BELDERSCHE COURANT. Jlê 1194. 1872. JueuiMS' en Woensdag JIDucrfcnttC'öfnÖ. 30 October. NIEUWSTIJDINGEN. Twaalfde Jaargang. Wie? Wat? Verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50 Franco per post 0.65 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. Brieven franco. De prijs der Aijveutentien van 1—4 regels is 60 Centen; voor eiken regel meer 15 Centen. Vóór des Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentien intczcnden. Ingezonden stukken minstens één dag vroeger. Uitgever S. GIL T J E S. ©fiririëel geüecïte. POLITIE. Dezer dagen op de publieke straat gevonden Eene Tweede WISSEL, afgegeven door de Nederlandsche Handelmaat schappij te Padang. De regtmatige eigenaar kan zich ter te- rugbekoming aanmelden ten burele van den ondergeteekende. A. C. BOONZAJER, Helder, 29 Oct. 1872. Commissaris vanPoliiie. Jglet-officiëel scheelte. Het volgende verhaal werd ons vroeger eens medegedeeld Zeker ambtenaar, een zeer beschaafd man, werd overge plaatst naar eene vrij aanzienlijke plattelandsgemeente, waar behalve een rederijkerskamer, sociëteit en andere in richtingen tot nut en genoegen ook een nuts-departement werd gevonden. Natuurlijk gevoelde hij roeping tot de meeste toe te treden, vooral het laatstgenoemde, dat hem licht viel, dewijl hij reeds lid was van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Hij verheugde zich, als man van vooruitgang, dat hij in een gemeente was te recht gekomen, die althans oneindig hooger scheen te staan dan vele andere plattelands gemeenten, en beloofde zich daarvan voor het vervolg het meeste genoegen. Waar het iets goeds betrof, was hij altijd gewoon geweest, dapper mede te werken, en hier zou hem voorzeker de gelegenheid niet ontbreken. Toch viel hem groote teleurstelling ten deel. Bij een zekere mate van vooruitgaug vond hij zóóveel van de oud-hollandsclie bekrompenheid, vooral tegenover den zoogenaamden vreem delingd. i. tegenover hem, die zich in de gemeente met ter woon komt vestigendat hij nauwelijks zijn eigen oogen ge- looven konde. Zijn gevoelen over hangende zaken werd met onverschilligheid aangehoord; zijne woorden werden blijkbaar gewantrouwd, of verkeerd begrepen. Waagde hij het echter, als vrucht zijner ondervinding, zelfs met de grootste beschei denheid, iets nieuws, of eene verandering of verbetering voor t.e stellen, hij kon zich verzekerd houden, dat hij geen steun zou vinden, althans hoogstens bij enkelen de groote meer derheid deed bijna altijd zijne goede bedoelingen en plannen, zoo als men zegt, in het water vallen. Was het te verwonderen, dat hij na een verblijf van weinige jaren zonder tegenzin eene gemeente verliet, die hem voortdurend miskende, eu waar de zoogenaamde toongevers, die men overal vindt, niet vroegen: ivat gezegd wordt maarwie het gezegd heeft Mocht hij zich over die kleingeestigheid verwonderd hebben, nog grooter was zijne verbazing, toen hij eenige jaren later diezelfde gemeente bezocht, en veel tot stand zag gebracht, dat hij zelf vroeger had ontworpen en voorgesteld, en waar van de eer gegeven werd aan een of meerderen van degenen, die hem vroeger het meest hadden tegengewerkt, althans hun steun hadden onthouden. Een glimlach was moeielijk te weer houden toch ging die gepaard met zekere zelfvoldoening, dat het door hem gestrooide zaad niet verloren was gegaan. Wat kwam het er op aan, wie het had verzorgd of aangekweekt, indien de vruchten maar goed waren Hij behoorde lot de weinigen, die niet vragen, wie den grond bebouwd heeft, maar wat hij heeft voortgebracht. Vraag niet, lezer, waar die gemeente lag, en hoe zij heet; wij zouden het niet mogen zeggen; wilt gij met alle geweld een naam hebben, noem ze dan Klein-ALdera, maar wij wen- schen niets vuriger, dan dat gij te vergeefs nog heden naar een dergelijke gemeente moogt zoeken. Of daarom de be krompenheid uit de wereld is, die begint met de vragen naar het wie, om eerst daarna over het wat te oordeelen, is een vraag die wij niet toestemmend durven beantwoorden. Het bovenstaande kwam ons onlangs weder voor den geest, toen de nieuwe redacteur der Zaanlandsche Ct. zoo hevig uitvoer tegen de anonyme dagbladschry vers. Hij gebruikte daarbij onder anderen de woorden: nde waarde van kritiek kan men eerst dan schatten, als men weet van wie ze komt enz., wat hij verder schreef kunnen wij ons niet meer herin neren. Wij hadden toen geen gelegenheid, om die stelling nader te beschouwen, en gevoelen er ook nu weinig lust in. Wij zjin bepaald van het tegenovergesteld gevoelen. Juist het kennen van den naam des schrijvers, kan lichtelijk de juist heid van ons oordeel verhinderen. Onbekendheid daarentegen zal ons in het algemeen ook onpartijdiger doen oordeelen. De hoofdvraag is: wat lezen wij? niet: wie heeft het geschreven? Wij willen slechts ódn opmerking hierbij voegen. Men heeft het recht te verwachten, dat de redacteuren der groote bladen tot die schrijvers behooren, die verdienen gelezen te worden. Zou het nu echter onmogelijk zijn in kleinere bladen van onbekende schrijvers artikelen te ontmoeten, die niet minder waarde hebben Wij eerbiedigen volgaarne de overtuiging van ben, die meenen hun naam ouder hunne artikelen te moeten plaatsen; maar wanneer die nieuwe redacteur der Zaanl. Ctuit de hoogte het vonnis uitspreekt over de ano- nymiteit in het algemeen, dan vergeve hij het ons, dat wij bijna moeten denkeu aan gebrek aan ondervinding of aan pedanterie. Hij veroorlove ons, de roeping van den journalist uit een geheel ander oogpunt te beschouwen dan hij. Om kort te gaanwij stellen het wat vóór het wie en de wijze, waarop deer Luijvis zich aan het publiek presenteerde, kan niet anders dan ons in dat gevoelen versterken. Het ware intusschen te wenschen, dat hetgeen wij hier bepaaldelijk een verkeerdheid noemen, zich niet ook op an dere wijze dan in dagbladen openbaarde. Talloos echter zijn de omstandigheden in liet maatschappelijk leven, waar bet wat miskend wordt, omdat wie niet de eer heeft van te be vallen. Wie zal het ons zeggen, hoe menige schreeuwende onrechtvaardigheid daaruit is voortgevloeid, vooral bij be noemingen, sollicitaties en dergelijke zaken meer! Waar per soonlijke consideratiën zoo geheel op den voorgrond staan, kan het niet anders, of ware verdiensten moeten vaak worden over het hoofd gezien. Zelfs in onze Tweede Kamer moeten wij tot ons leedwezen opmerken, dat te veel op de personen, te weinig op de zaken wordt gelet. Wie meermalen de zittingen heeft bijgewoond, zal voorzeker geen aangeuamen indruk daarvan hebben mede genomen. Aan sommige sprekers wordt niet de minste aan dacht verleendnaar anderen wordt belangstellend geluisterd Reeds de beleefdheid moet die houding veroordeelen, maar met het oog op de belangen, die aldaar behandeld worden,, is zij dubbel af te keuren. Bij de debatten ontwaart men maar al te vaak hetzelfde hatelijke repliques en personaliteiten, die een wederantwoord uitlokkeu van hetzelfde gehalte. Wij houden ons althans overtuigd, dat in de Tweede Kamer vrij wat meer zou worden afgedaan, indien de leden hunne volle aandacht meer op de zaak vestigden, en wat minder aan de personen dachten. Maar is dat altijd mogelijk? Voorzeker neen. Er zijn omstandigheden, waar personen en zaken niet van elkander kunnen noch mogen gescheiden worden, en daarop is het ge zegde natuurlijk niet van toepassing. Wie zal b.v. den dronk aard een plaats aanwijzen, die een onbepaald vertrouwen ver- eischt, al bezat hij daartoe de meeste bekwaamheden? Wie zal den man, die alle beschaving mist, belasten met de opvoeding der jeugd, al konde bij de bewijzen overleggen van de uitgebreidste kundigheden In zulke en andere ge vallen mag de persoonlijkheid niet worden voorbijgezien. Waar echter de zaken niet in zulk een nauw verband met de personen staan, daar behoort het wat voor het wie te gaan, wil men niet onbillijk en onrechtvaardig worden. Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 29 Oct. 1872. ds. J. A. II el wig, predikant bij de Herst. Evang. Luth. gemeente te Enkhuizen, heeft voor het van hier op hem uit gebrachte beroep bedankt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1872 | | pagina 1