NIEUWSTIJDINGEN.
beeld, dat ons lager onderwijs zooveel gebreken heeft, dat
het slecht mag worden genoemd, is een andere vraag. Het
eene is intusschen evenmin overeenkomstig de waarheid, als
het andere. Men komt verder door de gebreken krachtig
te bestrijden, en daardoor de volmaaktheid te naderen, dan
door zulke onvruchtbare overdreven vergelijkingen, die ons
geen stap voorwaarts brengen.
Daarom juist heeft ons de minister van Binnenlandsche
Zaken zoozeer teleurgesteld, toen hij zijne gevoelens uitsprak
over het lager onderwijs. De conservatiefste minister der
wereld kon zich bezwaarlijk behendiger van elke hervorming
op dat gebied afmaken, dan deze, bij het bespreken van de
bestaande gebreken gedaan heeft. Wij willen ons tot een
paar onderwerpen bepalen.
De slechte bezoldiging der hoofd- en hulponderwijzers is
een zoo algemeen besproken onderwerp, eene zóo algemeen
erkende waarheid, dat het een dwaasheid zou mogen heeten,
dit nog eens te betoogen. De onderwijzers worden moede
loos; het getal der jongelingen, die zich aan dat vak toewijden,
wordt gedurig kleiner; het Nederlandsch Onderwijzersgenoot
schap en de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen hebben
hunne adressen aan de regeering ingezondenhet gebrek aan
onderwijzend personeel neemt zóódanig toe, dat de toekomst
werkelijk onrustbarend is; en wat zegt nu onze minister?
nDe noodzakelijkheid om door voldoende bezoldiging de
maatschappelijke positie van den onderwijzer in overeenstem
ming te brengen met de mata van kennis, die van hem ge
vorderd wordt, en met den invloed, dien hij op ouders en
leerlingen moet kunnen uitoefenen, wordt meer en meer erkend
»In verreweg de meeste gemeenten is het wettelijk minimum
niet onbelangrijk, in vele aanmerkelijk overschreden.
»In Zuid-Holland zijn de jaarwedden, met zeer enkele uit
zonderingen, vrij voldoende te achten.
»De werking van den in den laatsten tijd zeer merkbaren
vooruitgang schijnt zonder gevaar voor de belangen van het
onderwijs te kunnen worden a/gewachtvoor en aleer tot
eene verhooging van het bij de wet vastgestelde minimum
worde overgegaan."
De minister schynt dus ook de noodzakelijkheid eener ver
hooging van de bezoldiging der onderwijzers te erkennenin
plaats van het nmeer en meerhadden wij uit zijnen mond
liever het meer ware woord algemeen" vernomen; maar dan
zou het moeielijk zijn geweest tot de conclusie te komen
dat men zonder gevaar nog vjat wachten kondeen daar
moest het toch heen; de Nutsmannen en de Nederlandsche
onderwijzers mogen praten en adressen inzenden naar harte lust.
De minister is echter beleefd genoeg, om niet tot die con
clusie te komen, zonder zijn redenen mede te deelen. In
verreweg de meeste gemeenten is het wettelijk minimam niet
onbelangrijk, in vele aanmerkelijk overschreden. Niemand
zal zeggen, dat die woorden niet volkomen waarheid bevatten;
en toch geven zij ons een groote teleurstelling. Het mini
mum toch is bepaald in 1857 en thans hebben wij 1872.
Zijn de omstandigheden in die 15 jaren dezelfde gebleven?
Voorden minister misschien wel, maar voor den eenvoudigen
burger ook Misschien maakt de minister geen vergelijkingen
tusschen de prijzen van het brood, het vleesch, de kieeding en
andere levensbehoeften van nu en vijftien jaar vx-oeger, maar
het kan hem toch niet moeielijk vallen, zich een oogenblik,
een oogenbiilc slechtste verplaatsen in den toestand der 400
hoofdonderwijzers, die van het minimum (ƒ400.), misschien
wel met vrouw en kinderen moeten leven. Het zou al te
indiscreet zijn, hem te verzoeken zich eens te denken in het
gezin van een der 300 hoofdonderwijzers in Nedexdand, die
nog altijd beneden het minimum zijn gebleven, en ten opzichte
van welken de wet nog alijd geschonden wordtdat zou al
te lastig, misschien zou het hem onmogelijk zijn.
Het minimum is echter in verreweg de meeste gemeenten
overschreden, zegt de minister.
Het minimum, voorgesteld door het Nut en het Onderwijzers-
Genootschap, is ƒ700.Als wij nu bedenken, wat tegen
woordig die som beteekent, en dat nagenoeg 1800^ hoofd
onderwijzers tot voor korten tijd beneden dat minimum
bleven, tegen 900, bij welken het overschreden werd, dan
komt ons het argument van den minister zeer ongelukkig voor
Wij spreken nu alleen van de hoofd-, niet van de hulp
onderwijzers; bij de laatsten moge de verhouding eenigzxns
gunstiger zijn, omdat de gemeenten door het gebrek aan per
soneel gedwongen worden, de bezoldiging te verhoogen, de
zaak zelve verandert er weinig door.
In Zuid-Hollandzegt de minister, zijn de jaarwedden met
zeer enkele uitzonderingen vrij voldoende te achten.
Dat woord vrij getuigt van 's ministers voorzichtigheid
indien het er niet bijstond, zou de zaak al wederom geheel
anders worden. Volgens zekere statistiek vonden wij toch
onlangs in die provincie van de 572 hoofdonderwijzers slechts
37, die het minimum van ƒ700.- overschreden. De minister
hecht echter waarscijnlijk een andere beteekenis aan het woord
voldoendedan een gewoon mensch. Wanneer wij echter xn
diezelfde statistiek nog 225 hoofdonderwijzers in Z. Holland
vinden, die niet meer, maar sommigen zelfs minder dan 400
genieten, dan konden de woorden nzeer enkelevoor uitzon
deringen" wel weggelaten zijn geworden.
Er is echter in den laatsten tijd een zeer merkbare voor
uitgang, zegt de minister, naar waarheid. Dat die vooruxt-
gang intusschen nog verre van algemeen is, behoeven wij nxet
te bewijzen. Daarom zouden wij de vraag kunnen doen, of de
onderwijzer, die in de gemeente A. van ƒ400.- moet leven,
eenigzins gebaat wordt, omdat zijn collega te B. 100.- ver
meerdering heeft ontvangen? Voorzeker evenmin als de on
derwijzer, die in Drenthe of Friesland gebrek lijdt, zijn kin
deren kan verzadigen, door hen op het meer gunstige lot te
wijzen van zijne medebroeders in ZHolland. Wy zijn eenvoudig
genoeg om te gelooven, dat eene regeering zich niet verant
woorden kan, door te wijzen op het grooter of kleiner getal
van degenen, wien onrecht wordt aangedaanmaar dat het
haar heilige plicht is, alle onrecht te doen ophouden, waar
het mogelijk is. Misschien zouden wij echter slechte ministers
zijn.
Die merkbare vooruitgang schijnt echter alle gevaar weg
te nemen, van de zaak nog maar eens uit te stellen tot later,
wij willen hopen, dat het niet zij, tot te laat. Dat woord
schijnt" is al wederom een soort van achterdeurtje. Neemt
het weg, en de mogelijkheid bestaat, dat de minister voor een
toestand geplaatst werd, die onhoudbaar was. Dit is nu
echter voorgekomen. «Er schijnt geen gevaar te zijn," is
geheel iets anders dan »er is geen gevaar." Bij het eerste
zijn nog een aantal uitvluchten te vinden, bij het laatste niet.
"ffioréen wij niet bijna gedwongen te denken aan het woord
van Talleijrandwaarover wij in een onzer vorige nummers
hebben gesproken
Wij weten dan nu, dat van de zijde des ministers, ten opzichte
van het minimum der onderwijzers, geen verandering te wachten
is. Wat de Tweede Kamer zal doen, zullen wij afwachten.
Die bezoldiging is echter niet het eenige punt met betrekking
tot het lager onderwijs, dat voorziening vordert. Wij komen
nog op dat onderwerp terug.
Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 27 Dec. 1872.
Het stoomschip Prins Hendrik is den 23sten dezer
te Point de Galle binnen geloopen, om een kleine reparatie
aan de machine te verrichten.
Kapt. Olsen, voerende het schip Venus, van New-
York alhier binnen, rapporteert den 13 dezer op 47° 301
NBr. en 26° WL.gepasseerd te zijn het wrak van een
driemastschip, vol water, door de equipage verlaten, zonder
fokke- en groote mast, hebbende wit geschilderd beeldhouw
werk op den spiegel.
Z. M. heeft goedgevonden, met ingang van den eer
sten Januari 1873: lo. den luit. ter zee le kl. D. J. A. D.
van den Steen op zijn daartoe gedaan verzoek, krachtens
1 b van art. 33 der wet van den 28u Augustus 1851,
Staatsblad 110. 126) ter zake van ongeschiktheid voor de
militaire dienst, tengevolge van in en door de dienst ont
stane lichaamsgebreiken, op pensioen te stellen, onder toe
kenning ingevolge lit. b van art. 14 der wet van den 28n
Augustus 1851, Staatsblad no. 127), van een jaarlijksch
pensioen van duizend gulden (f 1000)en 2o. te bevorde
ren tot luitenant ter zee le klasse den luitenant ter zee
2e kl., R. T. du Cloux.
De luitenant ter zee 2e klasse R. E. van der Loeff,
geplaatst als officier van politie bij het koninklijk instituut
voor de marine alhier, wordt met den 15 Januari a. s. op
non-activiteit gesteld en met den 16 daaraanvolgende ver
vangen door den luitenant ter zee 2e kl. C. J. de Jong, ter
wijl de luit. ter zee 2e kl. W. A. Cambier met laatstge-
melden datum geplaatst wordt aan boord van Zr. Ms. ra
derstoomschip Valk.
Benoemd tot hoofdingeland van West-Friesland, van
wege het ambacht de Schager- en Niedorperkogge, de heer
P. Meurs en tot hoofdingel.-plaatsverv. de heeren K. Breebaart
en C. Smit; tot heemraden van het ambacht van West-Fries
land, genaamd Drechterland, voor de Oosterkogge de heer R.
Kooijman Pz. en voor de Middelkogge de heer K. de Jong;
tot hoofdingeland van West-Friesland, vanwege het ambacht
Drechterland. de heer T. Kroon en tot hoofdingel.-plaatsverv.
de heer K. Bronkhorstin het bestuur van het waterschap
Eijerland, tot dijkgraaf de heer H. Bakker Wz. en tot heem
raden de heeren A. Koning Jz., J. Blaauboer Jz., A. Dros
en H. Smit Jz.; tot heemraden van het ambacht van West-
Friesland, genaamd de vier Noorderkoggen, van wege de Wog-
nummerkogge, de heer P. F. van den Steen en van wege de
Middelkogge, de heer K. Zijp Mz.tot hoofdingeland van
West-Friesland, van wege het ambacht der vier Noorderkoggen,
de heer A. Commandeur.
Men schrijft uit Londen, 23 Dec.
Het schip Harbingerkapt. Sheriff, van Shields naar Nieu
wediep, den 1 December wegens aanzeiling aan den grond
gesleept, is later gezonken in 8 voet water, bij laag water.
Op den 17 dezer is aan den commissaris van politie
te Alkmaar, aangifte gedaan door A. D. Houtkooper aldaar,
dat in den namiddag van 7 Dec. jl., omstreeks 4| uur, in
de brievenbus op de kaasmarkt aldaar, door hem is bezorgd
een brief, bevattende een bankbiljet van f100.welke
niet aan het adres is bezorgd.
Men meldt uit Haarlemmermeer:
Niettegenstaande herhaalde oproepingen in de dagbladen,
gelukt het niet om op een tractement van f 400.een hulp
onderwijzer voor school no. 1 te bekomen, Tijdelijk wordt
door eeuen kweekeling in den dienst voorzien.
Men meldt dd. 24 Dec.
Het te Ameland binnengebrachte schip (zie vorig no.) is
gebleken te zijn Gerdakapt. Ohlson, van Gotheuburg naar
Engelaud.