Maandag avond is door de politie aangehouden een
persoon die, volgens aangifte bezig was de sloten van eenige
huizen op de Koninginnegracht te 's Hage te onderzoeken,
hoogstwaarschijnlijk niet met de beste bedoelingen.
Men meldt aan de N. R. Ct. uit Eibergen van 30
Dec.: In den nacht van den 28 dezer, omstreeks ten 2 ure
waren de vijf in het dorp Eibergeu gestationeerde rijks
ambtenaren, in gezelschap van twee ambtenaren uit de ge
meente Neede, op surveillance geposteerd in het Langer-
weterbosch op de grenzen van Eibergen en Haaksbergen, toen
zij zich op eens bevonden tusscheu eene beode van een 11 tal
smokkelaars. Door hun moedig gedrag en goed beleid mocht
het hun gelukken drie der smokkelaars in handen te krijgen
en p. m. 90 kan spiritus te bemachtigen. Ook de te Groenlo
resideerende controleur was bij deze aanhaling tegenwoordig.
Men schrijft uit Deventer, 30 December
De gesprekken over den gepleegden moord te 's Gravenhage
en den diefstal met inklimming voor eenigen tijd te Deventer
hadden Zaterdag avond het zoontje van den heer D. zoo ge
troffen, dat hij, te bed gebracht, terwijl zijn ouders op een
vriendenfeest genoodigd waren, van dieven en moordenaars
droomde, opstond en het bed van zijn ouders ledig vindende,
zijn vermoeden bevestigd wanende, in allerijl de vlucht nam
door het achterraam over een afdak naar den tuin, van waar
hij over een paar muurtjes geklommen, in een anderen tuin
zich verborg.
De ouders te huis gekomen, naar hun kinderen ziende,
vonden den knaap niet, de kleederen over den grond, het bed
ledig, het raam open één kleedingstuk scheen den weg naar
buiten te wijzen. In hun radeloosheid werd dadelijk gezonden
om de politie, die er niet zonder moeite in slaagde het kind,
bevende van schrik eu verkleumd van koude, terug te vinden.
Te Bolcheti is de politie-agent Winkler met een zeld
zaam kerstgeschenk verrast. Zijne vrouw beviel nl. van niet
minder dan 4 kinderen, 2 jongens en 2 meisjes. Moeder
en alle kleintjes zijn volkomen wel.
Men schrijft uit Groningen, 31 December:
In de afgeloopen week werd hier aangehouden een voer
mansknecht, van wien men niet dacht, dat hij zich zoo bru
taal zou aanstellen als hij werkelijk deed. Het bleek nl. dat
hij er zijn werk van maakte laat in den nacht lieden, die
alleen op straat liepen, aan te randen, tegen den grond te
werpen en van de waarde, die zij bij zich hadden, te ont
doen. Een week of zes geleden bleek het, heeft hij een
landbouwer, die niets kwaads vermoedde, onder de Heeren
poort aangepakt des nachts ten twee ure en hem zijne zil-
veren tabaksdoos ontnomen. Hoewel een agent van politie
op het hulpgeroep van den bestolene spoedig kwam aan
snellen, gelukte het niet meer hem te arresteerenhij zag
hem nog wel in de verte hard wegloopen, doch kon hem
niet meer inhalen. In den nacht na den tweeden kerstdag
viel onze gevaarlijke stadgenoot een muziekant, die buiten
de Heerenpoort gespeeld had en huiswaarts keerde, onver
hoeds aan en scheurde middelerwijl diens horloge van den
ketting af, waarna hij zich verwijderde. Den volgenden dag
had de straatroover de onvoorzichtigheid het gestolen hor
loge aan een ander te verkoopen, die, niet wetende wat
gebeurd was, van de zaak geen geheim maakte, ten gevolge
waarvan het der politie gelukte den dader te arresteeren.
Sterke drank en dobbelspel brachten den ongelukkige tot
zijne brutale handelingen,'waardoor hij ia het bezit van zoo
veel geld geraakte als een braaf arbeider niet kan verdienen.
Zijn wij goed onderricht dan heeft de beklaagde zijne mis
daden bekend en bevindt hij zich in verzekerde bewaring,
in afwachting van de straf, die de rechter hem in het be
lang der openbare veiligheid zal opleggen.
Onlangs werd in een aanzienlijk dorp in het Noorden
van ons land, waar een waker de rondte doet, ingebroken.
De inbraak had plaats gehad aan de straat en de dief had
blijkbaar met een brandende kaars het geheele huis doorloopen.
Toen de waker ondervraagd werd, bekende hij al schielijk,
dat hij wel onraad had bespeurd, maar uit vrees voor een moor
denaar maar geen alarm had gemaakt.
Door den heer B. te Zuid-Beierland wordt dagelijks
nog jonge radijs vau den kouden grond geplukt.
Een korporaal Kgeboortig van Leiden, 18 jaar oud,
had te Maastricht, waar hij in garnizoen lag, zonder gunstig
gevolg onderofficiers examen afgelegd. Hij trok zich dezen
slechten uitslag zoo aan, dat hij zijn geweer laadde, zich te
bed legde, den loop in den mond plaatste en, den trekker
met een teen overhalende, zich het hoofd verbrijzelde.
De passagiers der Bossche stoomboot waren er eergis
ter getuigen van, dat een viertal jongens, naar gissing van
12 tot 16 jaren, zich in de Maas te Yeen bij Heusden
met zwemmen vermaakten. Dat mag zeker wel in dezen
tijd van het jaar een merkwaardigheid genoemd worden.
Uit het Limburgsche wordt opnieuw geklaagd over de
verbazende hoeveelheid Belgisch kopergeld, dat aldaar in omloop
is en langzamerhand het eenige betaalmiddel wordt, waardoor
de winkeliers op iedere 5 francs 14 cent verdienen. Men
dringt van daar op invoering van nieuwe Nederlandsche ko
peren munt aan, hetgeen niet op de beslissing omtrent de
iuvoering van den gouden standaard behoeft te wachten.
Een merkwaardig geval van fanatisme deed zich onlangs
te Soekaboemi, in de Preanger-Regentschappen, voor.
De inlander Moein, iemand van 22jarigen leeftijd, behoorde
tot de vromen in zijn kampong. En geen wonder. Hij had
twee jaren achtereen zich alleen bezig gehouden met bidden
en andere godsdienstige oefeningen. Na verloop van dien
tijd keerde hij naar zijne woonplaats terug en begon al dade
lijk met zijn vader langdurige gesprekken over het geloof,
de ilmoe agama, te voeren. Weldra kwam hij, zooals van zelf
spreekt, tot de overtuiging, dat zijn vader niet zuiver in
de leer was en weinig van de zaak begreep, zoodat hij een
zeer gering denkbeeld van zijns vaders verstand, maar daaren
tegen een hoog idee van het zijne opvatte.
Zoo stonden de zaken, toen in Maart jl. Moein, na den
ganschen dag in de messigit met zijn vader te hebben ge
beden, tegen den middag huiswaarts keerde. Na eenige
oogenblikken in zijne woning zich te hebben opgehouden,
bracht hij een bezoek aan zijn buurman, maar het duurde
niet lang, of de lust tot bidden kwam weder bij hem op.
Hij begon dus dezelfde bezigheid, waarmede hij zich reeds
den ganschen dag had vermaakt, op nieuw en, zeker om
zijn vader te stichten, liet hij dezen bij zich roepen. De
vader kwam en de zoon zette vol ijver zijne gebeden en
onderrichtingen voort. Ongelukkiger wijze toonde de oud®
heer weder zijne, onkunde in de agama en de zoon berispte
hem daarover, hetgeen de vader evenwel geduldig verdroeg,
omdat zijn zoon een heilige was, die werd aangesproken
met het woord Aolia, d. i. orang soetji, en door zijne ouders
en bekenden met den voetkus werd begroet en hoogelijk
werd vereerd.
Eindelijk stelde de zoon zijn vader voor, om eens de
proef te nemen, wie eigenlijk het meeste verstand had van
de leer van Mahomed. De vader stemde hierin toe. De proef
zelve was zeer eenvoudig en bestond hierin, dat de zoon
over het hoofd van zijnen vader zou stappen. Gelukte dit,
dan was zulks een nieuw teeken van de heiligheid van den
zoon. Zoo gezegd, zoo gedaan.
De zoon sprong zijn vader herhaalde malen over het hoofd.
De vader kuste zijn zoon en riep onophoudelijk //Aman,
Aman," hetgeen beteekent/rik geloof u, ik geloof u." Bij
dit springen bleef het weldra niet'. Van tijd tot tijd gaf de
zoon den vader een schop, daarna een klap en vervolgens
nam hij een gollok, dien een der aanwezigen hem goed
willig afstond, met welk wapen hij vervolgens zijnen vader
als een bezetene in stukken hakte, het hoofd afhieuw en
den buik opensneed, waarna hij de lever er uit nam, die
roosterde en zoo geroosterd er weder in stak.
Waarom hij dit deed, wist de beklaagde zelf niet.
Ter terechtstelling begon de beklaagde zijne voorloopige
opgaven gedeeltelijk te herroepen, en hoewel een geneeskun
dig certificaat was overgelegd, ten bewijze dat de dader niet
krankzinnig was, gevoelde de rechtbank van omgang zich
niet overtuigd en sprak den beklaagde vrij.
De jongste overstroomingen te Gent kenmerkten zich
door veel treurigs. Echter was ook de zaak niet zonder licht
zijde. Vele potsierlijke tooneelen hadden daarbij plaats. Onder
anderen was er een geval, dat wel de vermelding verdient. Een
jager had zich met een schuit op de overstroomde landen
begeven om te trachten hier of daar nog eenig wild op te
sporen. Op zijn tocht ontdekt hij een haas, door het klimmende
water gedwongen op de takken van een boom een schuilplaats
te zoeken. Hij besluit het dier levend te vangen en richt te
dien einde zijn vaartuig naar den kalen stam. Daar aange
komen, klimt hij in den boom; doch de haas, door dit bezoek
verschrikt, doet een wanhopige poging en springt van den tak
in de schuit, die door den schok wordt afgestooten en met
haas en geweer afdrijft. Van uit de verte staarden tal van
nieuwsgierigen den gevangen jager en de drijvende schuit met
wild en jachtgeweer aan.
Volgens een rapport van sir E. Thornton, den Engel-
schen Minister-resident te Washington, aan lord Granville,
betreffende de paardenpest in Amerika, heeft die ziekte zich
het eerst den 30n Sept. te Toronto vertoond. Weldra werd
de epidemie ook in de Vereenigde Staten waargenomen en
verspreidde zich zoo snel naar het Zuiden, dat zij in minder
dan twee maanden tot voorbij Calveston in Texas offers eischte.
Tien dagen nadat zich het eerste geval van aantasting te
New-York had voorgedaan, waren reeds 40.000 paarden met
de kwaal behebt. Het schijnt een soort van catarrhale influenza
te zijn, vergezeld van harde koortsen. Zoowel gezonde als
ongezonde paarden werden aangetast, 't zij zij hard werk
deden of niet. Die in gesloten stallen waren, leden het meest.
Sir E. Thorton had vijf paarden, die allen de ziekte kregen,
doch mocht ze door een zachte behandeling allen behouden.
Waar krachtiger middelen worden aangewend, schijnen de
paarden wel spoediger te genezen, maar houden dan uit de
ziekte een of ander ongemak, meest rheumatisme, over. De
ziekte had na het uitbreken in een of andere plaats meest na
acht k twaalf dagen hare grootste uitgebreidheid bereikt en
verminderde dan weer in omgekeerde verhouding. Te Was
hington is geen enkel paard er van vrij gebleven.