^¥ïeuwstijdingen.
des
Naai
Teedheid
deze bedyt
visschersvit
moeielijke p,
vergrooting v,
plaatsen zijn slechts uitzonderingen, die het gebrek niet weg
nemen. Wij houden ons verzekerd, dat de overgroote meer
derheid onzer landgenooten met ons overtuigd is, dat alle
schoolverbonden en alle plaatselijke pogingen ontoereikend
zijn, om het kwaad uit te roeien, en dat men wel eindelijk
tot het besluit zal moeten komen, dat algemeene leerplichtig
heid het eenige middel is. En wat zegt nu onze Minister?
"Hy is geen vriend van leerplichtigheid, en de tijden zouden
zeer moeten veranderen, vóór hij tot dat geneesmiddel de
toevlucht nam." Wij meenden echter, dat het hier minder
de vraag betreft»of de Minister een vriend van de zaak is
of niet," dan »of de zaak goed is." In het laatste geval zou
de Minister toch heilig verplicht zijn, ze tot stand te brengen,
als het mogelijk is, of, hij zou de taak aan een ander moe
ten overlaten en naar huis gaan. Het bon plaisir van den
Minister komt hier niet in aanmerking, maar het belang van
het jeugdig geslacht, dat later het volk zal uitmaken. Men
ziet intusschen, hoe gemakkelijk men zich van eene zaak
kan afmaken.
Men kan dit echter ook nog op een andere wijze doen.
Een der kamerleden (naar wij meenen, de heer Idzerda
bracht de Bewaarscholen ter sprake, en droDg aan op eene
wettige regeling dier zaak. Misschien herinneren zich onze
lezers, dat wij vroeger mede sterk daarvoor hebben geijverd.
De bewaarscholen, of, hetgeen zij behooren te wezen: onze
voorbereidingsscholen, laten nog veel te wenschen over. Er
is voorzeker in de laatste jaren een gunstige verandering in
gekomen. Het Nut heeft de oprichting van doelmatige scho
len krachtig ondersteund. In groote plaatsen zyn er zelfs
inrichtingen verrezen, die allen lof verdienen. Maar bestaan
zij overal? Is het bewaren der kinderen overal door voorbe
reiden, vervangen? Is het personeel, dat zich met die taak
belast, overal daarvoor bekwaam? Zijn de ellendige krotten,
waar in een klein bestek een aantal kinderen worden be
waard, zonder de noodige zuivere lucht te genieten, zonder
zich te kunnen ontspannen, zonder te worden voorbereid
reeds overal verdwenen Verre van daar. Tegenover éène
gemeente met een goede inrichting, staan er wellicht drie, die
niet aan de vereischten voldoen, en twintig of meer, waar men
volstrekt niets heeft. Daarom drong de heer I. te recht aan
op eene wettige regeling eener zaak, waarvan niemand het
groote gewicht betwijfelt. En de Minister? Voor zooverre
wij ons kunnen herinneren, heeft hij geen woord daarop ge
antwoord. Het is nu wel waar, dat onderwerp kan in de
Kamer nogmaals ter sprake worden gebracht, doch of het
baten zou? Misschien is de Minister ook daar geen vriend van.
Wij hebben nu slechts vier onderwerpen aangeroerd de
fabriekskinderen, het schoolverzuim, de leerplichtigheid en de
bewaarscholen. Wij zouden er meer kunnen opnoemen, zoo
als de vergelijkende examens, de pensioenen, enz. maar wij
meenen genoeg te hebben gezegd, om ons gevoelen te staven,
dat ook het volksonderwijs in 1872 niet is vooruitgegaan.
Of 1873 meer vruchten zal opleveren, zal waarschijnlijk af
hangen van de houding der Kamerleden.
Ons volksonderwijs is dus nog verre van volmaakt; eer
der zouden wij zeggenhet is zeer gebrekkig. Dat wy het
daarom eens zouden zijn, met hen, die daaraan in de eerste
plaats den achteruitgang van godsdienst en zedelijkheid toe
schrijven, verzoeken wij niet als conclusie aan te nemen. Er
is nog een onderwijs, dat wij ten slotte wenschen, dat in
1873 beter aan het doel moge beantwoorden dan in de laatste
tijdenhet godsdienstonderwijs. Wij willen niet in bijzonder
heden tredenmaar de klacht over de koudheid en onver
schilligheid van vele godsdienstonderwijzers en voorgangers
der gemeente is geenszins ongegrond. Natuurlyk is dat on
derwijs van geheel anderen aard, dan het schoolonderwijs;
maar wanneer wij het betreuren, dat de maatschappij zoo
vele blijken geeft, dat aan ware godsdienst, en aan de zede
lijkheid van den echten stempel, minder waarde wordt ge
hecht dan vroeger, dan zouden wij wel eens in gemoede de
vraag willen richten tot de voorgangers op godsdienstig gebied,
of niet ook van hunne zijde veel zou kunnen worden gedaan,
om dat kwaad te bestrijden Wij willen hierover niet verder
uitweiden, en eindigen met den wensch, dat deze bescheiden
vraag, al ware het dan ook maar bij enkelen, eenig nut
moge stichten.
Hiermede stappen wij van onze saldo's af, want, wij her
halen het, het is niet mogelijk alle posten van dat grootboek
af te handelen.
Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz., 14 Jan. 1873.
De derde volksvoordracht jl. Vrijdag avond, in het lokaal
Tivoli, van wege het dep. Helder der Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen gehouden, werd door een buitengewoon groot
aantal belangstellenden bijgewoond.
De heeren Mooij, van Varik en Kloosterhuis vervulden ieder
een spreekbeurt en ten slotte werd door de rederijkerskamer
Olympia een kluchtspel opgevoerd.
Het stoomschip Prins van Oranje18 December van
tavia naar hier vertrokken, is den 9n dezer, te 10 ure
voormiddags, te Suez aangekomen.
Men schrijft ons van Texel
men verneemt, worden bestek en begrooting in ge-
gebracht voor de bedijking van het Noorden. Is
king in het a. s. voorjaar een feit, dan verkeert de
»ot om de Oost, van p. m. 40 vaartuigen, ineen
ositie, waaruit zij alleen kan geraken of door de
an de havenkom te Oude Schild, of den aanleg
van een haven om en bij de Oost en Oosterend. Voor het
eiland is het laatste 't verkieslijkst, vooral voor Oost, Oos
terend, de te bedijken bodem en de polder 't Eierland. Sa
menwerking ondersteund door 't rijk, de provincie en het
gemeentebestuur zal zeker tot het beoogde doel leiden. Van
Oost en Oosterend is dan ook een rekest aan hooger auto
riteit voor een tweede haven opgezonden.
Tot militaire leden van den militieraad zijn benoemd
voor Noord-hollandin Amsterdam, tot lid de majoor van
Overveldt, tot plaatsverv. lid de kapt. van der Blom, beiden
van het 7e reg. infanterie in Haarlem, tot lid de majoor
pl. adj. Muller, tot plaatsverv. lid de kapt. Millioen, van
het 4e reg. infanteriein Hoorn, tot lid de majoor Beijen,
tot plaatsverv. lid de kapt. Ströhmsdorffer, beiden van het
7e reg. infanterie.
Op last vau den minister van Oorlog zullen de plaat
selijke adjudanten zich voortaan niet meer in burgerkleeding
mogen vertoonen, zijnde speciaal gelast ten allen tijde in
uniform gekleed te zijn.
Naar men verneemt, wordt in Eebauari e. k. een pen
sioneering en promotie voor de officieren bij het leger hier
te lande verwacht.
De koninklijke goedkeuring is verleend aan de statuten
der werkmausvereeniging te. Hoorn, welke vereeniging zich
ten doel stelt de stoffelijke en zedelijke welvaart van den
werkman te bevorderen.
Het provinciaal gerechtshof in Noord-Holland heeft
Donderdag 9 Januari 11. in hooger beroep uitspraak gedaan
in een geschil tusschen gebr. Binger, vroeger drukkers van
het Nieuws van den Dag, en de vennootschap de Kleine
Courantwegens de weigering van laatstgenoemde om ver
meerdering van zetloon toe te staau, na de vergrooting van
het formaat der courant. De directie der vennootschap bestreed
de vordering, zich beroepende op de clausule van het contract,
waarbij het haar vrij stond het formaat der courant te be
palen, mits dat der Arnhemsche Courant niet overschrijdende,
eu op de omstandigheid, dat bij de vergrooting dit formaat
niet was overschreden geworden. De arrondissements-rechtbank
te Amsterdam vereen igde zich met deze door de venuootschap
voorgedragen verdediging. Gebr. Binger kwamen van het
vonnis in hooger beroep bij het hof. Door hun advokaat,
mr. Willem Binger, werd aangetoond dat de uitspraak van
den eersten rechter voornamelijk berustte op een onjuiste
opvatting van de clausule in het contract, door een punt,
dat op de beslissing van het geschil van invloed zou kunnen
zijn, als tusschen partijen overeengekomen, aan te nemen, of
schoon het niet op het geval door de rechtbank bedoeld, maar
op iets geheel anders betrekking had. Pleiter lichtte vervol
gens op onderscheidene technische- en rechtsgronden den eisch
der apellanten toe. Deze gronden werden door den advokaat
der geïntimeerde vennootschap, mr. J. A. Molster, bestreden
als met bet oog op het contract ten eenenmale onhoudbaar.
Bij opgemeld arrest vereenigde het hof zich evenwel volkomen
met het namens de hh. Gebr. Binger verdedigde stelsel en
veroordeelde mitsdien de geïntimeerde vennootschap tot be
taling der geëischte som met de renten en de kosten der
beide instantie».
Door den debitant in de Nederl. Staatsloterij B. de
Haan, te Edam, is den 30n Dec. 1872 een brief aan het
postkantoor aldaar gebracht aan het adres van "A. Gokkes,
te Blokzijl11, inhoudende tien loten in de Staatsloterij,
vier genommerd 8220 en zes 272276 en 278, met de
handteekening van M. C. Canter J. N. Torres voorzien.
De geadresseerde heeft het verzondene echter tot heden niet
ontvangen. De Burgemeester van Edam verzoekt opsporing
en bericht.
In de Boekhortstraat te 's Gravenhage, werd Zaterdag
tegen den avond de bewoners eenigzins in opschudding ge
bracht door een voorval, dat in die buurt plaats had. De
dienstbode eener familie nl. bevond zich tijdelijk alléén met
den zoon des huizes, die, naar men zegt, zwak is van geest
vermogens. Hij trof haar onverhoeds met een ijzeren emmer
op het hoofd, ten gevolge waarvan de dienstbode in een toe
stand werd gebracht, die haar overbrenging naar het Gasthuis
noodzakelijk maakte. De jongeling werd naar het politie
bureau vervoerd.
Gedurende het jaar 1872 is er op de telegraafkantoren
hier te lande over het algemeen veel minder drnkte geweest
dan in het vorige jaar, zoodat zelfs 15 kautoren dientenge
volge in een lagere klasse zijn gekomen, een zeer zeldzaam
verschijnsel.
Naar wij van geachte zijde vernemen, is voor het aan
staande nationale zendingsfeest, waarschijnlijk te houden op
Woensdag 23 Juli e. k., het schoone buitengoed Boekenrode,
onder Bloemendaal, door de familie Messchert van Vollenhoven
welwillend ten gebruike afgestaan. N.v.d.D
Men schrijft uit Zierikzee, dd. 8 Januari het volgen
de: Heden morgen omstreeks 8 ure, werd door twee ar
beiders, die in de Zoute Gracht alhier bezig waren met eene
schuit grind te vervoeren, het lijk gevonden van den sedert