HEIDERSCEE COURANT.
Jïteuios- en
Woensdag
<flÖoertentie-öfaÖ.
4 Juni.
M 1256.
Dertiende Jaargang.
1875.
«©fficiccï gebcdtc.
NATIONALE MILITIE.
Inspectie voor de Verlofgangers.
JSiet-offittfcI gcbcclte.
Wien moeten wij kiezen?
Verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.50
Franco per post w 0.65
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en
Postdirecteuren. Brieven franco.
De prijs der Adveutkntikn van 1 4 regels is 60
Centen; voor eiken regel meer 15 Centen.
Voordes Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertentie» intc/cnden.
Ingezonden stukken minstens een dag vroeger.
GI LT J E S.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente HELDER brengen
ter openbare keunis:
Dat het ONDERZOEK OVER DE VERLOFGANGERS van de Militie
te land, bedoeld bij art. 138 der wet op de Nationale Militie, voor deze
gemeente is bepaald op Donderdag den 12 Junij 1873, des voormiddags ten
half elf ure, in den Rouwzaal achter het Bureau voor Gemeentewerken
naast het Weeshuis alhier.
Aan dat onderzoek moeten deelnemen de VERLOFGANGERS der Militie
to land, behoorende tot de Ligtiugeu van 1869, 1870, 1871 en 1872, voor
zoo verre zij vóór den 1 April 1873, in het genot van onbepaald verlof
waren gesteld.
De belanghebbenden worden herinnerd aan de rolgeude wetsbepalingen:
Art. 140 De verlofganger verschijnt bij het onderzoek in uniform ge
kleed, en voorziea van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn
vertrek medegegeven, van zijn zakboekje en van zijn verlofpas.
Art. 141. Behoudens het bepaalde in art. 130 kan een arrest van twee tot
zes dagen, te ondergaan iu de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijn
de huis van bewariüg of arrest, door den militie-commissaris worden opge
legd aan den verlofganger.
1. die zonder geldige redenen niet bij het onderzoek verschijnt; 2. die
daarbij verschenen zijnde, zonder geldige redenen, niet voorzien is van de
in het voorgaaud artikel vermelde voorwerpen; 3. wiens kleeding of uitrus
tingstukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden; 4.
die kleeding- of uitrustingstukken, aan een ander toebehoorende, als. de zij
ne vertoont.
Art. 142. is de verlofganger, wien krachtens het voorgaand artikel ar
rest is opgelegd, bij het onderzook tegenwoordig, dan kan hij dadelijk onder
verzekerd geleide in arrest worden gebracht.
Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij zich niet aan de hem opge
legde straf, dan wordt hij op schriftelijke aanvrage van den militie-com
missaris, te rigten aan den Burgemeester der woonplaats van dien verlof
ganger, aangehouden en onder verzekerd geleide naar de naastbij gelegen
provoost of het naastbij zijnde buis van bewaring of arrest overgebragt.
Art. 143. Onverminderd de straf, in art. 141 vermeld, is de verlofgan
ger verpligt, op den daartoe door den militie-commissaris te bepalen tijd
en plaats, en op de in art. 140 voorgeschreven wijze, voor hem te ver
schijnen om te worden onderzocht.
Art. 144. De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig maakt aan
het feit sub 4. van art. 141 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 143 voor
den militie-commissaris verschijnt, of, aldaar verschenen zijnde in het geval
verkeert, sub 2 en 3 van art. 141 vermeld, wordt onder de wapenen gc-
roepeu en van 3 tot 6 maanden gehouden.
Art.. 145. De verlofganger der militie, die niet voldoet aan ecne oproe
ping voor de werkelijke dienst, wordt als deserteur behandeld.
Aat. 130. Het Crimineel welhoek en het reglement van krijgstucht voor
het krijgsvolk te lande zijn op de maoschappeu der miliiie te land, die zich
onder de wapenen bevinden, van toepassing en met opzigt tot de verschil
lende gevallen van desertie op al de bij de militie«te land ingelijfdcn.
Die manschappen worden geacht onder de wapenen te zijn:
.1. -zoolang zy zich bij hun corps bevinden; 2. gedurende den tijd, dien
het in art. 138 bedoeld onderzoek duurt; 3. in het algemeen, wanneer zij
in uniform zijn gekleed.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
den 23 Mei 1873. L. VERI1EY, Secretaris.
De Centrale Kiesvcreemging in ons district heeft als candidaat
foor de Tweede Kamer gesteld den heer IV. van der. Kaay tegen-
over den heer C. van Foreestaftredend lid.
Zeer terecht heeft zij de kiezers gewezen op het hooge belang
der zaak, vooral met het oog op de neutrale school. Er moge te
genwoordig in het openbaar over deze weinig gesproken worden
wij weten, dat ze daarom niet vergeten wordt, en als de kans
goed staat niet minder dan vroeger, misschien zelfs nog heviger
zal aangevallen worden; wij weten ook, dat de heer van Foreest
te vergeefs in de rei harer voorstanders zou gezocht worden, en
dus in dat opzicht lijnrecht staat tegenover den heer van der Kaay.
Met vele woorden heeft het bestuur der Centrale Kicsverceniging
dat onderwerp behandeld, en met nadruk op nieuw onder de aan
dacht van alle kiezers gebracht. Wij bevelen hun de. belangstel
lende lezing cn overweging aande zaak kan niet te veel bespro
ken worden; zij betrelt wel in de eerste plaats het belang der
jeugd, maar lningt daarvan niet tevens- de toekomst van ons va
derland af'? Wij willen er echter thans niet verder over uitwei
den, maar liever verwijzen naar hetgeeu het bestuur der Vereeni-
ging daarvan zegthet is aller behartiging waardig. Toch gevoe
len wij ons gedrongen een paar opmerkingen te laten volgen.
Is het behoud der neutrale school in de eerste cn voornaamste
plaats, hetgeen ons moet dringen onze stemmen niet op den heer
van Foreest uit te brengen Wij willen het volstrekt niet ont
kennen maar bet eeniye is het zeker niet. Er zijn nog andere
evenzeer gewichtige beweegredenen, welke ons daartoe moeten no
pen, en die een ernstige overweging ten volle verdienen.
De heer van Foreest is in alle opzichten hetgeen men mag noe
men een achtenswaardig manmaar als lid van de Kamer schro
men wij niet ronduit ons gevoelen uit te spreken, dat deze er
niet anders dan bij winnen kan, dat dergelijke leden door anderen
vervangen worden.
Wij kunnen onze aandacht niet vestigen op de handelingen dei-
Tweede Kamer zonder grootc teleurstelling, zoo niet wrevel te ge
voelen. Jaren lang heeft men b.v. om eene verbeterde rechter
lijke organisatie geschreeuwd. Yol moed brengt de minister de
Vries ze in behandeling, wendt alles aan wat in zijn vermogen is,,
om de zaak tot een goed einde te brengen, en drijft zelfs de in
schikkelijkheid verder, clan wellicht wcnschelijk was. Na einde-
looze debatten en gerekte redevoeringen, wier gehecle inhoud vaak
in. eenige regelen terug gegeven kan worden, dus na een kostelij-
lcen tijd te hebben zoek gebracht, wordt de wet met een meer
derheid van 2 stemmen verworpen, en de minister misschien ver
plicht, af te treden. Welk denkbeeld moet dan toch het neder-
landsche volk van zulk een Kamer koesteren
Wij wezen in ons vorig artikel mede op de zaak van Atchin.
Bij zulke rampen mag men van een vaderlandslievende regeering
verwachten, dat de leus nhet vaderland is in gevaaralle partijen
zou doen zwijgen en allen zou nopen, zich om de regecring to
scharen, en haar te ondersteunen in hare pogingen, om het gele
den verlies te herstellen. En wat zien wij plaats hebben? liet
is waar, het buitengewoon crediet wordt verleend; dat kon dan
ook wel niet andersmaar hoe gretig werd, door de verzwakte
conservatieve partij vooral, iedere gelegenheid aangegrepen, om de
regeering allerlei hatelijkheden naar het höoid te werpen, teneinde
een alles behalve gewettigd wantrouwen aan den dag te leggen
alsof liet daartoe nu het geschikte oogenblik wareWij vertrou
wen u niet, maar wij staan u evenwel de gevraagde som toe."
Is het niet eenigszins bespottelijk, zoo iets te lezen? En na al
het getier wordt liet gevraagde crediet toch met genoegzaam een
parige stemmen verleend.
Het zou niet moeielijk zijn, op meer dergelijke zaken te wijzen,
doch wij zouden onzen lezers claarmede niets nieuws mededeelen.
Wij brengen het enkel op nieuw onder hunne aandacht, om aan
te toonen, hoe dringend noodzakelijk het is dat er (om een gewoon
gezegde te gebruiken) nieuw bloed in de Kamer worde gebracht.
De kiezers in Nederland worden daartoe eerstdaags in de gelegen
heid gesteld; liet zou cene onuitwisclibare schande zijn, indien zij
daarvan geen gebruik maakten. Wij hopen, dat dit laatste al
thans op ons district niet moge toepasselijk zijn.
Een onzer vertegenwoordigers, de heer van Foreestzal dus af
treden. Wij moeten hem recht laten wedervarenhij heeft niet
door ellenlange beschouwingen de debatten noodeloos gerekt; hij
heeft niet, voor zooverre wij ons herinneren, naar het voorbeeld
van zijne vrienden, door hatelijkheden de regeering bemoeielijkt
hij heeft in den regel gezwegen, en die verdienste moge negatief
zijn, het is tofck eene verdienste. Maar gaat ze niet geheel ver
loren, wanneer wij opmerken, dat hij, zij het dan ook enkel door
het uitbrengen zijner stem, in alle opzichten betoont, de vriend
te zijn van hen, die het meest de werkzaamheden der Kamer be
lemmeren, en met hen een lijn trekt? Wij weten, wat de con
servatieve partij is, en wat de conservatieven zijnwij hebben in
onze beschouwingen meermalen daarover uitgeweid, en wenschen
niet in herhalingen te treden, vooral nu die partij zich in de
laatste tijden zóódanig heelt vertoond, dat zelfs zij, die door hare
hulp hun eigen zwakheid meenden te dekken, liaar openlijk ne-
geerende heer van Foreest is bepaald conservatief; wij vragen
dus ieder onbevooroordeelde»kan hij nog langer de vertegenwoor
diger van ons district zijn?"
Wij houden ons innig overtuigd, dat, wanneer alle kiezers van
ons district hunne eigen overtuiging volgdenwanneer geen hun
ner zich door valsche voorstellingen of partijdige inblazingen liet