<flöoertentie*öfaÖ.
8 December.
Mcuujs» cu
Woensdag
Dertiende Jaargang.
Het huldeblijk der kinderen aan
deii Koning.
M 1508.
4 8 i 5.
De prijs der Advektentien van 1 4 regels is fiO
Centen; voor elkeu regel meer 15 Centen.
Voordes Dinsdags en Vrijdags middags 12 uur gelieve
men de Advertentiën intezendcn.
Ingezonden stukken minstens een dag vroeger.
Verschijnt DINSDAG- en VRIJ DAG-AVOND.
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 0.50
Franco per po.-,t B O 65
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaren en
Postdirecteuren. Brieven franco.
Uitgever S. G I L T J E S.
Het was volstrekt ons plan niet, een artikel aan dat onderwerp
te wijden. Wij hebben de houding van de Standaard meer dan
eens afgekeurd als in strijd met hetgeen nationaal mag worden ge
noemd. Wel is later in de Schager Courant de heer van Balen
Blanken op zijne wijze, tegen de zaak opgetreden; doch de "weder
legging van dat stuk door den heer Slangen in het volgend nom-
mcr, was voldoende, om het publiek over de weinige hctcckenis
van het genoemde stuk te doen oordcelen, liet onlangs ook ge
opperde denkbeeld, om den Koning tevens een album aan te bie
den met de portretten der onderwijzers en onderwijzeressen in Ne
derland was allerwaarschijnlijkst slechts eene zoogenaamde aar
digheid. Overigens is do deelneming der schoolkinderen, naar wij
vernemen, zóo algemeen, dat men wel willens blind moet zijn, om
de sympathie niet op te merken, die het plan algemeen onder
vindt; liet behoeft dus waarlijk niet ondersteund te wórden togen
zoo zwakke tegenstanders.
Dat het daarom reeds ten volle geslaagd is, zal natuurlijk nie
mand kunnen beweren, dewijl aangaande bot gebruik der ingeza
melde gelden nog niets is bepaald. Toch zijn wij to dien opzichte
niet jmgcrustook zou bet 'eene beleediging zijn jegens het hoofd-
eornité te A-sasterdam, zijn beleid te wantrouwen, zonder daarvoor
den minsten V,"ï>nc' bezitten. Wij willen dus niet vooruitloopen,
zooals enkele voorbarige mcnschcn schijnen te doen.
De taak van Imk-yComité is echter ongetwijfeld zeer moeielijk.
Wij kunnen niet denken, dat de leden, waaruit liet bestaat, reeds
over een bepaald plan zijn overeengekomen, daar het bedrag der
inzameling nog niet bekend kan zijn. Daarom kan het hun zeker
niet onaangenaam zijn, de gevoelens over de uitvoering van ver
schillende zijden te vernemen, om daarvan gebruik te maken, voor
zooverre het hun dienstig voorkomt. Zoo arrogant wij het noemen,
reeds vooraf hatelijkheden te debiteeren over hetgeen zij misschien
zullen vaststellen, zoo plichtmatig achten wij het, dat zij, die een
werkelijk goed idéé daarover meenen te bezitten, het dan ook niet
achterhouden, .maar het rondborstig uitspreken.
Wellicht trekt men uit liet bovenstaande het gevolg, dat wij in
liet laatste geval verhoerendit is echter voor alsnog niet het ge
val. Dc gang der zaak heelt echter een indruk op ons gemaakt,
die ons dringt een paar opmerkingen to maken, welke zeker niet
van belang ontbloot zijn, ofschoon zij niet de zaait zelve in geen
rcehtstre.eksch verband staan.
Ilct moge eenigszins voorbarig worden genoemd reeds nu de som
te begrooten, die door de schoolkinderen van Nederland zal worden
bijeengebracht, wij gelooven toch niet, dat wij verre zullen mis
tasten. door ze op minstens f40,000.te ramen. Voor ons tegen
woordig doel komt het ook niet op cenige duizenden aan.
Een mooie som 1 Wel een bewijs, dat het nationaal gevoel in
Nederland nog niet uitgestorven is, cn dat versterkt ons vertrouwen
in de toekomst. Immers, als dit door dc kinderen geschiedt, is het
toch wel mot grond te verwachten, dat de burgers op grooter schaal,
op welke wijze dan ook, hunne, sympathie voor het huis van Oranje
zullen aan den dag leggen. Maar mag dan ook niet met hetzelfde
recht verwacht worden, dat zij in andere opzichten bereid [zullen
worden gevonden, zich in het welbegrepen belang des vaderlands,
zoo noodig, nog grootere opofferingen te laten welgevallen
Deze opmerking heeft ons tot eene tweede gebracht, die, wel is
waar, van minder algemeencn aard, maar daarom evenmin van
gewicht ontbloot is.
Over de te geringe bezoldiging van een overgroot aantal onder
wijzers in Nederland zijn van alle zijden, (ook van ons), reeds
zoovele krachtige stemmen opgegaan, dat ze wel door niemand meer
zal betwijfeld worden, tenzij door het een of ander onkundig of
gevoelloos gemeentebestuur, dat den onderwijzer der kinderen ge
lijk stelt met den daglooner, die het land bewerkt, of de koeien
melkt. Wij halen dat onderwerp hier alléén aan, om te herinne
ren aan een der vele treurige gevolgen, die daaruit voortvloeien,
cn welke het aanzienlijk bedrag der inzameling ons op nieuw voor
den geest heeft gebrachthet lot der onderwijzers-weduwen.
De onderwijzers missen twee pCt. 'sjaars van hun vast inkomen,
om na volbrachten diensttijd, of in geval van lichaamsgebreken,
in bet genot van pensioen te kunnen worden gesteld. "Voorzeker
oen bepaling, die iedereen moet toejuichen. Ze heeft echter een
schaduwzijde, wanneer men in het oog houdt, dat het pensioen af
hangt van bezoldigingen, die veelal te gering zijn, en dat de ge
vallen zeldzaam zijn, dat de onderwijzer veel genot van zijn pen
sioen kan hebben. Vergelijken wij bovendien hun pensioen bij dat
van zoovele andere ambtenaren cn officieren, vooral indische, dan
gelijkt dat pensioen meer op een aalmoes dan op eene belooning
van verdiensten. Toch zouden wij die wetsbepaling niet gaarne
missen.
Maar wanneer de onderwijzer sterft, wat is dan het lot der we
duwe Niet alleen, dat hij maar al te vaak bij zijne zware taak
nog de nijpende zorg voor het onderhoud van zijn gezin omdraagt,
die zoo vaak zijne krachten verlamt, nog bovendien moet de ge
dachte aan hot treurige lot eoner echtgenoot, wanneer hij komt
te sterven, hem wanhopig maken. Is dat in het belang van hot
onderwijs? Is liet overeen te brengen met de philantropie, die
men gewoon is eene nederlandsche deugd te noemen, dat voor haar
niet? wordt gedaan, zoodat men gedurig in de bladen de openbare
liefdadigheid ten haren behoeve moet inroepen Of kan die toe
stand niet verholpen worden
Men heeft fondsenvoorzeker. Jammer echter, dat ze zoo duur
zijn, cn op de soliditeit niet altijd te rekenen valt. Wij willen
hun nut niet ontkennen, maar een afdoend hulpmiddel kunnen ze
niet opleveren. Een goed degelijk pensioenfonds voor onderwijzers
weduwen, waaraan een zoo dringende behoefte bestaat, is in ons
land nog altijd een onvervulde wenscli. En toch gelooven wij,
dat do oprichting niet alleen mogelijk, maar zelfs minder moeielijk
is, dan men oppervlakkig zou meenen.
De gemakkelijkheid, waarmede thans voor liet bekende doel eene
zoo aanzienlijke som wordt bijeengebracht, mag ons doen verwach
ten. dat, wanneer, b. v. in het volgend jaar. eene dergelijke inza
meling werd 'op touw gezet tot oprichting van een fonds voor on
derwijzers-weduwen, de bijdragen voor een dergelijke blijvende
liefdadige inrichting althans niet minder ruim zouden zijn. Ge
steld nu, dat met eene dergelijke som dc zaak begonnen wierde,
en de onderwijzers ook éen of twee pCt. 'sjaars van hun inkomen
voor dat fonds uitkeerden, dan gelooven wij, dat de zaak tot stand
ware gebracht, zonder dat de onderwijzers te zwaar gedrukt wier
den, en Nederland mocht zich althans beroemen, eene poging te
hebben aangewend, om een zoo nuttigen stand in onze maatschappij
te releveercn.
Wij 'Kunnen niet, treden in eene uitvoerige berekening, waartoe
onsde gegevens ontbreken. Wij laten dat aan deskundigen over.
Het komt ons intusschen voor, dat liet denkbeeld zelf wel verdient
dat de aandacht daarop gevestigd worde.
Toen wij het bovenstaande geschreven hadden, lazen wij, dat
de heer Donkersloot het denkbeeld heeft geopperd»al het geld,
dat het volk van Nederland, arm en rijk, voor een geschenk aan
den Koning op 12 Mei '1874 bijeenbrengen wil, den Koning aan
te bieden met het eerbiedig verzoek, daarvoor eene nuttige instel
ling te stichten." In weerwil van het verschil tusschen dat idee
en het onze, zal het toch wel aan geen 'twijfel onderhevig zijn,
dat bij beiden hetzelfde beginsel ten grondslag ligt, en dat doet
ons hoop voeden, dat het, in welken vorm dan ook, bij onze land-
genooten sympathie moge ondervinden. Mocht het denkbeeld van
den heer D. ingang vinden, dan twijfelen wij geen oogenblik, of
onze geëerbiedigde Koning, wiens liefdadige gevoelens zoo algemeen
bekend zijn, zal op nieuw eene zoo schoone gelegenheid aangrijpen,
om eene koninklijke instelling tot stand te brengen, waarvoor hon
derden, ja duizenden, hem in hun hart zullen zegenen. Wij had
den in cle eerste plaats gedacht aan de onderwijzers-weduwen, om
dat de gelden door schoolkinderen werden bijeengebracht. Mocht
de inzameling op grooter schaal plaats hebben, dan ook zou de
instelling op ruimer gebied zegen kunnen verspreiden, en de eer
sten zullen niet worden vergeten. Moge het zóo zijn en Neder
land aldus het voorbeeld geven eener waardige feestviering
Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz. 2 December 1873.
Naar wij vernemen, had jl. Zondag morgenbij het
van boord halen van eenige heeren van het gestrande stoom
schip K'ónig Wilhelmeen droevig geval plaats. Een sjou
werman, die bij het aan wal komen der boot met eenige
lieden gereed stond dezelve te grijpen en op het drooge te
brengen, had het ongeluk te vallen en onder de bootte komen,
waardoor een zijner beenen werd gebroken.. De ongelukkige,
is vader van een talrijk gezin.
Men schrijft ons van HuisduinenTot aanvulling
en als vervolg op uw bericht van de stranding der stoom
boot K'ónig Wilhelmzal ik beginnen de namen te vermelden
van de mannen der Huisduiner reddingboot, die jl. Donder-