HELDERSCHE COURANT. Jïieutos= en Woensdag <ftöoerlentie--6faÖ. 21 Augustus. J® i 174. Twaalfde Jaargang. 1872. Een paar belangrijke besluiten. Verschijnt DINSDAG- en VRIJ DAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50 Franco per post 0.65 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. Brieven franco. De prijs der Advektentien van 14 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiën intezenden. Ingezonden stukken minstens ééa dag vroeger. Uitgever S. GI L T J E S. <0jfiriëci rjcöedtc. B E K E N D M A K I N G. De BURGEMEESTER der gemeente HELDER, maakt bij deze aan de daarbij belanghebbenden bekend, dat het VOL JAARSKOHIER van het PATENTREGT over het dienstjaar 1872/1873, den 15 dezer maand door den Heer Provincialen Inspecteur is goedgekeurd en invorderbaar ver klaard. Helder, 19 Augustus 1872. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. P O L I T Op de openbare straat alhier, ZAKMESSEN. Helder, 20 Aug. 1872. I E. zijn gevondenTWEE A. C. BOONZAJER, Commissaris van Politie. Jgiut-officiëel pikette. I. De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen heeft wederom hare jaarlijksche algemeene vergadering gehouden, doch dit jaar, met afwijking van den gewonen regel, te Rotterdam, in plaats van te Amsterdam. Het waarom doet hierbij nu niet veel afmaar in het algemeen kan het niet anders dan goed genoemd worden, dat zulke bijeenkomsten, wanneer het niet door gewichtige redenen wordt verhinderd, bij afwisseling op verschillende plaatsen worden gehouden. Wij gelooven, dat over het algemeen dergelijke vereenigingen nuttig werken dat dit althans met de genoemde Maatschappij het geval is, zal wel niemand betwijfelen. Daarom lazen wij dan ook dit jaar wederom met veel belangstelling de verslagen, die de verschillende bladen daarvan opnemen. Wij kunnen ons echter niet onthouden, daarop thans eene kleine aanmer king te maken. Het ligt in den aard der zaak, dat die verslagen (of be richten, zoo men wil) nog al uiteenloopen, niet enkel in omvang, maar ook in de wijze, waarop deze of gene bijzonderheden worden medegedeeld. In hoofdzaken, zooals genomen besluiten, of dergelijke, dienen zij evenwel overeen te komen. Toch was dit thans niet het geval. Zoo lezen wij b.v. in verschillende bladen, dat die algemeene vergadering het volgend jaar niet te Leidenmaar te Amsterdam zal worden gehouden, terwijl de Arnh. Ct. zeer bepaald juist het tegenovergestelde zegt. Wie heeft nu waarheid gesproken Wij hebben ons intusschen overtuigd, dat de y1. Ct. zeer verkeerd ingelicht is, en zich daardoor aan onnauwkeurigheid schuldig maakt en dat be vreemdt ons niet alleen van dat blad, maar wij vinden het zelfs eenigszins berispelijk, omdat zoo iets op het lezend publiek een onaangenamen indruk maakt en het vertrouwen in de bladen schokt. Dit betreft echter slechts eene zaak van ondergeschikt belang, en wij willen verder niet over de verschillende mededeelingen uitweiden. In dén opzicht echter komen alle berichten overeen, dat er namelijk te Rotterdam door de algemeene vergadering twee besluiten zijn genomen, die onze belangstelling ten volle verdienen. Het is niemand onbekend, dat de Maatschappij sedert hare oprichting en nog voortdurend de grootste belangstelling heeft betoond, ten opzichte van het lager onderwijs. En niet zonder reden, want het ligt geheel op haren weg. Is er iets, dat ingrijpt in het nut of het belang van het algemeen, d. i. van allen, zonder onderscheid, dan voorzeker het lager onderwijs. Wij willen niet in byzonderbedeu tredeD, over hetgeen zij, vooral in het eerste gedeelte dezer eeuw, daar,voor heeft gedaan. Ieder weet, dat het lager onderwijs aan haar groote verplich tingen heelt. Doch dat zij ook nu nog, ofschoon het dien steun minder schijnt te behoeven, daarmede blijft voortgaan, is op deze vergadering wederom overtuigend gebleken. De geringe traktementen der lager-onderwijzers maken als het ware een onderwerp van den dag uit, even als de sociale kwestieook wij hebben het meermalen behandeld. Het was dan ook niet te wachten, dat de Maatschappij daaraan vreemd zou blijven. Het is bekend, dat bij de wet op het lager onderwijs van 1857, als minimum voor den hoofdonderwyzer f400.voor den hulponderwijzer f200.is vastgesteld. Die sommen heb ben wel iets bespottelijks. Zonder nu uitvoerig te spreken over de gewichtige taak van den onderwijzer, waar zóó vaak en zóó algemeen op gewezen is, dat juist zij, die het vooral dienden in het oog te houden, namelijk de gemeentebesturen, daarbij schijnen in te dommelen, herinneren wij slechts, welke kundigheden van hem gevorderd worden, hoeveel voorberei dende studie hij daarvoor behoeft, en de vele vermoeiende werkzaamheden, waartoe hij verplicht is, en dan zal ieder moeten bekennen, dat er tusschen belooning en verdiensten, niet de minste verhouding bestaat. Wij gelooven zelfs, dat er geen beter argument tegen de internationale kan worden ingebracht, dan haar te wijzen op de minimum tractementeu der onderwijzers. Ja, wij gaan nog verder, en beweren, dat de werkende stand in het algemeen volstrekt niet meer reden tot ontevredenheid heeft, dan menig onderwijzer der jeugd. Toch werd bij de wet vastgesteld f400.— en f200. Dit was echter in 1857, en wij houden ons ten stelligste overtuigd, dat, wanneer thans een minimum bij de wet moest worden bepaald, de voorsteller van een dergelijk bedrag mis schien hartelijk zou worden uitgelachen. Ook konden toen immers onze wetgevers niet denken, dat gemeentebesturen aan een ambtenaar der gemeente, wien zij hunne kinderen toever trouwen, om er menschen van te maken, zulk een kruiersloon zouden toeleggen. Het was immers slechts een minimum Doch wat zien wij plaats hebben Volgens eene statistische opgave, die wij thans vóór ons hebben, bevinden zich in Nederland in den jare 1872, dus 15 jaren na de invoering der genoemde wet, nog bijna 300 hoofd en 50 hulponderwijzers beneden dat minimum, terwijl er 390 hoofd- en 80 hulponderwijzers met het minimum worden af gescheept. Toelichting is hierbij geheel onnoodigmaar het rijke Nederlandsche volk zou wel met blindheid moeten ge slagen zijn, om niet diep te gevoelen, dat zulk een toestand onhoudbaar, schandelijk, maar tevens gevaarlijk is. Alleen van gemeentebesturen, welke dien toestand doen voortduren, kan zulk eene verblinding verwacht worden. Naar aanleiding van het rapport der door een vroegere algemeeDe vergadering benoemde commissie van onderzoek naar de bezoldigingen der nederlandsche onderwijzers, werd thans te Rotterdam die zaak behandeld. Uit de N. Rott. Ct. blijkt ons, dat het aanleiding heelt gegeven tot eene uitvoe rige bespreking, die wij niet op den voet zullen volgen, doch welke eindigde met het besluit, dat het hoofdbestuur zich tob de hooge regeering zal wenden met het verzoete, dat zij het ini tiatief neme, om de minima der onderwijzersbezoldigingen bij de wet te regelen op 7üU.voor hoofdonderwijzers en f 350. voor hulponderwijzers." Dit besluit werd genomen met 413 tegen 291 stemmen. Die cijfers zijn welsprekend, vooral wanneer men die ver gelijkt bij hetgeen dat besluit voorafging. Zoo lezen wij, dat een der afgevaardigden als argument aanvoerde, dat bij de vele millioenen, die aan den militairen staDd worden besteed, wel een eDkel millioen ten behoeve van den onderwijzers stand mocht worden aangewend,hetwelk algemeen werd toegejuichd. Nog blijkt ons, dat zij, die meenden hunne stem tegen het voorstel te moeten verheffen, minder werden gedre ven door de overtuiging, dat de zaak niet goed was, dan om dat zij de stap ontijdig achtten. Eén afgevaardigde dreef zelfs de voorzichtigheid zóó verre, dat hij het voorstel nog een jaar wilde uitstellen, om de departementen nog eens te raadplegen, alsof daartoe niet overvloedig gelegepbeid ware geweest, en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1872 | | pagina 1