RSCHE
COURANT.
Jlfeums-m
Zaturrïag
<flööertentie--6fnD.
11 Mei.
s
J& H45.
Twaalfde Jaargang.
1872.
€>fifiriëd geöecïte.
CHUTTER
IJ.
Jiiet-offitiM gcöedte.
Wie is dupe?
Verschijnt D1NGSDAG- cn VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maandeu 0.50
Franco per post 0.65
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en
Postdirecteuren. Brieven franco.
De prijs der Advertentien van 1—4 regels is 60
Centen; voor eiken regel mcor 15 Centen.
Vóór des Dingsdag en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertentien ijitczenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. G IL T J E S.
PUBLICATIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER,
Gezien Z. M. besluit van den 21 Maart 1828 (Staatsblad No. 6), houdende
reglementaire bepalingen tot invoering der Wet op de Schutterijen van don
11 April 1827 (Staatsblad No. 17), in verband ggbragt met Art. 6, 7, 8
eu 9 van gezegde Wet.
Gezien de dispositie van den Heer Staatsraad Gouverneur van Noordholland,
dd. 11 April 1828, No. -gyf-g- (Provinciaal blad No. 41), omtrent de exe-
cutie der Wet op de Schutterijen.
Roepen bij deze op alle manspersonen, ingezetenen dezer gemeeuto, welke
op den eersten Januarij 1872 luin 25ste jaar zijn ingetreden, en alzoo die-
geueti welke in den jare 1847 zijn geboren, alsmede de zoodanigen, welke,
ofschoon in andere gemeenten ingeschreven, sedert de laatste inschrijving
biunen deze gemeente zijn komen wonen en op den Isten Januarij 11. hun 34sto
jaar nog niet hebben voleindigd, eu alzoo geboren zyn in do jaren 1888 tot
en met 1846 ingesloten, de vreemdelingen van denzellden ouderdom, die
sedert de laatste inschrijving in de termen gevallen zijn, om volgens Art. 2
der Wet van 11 April 1827 als ingezetenen te worden beschouwd, benevens
de gepasporteerde Militairen, die, om welke redenen dan ook, zich nog niet
ter inschrijving voor dc Schutterij hebben gepresenteerd, ten einde zich in de
daartoe gereed gemaakte registers te doen inschrijven; tevens te kennen gevende:
Dat de ïuschrijviug zal beginnen den 15 Mei aanstaande, en geheel zal
moeten zijn algeloopen den eersten Junij daaraanvolgende, terwijl in een der
vertrekken van het Raadhuis alhier voor de inschrijving zal worden gevaceerd
op alle werkdagen, van 's morgens tot 12. ure.
En ten einde voor te komen, dat iemand, in de termen der inschrijving
vallende, zich door onwetendheid aan pligtverzuim schuldig maakt, heelt het
gemeentebestuur noodig geoordeeld eeu ieder bekend te maken met en te her
inneren aan de navolgende bij de Wet v$n 11 April 1827 (Staatsblad No. 17)
gemaakte bepalingen.
Dat eeu iegelijk zonder onderscheid, of hij mogt vermeenen al of niet onder
de bij de Wet vrijgestelden of uitgeslpteuen te belmoren, verpligt is zich
voor de Schutterij te doen inschrijven
Dat zij die in meer dan eene gemeente hun verblijf houden of den zetel
van hun vermogen hebben gevestigd, tot de inschrijving verpligt zullen zijn
binueu die gemeente, waar eene dienstdoende Schutterij aanwezig is, en bij
aldien in die verschilleude gemeenten alleen dienstdoende of alleen rustende
Schutterij bestaat, zich te doeu inschrijven in die gemeente, alwaar zij voor
dc personele belasting zijn aangeslagen en de ambtenaren in die gemeente,
alwaar zij hun verblijf houden
Dat degenen welke van hunnen juisten ouderdom geen voldoend bewijs
geveD, naar het oordeel van het Plaatselijk Bestuur zullen worden ingeschreven,
onverminderd de bevoegdheid van de ingeschrevenen, om van hunnen juisten
ouderdom nader te doen blijken
Eu dat eindelijk zij, welke bevonden worden zich niet vóór den ln Junij
te hebben doen inschrijven, door het Plaatselijk Bestuur zullen worden inger
schreveu en in eene geldboete verwezen worden, terwijl zij daarenboven zonder
loting bij de Schutterij zullen worden ingelijfd, indien het zal blijken, dat er
tijdens de verzuimde inschrijving geene reden tot uitsluiting of vrijstelling
ten bunnen aanzien bestoud.
Burgemeester en Wethouders vermanen tevens ieder ingezetene dezer ge
meente, welke het aaDgaat, om zich tijdig van een geboorte-extract te voor
zien, waardoor zich ieder van zijnen juisten ouderdom kau verzekeren, en
hetwelk bij de inschrijving zal moeten worden vertoond, alsmede om zich ter
behoorlijker tijd tot de inschrijving aan te melden, ten einde de straf, wegens
nalatigheid vastgesteld, voor te komen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 1 Mei 1872. L. VERHEY, Secretaris.
POLITIE.
Dezer dagen op de publieke straat gevonden eene DAMES-
CEINTUE.E. De regtmatige eigenaresse kan ze terug be
komen ten burele van den ondergeteekende.
A. C. BOONZAJEE,
Helder, 10 Mei 1872. Commissaris van Politie.
Hl.
En wat zegt nu de Tijd daarop
Met deze vraag hebben wij, wegens plaatsgebrek, ons vorig
artikel moeten afbreken.
Wij herinneren, dat er toen sprake was van het Dagblad}
dat de onverdraagzaamheid, die nog altyd heerscht, voor een
groot deel toeschrijft aan de liberale bladen en de gewezen
predikanten, welke daarin schrijven, doch wyselijk, of liever
behendig, de katholieke geestelijken daarvan niet beschul
digt. Natuurlijk; als ook de 2z?c/.s-mannen den conservatie
ven den rug t.oekeereneven als de liberalen en anti-revolu
tionairen, waar zullen zij dan nog steun vinden De dren
keling houdt zich aan een stroohalm vast.
Even natuurlijk is het echter, dat de Tijd met die redene
ring magtig ingenomen was. Zulke lieve woordekens verdienden
toch minstens een compliment. Men was nu eenmaal begonnen
met elkander eenige beleefdheden te wisselen, waarbij ieder
kan denken wat hij wil, waarom dat niet nog voortgezet
Men kan immers nooit weten, wat er nog kan gebeuren En
men verbindt zich immers tot nietsmen kan er ook niets
bij verliezen.
De Tijd vindt het stukvan het Dagblad zóó »?nerkwaardig'\
dat het dit in zijn geheel overneemt.
Wij zijn het in dat opzigt met de Tijd eens.- ook wij vinden
het stuk nmerkioaardig." Of mogen wy het niet merkwaar
dig noemen, dat twee bladen met elkander coquetteren, die
beide evenzeer overtuigd zijn, dat geen van beiden er iets
van meentdat van weerszijden niets dan partijbelang de
beweegreden is; dat, mogt een van beiden zijn doel bereiken,
hij zonder aarzelen den ander zou opofferen; dat zij dus niet
elkanders dupe zyn, maar zoo weinig achting koesteren voor
het lezend publiek, dat zij zich verbeelden, dit alles op den
mouw te kunnen spelden, wat zij willen Als dit in onze
verlichte, denkende eeuw niet merkwaardig is, dan weten wij
het niet meer.
Toch gelooven wij niet dat de Tijd het om dezelfde reden
merkwaardig noemt. Er kunnen nog zoovele andere redenen
bestaan, dat wij er niet naar willeD radente meer daar wij
toch nooit zouden hooren toestemmen, dat wij gelijk hadden
gehad. Wij willen dus liever eens hooren, wat de Tijd verder
zegt; misschien komen wij daardoor tot een besluit; wie
eigentlyk de dupe is
»Het aantal der katholieke geestelyken, die zich in Neder
land met de journalistiek afgeven., is niet noemenswaardig
vermeerderd."
Zeer mogelijk; misschien was dit getal al groot genoeg.
Wij weten evenmin hoe groot het aantal predikanten is. Het
is ook minder de vraag, hoe velen er zijn, dan wel, hoe zij
schrijven; doch daaraan heeft de Tijd ook gedacht.
«Bovendien zijn die geestelijken vrij van alle haat tegen
hunne andersdenkende landgenooten, en hunne medewerking
aan de katholieke pers is een waarborg te meex voor hunne
gematigdheid."
Ziedaar eene voor ons vonkel nieuwe opmerking zij is zelfs
zóó nieuw, dat zij ons eeoigzins als laster voorkomt tegen die
dagbladschrijvers zeiven. Zij getuigt intusschen duidelijk hoe
groot de wederzijdsche sympathie dier bladen is. De Tijd
heeft zeer goed begrepeD, hoe die geestelijke schrijvers door
het Dagblad boven de predikanten worden gesteldmaar die
lof had iets negatiefs; als aanvulling zal de Tijd de zaken bij
haren waren naam noemen, en daarvoor zijn wij dank ver
schuldigd. Wij vernemen nu toch iets, dat wij nooit hebben
geweten, namelijk dat de geestelijken, die in de katholieke
bladen schrijveD, vrij zijn van haat tegen hunDe andersden
kende landgenooten en wezeDtlijk, dat verheugt ons. Er is
toch iets bedroevends in het denkbeeld, dat juist zij, die ge
roepen zijn »de menschen op te leiden tot liefde voor God ei*
hunne naasten," zeiven een hart vol haat zouden hebben dat
christen leeraars, die naar het voorbeeld van hunnen grooten.
Voorganger ons moeten toeroepen hebt zelfs uwe vijanden
ljef! tevens in de bladen hunne andersdenkende landgenooten
als het uitvaagsel der menschheid. zouden voorstellen. Nu zien
wij echter, dat dergelijke taal niet van de geestelijken komt.
Maar van wien dan Die vraag kunnen wij natuurlijk niet
beantwoorden misschien kan het zells Lr. JSuijens niet. Wij
bevelen echter hun voorbeeld aan de gewezen predikanten,
die in dagbladen schryven, ter navolging aan, voor zooverre
zij dat uoudig hebben.