HELDERSGHE COURANT.
Jlieuios-- en
Zaterdag
<aüoertenüe--6faD.
14 September.
Jtè H81.
Twaalfde Jaargang.
1872.
Officieel gebedte.
Bekendmaking.
J2ict-u|ficiéel gedeelte.
Een bladzijde uit de geschiedenis.
Verschijnt DINSDAG- cn VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50
Franco per post 0.65
Men abonneert zicli bij allo Boekhandelaren en
Postdirecteuren. Brieven franco.
De prijs der Adveutentien van 1—4 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Vóór des Dinsdags en Vrijdags, middags 12 uur gelieve
men de Advertenticn intezenden.
Ingezonden stukken minstens één dag vroeger.
Uitgever S. GILT J ES.
De BURGEMEESTER der gemeente HELDER maakt
aan de daarbij belanghebbenden bekend, dat de VOLJAARS-
PATENTBLADEN, over de dienst van 18721873, aan de
Secretarie der gemeente te bekomen zijn, van Maandag
16 tot Dingsdag 24 September 1872, van des mor
gens 9 tot 1 ure, en des namiddags van 4 tot 6 ure den
invallenden Zondag uitgezonderd.
Helder, 12 September 1872.
De Burgemeester voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
II
Wanneer wij dus bedenken, wat aan den Bartholomeusnacht
was voorafgegaan, is het dan wel waardat de godsdienst
daarmede niets uitstaande had Evenzeer, als wij met Veuïllot
de naastbij zijnde aanleiding tot die gebeurtenis in staatkundige
intrigues zoeken, even stellig houden wij ons verzekerd, dat
de oorzaken der bestaande godsdienstige verbittering buiten
de staatkunde lagen, en haren grond vonden in die geestdrij
verij, welke reeds zóóveel kwaads in de wereld heeft gesticht.
Een van beiden moet dus waar zijnóf de heer V. noemt
die voorafgegane mishandelingen, met ons de treurige gevol
gen van een verblind fanatisme, en in dat geval mag men de
calvinisten althans geen muiters noemen; óf zij werden te
weeg gebracht door hunne tegenstanders zeiven, maar dan
vervalt ook zijne bewering, dat de toenmalige katholieken
niets uitstaande hadden met den moord, die er middelijk het
gevolg van was. Hij moge zelf kiezen.
De heer V. heeft intusschen een schoon woord gesproken,
waaraan wij alle recht laten wedervaren De godsdienst
is onschuldig aan al de misdaden, die in de wereld bedreven
worden." Zeer juist, de godsdienst, de dienst van God, vooral
zooals de christen zich dien voorstelt, kan geen schuld hebben
aan de misdaden, die er plaats hebben. Waar men haar als
de dekmantel gebruikt, of waar zij tot voorwendsel wordt
genomen, daar houdt zij op godsdienst te zijn, en haar naam
wordt onteerd. Daarom ook beschouwen wij al de godsdienst
vervolgingen, zooals die der waldenzen, der hugenoten en
andere als werken des duivels, niet als de uitwerking van
godsdienstige beginselen. Daarom kan ook de inquisitie door
niemand, die eenig begrip heeft van godsdienst worden goed
gekeurd. Daarom verfoeit elk Nederlander Filips van Spanje
zoo diep, en was de opstand der Nederlanders tegen hem al
leszins gewettigd. Maar daarom dan óok heeft de heer V.
niet het minste recht, om den Bartholomeusmoord toe te
schrijven aan de muiterij der calvinisten. Hij schijnt dus be
paald in strijd te zijn met zich zeiven.
Wij zeggen hij schijut. De mogelijkheid bestaat toch, dat
hij aan het woord godsdienst een geheel andere beteekenis
hecht dan wij, en daardoor zou die tegenstrijdigheid wellicht
komen te vervallen. Wij zouden dat toch bijna moeten ge-
looven, wanneer wij verder lezen dat het de schuld der
godsdienst niet is, indien God een zending der wrake opdraagt
tegen degenen, die tegen hem opstaan. Wij mogen met eene
zaak, die zoo ernstig is, niet spotten, daarom willen wij over
deze woorden van Y. niet uitweiden.
Wij meenen er evenwel uit te moeten afleiden, dat zijne
denkbeelden over het woord godsdienst hemelsbreed van de
onzen verschillen. Misschien komt zijn begrip meer overeen,
met dat van kerk maar in dat geval zouden wij elkander
waarschijnlijk niet recht verstaan, dewijl wij de Godsdienst
beschouwen als eone zaak, zóó verheven, dat zij niet beperkt
kan worden binnen de enge grenzen van eenige kerk. welke
het dan ook zijn moge. Deze moge haar bevorderendat wij
niet willen betwijfelen, vervangen mag zij haar nimmer, en
dus nog minder overheerschen.
Wij zijn het dus geheel met den heer V. eens, dat de Bar-
tholomeus-moord, vooral een politiek feit was, maar wij ont
kennen ten sterkste, dat de godsdienst daarmede niets uitstaande
had. Wij bedoelen hier niet die ware godsdienst, die wij hier
boven schilderden, maar het fanatisme, dat zich nog altijd
godsdienst blijft noemen, ofschoon het daarvan even verre ver
wijderd is, als de waarheid van den leugen. Daardoor alléén
ontstond de hevige vervolging der hugenoten, die in weder-
zijdsche verbittering overging, en die de vreeselijke gebeurtenis
mogelijk maakte. Wij vinden in de geschiedenis tal van voor
beelden, welke treurige gevolgen de dweepzucht na zich sleept
wij vinden ze bij heide aen en mohamedanen, maar evenzeer
bij de verschillende belijders van het christendom. Daarom
stellen wij die catastrophe op rekening van de fanatiekenmaar
niet van de bezadigde katholieken vao dien tijd. Maar dan
ook is het hoogst onbillijk en partijdig, daarvan de schuld te
geven aan de calvinisten. Wil men feiten der geschiedenis be-
oordeelen, dan plaatse men zich op een onpartijdig standpunt,
en late zich niet door bekrompen begrippen ot partijbelang
beheerschen. Als men de waarheid moedig onder de oogen
ziet, handelt men althans mannelijk, want misleiden kan meu
ze toch niet.
Hoe moeilijk het intusschen ook heden ten dage nog is,
de staatkunde geheel van de godsdienst te scheiden, zagen wij
nog onlangs in het Vaderlanddat als ingezonden stuk eeu
ernstig rekest, door katholieken onderteekend, bevatte aan de
Nederlandsche bisschoppen, verzoekende, de ergernis weg te
nemen, dat in de kerken schier eiken Zon- en feestdag staat
kundige en partijschappelijke betoogen worden gehoord, zoodat
de kansel, als het ware, een politieke tribune is geworden.
»Wy zoeken," zeggen zij, »in de huizen des gebeds de zalige
kalmte der aanbidding, en ons wordt de onrust der politieke
hartstochten toegediend."
De beschuldiging is zwaar, doch wü mogen over de meer
dere of mindere gegrondheid niet oordeelen. Indien er immers
werkelijk gronden voor dat verzoek bestaan, dan zijn wij in
300 jaren nog niet machtig veel vooruitgegaan, want dan zou
het blijken, dat ook nu nog de godsdienstige hartstochten worden
opgewekt, even als vóór de Parijsche bloedbruiloft, en dat
mogen wij toch in Nederland niet verwachten.
Hetgeen ons echter vooral heeft getroffen, is het verschil
der oordeelvellingen over dat rekest in de Tijd en de Noord-
BrabanterHet eerste blad noemt het bepaald eene onwaarheid,
en kwalificeert de rekestraDten als menschen, die niet aan
hunnen kerkplicht voldoen, en die volstrekt onbekend schijnen
te zijn met hetgeen in de katholieke kerken plaats grijpt. Het
tweede blad daarentegen vindt het hoogst natuurlijk, dat op
den kansel ook tegen de politieke dwalingen wordt gewaar
schuwd, en keurt het dus goed. «De katholieke kerk zou,
(zegt het) hare roeping verzaken, als zij de dwaling niet overal
bestreed. De liberalen vreezen den priester op den kansel,
en daarom spreken zij, gelijk in het rekest geschiedt."
Ziedaar een zeer in het oogloopend verschilhet eene blad
keurt het goed, het andere loochent het geheel. Maar waar
nu twee bladen van dezelfde richting zoo verschillend oordeelen,
moet men wel tot de gevolgtrekking komen, dat het voor
sommigen ook nu nog hoogst moeilijk moet zijn, deg
buiten de staatkunde te houden, waar dit door een veelgelezen
blad niet alleen goedgekeurd, maar zelfs als een verdienstelijke
daad, als een plicht wordt voorgesteld.
Wij zouden nu wel eeos wenschen te weten, wat Veuillot
daarover oordeelt. Ofschoon hij nu den Bartholomeus-moord
een staatkundige valstrik noemt, waarmede de katholieken
niets uitstaande hadden, vreezen wij toch, dat hij het gevoelen
van den N. Brabanter zou deelen. Hij noemt immers het pro
testantisme neen verklaarde oorlog aan de maatschappij en
bijgevolg aan de godsdienst." Zoodra nu maatschappij eu gods
dienst één en dezelfde zaak zijn, zien wij er ook niets beris
pelijks meer in, den kansel te gebruiken, om b. v. verkiezingen