HELDERSCHE COURANT. Jiieuros-- en Zaturdag JIÖoerfenUe--öfaö. 25 November. M 1096. Elfde Jaargang. Inkomstenbelasting. De missie bij den Paus. JN 1ËU YV STiJJDIN GEN. 1871. Versehijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Aboiuiementsprijs voor 3 maanden. 0.50 Franco per post o n 0.65 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post directeuren. Brieven franco. De prijs der Adyertextien van 1—4 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentien intezenden. Ingezonden stukken minstelas écn dag vroeger. Uitgever S. G IL T J E S. In ons No. van 1 November hebben wij over dit onderwerp ons gevoelen gezegd. Wij veronderstelden namelijk, dat de indiening van die wet niet ernstig gemeend is, omdat zij een grootere ramp voor ons vaderland zou zijn dan de thans be staande patentwet. Na dien tijd hebben zich hier en daar nog al stemmen vóór die wet doen hooren, vooral van Kamers van Koophandel, van welke wij echter niet juist kuDnen be- oordeeleD, in hoeverre algemeen of particulier belang op den voorgrond staat, dewijl hunne gronden ons daartoe niet in staat hebben gesteld. Ook eenige bladen hebben zich vóór de invoering dier wet verklaard op meer of mioder goede gronden. Zij hebben echter onze overtuiging niet kunnen doen wankelen, dat die wet, zoo als wij hebben beweerd, juist het drukkendst zou zyn voor hen, die niet tot de ruim bedeelden in ons vaderland behooren, zoo als ambtenaren, predikanten, onderwijzers en dergelijke. Hoe gemakkelijk sommigen echter die tegenwerping ter zijde weten te stellen, is ons onlangs gebleken in de Alkm. Ct. waar wij lazen «Maar de ambtenaren, de onderwijzers en de geestelijken hebben immers een te karige bezoldiging om daarvan nog een deel te kunnen eischen voor den staat. - Zooveel te erger voor den staat, de gemeente en de kerk, dat zij bare beambten zoo slecht bezoldigen, dat van ben geen bijdrage mag gevraagd worden in de algemeene lasten. Is bet kwaad zoo erg, dan moet verhooging van jaarwedde bet middel tot genezing zijn geen berusting in den toestand, door dien als onverbeterlijk aantenemen en vrijheid te schenken op grond van onvermogen." Mooije woorden Wij zouden gaarne den schrijver toegeven, dat bet eene schande is, dat de genoemde personen zoo slecht worden bezoldigd, maar bet ergste is en blijft bet toch voor henzelven. Dat verhooging van jaarwedde het middel moet zijn, erkeunen wij ook, maar dat is spoediger gezegd dan tot stand gebragt wij behoeven dat waarlijk den begaafden schrijver niet te herinneren maar wel zouden wij bet hoogst verdienstelijk achten, dat hy de middelen konde aanwijzen, om tot dat duel te geraken. Tot zóó laDg echter zouden wij bet onregtvaardig blijven noemen aan de bovengenoemde per sonen lasten op te leggen, die ongetwijfeld voor ben veel druk kender zouden zijn dan de patentbelasting thans is. Of kwijnt in ons vaderland de industrie Wij zullen Diet ontkennen, dat de patentwet gebrekkig is, maar houdt zij dan de welvaart in Nederland zóó zeer tegen, en zijn bare gebreken niet op andere wijzen wegtenemen In ieder geval komt bet ons voor als eene ongehoorde en onverantwoordelijke zaak eene slechte wet te vervangen door eene, die, althans naar ons oordeel nog slechter is. Dit laatste moge nu niet door iedereen worden beaamd, toch zal niemand kunnen ontkennen, dat ook zij evenzeer groole gebreken bezit, die men maar zóó niet kan wegredeneren. Wij blijven dus nog altijd aan onze overtuiging vasthouden, dat de ingediende wet niet zal worden aangenomen, en betwijfelen, of de indiening wel zoo geheel ernstig gemeend is. Het is algemeen bekend, dat de Kamer beeft besloten niet langer een gezant bij den Paus te accrediteren. Wij heb ben tot beden over die kwestie gezwegen, omdat zij ons, te regt of ten onregte, van weinig aanbelang toescheen. De som, waarvoor de schatkist daarin betrokken was, beteeken- de weinig, en wij zagen er juist geen kwaad in, onze ka- tbolijke landgenooten, althans voorloopiggenoegen te geven. Na de behandeling der zaak in de Tweede Kamer, zijn wij tot andere denkbeelden gekomen, en wij aarzelen niet rond uit te verklaren, dat wij liet besluit der Tweede Kamer toe juichen, omdat bet getuigd van eene fermeteit, die wij wel eens te vergeefs hebben gezocht. Wij willen niet ontkennen, dat sommige voorstanders der Missie zeer bezadigde taal hebben gesproken. De meesten daarentegen hebben de zaak op een terrein gebragt, waarop zij niet te huis behoorde, en waardoor zij ongetwijfeld bet getal tegenstanders hebben vergroot. Zoowel bet godsdienstig terrein, als een mogelijk herstel der wereldlijke magt, hadden buiten bet spel moeten worden gelaten. Nu echter de ultra- montaanscbe partij aan bet votum die groote beteekenis hechtteverheugen wij ons dat de meerderheid der leden verstandig genoeg is geweest alle toegevendheid op zijde te stellen, en aan eene zaak een einde te makeD, die nu be spottelijk zoo niet gevaarlijk zou zijn geworden. Het onhan dige ultramontaansche ijveren beeft ons dus de oogen geopend. Wij behoeven niet aan te halen, wat door sommige leden gesproken is die eenig belang in de zaak stelde, beeft het ongetwijfeld gelezen. Voegen wij, echter daarbij de uitvallen van de Tijddan wordt alles nog duidelijker. Vóór de behandeling lazen wij «Nederland mag in geen ge val de feiten van geweld tegen den Paus tot voldongen feiten helpen maken." Het onregt aan den Tiber gepleegd zou zich wel eens aan den Amstel kunnen herbalen." «De liberalen hebben een afkeer van de Katholieken, en werken de Kuropesche revolutie in de band." Na den uitslag der stemming«Het is een slag in het aangezigt der Katholieken." (Indien bet waar is, hebben zij zich die strafoefening zeiven op den bals gebaald). «Het is onedelmoedig tegenover den grijzen kerkvorst." «Nederland baalt zich een goddelijk strafgerigt op den bals." (Ver schrikkelijk!) «De Paus zal toch weer Koning worden." (Dan kan er ook weer een gezant worden gezonden.) Wij willen er niets bijvoegen; de bedoelingen zijn duidelijk genoeg. Wij hebben echter nog eene reden, waarom wij over den uitslag der stemming juichen. De Minister, en in navolging ook eenige kamerleden, schijnen Nederland als mogendheid te nietig te achten, om zulk een besluit te nemen, dan Dadat alvorens de grootere mogendheden bet voorbeeld hebben gegeven Die woorden hebben ons pijnlijk getroffen. Zijn wij dan werkelijk zóó diep gezonken, dat wij in eene zaak van zoo ondergeschikt belang, geene beslissing mogen nemen, zonder eerst te zien wat onze buren doen Wü hopen het niet, want het zou ons van schaamte doen blozen maar wij gelooven het ook niet. Wel willen wij aannemen, dat de Minister van Buitenlandsche Zaken in een moeijelijke positie verkeerde daarvan getuigen zijne onbepaalde uitdrukkingen en zwakke argumenten in zijne verdediging eener ongelukkige zaak maar het doet ons leed, uit zijne mond woorden te vernemen, die een waar Nederlander moeten grieven, omdat zij hem in de oogen zijner naburen vernederen. Zoo laDg ons niet wordt aangetoond, welk gevaar, en van welke zijde het ons dreigt, zullen wij ons over de gevolgen niet in het minst veront rusten. Wij mogen als mogendheid klein zijn, wij behoeven ons daarom den naam van laf nog niet te laten welgevallen, en uit den uitslag der stemming is ons gebleken, dat de meerderheid der leden van de Tweede Kamer het geheel met ons eens zijn. Ten slotte nog eene vraag aan de Tijd c. s. «Zou het na dergelijke verklaring van onzen Minister niet bespottelijk worden, dat zulk eene kleine'mogendheid als Nederland, tegen de handelingen van den Koning van Italië protesteerde, zoo lang onze naburen ons niet voorgaan Dat men daarop dan ook niet langer aandringe! Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz. 24 November 1871. De ingezetenen dezer gemeente worden weder opgeroepen tot een werk van barmhartigheid; wij hopen dat die roepstem een geopend oor moge vinden. Het bedrag, dat van u gevraagd wordt, is niet alleen gering, maar behalve de zelfvoldoening een goede daad te verrigten, wordt u bovendien nog een avond van kunstgenot beloofd. Ten behoeve van de nagelatene betrekkingen van den timmerman J. Bruijn, die voor eenigen tijd het leven verloor

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1871 | | pagina 1