HELDERSCHE COURANT.
Jlteums- en
«flötjerteiitte-öfttö.
7 October.
QUARANTAINE.
Jfé 1082.
Elfde Jaargang.
1871.
®fficicd geöcdte.
BEKENDMAKING.
40ict-ojfirifel gtücrite.
Een Speech.
Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden. 0.50
Franco per post n n 0.65
Men abonneert zich bij alle Bockhandelaren en Post
directeuren. Brieven franco.
De prijs der Adyirtextien van 14 regels is 60
CenteD; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertentiën intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. GIL T J E S.
H. H. Abónnenten, die dit blad franco
per post ontvangen, worden verzocht
het verschuldigde bedrag van ƒ0.65 over het
3 e Kwartaal, franco te willen overmaken
aan het adres van den uitgever
Helder, 1 Oct. 1871. S. GILl'JES.
BURGEMEESTER en "WETHOUDERS der gemeeute HELDER maken
bij deze bekend, dat, evèn als vroeger, van den 16 dezer tot en met den
15 April 1872 de quarantaine zal gehouden wórden achter in het Nieuwe^
diep bij het Nieuwewerken dat alle vroegere bepalingen öpzigtelijk het
stoppen of ankeren en in quarantaine liggen in den mond van de haven
van volle kracht blijveD; zullende de schepen aldaar de eerste visitatie moeten
ondergaan na welke visitatie de visiteur der quarantaine, indien daartegen
geene bedenkingen bestaanvrijheid verleent om naar het Nieuwewerk te
verhalen ofte zeilen; doch ingeval er onverhoopt ziekte of besmetting aan
wezig of te vermoeden iszoodanige schepen zal gelasten, om in den mond
der haven aau den steenendam te meeren alwaar zij tot nadere orders van
Hoogerhand steeds zullen bewaakt worden.
Het zal echter aan schepen, welke slechts aan visitatie zonder quarantaine
onderworpen zijnvrijstaan om de visitatie op de reede af te wachten,
indien het met hun belang in strijd is om in het Nienwëdiep te komen.
Ieder wordt ernstig gëwaarschüwdom zich zonder schriftélijke vergun
ning van den Heer Directeur eu Kommandant der Marine aan boord van
quarantaine-schepen te begeventen einde zich te vrijwaren voor de toe
passing der zware straffen welke op de overtreding zijn vastgesteld.
Burgemeester eu Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE Burgemeester,
den 4 October 1871. L. VERHEY Secretaris*
Wij lazen onlangs, dat op een katholiek congres te Mainz
de heer Alberdingh Tliym in zijne toespraak betuigde, »dat het
Concilie in België en Nederland met geestdrift is begroet ge-
geworden dat in beide landen de onfeilbaarheid van den Paus
nooit is aangerand geworden dat ook bet Nederlandscbe gou
vernement, ofschoon echt protestantsch, er geen gevaar in ziet,
doch vertrouwen stelt in zijne R. K. onderdanen, hetgeen
vooral gebleken is, dewijl het den Nederlandschen jongelingen
geen belemmering heeft in den weg gelegd, wanneer zij roepiDg
gevoelden zich onder de pauselijke vanen te scharen."
Wij konden ons naauwelijks weerhouden bij die woorden
te glimlagchen. Yan die concilie-geestdrift toch hebben wij
nooit iets opgemerkt, en dat in Nederland de pauselijke on
feilbaarheid nooit is aangerand geworden, kan wel waar zijn;
dit bewijst echter nog niet bijzonder veel. Wij weten immers
dat menige stem, ook van katholieken, zich luide daartegen ver
heven heeft. Dit moge nu niet met den naam van aanranding
bestempeld worden, van sympathie getuigt het toch zeker nog
minder.
Dat het Nederlandsche gouvernement verder ecktprotestantsch
is, wisten wij ook nog niet, en zouden het niet wenschelijk
achten. Zoo als daar die benaming wordt uitgesproken staat
ze zoo wat tegenover echt katholiekof iets dergelijks, en wij
weten wat doorgaans daaronder verstaan wordtmaar juist
daarom, komt die kwalificatie vau een gouvernement in een
land met eene gemengde bevolking ons zeer ongepast voor.
Als zij met de waarheid overeenkwam, hetgeen wij bepaald
ontkennen, dan zouden wij het betreuren. Een gouvernement
moge eene staatkundige rigting volgen, het zij zoo eik zijner
leden moge persoonlijk echt of onecht protestant sch of katholiek
zijn, ook dat lijudert nietmaar als gouvernement in een land
als Nederland, mag het geerie bepaalde godsdienstige rigtitig
aan den dag leggen. Gelukkig echter; voor zboverre ons al
thans bekend is, heeft dit ook in onze dagen gèen plaats en
wij laten de verantwoording dier uitdrukking geheel voor
rekening van den spreker.
öf het Néderlandsch gouvernement géén gevaar in dié ön-
feilbaarheidsleér ziet, dtirven wij niét beslissen* doch hét köti
wel waar zijn. Wy gelooved ook niet, dat iri óns vadefland,
voor als noghet gevaar groot is. In weerwil van die zooge
naamde geestdrift houden wy over het algemeen de Neder
landsche katholieken voor te verstandig, om gevaar te doen
ontstaan, zoolang zij zich ten minste niet vereenzelvigen met
de ultramontanén. In dat geval echter zouden wij er wel
degelijk gevaar in zien, en dewyl dit toch niet tot de onmo
gelijkheden behoort, komt het óns veiliger voor, dat het gou
vernement de gerustheid althans niet in zorgeloosheid late
overgaan. Wij gelooven dat het gouvernement weldoet, met
in zijne R. K. onderdanen hetzelfde vertrouwen te stellen als
in de andere gezindten, niet minder nog meermaar daar het
zijne roeping i3 aller regten te handhaven, zou het toch van
zwakheid en verblinding getuigen, indien het geheel uit het
oog verloor, dat het ten allen tijde gereed moet zijn, om elk
godsdienstgenootschap, onverschillig welken naam liet drage,
te beletten, de regten en vrijheden van anderen aan te randeu.
Dewijl nu het leerstuk der onfeilbaarheid, consequent door
gedreven, iets dergelijks kan tengevolge hebben, kunnen wij
niet gelooven, dat ons gouvernement zoo geheel de oogen zou
sluiten, voor een gevaar, dat minstens zeer mogelijk is.
Dat toch de onderscheiding van katholieken en Ultramon
tanén wel degelijk bestaat, laten wij ons niet ontstrijden. Wel
wordt het van sommige zijden, vooral door laatstgenoemden,
tegengesproken en geen wonderEven als keizer Wilhelm
op staatkundig, even zoo koesteren zij op godsdienstig gebied
hunne eenheidsdroomenen dat zij dus van deze onderscheiding
niets willen weten, spreekt wel van zelf. De Tijd begint
echter ook reeds te erkennen; dat er verschil bestaaten als
wij op andere landen letten, dan zou men toch geheel verblind
moeten zijn, oiü het tegendeel staande te houden. Keizer
Wilhelm heeft zijn doel zoo tamelijk bereiktzi^n droom schijnt
althans vervuld te zijn. Of de ultramontanén echter bun doel
zullen bereiken, gelooven wij niet, en het katholicisme zal er
zeker niet slechter door worden.
Hoe verre die eenheid tegenwoordig te zoeken is, zien wy
vooral in Beijeren. Daar is het gouverü'ëihent toch niet echt
protestantschen des niettegenstaande betóónt het tegenover
het onfeilbaarheids leerstuk de meeste behoedzaamheid. Het
verzet zich ruiterlijk tegen elke poging, die aaDgewend wordt*
om het ingaDg te verleenen buiten het -gebied der kerk. Het
onttrekt zijne bescherming niet aan die mannen, die het ver
werpen en daarom door de voorstanders als vijanden van do
kerk worden uitgekreten. En zien wij nu bovendien, wat op
het congres te Munchen is voorgevallen, waar duizenden met
de grootste belangstelling luisterden naar de woorden van een
Döllinger, van Pater Hyacinth en anderen, dan zien wij klaar
blijkelijk, dat die éénheid niet veel meer is dan een droom,
die bij de toenemende verlichting magtig weinig kans heeft, om
vervuld te worden. Nu, voor de Maatschappy des te beter.
Nog eene opmerking. De heer A. Ph. zwaait, altyd op
zijne wijzelof toe aan het Nederlandsch gouvernement. Het
stelt, zegt hij, vertrouwen in zijne R. K. onderdanen het
ziet geen gevaar in het bewuste leerstuk bet belemmert de
jongelingen niet voor den Paus te strijden. Hoe, in s He
melsnaam zijn die woorden nu toch te rijmen met de taal
van de Tijd en andere dergelijke bladen, of met de beweringen
van enkele leden der Kamer (l). Men kan soms naauwelijks
woorden vinden, bitter genoeg om die verfoeijelijke liberalen
af te schilderen als vijanden van de godsdienst, als onder-
(1) Zoo b. v. verweet de beer Zinnicq Bergmann onlangs den minister
van Justitie, dat bij de benoemingen voor de regterlijke magt, de tkalho-
liekeu bij de Protestanten moesten achterstaan. Toch dient die heer beter
dan iemand te weten, hoe bijzonder klein het getal juridische studenten is,
die de Katholieke godsdienst belijden.