HELDERSCH1 COURANT
Jiieuros- en
Zaturdag
ililurrtmUC'fifof).
28 October.
JS 1088.
Elfde Jaargang.
1871
Jsict-officiccl gcörcltc.
Afstamming van den Menseh
Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Ahonncraentsprijs voor 8 maanden. 0.50
Franco per post 0.65
Men abonneert zich bij alle Boekbandelaven en Post
directeuren. Brieven franco.
De prijs der Advektektten van 1—4 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Adverteutiën intczcuden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever
G IL T J E S.
«Officieel gedeelte.
KEN HISGET ING.
BURGEMEESTER cn WETHOUDERS dor gemeente HELDER brengen
ter openbare kennis, dat de begrooting der inkomsten en uitgaven dezer ge
meente voor het dienstjaar 1872, gisteren aau den Gemeenteraad aangeboden,
op de Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing nedergelegd, en in
afschrift tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar is gesteld.
Burgemeester cn Wethouders voornoemd.
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 25 October 1871. L. VERHEY, Secretaris.
POLITIE.
Dezer dagen op de publieke straat gevonden Zeven HAND
DOEKEN, een K1NDER-REGENMANTELTJE en een
SLEUTEL. De regtmatige eigenaars kunnen zich ter teruc-
bekoming aanmelden ten Burele van den ondergeteekende.
A. C. BOONZAJER,
Helder, 27 Oct. 1871. Commissaris van Politie.
De wetenschap is een vrij zonderlinge dame. Zij vraagt
niethoe zal het u bevallen, als deze of gene zaak eens zóó
of zóó was? Dat wil zeggen; geheel anders, dan wij ons
ooit hadden kunnen verbeelden. Och neenl volstrekt niet. Zij
zegt eenvoudigik heb de zaak eens goed nagegaanen zij
is zóó, en niet zoo als zoovelen altijd gedacht hadden. Met
andere woorden; die zoovelen zijn ligtgeloovig, onnoozel ge
weest zij hebben in navolging hunner voorpraters altijd
gedwaald; maar ik zal het u du eens beter vertellen. En
dan ontrukt zij u vaak, zonder medelijden, denkbeelden,
die u lief geworden waren sedert uwe jeugd; die uwe ouders
en onderwijzers u hebben leeren eerbiedigen, en waarvoor gij
welligt gestreden hebt, althans hadt willen strijden. En zij
doet dat even koelbloedig als de tandmeester u een kies uit
den mond haalt, in de overtuiging, dat gij, in weerwil van
de oogenblikkelijke pijn hem later dankbaar zult zijn. Wij
willen nu juist niet zeggen dat zij hierin geheel ongelijk heeft
maar toch het kiezentrekken doet zeer, en de kiezen die
de wetenschap trekt soms niet minder.
Welke rol die dame in de laatste tijden op godsdienstig
gebied heeft gespeeld, is algemeen bekend. Wie onzer
heelt haar daarover niet vaak de leelijkste scheldwoorden
hooren toevoegenHet schijnt echter, dat zij zich dat zeer
weinig aantrekt; zij gaat bedaard haar gang, en doet of zij
het niet hoort. Met de geschiedenis spriDgt zij soms ook ta
melijk ruw om. Honderden van zaken, die onze onderwijzers
ons met den meesten ernst verhaalden, waardoor zij onzen
weetlust gaande maakten, waaruit zij nuttige lessen wisten
te trekken, en die wij als een evangelie aannamen schrapt
zij met een enkelen pennestreek door, en weet daarbij zulke
goede gronden aan te halen, dat wij geheel verbluft staan,
en geen woord meer in te brengen hebben. Wij hebben dan
medelijden met onze leermeesters, wegens hunne dwaling en
met ons zelveu wegens ODze ligtgeloovigheid. Wel verliezen
de nuttige wenken, die zij ons gaveD, bare waarde daarom
nog nietmaar toch kunnen wij een zeker gevoel van schaamte
niet onderdrukken. Ook daaraan stoort zij zich echter Diet
en ongemerkt komt het denkbeeld bij ons op, »dat zij met
onze onnoozelheid den spot steekt; en dat is eeue gewaar
wording, die bijna alle meDsehen kennen, doch die niemand,
voor zooverre wij weten, nog ooit aangenaam heeft gevonden.
Toch is de dame niet spotziek zij moge een weinig onver
schillig zyn jegens de gevoelens van anderen, evenwel steekt
zij daarmede niet den draak moet zij die bestrijden, zij doet
dit even kalm als zij de gronden vóór en tegen onderzoekt;
zij heeft slecht eene leus; »de waarheid," en wij gelooven,
.dat als deze haar zelve van dwaling overtuigde, zij even koel
haar eigene denkbeelden zou prys geven, als zij nu die van
hare tegenstanders bestrijdt.
Éón voorregt bezit die dame in hooge mate boven velen
harer zusters: zij is niet onderhevig aan caprices of luimen.
Zij coquetteert noch met hare vóór- noch met hare tegen
standers, maar bewandelt statig den weg, dien zij naar hare
overtuiging meent te moeten inslaan. Zietdat neemt ons nu
weer voor haar in. Men kan op hare eerlijkheid en onom
koopbaarheid staat makenen dat is waarlijk niet weinig
gezegd in onzen tegenwoordigen tijd, waar die twee eigen
schappen wel eens verre te zoeken zijn. Wij willen daarom
juist niet zeggen, dat zij daardoor in beminnelijkheid boven
de andere dames staat; maar men weet toch altijd wat men
aan haar heeft, en dat kan men wezentlijk niet van alle
menschen zeggen.
Ook op het gebied der natuurlijke historie is zij tegenwoor
dig druk bezig met een onderwerp, dat ons allen hoog inte
resseerten, wij moeten het bekennen, die dame komt ons
daar vooral zonderling voor. Zij kan intusscheu, het zij met
eerbied gezegd, ook wel eens mistasten, zoowel als wij heereu.
Dat hopen wij hier dan ook, want anders zouden wij onze
illusiën bijna geheel gaan verliezen eD wij vragen u in ge-
moede: wat is in onze prozaïsche wereld een mensehdie al
zijne illusiën verloren heeft?
Charles Darwin heeft een werk geschreven over nde af
stamming van den menseh'uit het Engelsch vertaald door
Dr. Hartogh Heijs. Naauwgezette nasporingen en vergelij
kingen hebben hem tot het besluit gebragt, dat het zedelijk
gevoel bij den menseh ontspringt uit zijn instinct van gezellig
dier. Immers hij heeft bij de meer ontwikkelde dieren alle
redelijke eigenschappen, zelfs de hoogere zielsvermogens van
den menseh in zekere mate aanwezig gevonden. Toch schijnt
hij minder don menseh tot dier te willen maken, dan wei
het dier tot gelijke van den menseh. Het geestelijk verschil
is, zegt hij, meer te zoeken in hoeveelheid dan in hoedanigheid.
Wij moeten bekennen het werk zelf niet te hebben gelezen,
en kennen de strekking enkel uit de aankondiging van de
vertaling; maar aangenaam vinden wij het besluit niet, waartoe
de schrijver gekomen is. Stellen wij ons een der meest ont
wikkelde dieren voor: den aap. Wij moeten dan aannemen,
dat alles, wat den menseh trotsck maakt op zijn geslacht
het zedelijk gevoel, het geweteD, het gevoel voor het ware
schoone, edele, goede, in beginsel ook bij den aap gevonden
wordt; alleen de hoeveelheid verschilt; een zeer slecht ont
wikkeld menseh en een guDStig ontwikkelde aap zullen dus
elkander zeer nabij komen. Ziet, dat kunnen wij maar hoogst
moeijelijk verduwen. Misschien is het een gevolg van onze
opvoeding, van het onderwijs onzer jeugd en de indrukken
die dat alles op ons heeft gehad, maar nog altijd schijnt het
ons eene ondenkbaarheid toe, het verschil tusschen menseh
en dier zóó te verkleinen, dat het bijna geheel aan onze op
merking ontgaat. liet is, alsof wij daardoor de waarde van
den menseh aanranden, en nog altijd meenen wij, dat hij, die
de waarde van zichzelven regt gevoelt, juist daarin den groot
sten aandrang vindt, die waarde te verhoogen. Wanneer de
wetenschap ons klaarblijkelijk aantoont, dat de aarde niet
maar duizenden jaren heeft bestaan, zoo als wij sedert onze
jeugd hebben geloofd, maar millioenen, dan zien wij volstrekt
geene zwarigheid, dat aan te nemen want het kan onze in
nerlijke waarde niet verminderen; maar hier is de zaak ge
heel anders.
En als wij aan een ver verleden of aan de toekomst den
ken, dan komen er vreemde vragen bij ons op die uit die
leer voortvloeijen. Was de menseh vroeger wat nu de aap
is? Zal de laatste over eenige eeuwen zijn wat wij nu zijn?
En hoe zal het dan met den menseh zijn geworden Wij
vreezeD, dat l/arwin die vragen odbeslist zal moeten laten met
nog zoovele andere, die wij maar niet zullen neerschrijven.
Kort en goed, met allen eerbied voor de wetenschap, ge
looven wij nog altijd, dat, in weerwil van vele punten van
overeenkomst, het verschil tusschen den zelfs miDSt ontwik
kelde menseh en het meest ontwikkelde dier zóó groot is, dat
aan een gelijkheid van afstamming niet kan'gedacht wordeD,