HELDERSCHE
COURANT.
Jiteums- en
Zaturdag
flöürrtcnltf'öfnö.
6 Januari)'.
J® 1 109.
Twaalfde Jaargang.
1872.
Wat belooft ons de toekomst?
Verschijnt D1NGSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50
Franco per post s 0.65
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren eu
Postdirecteuren. Brieven franco.
De prijs der Advebtentien van 1—4 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Adverteutiën intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. GILTJES.
Onder den Nieuwejaarsgroetvoorkomende in ons nommer
van 1 Januarij jl., zijn gepla-atst 222 namen, daarvoor is
ontvangen flll.—
gaat af voor 222 exempl. h 5 Ct. f 11.10'
verdere onkosten 7.90
19
f 92—
Het aantal bedeeld wordende armen bedraagt 368, zoodat
ieder tot zijn aandeel zal bekomen 25 Centen, die bij do
eerstvolgende bedeeling extra zullen worden uitgereikt, door
bemiddeling van de verschillende armbesturen in deze ge
meente, waaraan de gelden zijn afgedragen, als volgt
Aan het Burgerlijk-Armbestuur voor 127 bedeelden f31.75
Hervormd
120
n
30.
M
Roomsch Cath.
65
16.25
n
v
Oud-R. Cath.
16
n
4—
Israëlitisch
15
O
3.75
n
Chr. Geref. n
9
n 2.25
n
Doopsgezind n
n
7
1.75
w
Herst. Ev. Luth.
6
1)
1.50
V
EvaDg. Luth. n
3
JJ
0.75
4 f92—
Voorzeker eene vraag, die spoediger gedaan dan beantwoord
is. Ware iemand in staat daarop een bepaald antwoord te
geven, zijne fortuin zou gemaakt, zijn roem onovertrefbaar zijn
ieder zou hem aanbidden. En geen wonder hij zou een eigen
schap bezitten, die alleen bij een God kan gedacht worden.
Is dat echter eene reden, om er niet over natedenken
Mogen wij ons brein niet vermoeijen, onzen geest niet in
spannen, om, al is het ook een zeer klein gedeelte, van den
sluijer, die de toekomst aan ons oog onttrekt, op te ligten,
alléén omdat wij dien niet geheel kunnen wegschuiven Geen
denkend mensch kan dat aannemen. Er bestaan geen uitwer
kingen zonder oorzaken wie de laatsten opmerkzaam gade
slaat, zal, althans voor een gedeelte, de eersten kunnen te
gemoet zien, en reeds vooraf zijne maatregelen nemen. En
dat is reeds veel gewonnen. Zijne berekening moge niet on
feilbaar zijn; zij moge door bijkomende oorzaken somtijds ge
heel falen in vele gevallen zal zij een onbetaalbaar nut aan-
De Romeinen hadden een tempel ter eere van hun oudsten
god, den god der goden, Janus. Zijn voornaamste feest had
plaats op den nieuwjaarsdag, wanneer zij eikander, even als
velen nog tegenwoordig, geschenken deden. De aan hem gewijde
tempel met twee groote deuren werd alleen in vredestijd ge
sloten, doch stond open, zoolang de oorlog duurde. Janus werd
afgebeeld als een man met twee aangezigten, het een vóór-
het ander achterwaarts gekeerdeen zinnebeeld der wijsheid,
daar hij met het eene in de toekomst, met het andere in het
verledene zien kon. Sommige geleerden mogen daaraan een
andere beteekenis hechten, wij willen ons aan de eerste vast
houden, en, naar de mate der wijsheid, die ons geschonken
is, ook onzen blik achterwaarts en voorwaarts rigten het
zal ons zeker niet schaden. Er zijn zoovele vraagstukken op
staat- en krijgskundig, op maatschappelijk en op godsdienstig
gebied, waaromtrent wij de toekomst met vrees of hoop, maar
in ieder geval met belangstelling te gemoet zien, dat het wel
der moeite waardig is, ons een en ander te herinneren van
hetgeen het jaar, dat achter ons ligt, ons heeft aangebragt.
Onder een dood en verderf verspreidend kanongebulder nam
het jaar 1871 een aanvang. Een zich onverwinnelijk noemend
volk werd genoodzaakt zijn zwakheid te erkennen de be
volking eener prachtlïevende stad, aan zorgelooze vrolijkheid
gewend, ontving harde lessen van gebrek en ontbering, en
oefende zich in geestkracht te midden eener duldelooze ellende;
de zich bij uitnemendheid christelijk en dus liefderijk noemende
natie, strafte zonder mededogen zijne naburen, wier hoofden
en aanvoerders toch in de eerste plaats de schuldigen waren,
en voegden by hunne straf eene vernedering, die aan den vrede,
hoe ook door allen gewenscht, al zijn schoon ontnam. Is het
te verwonderen, dat het Eransche volk na dergelijken vrede
tot uitersten oversloeg, en dat de verbittering nog voortdurend
toeneemt Wij willen geenszins beweren, dat het niet zich-
zelven een zoo bard lot heeft op den hals gehaald maar of
de tempel van Jaüus, na een op die wijze geëindigden oorlog
wel duurzaam zal gesloten blijven, betwijfelen wij zeer.
Wanneer wij verder letten op de andere rijken van Europa,
dan meeneu wij, zonder daarom den naam van pessimisten te
verdienen, dat bijna overal brandstoffen van verschillenden
aard zijn opgehoopt, die door eene geringe omstandigheid kun
nen ontvlammen. De toestand van Oostenrijk is nog steeds
verre van bevredigend. Italië en Spanje hebben met inwendige
verdeeldheden te worstelen, waarvan vooral bij het laatste het
einde nog verre schijnt verwijderd te zijn. Engeland besteedt
blijkbaar zijne beste krachten aan eigen stoffelijk belaDg, waar
door zijn prestige tamelijk begint te tanen. Bij dit alles gaat
het magtige Rusland stilzwijgend voort, met zich te versterken
en te wapenen, blijkbaar in de meest vriendschappelijke ver
houding met de Noord-Amerilcaansche Staten. En wat nu te
zeggen van do kleinere Staten? Van het woelige België, met
zijne ontevredene geestelijkheid, zijn opgewonden mijnwerkers,
zijne half-Fransche bevolking BenemarkenZwitserland, Ne
derland
Wij hebben in het afgeloopen jaar op nieuw de bewyzen
gezien, dat de staatkunde in het vak van eerlijkheid er een
geheel bijzonder tarief op nahoudt. Alle diplomaten noemen
annexatie ongeoorloofd. Zoodra zij er echter eigen belang in
zien, begiDt het oordeel te veranderen. Men zoekt voorwend
sels tot tijdelijke of voorloopige maatregelen van geweld men
wisselt nota's zonder einde; men belooft veel, des noods alles,
om hen, die de plannen zouden kunnen verhinderen, tot zwijgen
te nopen intusschen is de zaak een fait accompli geworden
het slagtoffer is magteloos zijne vrienden zien enkel op hun
eigen belang, en laten den vriend aan zyu lot over. Het is
altijd zoo gegaan, en het verloopen jaar heeft er op nieuw
bewijzen van opgeleverd.
Dus nog eens wat hebben de kleine Staten te wachten
Dat er gevaar voor hen bestaat, zal wel niemand betwijfelen;
maar dat het grootendeels zou kunnen voorkomen of afgewend
worden, gelooven wij even zeker. Er zijn menschen, ook dag
bladschrijvers, die op alle mogelijke wijzen het denkbeeld in
gang zoeken te doen vinden, dat een klein rijk niet in staat
is, zijn onafhankelijkheid te behouden, wanneer het door een
groot rijk wordt aangevallen. Wat zal, zoo zeggen zij, b. v.
Nederland uitvoeren, wanneer Pruisen het er op gezet heeft,
het te annexeren Wat moeten wij dus met een geoefend
leger doen Ziet, wij noemen die redenering zeer oppervlakkig,
maar vooral zeer owvaderlandsch. Wij kunnen thans niet treden
in een betoog aangaande de verdedigbaarheid van Nederland;
anderen, meer deskundig dan wij, en denkelijk wel dan de
meeste dagbladschrijvers, hebben dat vóór ons gedaan. Maar
heeft Nederland dan geene geschiedenis meer, dan die van
Nuijens Moeten wij dan de bewering van Alb. Thijm, ndat
ons vaderland toch wel tot eenheid zou gekomen zijn, zonder
onze worsteling tegen de Spaansche overheersching," dan voor
goede munt opnemen Ons is het althaus onmogelijk. Het is
waar, de krijgskunst is sedert die tijden vooruitgegaan maar
schande voor Nederland, indien het daarbij stilgestaan heeft,
en het wordt dan hoog tijd, dat het zijne krachten niet langer
late sluimeren. Daarom noemen wij die bewering ook vooral
cmvaderlandsch. Zoodra de mensch aan zijne krachten wan
hoopt, wordt hij magteloosmet een volk is bet eveneens
gesteld. Wanneer Nederland in den vollen zin des woords
weerbaar is, zal noch Pruisen, noch eenig ander rijk er zoo
gemakkelijk toe overgaan, de annexatie te beproeven maar
laat het zich door het denkbeeld, »dat het toch niet te ver
dedigen is" verleiden tot werkeloosheid, dan is het geen beter
lot waardig.