31 December 1873. NIEUWSTIJDINGEN. Zoo'n oudejaarsavond liccft altijd en voor iedereen iets, dat an- ders is dan hetgeen een gewone avond medebrengt. Dat iets is niet altijd aangenaamverre van daar het is soms zeer treurig. Er komen dan wel eens denkbeelden bij ons op, die zelfs zeer smar telijk zijnmaar al is dit nu juist niet het geval, een zekere wee moedigheid kan bijna niemand van zich weren, tenzij die klasse van gedachteloos voortlevende menschen, die den ernst des levens nauwelijks bij naam kennen, en elke buitengewone gelegenheid slechts schatten naar de middelen die ze medebrengt, om te ge nieten. Wij rekenen er echter niet op, dat wij van dezulken velen onder onze lezers zullen kunnen tellen. Die weemoedigheid zelve heeft intusschen iets bemoedigends. Zou dat niet komen door de nabijheid der opgaande zon, die onzen blik als van zelf op de toekomst richt, die onze hoop verlevendigt, die ons kalm stemt in de gedachte, dat het kwade, dat wij geleden hebben, ten minste voorbij is Het einde toch is hier tevens het beginhet is dus bijna onmogelijk, alleen aan het verledene te denken, zonder dat de toekomst zich daarbij aan ons opdringt en doorgaans vertoont zich de laatste in omgekeerde reden van de eerste. De mensch, die niets meer van de toekomst verwacht, be hoort gelukkig tot de zeldzaamheden. tDoe wel en zie niet om!" »Al wederom een spreekwoord, zoo als er velen zijn, die namelijk uitdrukken, wat men zeggen wil, doch die niemand verhinderen ze in een omgekeerden zin op te nemen. Neomt men het toch op, zoo als het daar staat, dan met allen eerbied voor hem, die het uitvond dan is het louter onzin, en het bevat een voorschrift, dat niet anders dan hoogst schadelijk zou werken, omdat het zichzelven weerspreekt. vDoe weld. i.doe al wat waar, goed en schoon isdoe het voor u zelvcn, voor uwe naaste betrekkingen, voor uwemedemen- schen, voor de maatschappijdoe het in uw huis, in uwe omgeving, zooverre zij zich uitstrektdoe het op zedelijk, op verstandig, op godsdienstig, op staatkundig gebiedin écn woord, doe het overal en altijd, waar het mogelijk is. Voorzeker, die twee kleine woorden zijn rijk in beteekenis, zóo rijk, dat het ons zelfs moeielijk valt den geheelen omvang voor den geest te halen. Voor de meesten zal het leven wel te kort zijn, om ze, zelfs maar voor een eenigszins aanzienlijk gedeelte in toepassing te brengen, Bovendien is het vaak hoogst moeielijk te onderscheiden, wat eigenlijk wel is. Maar ziedaar nu juist het tegenstrijdige van het spreekwoord: het verbiedt het geschikte en in de meeste gevallen het éenige middel om daarover een juist oordeel te vellenhet omkijken. De ervaring is in dit opzicht misschien niet de eenige, maar toch zoker de beste leermeesteres. Wij verkrijgen die ervaring op verschil lende wijzen, doch zonder opmerkzaamheid zeker nooit. En nu zouden wij niet mogen omzienwij zouden uit hetgeen gebeurd is geen gevolgtrekkingen mogen maken voor de toekomst! Zal men ooit het goede in al zijne waarde leeren waardeeren, wanneer men het lcwade niet heeft leeren kennen? Wij zouden hier een stroom van voorbeelden kunnen laten volgen uit het dagelijksche leven, doch laten dat aan onze lezers zeiven overwij bepalen ons thans tot eenige opmerkingen op maatschap pelijk of staatkundig gebied, waarop wij ons zoo vaak met onze lezers hebben bewogen, om te bewijzen, dat het omzien wel degelijk zijn nut heeft en men het spreekwoord zeer gepast zou kunnen veranderen in ndoe wel en zie tusschenbeiden eens om f' Verwondert het u, lezers, dat Atchin ons het eerst voor de geest komt? Die naam is op ieders lippen. Al wilden wij, het zou ons niet mogelijk zijn te vergeten wat ons daar gebeurd is. Het moge ons intusschen diep hebben getroffen en nog leed doen, wij moeten niet vergeten, hoeveel nut de blik op Atchin heeft teweeggebracht. Wij willen niet als rechters optreden en uitspraak doen over de kwestie van eigen schuld wij laten dat liever aan den heer Nierstrasz over. Maar toch gelooven wij, dat het plaats gevondene zeer dienstig is geweest, om de regeering, vooral die van Indië, op te wekken uit die soort van dommeling, die het klimaat aldaar zoozeer schijnt te bevorderen. Wij twijfelen dan ook nu geen oogenblik aan den goeden uitslag, dien wij voorzeker daaraan te danken zullen hebben, dat men nu eerst eens goed omgezien heeft. En zou het niet nog andere nuttige gevolgen hebben Wij hebben in den loop des jaars meermalen de zaak onzer de fensie behandeld. Wij hebben gewezen op de gehalte onzer mili tairen, op de gebrekkige militiewet, op de ellendige kazernes, op de slechte opleiding van jonge militairen en wat dies meer zij. Wanneer nu een terugblik op Atchin ons de gebrekkige Indische toestanden schildert, geeft die dan niet tevens eene ernstige waar schuwing aan onze regeering, met betrekking tot den niet minder gebrekkigen toestand onzer defensie? Het zou immers onverant woordelijk zijn, niet den weg der verbetering in te slaan, vóórdat een catastrophe de oogen geopend heeft. "De gebreken, de mis bruiken zijn toch zóo in het oog vallend, dat nu langer verzuim bij'na schuldig zou te noemen zijn. Wij meenen dan ook reeds blijken te ontdekken, dat de tegenwoordige minister wel degelijk heeft omgezien en met kracht het goede zal tot stand brengen, en dat geeft ons eene niet geringe bemoediging, mits de leden der Tweede Kamer zijn voorbeeld volgen. Ook over deze hebben wij meermalen gesproken en de houding van sommige leden scherp gegispt. Als men toch ziet, dat par tijbelang, personaliteit of praatzucht hun de woorden ingeeft, dat de kostelijke tijd daaraan wordt opgeofferd en veel goeds niet tot stand gebracht wordt, dat aldus de dierbare belangen des vader lands daaronder moeten lijden, hebben wij dan niet het recht hun toe te roepen Ziet eens om, heeren Nierstraszvan NispenHaff- mansvan Wussenaer en anderen, hoe weinig goeds gij bevorderd, hoeveel gij tegengehouden liebtl Dat moge u leeren, hoe het ware, schoone en goede tot stand gebracht kan worden. Wij zouden kunnen wijzen op het onderwijs, op de fabriekskin deren, op de weeshuizen, op de bezoldiging van ambtenaren, offi cieren en onderwijzers, op het loon van den werkman en op een aantal andere zaken, waarbij een terugblik zoo uitmuntend geschikt is om ons den rechten weg aan te wijzen doch wij hebben een te goed denkbeeld van onze lezers, om dat noodig te achten. In ieder geval zal wel niemand de nuttige strekking daarvan in twijfel trekken. Maar, zegt wellicht deze of gene, de beteekenis dier spreuk is eene anderemen bedoelt daarmede»ga recht op het goede doel af, zonder u door iets te laten terughouden Zeer juist! Wij willen dan ook verder de letterlijke opvatting laten varen en ons ten volle met die bedoeling vereenigen. Maar dan uiten wij den vurigen wensch, dat een terugblik op het ver ledene, in den aangegeven geest, allen in Nederland moge leeren, hoe het goede doel te bereiken is zonder verder om te zien Hiermede wenschen wij onze lezers een genoegelijk einde van j het jaar 1873. Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz. 30 December .1873. Door Burgemeester en Wethouders dezer gemeente is op den 29 dezer maand openbare afkondiging gedaan van de raadsbesluiten van den 14- October 1873, goedgekeurd bij Zijner Majesteits besluit van deu 13 December Jl., no. 5, a. tot heffiug van een hoofdelijken omslag voor 1874, ten bedrage van hoogstens f 17.000.b. tot heffing van een belasting op het gemaal h, fl.de 1 00 Kilogrammen meel van tarwe, enz. van 1 Januari tot ultimo December 1874 en c. tot heffing van de bestaande belasting op het gediste- leerd, tot ultimo April 1875. Door Z. M. is onder meer anderen benoemd tot lid van den geneeskundigen raad van Noordholland, de heer J. Venster, apotheker alhier. Naar wij vernemen, zal het alhier gestrande stoomschip König Wilhelm publiek worden verkocht. Zr. Ms. schroefstoomschip J)eli is den 25n dezer te Aden aangekomen. Aan boord was alles wel. Naar aanleiding van Zr. Ms. besluit van 25 Dec. 1873, no. 15, wordt het schroefstoomschip 2e kl. Mariiix met den laatsten dezer buiten dienst gesteld, en den kapt. luit. ter zee A. Rietveld eervol van het bevel van dien bodem ontheven. Zr. Ms. schroefstoomschip hydrograaf heeft heden morgen ter reede alhier een] proeftocht gemaakt. Het Nederl. sto omschip Koning der Nederlandenvan Batavia naar hier, is 27 dezer des avonds te Aden aange komen, en heeft den 28n dito 's morgens ten 6 ure de reis voortgezetalles wel. Het Nederlandsche stoomschip Maduravan hier naar Batavia, via Suez, is den 24n dezer te Port-Said aangeko men en zou den 26n dezer de reis voortzetten; alles wel aan boord. Zaterdag avond ontvingen wij van den hier ter stede gevestigden agent der stoomvaart-maatschappij Nederland het bericht, dat de Conradkapt. Graadt van Roggen, van Nieuwediep naar Batavia, via Suez, Zaterdag middag ten 12 ure Gibraltar is gepasseerd; alles wel aan boord. Dagbl. Zondag is bij de Regeering het navolgend telegram ontvangen: //Het bivouac was betrokken op de rechteroever der •Atchinrivier, tegenover kampong Djawa, niet ver van den' kraton. Een bataillon, op den linkeroever in kampong Djawa gelegerd, had door eene houten brug gemeenschap met den hoofdtroep. Zoowel onder de koelies als onder de troepen waren vele zieken, die in de veldambulances werden verpleegd om de hospitaalschepen niet te besmetten.Het dientenge volge ondervonden gebrek aan koelies, was oorzaak dat de samentrekking in het bivouac drie dagen had geduurd. Wegens de cholera, die echter verminderde, moesten de troepen rust hebben. Daardoor versterken wij ons, zegt de generaal van Swieten terwijl de benden van den vijand, wien le vensmiddelen ontbreken, zullen verloopen. Er was nog geene aanraking met den sultan verkregen." In een particuliere correspondentie van de N. B. Ct. uit Batavia wordt gezegd, dat volgens de beschrijving van het oorlogstooneel in Atchin, zooals die aan de officieren is meegegeven, de kraton des Sultans niet is de voornaamste versterking die daar te vinden is, maar wel het verblijf van Simpang-Olim, Hoofd der XXII Moekins, die meer zuid waarts naar het binnenland en hooger gelegen zijn dan de monding der Atchin-rivier, waaraan men de kraton des Sul tans vindt. Van dit verblijf schijnen ook vrij vertrouwbare beschrijvingen voorhanden te zijn, naar welke plans zijn ver vaardigd, die alleen aan kapiteins en hoogere officieren werden uitgereikt. Volgens deze kaartjes is weinig veran dering gekomen in den staat van verval waarin de kraton, zooals vroeger gezegd werd, verkeert. Nu de naaste familiebetrekkingen hier te lande van de twee, volgens het jongste regeeringstelegram uit Penang, bij de expeditie tegen Atchin overleden officieren, met de treurige tijding zijn bekend gemaakl, kan worden medege deeld dat de overledenen genaamd waren W. H. Voorman (kapitein der infanterie, gedetacheerd van liet Nederlandsche bij het Indische leger) en J. II. Sorber (paardenarts), en dat de eerste aan zijne wonden, de tweede aan de cholera is overleden. Sl. Ct. Er is nog geen sprake van den nieuwen min. van marine; wij vernemen zelfs, dat de regeering nog geen po gingen heeft aangewend om de vacature in 't Kabinet aan te vullen. Wellicht vindt deze afwachtende houding haar aanleiding in een ernstig overleg' dat, naar men ons verzekert, in den ministerraad wordt gevoerd, over een mogelijke verandering van indeeling der departementen van algemeen bestuur. II. Nb. Het detacheeren van militiens bij de landmacht, die nende in Ned. Indië, is tijdelijk buiten werking gesteld. De regeering heeft voor f 8.een kanon uit de 14e eeuw aangekocht, uit Venlo afkomstig en bestemd om deel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1873 | | pagina 2