HELDERSCHE COURANT. M 1222. Dertiende Jaargang. 1875. Jliputus' en <flÖnedentie--6faD. Woensdag 5 Februari. a^fficiccï ijcöcrlte. Vaststelling der 281'StaaMoterij. Eerste Bekendmaking. L0T11VOOR DEMOMLE1IIL1T11. JSiet-ofjricicel gcbcrite. Nog een woord over het "mili taire praatje." Verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50 Franco per post 0.65 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. Brieven franco. De prijs der Advertenties van 1 4 re»cls is CO Centen; voor éHceii regel meer 15 Centen. Voordes Dinsdags cn Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Ad verten tien intezenden. Ingezonden stukken minstens een dag vroeger. Uitgever S. GI L T J E S. Het GEMEENTEBESTUUR van den HELDER brengt ter kennis, dat bij resolutie van Z. Exc. dcu Minister van Financiën, van 9 Januarij 11. no. 13, krachtens de daartoe door den Koning verleende magtiging, is vastgesteld de 281e STAATSLOTERIJ, bestaande uit 20,000 LOTEN, 10,000 PRIJ ZEN en 2 PREMIËN, overeenkomstig het plan daaraan gehecht. Beide stukken, geplaatst in de Staatscourant, zijn aan de Secretarie der gemeente ter leziug nedergelegd. Het Gemeentebestuur voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester, 1 Februarij 1873. L. VEltHEY, Secretaris. BURGEMEESTER eu WETHOUDERS der gemeente HELDER maken bekend, dat de LOTING over de in 1872 in deze gemeente ingeschrevenen voor de ligting der Nationale Militie van 1873 is bepaald op Zaturdag den twee-en-twintigsten Februarij eerstkomendedes voormiddags ten tien ure. De loting zal plaats hebben in do ROUWZAAL, achter het Bureau voor Gemeentewerken, op de Kevkgracht. Gedurende vijf dagen, te rekenen van den dag waarop de loting heeft plaats gehad, kunnen tegen de wijze waarop zij is geschied, bij de Gedeputeerde Staten bezwaren worden ingebragt door belanghebbende loteliugeu, of door hun vader of voogd, bij verzoekschrilt, op oogezegeld papier, onderteekend door hem die het bezwaar inbrengt. Dat verzoekschrift moet worden bezorgd bij den Burgemeester dezer gemeente. Voorts wordt in herinnering gebragt, dat zij die vermeenen vrijstelling van dienst te kunnen erlangeu, daarvan bij de lotiDg opgave moeten doen aan den Heer Militie-Commissaris. Zij, die vrijstelling van dienst reclameren wegens broederdienst of als eenigen zoonmoeten zich op Vrijdag den zevenden Februarij te vorendes morgens tussclien 9 e» 12 ure, vervoegen aan het Raadhuis; eerstgenoemden m'et de geboorte-bewijzen van al hunne broeders en de bewijzen van dienst of zakboekjes hunner broeders op wier dienst zij hunne reclame gronden, en laatstgenoemden met de Irouw-akte hunner ouders. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester, den 1 Febr. 1873. L. VERHEY', Secretaris. Zijn wij stout geweest Hebben wij knorren verdiend Volgens den heer X.inzender eener "Beschouwing van ons Militair -praatjein de Held. en N.Diep. Courantongetwijfeld; maar de schrijver was blijkbaar boos, toen hij schreef, en dit versterkt ons in het gevoelen, dat wij den bal niet geheel misgeslagen hebben. Daaruit is ons tevens gebleken, dat de heer X. in ons artikel hatelijkheden heeft gemeend te vinden, die in de verste verte niet in onze bedoelingen lagen, en die wij bepaaldelijk ontkennen, dat er zich in bevonden. Wij herhalen hetwij hebben achting voor een goed militair, en wy voegen er bij, dat wij ons met genoegen menig aangenaam uur herinneren in gezelschap met officieren doorgebracht maar, dat zal ons niet weerhouden op de gebreken te wijzen die in den militairen stand niet minder bestaan dan in alle andere standen, en wij kunnen maar volstrekt niet begrijpen, dat een officier, wanneer hij even als wij het goede wil, zich daardoor beleedigd zou kunnen gevoelen. Het ingezonden stuk van den heer X. heeft blijkbaar ten doel, ons in een hatelijk daglicht te stellen. Dat laat ons echter vrij koelmaar omdat de zaak zelve ons te gewichtig voorkomt, om er zich zoo losjes van af te maken, achten wij on3, even als de heer X., om oningewijden voor te lichten, ge roepen, zijne Beschouwing wat van naderbij te beschouwen. De heer X. merkt op »dat wij op meer aangename en de gelijke wijze dienden te schrijven, indien wij de officieren wilden animeeren, om zich meer met de opleiding van jeug dige militairen te belasten." Wat nu het aangename schrijven betreft, willen wij over ods zeiven niet oordeelen. Wij merken slechts aan, dat wij in onze artikelen aan die eigenschap zelden denken. Wanneer wij eenig onderwerp behandelen, neemt het in den regel ons denkvermogen zóo geheet in, dat wij ons misschien wel wat te weinig om den vorm bekommeren. Dat echter dit de of ficieren zou terughouden van eene taak, die toch minstens nuttig en eervol zou zijn, komt ons te meisjesachtig voor, om het van een flink officier te kunnen denken. Dat ons schrijven intusschen niet degelijk was, moge de heer X. zeggen; in zyn stuk hebben wij het bewijs niet kun nen vinden. Wij willen echter ook dit aan het oordeel onzer lezers overlaten. Wij gelooven intusschen, dat de Utrecht- sche officieren, (waarvan de heer X. geheel zwijgt) wellicht een ander denkbeeld zouden koesteren over de meerdere of mindere degelijkheidvan ons schrijven. Verder lezen wij: "Schrijver schijnt een van die aangena me personen te zijn, die het benijden enkele officieren van tijd tot tijd in een koffiehuis, misschien eene sociëteit te ODtmoeten of te zien, en die daaruit de hatelijke gevolgtrekkingen ma ken, welke in het militair praatje maar al te veel voorkomen." Dat woord benijden is wel wat vreemd gekozen, maar wij meenen toch den heer X. wel te begrijpen. Hij heeft zich in zijne verbeelding een persoon voorgesteld, die zooals men wel eens zegt een beroerde kerel is. Het is wel mogelijk, dat hij gelijk heeft wij merken slechts aan, dat de heer X. zeker degelijker zou schrijven, wanneer hij personen en zaken van elkander onderscheidde. Wij gelooven, dat onze per soonlijkheid aan de waarde van het onderwerp zeer weinig afdoetwij willen ten minste gaarne erkennen, dat het ons geheel onverschillig laat, wie de heer X. is; wij bepalen onze aandacht liever op hetgeen hij schrijft, dan hem op dat an dere gebied te volgen. Hetgeen hij echter daarop laat volgen, heeft ons leed ge daan, en wel vooral, omdat het geheel met de waarheid in strijd is. Wij hebben het niet afgekeurd, »dat de officieren van tijd tot tijd een koffiehuis of sociëteit bezoeken." Ook dit schijnt dus een gewrocht te zijn der verbeelding van den heer X.want in ons artikel zal men het niet vinden maar waarom dan die insinuatie Zouden wij te veel zeggen, als wij ze noch aangenaamnoch degelijk noemden En dan die hatelijke gevolgtrekkingen, waarvan hij ons beschuldigt. Wij hebben gezegd dat de officieren weinig te doen hebben dat menigeen middelen zoekt, om zijn tijd te dooden dat menig officier zelf wenscht meer gezette bezig heden te hebben en liever daaraan een gedeelte van zijn tijd zou besteden, dan dien aan de whist-tafel of het biljart door te breDgen. Zijn dat nu hatelijke gevolgtrekkingen Ja maar dan ook alleen voor die officieren, die van die uitspan ningen een al te groot gebruik maken. Maar men moet toch door een bijzonder zwarten bril zien, om het te beschou wen als een blaam op den geheelen stand, of als eeDe af keuring van een betamelijk bezoek van koffiehuis of sociëteit. De heer X. zal dit toch met een weinig nadenken zelf moe ten erkennen. In hetgeen de heer X. laat volgen, maakt hij zich wel eenigszins aan inconsequentie schuldig, en bevestigt zelf, het geen wij zoo even gezegd hebben. "Buiten hunne dienstbezigheden zijn er vele officieren, die zich met de een of andere studie bezig houden, die dagen op hunne kamers doorbrengen. Maar de meeste officie ren zijn ongetrouwd en spreekt het van zelf, dat zij het ge zellig verkeer buiten hun vertrek zoeken." Het eerste is ons bekend wij hebben zelfs het genoegen er verscheidene te kennen, die volstrekt geen middelen be hoeven te zoeken, om hunnen tijd te dooden. Maar wij koes teren dan ook niet de minste vrees, dat dezulken in ods "praatje" iets beleedigends hebben gevondeD. Wij zouden ons juist vleien, dat bij hen de meeste sympathie voor het door

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1873 | | pagina 1