelen. Hebben wij dan te veel gezegd als wy beweren, dat geen lid der maatschappij meer reden heeft om over ondank te klagen, dan de onderwijzer Wij hebben eenige denkbeelden uitgesproken, die bij ons opgewekt werden door het zoo zonderling verleende ontslag aan den heer Dewald. Wanneer toch zoo gemakkelijk tot een dergelijken stap kan worden besloten, terwijl aan het publiek vrijheid wordt gelaten daarvan te denken wat het wil, dan kan het niet anders, of men benadeelt een der nuttigste standen in onze maatschappij. Wij hopen echter, vooral voor den schoolopziener, dat het blijken moge, dat de redenen gewigtig genoeg waren, en wij beloven onze lezers, zoodra wij dat vernemen, het hun mede te deelen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1871 | | pagina 1