HELDERSCHE COURANT. Jïieutos» en Woensdag <flDoertentie--6faÖ. 24 Januarij. JG 1U4. Twaalfde Jaargang. 1872. jSiet-officiM gcücclte. Een paar Opmerkingen. Verschijnt D1NGSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnerüentsprijs voor 3 maanden 0.50 Franco per post 0.65 Men abonneert zich bij. alle Doekhandelaren en Postdirecteuren. Brievon franco. De prijs der Advertenties van 1—4 regels is 00 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiën intezenden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Uitgever S. GILTJES. «©fficicrl gcbcclte. POLITIE. Dezer dagen op de publieke straat onbeheerd gevonden Twee HONDEN. De regtmatige eigenaars kunnen zich ter terugbekomïng aanmelden ten burele van den ondergeteekende A. C. BOONZAJER, Helder, 23 Jan. 1872. Commissaris van Politie. Afstand der Kast van Guinea. Weinige onderwerpen zijn in de laatste tijden zoo uitvoerig behandeld in verschillende bladen als het bovenstaande. Wat is der regering al niet naar het hoofd geslingerd 1 Met dat al moeten wij bekennen, dat ons de geheele zaak nog niet zeer helder is, en juist daarom hebben wij tot heden daarover gezwegen. Toch hebben wij nog niet kunnen bespeuren, dat onze regering aan een zekere pressie van de zijde wan Enge land heeft toegegeven en evenmin, dat die afstand bepaal delijk als een bewijs van onze zwakheid beschouwd moet ■worden. Wij hebben dan ook niet magtig veel waarde gehecht aan het bezit eener kust, die ons weinig voordeel, zoo niet nadeel opleverde. En wat het oogpunt van menschelijkheid betreft, waarmede het Haagsche Dagblad zoo aandoenlijk schermt, wij hebben tot heden de Engelschen nog niet leeren kennen als zulke onmenschen, dat om die reden de daad zoo verfoeyelijk zou te achten zijn. Misschien is een en ander een gevolg van onze onwetendheidmaar daarom zullen wij ons dan ook liefst wachten, om op een hoogen toon uitspraak te doen. Toch verwekt die afstand ook bij ons een zeker onaangenaam gevoel, en wij nemen het niemand kwalijk, wanneer hij in een dagblad-artikel voor het behoud dier kust strijdt, met al de argumenten, die hem belangrijk toeschijnen. Bijnazoüden wij zeggen, dat hij het aan zijne overtuiging verpligt is. Maar in eene zaak als deze, waar het zoo hoogst moeijelijk, laat ons liever zeggen onmogelijk, is, een juist oordeel te vellen, dewijl niet alle stukken openbaar zijn gemaakt en welligt ook niet konden worden gemaakt, daar wachte men zich, zijn gevoelen als bijna onfeilbaar voor te stellen, wil men zich niet de beschuldiging van waanwijsheid op den hals halen. Die gedachte kwam bij ons op, toen het Dagblad in een rouwrand het berigt mededeelde, dat ook de Eerste Kamer het besluit had goedgekeurd. Er zijn menschen, en ook bladen, die magtig goed slag hebben om op effekt te werkenmaar of een dergelijk effekt wel zeer diepe indrukken zal achterlaten, betwijfelen wij zeer wij stellen het zoo tamelijk gelijk met de geschilderde doeken of de trommen en trompetten voor eene kermistent. Als wij in Nederland geen anderen rouw te dragen hebben, dan over het verlies der Elminezen, dan behoeven wij den moed nog niet te verliezen. Dezelfde gewaarwording gevoelden wij by het ontworpen adres van Prof. Vreede aan den Koning, waarbij hij verzoekt de besluiten der beide Kamers eenvoudig te vernietigen. Wan neer een professor pedant konde wezen, dan zou dat woord vooral hier van toepassing zijn. In ieder geval echter vinden wij den eisch niet alleen onbetamelijk, maar tevens vrij on eerbiedig vis a, vis den Koning zeiven en niet minder tegen over de leden der Kamers. Hoe Zijn de laatsten dan zoo onbeteekenend, dat zij van Prof. Vreede moeten leeren, hoe in eene zoo gewigtige zaak te handelen Dan voorwaar mogten alle bladen in Nederland wel met een rouwrand verschijnen. Wy willen wel gelooven, dat vele dingen anders zouden worden, wanneer de heer Vreede minister was, maar of zij beter zouden gaan, daarover durven wij evenmin te beslissen als over den afstand van de Kust van Guinea, omdat ons ook daar de ge gevens ontbreken. Eén zaak echter geeft ons troost. De heer Vreede herinnert de Eerste Kamer aan den vroegeren bijnaam van «Vijfde rad aan den wagen." Welke benamingen het Dagblad soms plagt te gebruiken, weten wij zoo juist niet meer, maar veel kiescher zullen zij wel niet geweest zijn. In weerwil van beiden echter gaat de Eerste Kamer bedaard haren gang, onderzoekt de zaak, naar wij mogen verwachten, d fonden neemt het wets ontwerp aan. Dat bewijst in ieder geval, dat zij toch ook hare overtuiging heeft. Wij hopen, dat de tijd moge leeren, dat zij wel heeft gehandeld, en zoo lang ons geen meer af doende gronden worden voorgehouden, willen wij het niet be twijfelen, doch liever ronduit onze incompetentie belijden. Be zaak van den heer Janssen. Wij moeten nog even op die zaak terugkomen. Wij willen niet denken, dat het onzen lezers zou vervelen, want dsA zou ons leed doen. Wat onregt is, wordt niet weggenomen door er over te zwijgen. Met genoegen lazen wij onlangs in sommige bladen, dat de heer Janssen eene betrekking bekleedde bij de redactie van de Arnh. Ct., en het verwonderde ons niet. Wij hebben echter uit eene mededeeling van den heer Janssendie op zijn verzoek in verschillende bladen is overgenomen, gezien, dat dit .niet het .geval is, dat hij nog altijd in een onhoudbare positie verkeert, dat hij nog altijd wenscht aan een betrekking te worden geholpen, die hem in staat kan stellen in het onderhoud van zijn gezin te voorzien. Voorzeker hoogst treurig Een niet minder groote teleurstelling heeft ons het rapport der commissiejUit de Tweede Kamer gegeven, na het onderzoek der in hare handen gestelde stukken aangaande die zaak. Daarin wordt gezegd le dat de Minister te ver is gegaan, door den heer Janssen voor een raad van onderzoek te brengen 2e dat de groote gestrengheid van den Minister tegenover hem vreemd afsteekt bij de verregaande toegevendheid, waarvan hij in de zaak van den Luit.-Adj. Keijzer blijk beeft gegeven 3e dat de Minister door zijn bevelen aanleiding heeft ge geven tot een inquisitoriaal onderzoek van den raad, hetgeen zeer aftekeuren is 4e dat de Minister zich heeft bepaald tot een bloote af keuring van daden, als van Majoor Gisser en Luit. Keijzer waardoor toch bepaaldelijk de waai'digheid van den officiers stand werd aangerand 5e dat de zittingen der gedelegeerden van den raad op on wettige wijze hebben plaats gehad 6e dat het onderzoek achter den rug van den beklaagde is geschied 7e dat de klagt aaügaande het schenden der vrijheid van drukpers ongegrond is 8e dat de zaak van den kapt. Janssen uit meer dan één oogpunt op verkeerde wijze behandeld is 9e dat de wet van 1851 verkeerd is opgevat en toegepast 10e dat de commissie het zeer betreurt, dat de Minister zulk een ongemeenen spoed heeft gemaakt met de voordragt tot ontslag. Dat alles getuigt van een naauwkeurïg onderzoek, maar, hoe treurig steekt daarbij de conclusie af! De commissie stelt vóór aan de Tweede Kamer zich met die beschouwingen te vereenigen. Slechts éény zegge Een, lid der commissie kon zicfi niet daarmede vereenigen, maar achtte het billijk, dat aan' den adressant alsnog een eebvol ontslag uit de militaire dienst verleenden het geleden nadeel hemzooveel mogelijkvergoed zou worden. Wanneer wij nu bedenken dat de commissie bestotMl uit de beeren de Roo van Alderwerelt, v. d. Linden, Storm van 'sGravesande, Sandbergen Nierstrasz, dan gelooven wy, dat wij zeker niet de eenïgen zijn in Nederland, die bij die conclusie de grootste teleurstelling ondervonden, maar die dan ook de cordaatheid van dat èéne lid luide toejuichen. Nog altijd echter voeden wij hoop, dat de leden der Tweede Kamer niet zullen aarzelen, het gevoelen der minderheid van de commissie te volgen. Burgerpligt te Amsterdam heeft reeds een adres met dat verzoek bij de Kamer ingezonden. Moge

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1872 | | pagina 1