HELDERSCHE COURANT. Jtteums- en Woensdag <ftDoertentie--6faÖ. 20 Maart. ™nï¥uwstijdingen. Twaalfde Jaargang. Het kerkgaan der militairen. M 1130. 1872. Verschijnt D1NGSDAG- en VRIJ DAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50 Franco per post w H 0.65 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. Brieven franco. De prijs der Adveutentien van 1—4 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 unr gelieve men de Ad verten ticu intezenden. Ingezonden stukken minsteus een dag vroeger. Uitgever S. GILTJES. i. Even als over alles, wat op godsdienstoefening betrekking heeft, bestaat er een groot verschil van gevoelen over de waarde van het kerkgaan, en dat zal wel blijven bestaan. Terwijl de een het beschouwt als een hoogst verdienstelijk werk en een heilige pligt, noemt een ander het slechts een nuttige verrigting, die zonder groot nadeel kan nagelaten wordeneen derde bezoekt de kerk van tijd tot tijd, omdat het nog al fatsoenlijk staateen vierde uit sleur of gewoonte, een vijfde, omdat het hem door ouders, voogden of superieuren geboden wordt. Tegenover die allen staan zy, die ze in het geheel niet bezoeken, mede om de meest uiteenloopende rede nen of voorwendselsde meesten zouden misschien het minst van de waarheid afwijken, wanneer zij maar ronduit wilden bekennen, dat zij er geen lust in gevoelen. Wy willen liefst met niemand over dat punt twisten, maar toch gevoelen wij ons gedrongen over het kerkgaan der militairen een paar woorden te zeggen. Wat is er over dat zoogenaamd verpligt kerkbezoek in de laatste tijden veel geschreven en getwist, dank zij den heer Janssen, die er echter bij slot van rekening de dupe van ge worden is. Men duide het ons niet ten kwade, dat wij me nigmaal een glimlach niet konden weêrhouden. Men heeft getracht die verpligt ing te schilderen als een aanranding van de gewetensvrijheid, en wat niet al. Wij hebben er nooit zooveel kwaads in kunnen vinden; eerder zouden wij denken, dat achter dit voorwendsel de tegenzin verborgen wordt gehouden van sommige heeren officieren, die liever niet zoo vroeg hunne legerstede verlaten, of hunnen tijd op andere wijze wenscheu te besteden. In ieder geval gelooven wij, dat de tegenstand meer van hendan van de soldaten is uitgegaan. Misschien ligt het aan onze onkunde, maar wij kunnen het zoo ver schrikkelijk niet vinden, dat een enkel maal een protestantsch officier de manschappen naar de katholieke kerk geleidt of omgekeerd. Hij zal wel eens andere diensten moeten ver- rigten, die meer zelfopoffering kosten, en wat zijne overtui ging betreft, als deze daardoor iets mogt lijden, dan moet zij toch wel niet bijzonder sterk zijn. Maar nu eenmaal de stoot gegeven is, schijnt het bijna, dat eensklaps veler oogen worden geopend, die vroeger ge sloten waren. Men begint nu in te zien, dat het een on wettige daad is, de soldaten te verpligten naar de kerk te gaanmet andere woorden, dat de regering niet het regt heeft, zoo iets voor te schrijven. De Tijd denkt er natuurlijk geheel anders over. Dat blad beschouwt den minister van oorlog als voogd der soldaten; hij zou dus verpligt zijn, hen naar de kerk te zenden, evenzeer als de kinderen door oor vijgen, en later door het inhouden van hunne speelcenten, tot eerbied in de kerk worden gedwongen. Nu, zulke argu menten kunnen alleen van zulk een blad worden verwacht; zy bewijzen echter niet veel. Naar onze regtskennis, die misschien niet bijzonder groot is, gelooven wij niet, dat de minister het regt heeft, de soldaten daartoe te dwingenmaar evenmin nemen wij aan, dat die dwang in dien graad bestond, als velen het nu gelieven voor te stellen. Een andere vraag is het echter, of werkelyk de minister als voogd over de soldaten beschouwd mag worden. En eindelyk: indien de minister niet het regt heeft tot kerkgaan te dwingen, omdat daardoor aan de overtuiging van eenigen geweld mogt worden aangedaan, heeft hy dan wel het regt, de zaak in eens af te schaffen, waardoor hij misschien aan een veel grooter aantal ergernis geeft? Wij herhalen het, de gemoedsbezwaren van den hr. Janssen en allen, die met hem tegen het verpligt kerkgaan yveren, zijn ons nooit bijzonder gewigtig voorgekomen. Zonder daarom dwang goed te keuren, die vooral in het godsdienstige wel het allerminst te pas komt, hadden wij toch liever gezien dat de minister minder overhaast tot een maatregel ware overgegaan, waarvaa wy vreezen, dat oneindig meer kwade dan goede gevolgen te wachten zyn. Wy kunnen niet ver onderstellen, dat in het algemeen het gevoel van betamelijk heid en zedelijkheid er veel bij zal winnen, dat de soldaten de vrijheid hebben verkregen, des verkiezende de kroeg te bezoeken, in plaats van de kerk. Zonder juist dwang te ge bruiken, hadden maatregelen kunoen worden genomen, die het kerkgaan bij hen niet tot een uitzondering behoefden te maken, hetgeen nu welligt het geval zal worden. Men denke over de kerk zoo als men wil, toch gelooven wij dat de groote meerderheid der Nederlanders het bezoeken der kerk nuttiger zal achten dan het leegloopen, of het van verveling herberg bezoeken. Of de tijd zal aanbreken, dat de kerken kunnen worden afgebroken, weten wij nietdat die tijd nu nog niet gekomen is, weten wij des te beter. Het moge niet regtstreeks met de genoemde kwestie in verband staan, toch is het niet van belang ontbloot, even onze aandacht te vestigen op hetgeen thaDS in Frankrijk, in de nationale vergadering, heeft plaats gehad. De radicale afgevaardigde van Parijs, Brunetheeft het voorstel gedaan »binnen Parijs een aan Jezus Christus gewijden tempel op te rigten, ten bewijze, dat Frankrijk zich aan de dienst van den heiland der wereld wil toewijden." De commissie van onderzoek adviseerde het voorstel ter zijde te leggen. De heer Brunei trachtte het te verdedigen door te betoogen, dat de laatste ongelukken van Frankrijk in de eerste plaats te wijten waren aan gebrek aan godsdienst, enz. En wat antwoordt de rapporteur der commissie, de heer Pradinesl »Dat de commissie de bedoeling van het voorstel niet afkeurt, maar het onuitvoerbaar acht, omdat die, zonder bepaalde aandui ding van kerkgenootschap opgerigte, in het algemeen aan Christus gewijde tempel, ledig zou blijven staan." De rap porteur voegt echter daarbij, »dat aan die conclusie geene anti-godsdienstige strekking moest worden toegeschreven." Wat zegt gij daarvan lezers? Wij bekennen volgaarne, dat wij het voorstel met de commissie onuitvoerbaar achten. Ook wij gelooven, dat eene kerk zonder aanduiding van een be paald kerkgenootschap, ledig zou blijven staan. Wij zullen niet onderzoeken, of dit tot eere of tot schande verstrekt van hen, die zich christenen noemen. Maar èn uit het voorstel zelf, èn uit het rapport der commissie blijkt naar ons oor deel voldoende, hetgeen wij zoo even beweerden, dat in Frankrijk, zoo min als in Nederland de tijd gekomen is, de kerken af te schaffen. En wij aarzelen niet te verklaren, dat wij hopen, dat die tijd ook niet komen zal. In onze, misschien kinderlijke een voudigheid, hechten wij nog altijd eenige waarde aan indrukken zoowel ten goede als ten kwade, en wij kunnen nog niet inzien, dat wij de eerste moeten belemmeren, om aan de laatste vrij spel te geven. Wij kunnen daarover echter nu niet verder uitweidenwij zyn reeds meer dan genoeg van ons onderwerp afgedwaald. Het blijkt dus, dat de bewuste zaak niet maar alleen doet glimlagchen, maar dat zij ook een ernstige zijde heeft. Wij moeten ten minste tot ons leedwezen bekennen, dat ons de houding van den minister van Oorlog is tegengevallen. Bijna zouden wy de Arnh.Crt. gelijk geven, wanneer zij zegt: »De minister heeft waarschijnlijk gemeend, dat wanneer hij het publiek met zoo weinig tevreden kan stellen, hij de geringe moeite om het te voldoen wel nemen kan." In ieder geval komt ons zijn geheele houding in deze zaak zoo weifelend en inconsequent voor, dat wij er niet over willen, noch kunnen zwijgen. Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 19 Maart 1872. Uit de zeer talrijke opkomst, gisteren avond, is ge bleken, dat de geest tot feestviering, op 1 April, in deze gemeente, grooter is dan men aanvankelijk vermoedde. Zonder lang te dralen (de tijd laat het dau ook niet toe) is eene definitieve commissie benoemd. Hare taak is moeijelijk, oua in zoo korten tijd, in zoo weinige dagen, iets goeds, iets degelijks tot stand te breDgen, iets dat eene gemeente van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1872 | | pagina 1