HELDERSCHE COURANT. Jlteuras- en Woensdag Jlf)oerleii(ic--öfnÖ. 29 November. ,M 1097. Elfde Jaargang. 1871. <0ffiriëcl ijcöcrltc. GRONDBELASTING. 43iet-uffictëcl gcöcelte. IXog een vreemde historie. Verschijnt DINGSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden. 0.50 Franco per post p H 0.65 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Post directeuren. Brieven franco. De prijs der Adveetentien van 1—4 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiën intezenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Uitgever G IL T J E S. Afkondiging overeenkomstig art. 15, tweede lidder wet va?i den 26 Mei 1870 (Staatsblad No. 82). De BURGEMEESTER der gemeente HELDER brengt, overeenkomstig art. 15, tweede lid, der wet van den 26 Mei 1870 (Staatsblad No. 82), ter algemeene kennis, dat bij ter Secretarie van de gemeente, gedurende dertig dagen, ter in zage van de belanghebbenden heeft nedergelegd, eene opgave van uitkomsten bedoeld in de art. 15, 23 en 43 der ge noemde wet. Heldee, den 27 November 1871. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. Voor eenige weken schreven wij onder het opschrift «Een vreemde zaak," onze beschouwingen neder over iets, dat algemeen veel sensatie heeft gemaakt, namelijk over het ont slag van kapitein Janssen. Het kwam ons toen voor, dat de Minister van Oorlog in die zaak eene voor onze burgerlijke begrippen vrij zonderlinge rol had vervuldterwijl wij den heer Keijzerdie zich door list van eens anders eigendom had meester gemaakt, niet hebben willen kwalificeren, zoo lang over de geheele zaak niet meer licht was verspreid, maar hem intusschen opregt beklaagden. Of moet men een officier niet beklagen, die zich tot practijken verlaagt, welke voor den man, die nog eenig gevoel van ridderlijkheid bezit, on mogelijk moesten zijn. Een fatsoenlijk man toch, die een geopenden brief van een ander door toeval in handen krijgt, zal hem zelfs ongelezen teruggevenen wat is hier geschied Wij wisten toen alles niet, en mogten dus geen bepaald oordeel uitsprekenmaar wij weten het tot heden nog niet. Wel heeft de heer Janssen openlijk de zaak in de bladen be handeld, doch èn de Minister, èn de heer Keijzer hebben gezwegen. Wij hadden nog altijd gehoopt, in beider belang, eenige opheldering te ontvangenwij hadden zelfs gewenscht, dat daaruit de schuld van den heer Janssenal ware het dan ook maar eenigermate, zou gebleken zijnwant het kan toch niet anders dan pijnlijk zijn voor hem, die zijn vader land lief heeft, van een lid der regering en een officier van het leger te moeten zeggen met eene schouderophaling: wat moeten wij van hem denken Toch blijven zij zwijgen. Of moet dat beteekenen: «denkt wat gij wilt Welnu die heeren gelieven het ons ten goede te houden, dat wij dan zelfs in de verste verte niet in staat zijn, om er iets goeds van te denken. Aan onfeilbaarheid te gelooven bij den Minister van Oorlog, gaat geheel boven onze magten een officier, die zich zulke han delingen veroorlooft, zal alle pretentie op eene eenigzins gunstige beoordeeling wel sedert lang hebben laten varen. Wij lezen intusschen, dat aan het onderzoek aangaande de han deling van den laatstgenoemde geen verder gevolg zal worden gegeven in dat geval wordt de zaak nog veel dubbelzinniger. Wie zal het ons dan ten kwade duiden, indien de gedachte bij ons opkomt, dat nu eenmaal het doel bereikt isde ver wijdering van den heer Janssende aard der gebruikte mid delen niet meer in aanmerking komt Maar in welk op- zigt zou zoo iets verschillen van den stelregel, dat het doel de middelen heiligt Wij zyn dus nog even wijs als voor zes weken en begonnen te vreezen, niets van de tegenstanders van den heer Janssen meer te zullen vernemen, ware het niet dat gister in de Tweede Kamer is besloten een door den heer Janssen inge- piend adres in behandeling te zullen nemen, nadat vooraf den Min. van Oorlog om inlichting is gevraagd. Wijschromen niet als ons gevoelen uit te spreken, dat de T. Kamer in deze een heilige pligt vervult. Elke schyn van willekeur of misbruik van magt, moet in een vrij land worden weggenomen, wil men er niet later de bittere vruchten van plukken. Wat zou men toch denken van een liberalisme, dat de openbaar heid schuwt Nogmaals willen wy echter ons oordeel op schorten, in afwachting van hetgeen de Tweede Kamer zal opleveren. Daarna zullen wij als vrye burgers in een vrij land niet schroomen openlijk voor ons gevoelen uit te komen. Misschien zouden wij nog niet op deze zaak zijn terugge komen, indien niet in eene naburige gemeente insgelijks een vreemde historie schijnt te zullen plaats hebben. De leden van den Raad hebben met eenparige stemmen besloten, zich per adres te rigten tot Gedeputeerde Staten, met verzoek, op den heer Burgemeester art. 60 der Gemeentewet toe te passen wegens zijne «havelooze handelingen, in zijn kwaliteit van Burgemeester, vóór en na het bezoek van Z. E. den Commis saris des Konings betoond". Wij zeggen zeker niet te veelwanneer wy ook dat een vreemde historie noemen. Wij weten natuurlijk niet, hoe die heer gehandeld, noch wat hij gedaan of verzuimd heeft. Er wordt echter gesproken van den jammerlijken toestand van het finantieel en algemeen beheer. Wanneer nu Z. E. de Com missaris des Konings een bezoek aan die gemeente heeft ge- bragt, moet die jammerlijke toestand hem toch zeker gebleken zijn. En evenwel schijnt die jammerlyke toestand ook na het bezoek te hebben voortgeduurd. Dat dus de leden van den Raad het bovengenoemde verzoek tot Gedeputeerde Staten rigten is natuurlijk, en getuigt van energiemaar dat zij dat nog hebben behoeven te doen komt ons toch vreemd voor. Wij mogen intusschen in ons oordeel niet verder gaan, omdat wij niet met alles bekend zijn; wij willen ook geene middelen gebruiken, om dieper in de zaken eener andere gemeente door te dringen voor ons doel is hetgeen wij vernemen voldoende. Wij wenschen nu een vergelijking te maken tusscben den heer Janssen en dien Burgemeester. De eerste heeft, althans voor zooverre ons bekend is, hoogstens onvoorzigtig gehan deld, en de gevolgen zijn verlies van zijne vrijheid, verne dering zoo niet onteering, geldelijke schade, die welligt zijn vrouw en kinderen nog smartelijker hebben gevoeld dan hij zelf, en eindelijk een formeel ontsiag met gevaar van tot ar moede te vervallen. De laatste zou naar het gevoelen van de leden van den Gemeenteraad, en een gedeelte der burgers de belangen der gemeente hebben verwaarloosd Z. E. de Commissaris des Konings schijnt daarmede bekend te zijn; toch behoudt de Burgemeester nog de magt daarmede voorttegaan, en zonder op de afkeuring van Z. E. (die hem toch ongetwij feld zal zijn kenbaar gemaakt) acht te slaan gaat hij voort met van zijne magt misbruik te maken ten nadeele der ge meente, zoodat de leden van den Raad gedwongen worden tot dergelijken stap over te gaan. Welk een verschil! Moet de oorzaak gezocht worden in de militaire wetten Maar is daarin de menschelijkheid dan geheel uitgesloten Dat Ne derland dan afstand doe van den naam eene beschaafde natie te zijn. Of in bijzondere toegevendheid tegenover een man, die aan het hoofd eener gemeente staat Maar mag dan het belang eener aanzienlijke gemeente aan bijzondere considera- tiën worden opgeofferd Wij hebben achtingwij hebben eerbied voor een Burgemeesteren vooral in onze gemeente hebben wij daartoe de ruimste stof; maar die achting, die eerbied gaan niet zóó verre, dat hem vrijheid worde geschonken, door willekeur het belang der ingezetenen te verwaarloozen en op te offeren. Regt boven alles! Geen meten met twee maten. Ziedaar twee vreemde zaken Moge spoedig over beiden genoegzaam licht opgaan om ons voor een verkeerd oordeel te vrywaren Het woord haveloos komt ons vreemd voor; misschien is het een drukfout; de zaak blijlt intusschen dezelfde.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1871 | | pagina 1