HELDHRSGHE COURANT. Woensdag 16 Juli. JïieutDS-- en aS> flDoertentte--6faÖ. :M 1208. Dertiende Jaargang. 1875. O Die Hollander sind ein Volk aus einern Guss. Verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND. Abonnementsprijs voor 3 maanden 0.5A Franco per post v v O 65 Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren. Brieven franco. De prijs der Advektentien yan 1—4 regels i? 60 Oenten; voor eiken regel moer 15 Centen. Voordes Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve men de Advertentiën intezenden._ Ingezonden stukken minstens écn dag vroeger. Uitgever S. G I L T J E S. Wederom eene wet gevallen en een minister heengegaan. "Vreemd zal niemand het in Nederland meer vinden wij gera ken aan die vertooningen *al vrij wel gewoon. Of ze daarom min der bedroevend zijn is een andere vraag. Of die remplafantenwet dan in alle opzichten aan onze verwach ting voldeed Wij gelooven nog altijd, dat zonder algemcene dienstplicht de gehalte van ons leger niet goed worden zal. Wij hebben dat meermalen betoogd en de argumenten, die daartegen ingebracht werden, komen ons veel te zwak voor, om onze over tuiging te doen wankelen. Wij twijfelen ook niet, of het zal er wel te eeniger tijd toe moeten komen, en hopen maar, dat gecne buitengewone rampen er toe zullen behoeven te dwingen. De in gediende wet nu, uit dat oogpunt beschouwd, kan ons niet in ieder opzicht voldoende voorkomen. Maar toch betreuren wij hare ver werping, wat het beginsel betreft. Ware dat althans vastgesteld, dan zou minstens een eerste stap zijn gedaan op den weg ter ver betering onzer defensiemaar wie zou nu nog dwaas genoeg zijn, zich voor geruimen tijd met eenige hoop te vleien Een Duitsch professor schreef onlangs in het Ausland.- y>Die Hollander sind ein Volk aus einern Guss Wij gelooven niet, dat de professor heeft willen spotten, maar wel, dat hij werkelijk ons, Nederlanders, een complimentje heeft willen maken, cn dat kunnen wij niet anders dan aangenaam vin den, omdat wij zoo weinig gewoon zijn, van onze oostelijke nabu ren een gunstig oordeel te vernemen. In den regel worden wij door de Duitschers minstens niet verwendmen leze alleen de Kaïn. Zeitung. Maar toch zou ons die lof aangenamer in de ooren klinken, indien wij wat meer overtuigd waren, dien te verdienen. Een flink volk Zijn we dat werkelijk Wij zijn in oorlog met AtchinWij hebben een aanval op dat rijk gedaan en een nederlaag ondergaan. Redenaars en aanklagers in overvloed. Redevoeringen, ellen lang. A. werpt de schuld op B. en deze op C. Een aantal kamerleden en dagbladschrijvers zijn er blijkbaar meer op uit, van den toestand gebruik te maken, om hunne partijbelangen te bevorderen, dan de eer des vaderlands te handhaven en het kwaad te herstellen. Is dat nu een volk taus einem Guss F" Onze defensie deugt niet veel; daarin komen alle partijen vrij wel overeen. Al wederom werpt de een de schuld op den ander. De regeering doet een eersten stap op den weg der verbetering, door plaatsvervangers en nummcrverwisselaars af te schallen, en Redevoeringen in overvloed. In plaats van dezen maatregel, konde dat worden gedaan, en dat, en dat J Men verwerpt de wet, en doet niets. De remplacanten en nummer verwissel aars mogen voort gaan met zich aan de bazen te verkoopen dezen worden niet ver hinderd de groote voordeelen van dien menschenhandel in hunne zakken te steken de welgezeten jongelieden blijven zich aan een der heiligste plichten onttrekkende minder bemiddelden mogen als altijd hunne plaats in de gelederen innemen naast den rem- Elagant; het leger blijft wat het is, en dat is waarlijk niet veel ijzonders. En dan leest men in sommige dagbladen: »De meerderheid in de Tweede Kamer heeft gehandeld in den geest van het grootste deel onzes vdlks." Hoe naïef! als of het niet duidelijk gebleken ware, dat bij velen de afstemming uit een geheel andei'e bron voortvloeide»De meerderheid der Nederlandsche natie koestert volstrekt geen sympathie voor persoonlijken dienstplicht, zegt men. Wel mogelijk, maar alles behalve vereerend; en indien het wer kelijk een plicht is, moesten de Kamerleden zich liever niet aan dat gebrek aan sympathie storen. In één der blaadjes lazen wij zelfs»De afstemming draagt een bij uitnemendheid nationaal karakter, en zal dan ook dit staat boven allen twijfel verhe ven alom in den lande met geestdrift worden begroet." Wie toch al niet schermt met het woord nationaal! De afkeer van een heiligen plicht jegens het vaderland wordt nu ook al uitne mend nationaal genoemd, en zou alom in den lande met geestdrift worden begroet. Het laatste zal iemand met gezond verstand wel niet staande houden. En zulke taal leert en hoort men bij een volk »aus einem Guss!" Wat dunkt u, professor? Wat ons echter in deze zaak boven alles heeft getroffen is de houding van vele Kamerleden. Wij hoorden zelfs van erkende specialiteiten, die intusschen elkander soms lijnrecht tegenspreken, de ingediende wet afkeuren, ja door het slijk sleurenen toch met den besten wil hebben wij niets van hen vernomen, dat ons op een andere wijze een stap nader heeft gebracht of zou kunnen brengen. Wij zullen van de taal van een Jonckbloet niet spreken. zij is in meerdere bladen reeds genoeg aan de kaak gesteld. Maar als wij ook van andere leden aanhalingen wilden doen, dan zou het op nieuw blijken, dat onze Tweede Kamerleden, al thans velen hunner, geen recht begrip van hunne roeping hebben. Niet ten onrechte begint liet Nederlandsche volk "do sympathie voor de volksvertegenwoordigers te verliezen. Wanneer wij, in weerwil daarvan, toch in den regel dezelfde leden telkens zien herkiezen, dan moet men zich toch over de kiezers in Nederland ook wel een weinig verwonderen. Zijn zij dan zóo verblind, van niet in te zien, dat, op die wijze voortgaande, geen verbetering te verwachten is? Wanneer aan elke regeering op dergelijke wijze het regeeren onmogelijk wordt gemaakt, soms door hare zoogenaamde vrienden zeiven. wie zal dan nog langer Minister willen zijn Maar wat staat ons dan te wachten, indien onver hoopt eens de nood aan den man kwam Dan zou het zeer zeker een vreemde spotternij zijn, ons een volk »aus einem Guss" te noemen. De kiezers mochten dat waarlijk wel wat beter bedenken. Daarom lazen wij met groot genoegen, dat de Deventer Kies- vereeniging den heer W. van der Kaay kandidaat heeft gesteld, en wij gelooven, dat er voor het welslagen kans bestaat. Wij willen echter gaarne bekennenin die streek niet genoeg op de hoogte te zijn, om alle kansen te berekenen. Maar dat behoeft ook niet. De Deventer kiesvereeniging toont het met ons eens te zijn, dat de geest der Tweede Kamer veel te wenschen overlaat, en dat het wenschelijk is, nieuw bloed (geen Jonck-bloetdaarin te brengen. Daarom stelt zij een man voor, die geene parlemen taire antecedenten heeft, maar zich door zijne dagbladartikelen minstens als een bekwaam, flink liberaal man heeft doen kennen. Om die redenen hebben wij hot een schande genoemd voor ons district, dat het al wederom met den ouden sleur, den heer van Foreest bleef afvaardigen, ofschoon dit wel ecnigszins verwacht konde worden. Wij, die den heer v. d. K. kennen, juichen daar om in gemoede die kandidatuur toe. Wij zijn het dus geenszins eens met de Arnh. Crt., die ze vin nig afkeurt. Wij willen haar gevoelen daarover eerbiedigen, al deelen wij het nietmaar in de hevigheid, waarmede zij de kan didatuur bestrijdt, heeft zij argumenten gebruikt, die wij van haar niet hadden verwacht. »De heer v. d. K." zegt ze, »is voor-het publiek een onbekend man, die zijn reputatie nog moet verdienen, al beantwoordde hij (als kamerlid) aan a! de verwachtingen, die men van hem heeft, dan nog mist hij de kennis en ervaring, de kamerwetenschap, en vooral het moreel gezag, dat de oud-parle mentaire strijders bezitten. Yan parlementaire recruten is veel meer ondienst dan dienst te verwachten." Wij willen hare verdere redeneering laten rusten; de tijd zal over de meerdere of mindere gegrondheid uitspraak doenmaar de aangehaalde woorden heb ben ons leed gedaan. De volbloed-conservatief zou niet anders kunnen spreken, en daarom hadden wij ze in de A. Ct. niet ver wacht. Yan dat stelsel uitgaande, komt er in de Kamer nooit jeugdige kracht, en na al wat in de laatste tijden voorgevallen is, achten wij dat toch dringend noodig. Wij mogen ons daarbij ook beroe pen op dat blad zelf, dat zoo vaak de Tweede Kamer en sommige harer leden tot bloedens toe gekastijd heeft. En van parlementaire veteranen sprekende, wie zal anderen beletten als zoodanig ook te noemen Saaijmans VaderZinnicq Bergman, Wintgens, van Foreest enz.? Zij hebben er immers hetzelfde recht toe, waarmede de A. Ct. wijst op van Bossev. d. Linden, v. d. Maasen, enz. En met den besten wil kunnen wij maar niet vinden dat al die par lementaire veteranen zoo machtig veel tot stand brengen, en wij hebben dat ook de A. Ct. nooit booren betoogen. 01' die hoog geroemde kamerwetenschap voor ons vaderland wel zoo bijzonder gunstig werkt, meenen wij ook te mogen betwijfelen; zonder nog te zeggen, dat die wetenschap toch wel zoo hoogst moeielijk niet te bekomen zal zijn. Men wordt immers geen veteraan zonder eerst recruut te zijnde schrijver in de A. Ct. zal als dagblad schrijver waarschijnlijk ook wel zijne taak hebben begonnen met een onbekende grootheid te zijn. Wij achten dus een dergelijke bestrijding weinig fairen nog minder afdoende. Wij hopendat de kiezers in het district Deventer zich daardoor niet zullen laten weerhouden hunne stem men als ware liberalen uit te brengen op den man, dien zij in het belang des vaderlands noodig oordeelen. Veteranen hebben wij meer dan genoegde jeugdiger strijders komen nu aan de beurt. Dit artikel was voor het vorige, nommcr bestemd, doch door bijzondere omstandigheden zijn wij verhinderd geworden het daarin op te nemen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1873 | | pagina 1