HELDERSCHE COURANT.
JTieuros- en
Woensdag
<aöoerlentte--6faÖ.
17 April.
Twaalfde Jaargang.
Nog een ernstig woord.
Jfê 1158.
1872.
Verschijut D1NGSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50
Franco per post n 0.65
Men abonneert zich bij alie Boekhandelaren en
Postdirecteuren. Brieven franco.
De prijs der Adveutentien van 14 regels is 60
Centen; voor ëlkeu regel meer 15 Centen.
Vóór des Diugsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertenticn intezenden.
Ingezonden stukken minstens eén dag vroeger.
Uitgever S. G I L T ,T E S.
Officieel gedeelte.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER cn WETHOUDERS der gemeente
HELDER, doeD te weten
Dat door den Raad dier gemeente, ïn zijne vergadering
van den 13 Maart 11., is genomen het volgende
BESLUIT:
De Raad der gemeente Heldee,
Gelet hebbende op de wet van den 29 Julij 1851 (Staats
blad No. 65) en op die van den 7 Julij 1865 (Staatsblad No. 79),
BESLUIT.
Met intrekking van het raadsbesluit van den 12 Maart 1867,
goedgekeurd bij Z. M. besluit van den 4 April 1867, No. 67,
a. Het bedrag van den te beffen hoofdelijken omslag ten
behoeve der gemeente, bjj artikel 1 van het besluit van
den 8 Augustus en 5 September 1865, goedgekeurd bij
Z. M. besluit van den 9 Januarij 1866, No. 73, bepaald
op TIEN DUIZEND GULDEN, voor bet dienstjaar
1872 te verboogen tot op TWAALF DUIZEND Gulden.
b. De overige artikelen van gemeld besluit onveranderd
te behouden en
c. De invordering te doen geschieden overeenkomstig de
voorschriften der verordening, vastgesteld bij besluiten
van 8 Augustus 1865 en 5 September 1865.
Welk besluit is goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den
3 April 1872, No. 12, waarbij de verordening, bevattende de
voorschriften tot invordering, is aangehaald.
En is hiervan afkondiging geschiedt, waar bet behoort,
den 16 April 1872.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEY, Secretaris.
P O L I T I E.
Dezer dagen op de publieke straat gevonden een Zwart
Koralen KETTING met Koperen MEDAILLON, waarin
een Portret; alsmede een WANDELSTOK. Deregtmatige
eigenaars kunnen zich ter terugbekoming aanmelden ten
burele van den ondergeteekende.
A. C. BOONZAJER,
Helder, 16 April 1872. Commissaris van Politie.
JStet-ofiricicd gehcElte.
n.
Zou bet werkelijk onverstandig zijn op de buitensporigheden,
die in sommige plaatsen van Nederland gedurende de feest
viering hebben plaats gehad, terug te komen Het is waar,
het borstbeeld van Willem den Zwijger heeft er niets van
gevoelddat men het met slijk wierp, en de geschiedkundige
herinnering is er ons niet minder dierbaar door. Zelfs de Ne-
derlandscbe vlag zou bij ons niets in waarde verliezen, al
zagen wij ze hier of daar door een opgeruid gemeen verscheuren,
Of men echter moet trachten «dergelijke dingen tq ignoreren.
of, als men kan, er om te lagchen?" Het moge aardig klinken
en eenigzins voornaam schijnen, het laatste kunnen wij niet, het
eerste willen wij niet. Niet om de daden zeiven, nog minder
om de daders, die zich als blinde werktuigen hebben laten
gebruiken, komen wij daarop terug, maar om de bronnen,
waaruit zij voortspruiten, namelijk het ultramontaansche fa
natisme, dat reeds zooveel kwaads heeft gesticht. Wij willen
niet, dat ons volk het slagtoffer van misleiding zal zijn, en
daarom willen wij het naar ons vermogen de oogen openen,
opdat het moge zien, waar hun grootste vijand schuilt. In
bijna alle landen wordt het kwaad bestreden en gebreideld,
omdat de ultramontaan geen vaderland bezit, en dus een vijand
is van elke nationaliteitof wij in Nederland nu wel zoo bij
zonder veel wijsheid aan den dag zouden leggen, door de ver-
rigte schandalen met den «mantel der liefde" te bedekken, wij
kunnen het niet vinden. Het is zeer wel mogelijk, dat te
eeniger tijd «rampen het middel zullen zijn, om den broeder
band te leeren opmerken en waarderen maar of het nu
niet voorzigtiger is, het kwaad te bestrijden, vóór die rampen
komen, opdat men ten minste wete, aan welke broeders wij
de haüd kunnen reiken, dat laten wij aan ieders oordeel over
wij bekennen het gaarne, zóó veel geduld hebben wij niet.
Wij komen niet op het gebeurde terug, omdat wij genoegen
vinden in de akeligheden, waarmede sommige bladen doorgaans
meer dan genoeg zijn opgevuld. Evenmin, om de zaak voor-
testellen, alsof onze feestviering mislukt zoude zijn want juist
het tegendeel is het geval de pogingen der ultramontanen,
om haar te doen mislukken, zijn zeiven deerlijk mislukt. Maar
voor het kwaad, dat in het geheim schuilt, en zich thans ook
in sommige bladen heeft geopenbaard, willen wij de oogen niet
sluiten, noch het vergoêlijken, zoo als dat door de conserva
tieven geschiedt, en waarvan het Dagblad talrijke bewijzen
oplevert.
Wij behoeven slechts te letten op de taal der ultramontaan
sche bladen, om het bewijs te zien, hoe zij alles in het werk
stellen, om het volle op te ruijen en te verblinden. Yan den
Tijd en den Noord-Brabanter hebben wij meermalen gesproken.
De Limburgsche bladen blijven niet achter, wij noemen slechts
den Courrier de la Meuseen willen daaruit een en ander
aanhalen
«Filips II was onze wettige souverein. Als men den opstand
tegen hem goedkeurt, behoort men den opstand der Belgen
tegen Koning Willem I nog meer te prijzen."
Dat lezen wij in een Nederlandsch blad Wij vergissen ons
het is een Limburgsch blad.
Over de wettigheid van een vorst valt soms nog al wat te
te zeggen. In den Elzas, en vooral in Lotharingen, zullen velen
Keizer Wilhelm niet als hun wettig vorst beschouwen, ofschoon
de Duitschers dit, vooral ten opzigte van het eerste, wel zullen
blijven beweren. Toen Napoleon III nog te Parijs zetelde,
ontkenden welligt alleen de Bourbons en Orleans zijne wet
tigheid wie uit de beide laatste geslachten zou nu de wettige
zijn Gesteld echter, Filips was een wettig vorst, waaraan
wij weinig waarde hechten, toch verloor hij alle regt door de
wijze, waarop hij het volk regeerde. Men noeme ons revo-
lutionnair, als men wil, wij beschouwenden opstand der Ne
derlanders tegen hem als vrij wat meer gewettigd, dan zijne
regering zelve. De vergelijking van den (Jourrier verdient in-
tusschen wel onze aandacht. De grootvader van ODzen geëer-
biedigden Koning tegenover Filips van Spanje de constitu-
tioneele regering des eersten, zij moge dan ook geenszins on
begrijpelijk zijn geweest, tegenover de dweepzieke dwingelandij
van den laatste. Men moet toch maar ultramontaan zijn,
om zoo onvaderlandsch te redeneren. Wie echter weet, hoe
de Limburgers zich in 1830 hebben gedragen, wie zich het
verraad van Veulo herinnert, wie nog denkt aan de juich-
tooDen, die zich deden hooren, in de hoop van tot België te
zullen behooren, en aan de blaauwe kielen, waarmede zich
terstond ieder optooide, zal zich niet verwonderen over den
nagalm, die veertig jaren later nog niet schijnt uitgestorven
te zijn.
«Limburg is eerst in 1632 bij de vereenigde provinciën
gevoegd."
Zou het welligt ook wenschelijk zijn geweest, dat het er
nooit bijgevoegd ware geworden Misschien ware het een
lastpost minder. «Uit dankbaarheid voor de toegevendheid,
waarmede de Limburgsche protestanten worden behandeld,
mogen zij de Katholieken door het feest van 1 April niet
beleedigen."
Het woord toegevendheid heeft wel iets koddigs tegenover
burgers, die dezelfde regten bezitten maar toch zouden wij
wel willen weten, sedert wanneer zij in Limburg bestaat. De
tijd is nog niet zoo heel verre verwijderd, dat een protestantsch
kind niet op het kerkhof mogt worden begraven, maar een
plaatsje verkreeg aan den oever der Maas, anders bestemd
voor drenkelingen dat vóór het huis van een overleden pro-