HELDERSCHE COURANT
VOORHEEN GENAAMD 'T VLIEGEND BLAADJE
Nieuwsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wieringen en
Anna Paulowna
EersteSBIad.
Vergiftigde Levens.
No. 4293
DONDERDAG 2 APRIL 1914
42e JAARGANG
Abonnement per 3 mnd. 65 et, franco per post 90 ct.a Buitenland f 1.90
Zondagsblad 37},, 45 „0.75
Modeblad 65 75 „1.00
Voor het Buitenland bij vooruitbetaling - Losse nummers der Courant 2 ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER
Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50
Advertentiën van 1 tot 4 regels (bij voorultbet) 30 cent Elke regel meer 6 ct.
Ingezonden mededeelingen van 1 tot 4 regels 75 cent Elke regel meer 15 cant.
Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 25°/o hooger berekend.
Groote letters en cllchó's naar plaatsruimte. - Bewijs-exemplaar 2b cent.
IN NIEUW GEWAAD.
Die Tinto macht uns wohl galehrt.
Doch Argert sie, wo sle nlclit hingeliOit,
Qeschrleben Wort lat Perlen glolcli.
Kin Tintenklecks oln böser Streich.
GOETHE.
Met het nummer van heden ver
schijnt het „Vliegend Blaadje" in
nieuw gewaad.
Toen nu 41 jaar geleden, door de
firma Berkhout Co. oen blaadje
opgericht werd, dat bestemd zou
zijn als 'een zoogenaamd „vliegend
nieuwsblad" tegen goedkoopen prijs
zijn weg te vinden onder de be
volking van den Helder, was de titel
van „Vliegend Blaadje", begrijpelijk.
Het bleek spoedig, dat het vliegend
blad -in eene behoefte voorzag; velen
kochten het krantje voor 1 cent en
reeds spoedig werd het vergroot.
Wij hebben bij eene vroegere ge
legenheid de geschiedenis van ons
blad al eens uiteengezet en zullen
heden niet in herhalingen hierom
trent treden. Genoeg zij het, te ver
melden, dat sedert meer dan veertig
jaren lang, het „Vliegend Blaadje"
een welkome en trouwe gast was in
vele woningen.
Evenwel, tijden veranderen en
wij met hen. Het „Vliegend Blaadje"
breidde zich, in verhouding tot den
immer wijder wordenden lezerskring,
meer en meer uit, totdat het uit
gedijd is tot een eerbiedwaardig
formaat, waaraan minder dan ooit
de naam zich aanpast.
„Vliegend Blaadje". Nietwaar, or
zit iets kleineerends in dien naam,
er ligt in opgesloten een begrip van
niet mee te tellen, niet voor vol te
worden aangezien. Voor de Nieuwe-
diepera, die mèt de krant opgroeiden,
is dat zoo erg niet. Evenmin als
men in een gezin het vreemd zal
vinden, dat men een sedert lang
volwassen dochter nog met „Zus"
betitelt, evenmin kwam het bij de
lezers van het „Vliegend Blaadje"
op, het zonderling te vinden, dat
men het nog steeds dien laat het
ons maar ronduit bekennen kinder
achtigen naam gaf.
Maar voor den buitenstaander, die
toch met het blad in relatie kwam
te staan, moest die naam een vreem
den indruk maken, een indruk van
geheel onverdiende achterstelling.
Dit was vaak merkbaar bij adver
teerders van buiten. Men moet als
vreemdeling op den naam afgaan by
het kiezen van een blad om in te
adverteeron en wat was natuurlijker
dan dat een courant met den naam
„Vliegend Blaadje" uitgeschakeld
werd? Dat kon, zoo redeneerde de
vreemdeling, geen serieus blad zijn.
En het meest wellicht hinderde het
blad-zelf zijn naam. Als Gijsje, de
jongste, in de lange broek komt, zijn
knevel doorbreekt en hij al tweemaal
onwel is geweest van de eerste sigaar,
dan zal het oogenblik aanbreken,
waarnaar hij er naar snakt met zijn
vollen naam „Gijsbert" toebedeeld te
worden. Zoo ging het ook het „Vlie
gend Blaadje": het verlangde vurig
niet meer zoo als kleinste, als jongste
beschouwd te worden; de manne
lijke leeftijd was reeds lang bereikt.
Evenwel, gebruiken en gewoonten
laten zich niet gemakkelijk uitroeien.
Men had in den Helder den naam
al voor lang aanvaard, men vond
er niets belachelijks in; welkereden
was er eigenlijk om te veranderen?
De verandering vroeg het blad
zelf. Want wij komen er straks
op niet alleen de naam is anders,
maar het geheele uiterlijk en inner
lijk naar wij hopen, is veranderd.
Het was de behoefte aan uitbreiding,
die zich deed gevoelen; iiet kleed
van het „Vliegend Blaadje" was te
nauw gewordenhet was er aan
ontgroeid en het buisje liet zich niet
meer lappen, de kleermaker moest
opnieuw de maat nemen en snijden.
En toen was het, dat wij besloten
dien naam „Vliegend Blaadje" te
FEUILLETON.
doen verdwijnen. Dat is te zeggen,
van geheele verdwijning mocht geen
sprake zijn. Wij hadden trouwens
reeds voor lang den naam aan het
hoofd van het blad trachten wegte-
moffelen en het „Kleine Courant"
doen spreken, eu toch was er nie
mand, die er aan dacht, dien laatsten
naam intevoeren. Zoo moet en zal
het blijven; het aloude „Vliegend
Blaadje" houdt in de nieuwe „Hel-
dersche Courant" de herinnering
wakker aan een veertigjarige periode
van bloei en ontwikkeling. Het ge
lijktijdig opheffen van een andere
„Heldersche Courant" hielp ons aan
een geschikten naam.
Zoo vare, onder niouwe vlag, de
„Heldersche Courant" uit en hand-
have do sympathie en de genegen
heid van do velen, die ze het „Vlie
gend Blaadje" zoo ruimschoots gaven.
Wij zeiden: uiterlijk en innerlyk
is het blad voranderd. Die verande
ring was dringend geboden door de
omstandigheden. Alles in natuur en
maatschappij streeft naar uitbreiding,
naai expansie; nieuwe leuzen doen
zich op, nieuwe idealen komen te
voorschijn, op nieuwe wegen voert
de toekomst de menschheid. Voor
de uitingen van dat alles is een
courant het aangewezen orgaan. Het
is daar, dat de meeningen tegen
elkander botsen, dat de vraagstukken
van den dag besproken, de maat
schappij becritiseerd, de politiek ge
hekeld of geprezen wordt. En nu
weten wij zeer wel, dat een blad als
dit zich uitteraard in al zulke zaken
achteraf moet houden, zich niet mag
aansluiten bij een of andere partij,
het neemt niet weg, dat het toch
moet kunnen dienst doen als spreek
trompet; dat het zijnen lezers, naar
de mate zijner krachten moot kunnen
vertellen wat er al zoo in de wereld
te koop is.
En ziedaar! in zijn veel te nauwe
pakje ontbraken de zakken om meer
der te kunnen geven dan wij deden.
De lezer heeft er zelfs niet het minste
van met hoeveel harteleed wij
dikwijls artikelen of andere stukken,
door ons voor het „Vliegend Blaadje"
bewerkt, op het allerlaatste oogen
blik, gezet en gecorrigeerd, op zij
moesten zetten, omdat or geen
ruimte was! „Wat niet weet, deert
niet", zegt tnen. Iemand, die geen
kiespijn kont, en een ander met een
kunstgebit ziet. beseft niet wat een
pijn de arme man heeft moeten
lijden voor hij *t zoo prachtig in orde
had. En werkelijk, men zal ons wel
willen gelooven, als wij zeggen, dat
het ons aan het harte ging, telkens
en telkens weer, zooveel lectuur
onzen lezers te moeten onthouden.
Wij zochten naar middelen tot
leniging van dezen nood. Er was
maar één afdoend: de krant uitbrei
den, niet Dinsdags en Vrijdags een
blad meer geven, neen, een courant
in de weck meer geven, vaker uit
komen dus. Dat was de eenige op
lossing.
Nu zit daar aan dat „een courant
meer" heel wat vast. 't Is voor den
lezer alweer prettig, tenminste we
zullen hopen, dat het zoo is - om
eenmaal vaker in de week bij zijn
kopje thee een „Vliegend Blaadje"
pardon, een „Heldersche Courant" te
ontvangen, maar voor redactie en
uitgever komt daar heel wat voor
kijken. Om nog niet eens te spreken
van de kosten, want elke oplaag
van één enkel blad verslindt reeds
bijna 6000 vel papier! - behalve
zet- druk- en expeditiekosten - moet
de redactie maar zorgen voor gere
gelde vulling. Want het bovenge
noemde voorbeeld van te veel is
geldig voor één, tien, twintig keer,
voldoend om de uitbreiding te
wettigen - het is toch nog geheel
wat anders wekelijks voor zoo'n
courant te moeten zorgen. Dan is er
geen ontkomen meer aan.
Wij moeten dus, willen wij aan
de hoogere eischen die een groot6r
Een beeld der werkelijkheid.
1)
HOOFDSTUK I.
Op zyn geboortedorp, ergens in het
Noorden van Friesland, had men
Onno Holdius al vroegtijdig als eon
wonderkind beschouwd. Zijne ouders,
kleine burgers, die het geluk hadden
gehad in den handel eenig vermogen
bijeen te garen, juist genoeg om
rustig van te leven, hadden nimmer
eenigen tijd of lust gevonden zich
met het beoefenen der schoone kun
sten bezig te houden, en zij gevoelden
zich even verbaasd als een ieder,
toen de knaap reeds als een klein
kind, eene groote voorliefde voor de
muziek toonde te bezitten.
De vader verklaarde dat hij hem
vr\j wat liever zonder bepaalden aan
leg had gezien. Het was zijn droom
een flink koopman van hem te makon,
niets zou hem daarvoor te veel zijn,
want zijn eenig kind moest fortuin
maken en hun ouden naam weder
opheffen uit het verval, waarin hij,
dank zij de armoede en den tegen
spoed van eenige achtereenvolgende
geslachten, was geraakt. Hijzelf had
nog door zijn grootvader hooren
vertellen van een Holdius die een
oude ridderzathe bad bewoond, en
zich ook wel omhoog willen werken
maar zijne opvoeding was te gebrekkig
geweest en hij had te hard voor
den broode moeten arbeiden om zich
ooit verstandelijk te kunnen ontwik
kelen. Met zijn zoon zou dat iets
geheel anders zijn van den aanvang
af zou hij uitstekende lessen ontvan
gen en eenmaal tot stoute vlucht de
wieken mogen uitslaan.
Met de moeder was het anders
gesteld. Zij behoorde tot eene zeer
gewone familie en liet zich nooit op
vroegere grootheid voorstaan. Haar
eenig en vurig verlangen was haar
jongen gelukkig te zien. Hij was de
jongste van het haar geschonken
zestaldo andere kinderen waren
gestorven hy alleeu bleef haar over,
en ook al mocht hy er later niet in
slagen fortuin te maken, zij zouden
hem immerB genoeg nalaten om zich
in zijne geboorteplaats te vestigen en
daar onbezorgd voort te bestaan. Dit
laatste was eigenlijk haar liefste
wen6ch, want al durfde zij het niet
zeggen, het denkbeeld dat hij hen
eenmaal verlaten zou, om de wijde
wereld in te gaan, vervolgde haar als
een spookbeelden toen zy zijne
liefde tot de muziek opmerkte, dacht
zij onwillekeurig dat hy misschien
eenmaal genoeg aan zijn kunst zou
hechten oin zich met haar alleen
tevreden te stellen, zelfs een stil
oord als dat, waar haar echtgenoot
voor de som van drie duizend gulden
een huis met grooten tuin had gekocht
en waar zij zich dus voor eeuwig
gebonden achtte.
blad geeft, voldoen, heel wat meer
geven. Wij hopen daarom - kan het
anders op steun van lezers en
adverteerders.
De advertenties zijn voor een cou
rant het zout van zyn bestaan; zy
vormen den hartslag van zyn lichaam.
Zonder advertenties geen courant,
maar ook omgekeerdzonder courant
geen reclame. Het is eene wissel
werking van invloeden. Wij hopen
dus op grooter toevoer van „bloed"
voor ons blad; op steeds meer ver
trouwen ten aanzien van de bekend
makingen in deze plaats te geschieden.
Wij van onzen kant hebben te zorgen
voor leesbaren en aantrekkelljken
inhoud, voor onmisbaarheid in de
volste beteekenis van het woord. Men
moet het niet lezen van ons blad
voelen als een gemis, als een leegte.
DAn eerst zal het eene plaats in
nemen in de harten en hoofden van
velen.
Wij zullen dus verschillende ru
brieken uitbreiden of scheppen; wij
zullen meer werk maken van be
richten uit omliggende gemeenten en
van marktberichten; wij hopen ook
voor lezers buiten den Helder de
courant aantrekkelijker te maken.
Aan elke munt zijn twee zijden.
De eene hebben wij u laten zienzy
draagt fiere deviezen en schoone
spreuken, zij bezit fraai-gestyleerde
ornamenten en figuren; zij is aan
trekkelijk voor oog en geest. De
andere zijde isde kant van het
waardecyfer, temidden tusscher. ran
den en ornamenten dringt zich een
groot cyfer naar voren om te laten
zien wat dat alles waard is.
Om 't maar in 't kort te zeggen:
een dergelijke ingrijpende uitbreiding
zonder eenige tegemoetkoming is niet
wel mogelijk, en wij moeten dan ook
den abonnementsprijs eenigszins ver-
hoogen.
Schrik niet, lezer: die vorhooging
is slechts luttel en is het logisch
gevolg van een uitbreiding, die één
blad in de week meer geeft.
Gerekend tegen 2 cent per nummer
zou zij per kwartaal f0.26 bedragen,
doch wij meenden die opoffering niet
te mogen vragen van onze lezers eu
bepaalden de verhooging op f 0.15
per kwartaal, hopende, dat een groote
toename van lezers ons de opoffering
vergoeden zal. Van heden af is de
prijs dus:
Voor de stad f 0.65, fr. p. post
f 0.90, buitenland f 1.90 p. 3 maanden.
Ook de advertentieprijzen hebben
wij ons genoodzaakt gezien eenigszins
te verhoogen.
Dit heeft echter grootendeels eene
andere oorzaak, welke toevalliger
wijze met de uitbreiding van ons
blad samenvalt. Tengevolge namelijk
van een loonregeling tusschen gezel
len en patroons - een zoogenaamd
landelijk contract zijn de loonen
in het typografen-vak alom in ons
land de hoogte in gega.iu en hebben
de drukkers zich genoodzaakt gezien
hun tarieven te verhoogen teneinde
zich voor verlies te vrijwaren. Wij
vertrouwen, dat onze adverteerdeis
deze geringe verhooging billijken
zullen. De gewone advertentieprijs
blijft 6 cent per regelvoor contracten
is een nieuw tarief ontworpen, ten
onzen bureelo verkrijgbaar. Onze
oplaag van circa 5700 exemplaren,
kan ten allen tijde gecontroleerd
worden door ieder belanghebbende;
het zal om streven zijn die mg aan
merkelijk uittebreiden, zoodat, meer
nog dan vroeger, de nieuwe „Hel
dersche Courant" hèt orgaan bij uit
stek zal zijn voor advertentiën.
Wij zijn hiermede vry wel aan het
eind van onze mededeelingen geko
men. Aan het hoofd van dit artikel
schreven wy een versje af van Goethe,
waarvan de beteekenis deze is, dai
inkt ons geleerd maakt, doch aan
stoot geven kan, wanneer hij gebruikt
Zij was dan ook bijna even blij als
het kind, toen Oune, op zekeren Sint
Nicolaasavond van een hunner over
buren, een zonderling, die het mooie
jongske steeds met vriendelijkheden
overlaadde, een kleine viool ten
geschenke kreeg.
De oude Holdius was lang niet
ingenomen met het geschenk, maar
hij zag toch in, dat men het recht
niet had t den gever te beleedigen
door het af te slaan, en hy poogde
zich te troosten met de gedachte, dat
Onno het toch nooit ver zou brengen
op een instrument, zoolang men hem
geen muziekles liet geven. Hoe groot
was zijne verbazing dus niet, toen
de knaap, reeds enkele dagen later,
allerlei bekondo liedjes aan het speel
tuig ontlokte en weldra al zyn vryen
tijd doorbracht met zich daarop te
oefenen.
De organist verklaarde dat het
een wonder was, en dat men zulk
eeue gave niot mocht laten sluime
ren de predikant zelf bemoeide er
zich mede, en poogde den hardnek-
kigen weerstand des vaders aan het
wankelen te brengenwat den jongen
zelf betrof, hij smeekte dagelijks zijne
moeder toch zyne voorspraak te zyn
en beloofde, zoo men hem slechts
muziekles liet geven, nog eens zoo
goed op school te zullen leeren.
Waarschynlyk zou dit alles echter
in het geheel niet gebaat hebben,
zonder eene gebeurtenis die Holdius
voor goed verteederde. Men had een
ruwen winter gehadna veel sneeuw
en ijs was de dooi op komen zetten,
wordt door iemand die niets heeft
te vertellen; dat het geschreven
woord als een parel is, doch een
inktvlek een Ieelijk, ontsierend ding.
Op den courantenschryver is dit
versje beter dan op wien ook, van
toepassing. Hij moet zyn inkt ge
bruiken ten dienste der gemeenschap,
hij moet trachten die gemeenschap
door hetgeen hij schryft, op te bouwen,
maar hy moet zich onthouden van
het werpen van inktvlekken.
Wij hebben in deze een taak te
vervullen: ons blad in zijn grooter
kleed, steeds mooier en leesbaarder
te maken. Mochten wij, in den loop
der jaren misschien eens gezondigd
hebben tegen de ons opgelegde neu
traliteit, mochten wij eens personen
gegriefd of geörgerd hebben door het
opnemen van uitlatingen van anderen,
opzettelijk is zoo iets zeer zeker
nooit geschied. En men houde reke
ning met de feitendat wij aan elk,
van wat richting ook en welke
uitingen ook de zyne zijn, gastvrij
heid hebben tc verleenen. Wij zullen,
waar het kan, opbouwend werken,
en niet afbreken. In zoover dus
zullen wy niet neutraal zyu:datwy
het hoogere, het betere meer naar
voren zullen dringen dan wy het
lagere zullen wegduwen, en wy zullen
trachten ons geschreven woord den
paarlen gelijk te maken.
Zoo vare dan de „Heldersche
Courant", herboren en verjongd, in
het nieuwe gowaad de levenszee in
verwerve zich vele, nieuwe
vrienden I
Ons Bijvoegsel.
Onze lezers ontvangen bij dit
nommer een getrouwe copie van
het eerste „Vliegend Blaadje", zooals
dat 41 jaar geleden voor het eerst
uitkwam. Het woord, waarmede de
uitgevers dit eerste nummer deden
vergezeld gaan, nl. dat de uitgaaf
in een bestaande behoefte zou voor
zien, is in den loop van dit tijdperk
op schitterende wijze bewaarheid.
Reeds het eerste nummer, in meer
dan 2000 exemplaren vei spreid, was
een succes, zóó zelfs, dat No. 2 in
grooter formaat verscheen en met
No. 4 alweer grooter moest worden
om den steeds groeienden stroom
van nieuws en advertentiën te kun
nen bevatten. "Daarmee echter
het blaadje had toen de. dubbele
grootte van het eerste nummer
was voorloopig het record bereikt.
Na het L2e nummer verscheen de
courant tweemaal 's weeks en dat
is zoo tot op dezen dag gebleven.
Geleidelijk is de courant gegroeid,
zoowel in grootte alsook in omvang
en de verzamelde nummers van één
jaargang vormen een boekdeel van
respectabelen omvang.
Wij hebben reeds bij eene vorige
gelegenheid het een en ander over
die oude jaargangen gezegd en zullen
dus thans niet ui herhalingen treden.
Als illustratie van den groei van
ons blad in de veertigjarige periode
kan de reproductie van dit eerste
nummer dienen!
Kijkjes uit mijn venster.
Da nieuwe Courant onder
het Heldersche volk.
We hadden op een keer vóór dezen
courantendag bij den uitgever in de
Koningstraat zwaar geboomd over
het oude en versleten ui tei l yk, over
de vernieuwing, over de verandering
van naam, ovei het straks driemaal
per week verschijnen van „'t Vliegend
Blaadje", dat nu twee-en veertig jaren
lang in vele huiskamers van Helder
en Nieuwediep, van Texel en Wie
ringen, van Anna Paulowna en Koe
gras een plaats op tafel hoeft weten
to veroveren - de Kleine Courant,
die zich in wyden kring populair
maakte, die aan boord en in de
kazerne steeds op tijd present is, die
dooi menig voormalig plaatsgenoot
naar groote en kleine gemeenten en
dorpen en gehuchten ter verdere
geregelde lezing werd meegenomen
en die in Oo3t- en West-Indié en
Zuid-Afrika eu Amerika bij talrijke
vrienden in handen komt.
Thuis gekomen, troffen we het
nummer van 28 Maart door eon bloot
toeval vlak voor ons neus en om de
indrukken van dat laatste eigenlijke
„Vliegend Blaadje" nog eens op ons
gemak te genieten, legden wo de
boenen op een stoel en lieten de oogen
een half uurtje over de kolommen
heen en weer dwalen en dachten er
over na hoe het volgende blad er
wel zou uitzien.
Ten laatste kleedden we ons lang
zaam uit om met allerlei fantasieën
in bed te stappen, sliepen vijf minu
ten later als een roos en droomden
weldra, dat de bezorgers uittrokken
om de nieuwe courant onder het
Heldersche volk te brengen. We
zagen de jongens in de verschillende
wijken langs de huizen jakkeren,
forsch pakten ze de deuren beet aan
de kruk en overal hoorde je; „Hel
dersche Courant!Heldersche Cou
ran tlHeldersche Courant!"
Op twee, drie, vyf plaatsen tegelijk
wenkten handen van nieuwsbeluste
abonné's zoo'n kranten joggie terug.
En juist toeu ie zich om wou wen
den naar de roepers, voelde-ie haastig-
korte stootjes op z'n rug. Een ouwe
juffrouw met verbleek rose Jak en
dik zwart wollen doekje, waarin do
ingevallen rechte nek groezelig stond
te broeien, vroeg „'t Vliegend Blaadje"
en zei dat die gemeene sn haar
een verkeerde krant had gegeven. De
jongen wees met z'n vinger naar
den kop van het blad en wilde
hardop voorlezen wat daar allemaal
stond, maar het mensch was driftig
van aard, ze gaf de „Heldersche
Courant" kort en bondig terug en
zei dat ze zelf wel naar het bureau
zou gaan om ovor het bedrog te
klagen. Met dwaze haastbeweginkjes
liep de jongen van de krant een
donker poortje in en kwarn op
een groote binnenplaats, waar-ie z'n
schreeuw wegsnerpte, dat het een
golflyn door 't luidruchtig gepraat
sneed van eenige verzamelde vi ouwen,
dio precies wisten hoe laat zo „'t Vlie
gend Blaadje" konden aanpakken.
„Heldersche Courant!... Heldersche
Courant!... Heldersche"... Geheel
onverwachts schoot een schriel
vrouwtje op den jongen af, rekte
hot hoofd begeerig over den leeren
tasch en naar den stapel bladen
onder z'n arm.
„Hei je geen „Vliegende Blaadjes"
vent? Ik dacht dat jij altijd met
„Vliegende Blaadjes" liep?" zei ze
ietwat teleurgesteld.
„Mensch, dit is hetzelfde zie
je toch ook wel - kyk maar d'r
is hier!"
Terwijl de vreemde courant nieuws
gierig werd begluurd, ging de jongen
op een drafje door een brandsteeg
naar de groote straat, waar-ie huis
aan huis moest wezen. In een winkel
legde hij de „Heldersche Courant"
op toonbank en de bediende die er
dadelijk naar greep, holde den jongen
fluks na.
„Hé - hé daar ik moet een
„Vliegend Blaadje" hebben - en wat
breng je nou - o, 't is in orde,"
liet-ie er terstond op volgen als-ic
het nieuwe blad ontvouwd heeft.
Even later wordt de jongen aan
geroepen door een abonné, dio ook
al naar buiten is komen loopen.
„Zeg eens, jongen - welke krant
heb jij daar?"
De Heldersche Courant" meneer
„Nee, dankje hierzoo ik moet
„*t Vliegend Blaadje" hebben."
„Maar dit is - kijk - ziet n?"
„Hazoo nou mnar, dan is het
goed geef maar op merci!"
Overal werd de nieuwe „Helder
sche Courant" op het allereerste ge
zicht met verbaasde blikken ont
vangen en, al voortdroomende, stolden
we ons menig klein tafereeltje voor
in de gezinnen waar het oude „Vlie
gend Blaadje" jaar in jaar uit wordt
gelezen. De „Heldersche Courant"
werd in alle buurten van Helder en
gepaard met hevige stormen. De be
vroren rivieren scheurden tot reus
achtige schotsen, die huizenhoog
tegen elkander opkropen en daarna
met donderend geraas nedarstortten.
Zij maaiden alles weg wat zij ont
moetten, gansche woningen vielen in
puin, de zwaarste boomstammen
werden omvergeworpen, het vee werd
medegesleurd door den angstwekken-
den storm en er heerschte eene
onbeschrijfelijke armoede en droefheid
in de geteisterde streken. Overal in
het land zamelde men geld bijeen
voor de slachtoffers, en ook op het'
Frieache dorp bedacht men van aller
lei om te helpen zooveel men slechts
kon.
De rederijkerskamer zou eene bui
tengewone voorstelling geven. Twee
kleine comediestukjes en een paar
voordrachtenmaai men had ouge-
lukkige „do twee Dooven" en „de
Blinde" al herhaaldelijk gehoord, er
moest iets nieuws gevonden worden
Gelukkig bedacht men dat de candi
daatnotaris een fraaie tenorstem
bezat, en verzocht men hem het
programma af te willen wisselen met
twee zijner lievelingsstukken: „le
Lac" en „Adelaide".
De jonge man verklaarde het voor
stel slechts aan te willen nemen op
óéne enkele voorwaarde: men moest
nog iemand anders vinden die ook
iets op muzikaal gebied ten beste gaf-
Helaas! op het heele dorp was
niemand anders te ontdekken als de
organist en deze, die tevens muziek
meester was, achtte de zaak beneden
Nieuwediep binnengebracht en bij
velen zagen wo do algemeene aan
dacht voor 't Vliegend Blaadje", dat
er nu geheel anders uitzag. Moeders
en vaders en dochters of wie maar,
die het blad ter wille van dat
prettige, eerste, vluchtige kykje
hadden kunnen wegkapen, de op
merkzame, trouwe lezers van „'t
Vliegend Blaadje", keken verwon
derd naar het nieuwe hoofd en ter
wijl do „Heldersche Courant" bij
marine en leger, in de kamer van
mevrouw en in de keuken van de
meid en door verscheidene burger-
stamhoofden en eenvoudige, brave
huisvrouwen critisch werd beschouwd
en gunstig beoordeeld, zagen we een
krom en gebogen grootmoedertje, dio
al van de oprichting af iederen Dins
dag en Vrijdag een exemplaar van
„'t Vliegend Blaadje" voor twee cent
koopt, een „Heldersche Courant" in
ontvangst nemen en haar stem
krijschto schel bjj het vertellen van
't nieuwtje aan grootvader, die direct
het blad aanpakte en zyn brille
huisje open maakte.
„Kijk eens even!''
„Wat is er?"
„Een nieuwe krant!"
„Hè alweer? - zyn er nog
geen kranten genoeg in de wereld
wat moet die nou in vredesnaam?"
zei grootvader langgerekt en hy
stopte de pijp met lange roer en
ontvouwde de „Heldorsche Courant".
Zoo, alweer een nieuwe krant?"
„Ja," zei grootmoeder weer, die
graag nieuwtjes vertelde.
„Is het dan niet „'t Vliegend
Blaadje"? vroeg grootvader onder
het lozen van den nieuwen kop.
Grootmoeder hield op met snjjden
in het brood en gluurde naar haar
man, die graag met alles den spot
stak, waar grootmoeder niet best
tegen kon. „Dat zie je toch met
eigen oogen
„Eu kan het dan niet „'t Vliegend
Blaadje" wezen, praatte hy.
Grootmoeder sneed af en smeerde
i sneden met boter. Grootvader
drukte met den vinger de sprankels
tabak in de pijpekop.
„Natuurlyk niet," zij ze rechtuit.
„En toch is het zoo", sprak groot
vader kalm en hy tuurde behagelijk
in het wazige niet van zyn krin-
gende rookwolkjes.
„Wol-heere m'n tijd - d'r is toch
wat anders op het papier gedrukt?"
Grootvader smookte langzaam en
zag nog altyd naar het hoofd van
de „Heldersche Courant". „Dat weet
ik ook, maar hot is toch „'t Vliegond
Blaadje".
„Zoo dan woet jij er niets van,"
zei grootmoeder vlug en vinnig. „Die
krantenjongen van zooeven vertelde
zelf dat het een nieuwe courant was."
„Die krantenjongen liegt, vrouw 1"
„Dat doet-ie niet!"
Hoor'es," zei grootvader met ernst
in den stem en nu zag hy groot
moeder vlakscherp aan, „het is een
April grap van den uitgever."
Grootmoeder was stomgeslagen.
„Het maar eens op, Vrydag ziet-ie
er weer uit als gewoonlijk - dit ia
een mop, snap ie?"
„Een mop?"
„Wis en waarachtfg!"
„Je bent mal - het is een nieuwe
krant en daarmee uit."
Grootmoeder schonk koffie in de
grauwe kopjes on grootvader logde
de pyp op de aschbak en stopte de
„Heldersche Courant" geheimzinnig
naast zich op de stoel.
„Broost", zei-die glimlachend en
haalde onder het eten weer het
nieuwe blad te vooi schijn.
Grootmoeder at kleine hapjes en
dronk wat slokjes koffie toe.
„Wat moeten we nou met die
vreemde krant in huis doen?" begon
ze weer.
„Het is geen vreemde krant", zei
grootvader droog, „het is de krant
die we al twee-en-veertig jaar lezen."
Grootmoeder hield nu op met eten.
„Wel, al'machtig", zei ze beduusd,
„ik geloof dat je de bol suist wat
mangelt je vandaag is dat nou
zijne waardigheidmaar na lang over
peinzen, zeide hy:
„Waarom vraagt gy den kleinen
Onno Holdius niet een stukje op de
viool te spelen. Het zal nog wel niet
prachtig zijn, maar ik ben verstomd
over den aanleg van den jongen, en
het zal veel menschen van buiten
af lokken, als gij aankondigt dat hier
een wonderkind te hooren is."
Men juichte dit denkbeeld ten
zeerste toe, maar zag er toch wel
wat tegen op de toestemming" des
vaders te gaan vragen. Tot ieders
verbazing gal de gewezen kruidenier
aanstonds toe. Mon mocht nooit wei
geren zyn medemenschen te helpen,
zeide hij. Do waarheid was, dat hy
zich voor het eorst trotsch begon te
gevoelen op het aangeboren talent
van zyn zoonzelfs liet hij voor die
gelegenheid eeno zwart zijden japon
voor zyne vrouw uit Parys komen,
en verzocht hy eenige vrienden uit
de omliggende plaatsen tegen den
dag der uitvoering by zich te eten.
Zy moesten toch ook eens hooren
wat er in den jongen zat.
Onno zelf was aanhoudend bezig
met het „Karnaval van Venetiö" over
to spelen, en liep telkens met zijn
viool onder den arm naar den orga
nist, die hem voor ditmaal eenige
wenken mocht goven, en in waarheid
van ochtend tot avond aan niets anders
dacht als aan het middel zijn nieuwen
leerling in den kortst mogelyken tijd
nog belangrijke vorderingen te laten
i snaken.
1 Toen eindelyk de lang verbeide
avond aanbrak en de tienjarige knaap
voor het publiek optrad, bekroop
Holdius op eenmaal de vrees, dat hjj
zou blijven stoken. Wat had hy thans
niet gegeven, indien hij de gaven
van zijn kind eerder ontwikkeld had.
Zou hy nu over hem moeteu blozen
En dat nog wel tegenover zyne
vrienden, die niets als domme jongens
bezaten en dus zeker jaloersoh zouden
zyn on zich in zyn nederlaag ver
heugen
Maar reeds had Onno den stryk-
stok opgeheven, en zonder eenige
verlegenheid, zeker van zyne zaak,
speelde hij uit het hoofd en met
verbazende vlugheid het welbekende
stuk. De organist die hem op de piano
begeleidde, gaf het eerst een sein
tot toejuiching en er barstte daarop
een oorverdoovend handgeklap los,
dat zoolang aanhield, tot de knaap
op nieuw zijn speeltuig opnam en de
Legende van Wieniawski deed hooren,
hem pas door den muziekmeester
geleerd. Ditmaal was het den vader
te veel, hij liet de tranen ongestoord
langs zijn gelaat neerdruppelen, en
toen Onno weder naar hem toetrad,
om de plaats in te nemen hem tus
schen zijn ouders ingeruimd, om
helsde Holdius hem met de woor-
deu
„Je hebt overwonnen, kind; God
zegen je; voortaan mag-jeles hubbon,
al was het ook tien jaar achtereen.'
Vyf jaren later werd de knaap naar
Leeuwarden gezonden, om daar het
onderwys aan de Hoogere Burger
school te volgen, en de voortreffelyke
't Vliegend Blaadje" of is dat „'t
Vliegend Blaadje" niet?"
Ik zeg je, dat het ,'t Vliegend
Blaadje" Is."
Grootvader streek de kruimels uit
de baard toen hy klaar was en zocht
de pijp op en maakte er weer be
daard den brand in en tuurde opnieuw
in de „Heldersche Courant".
Grootmoeder rinkelde met de boter-
vloot en deed ruw op tafel en de
poes kreeg een mep.
Da's kras", zei ze brommend voor
zich, „die jongen heeft zoo pas duido-
lijk gezegd: asjeblieft, de nieuwe
courant dat noem ik tegen de
waarheid inspreken".
Grootvader glimmerde een lach in
den baard.
„Het is toch aardig verzonnen door
den uitgever van „'t Vliegend Blaadje"
een leuk idéé om het publiek, nu
April voor do deur staat, by den neus
te nemen - maar wat zal zoo'n
extra nummertje een geld kosten,
moeder!"
Hoor eens", zei grootmoeder schel
dend, Je bent klaar niet wys je
bent stapel die krantenjongen is
maar een kind en toch zegt ie de
waarheid we hebben een nieuwe
krant van 'm gehad.
Nietwaar", zei grootvader kort en
hij strekte de beenen en begon met
volle attentie aan de tweede pagina
van de „HelderscheCourant", zonder
op te zien.
Toen ging grootmoeder kwaad naai
de keuken, want zo kon 't niot
kroppen dat ze werd tegengepraat.
Wel een uur bleef ze weg. Ze
waschte de bordjes en sloeg met de
boe! dat het daverde, alles werd
dwars In de kast gesmeten en de
glazen deur van de keuken rinkelde
om de minuut.
Grootvader zat in de derde pagina
verdiept en sprak geen woord en
grootmoeder ook niet-'t was heel stil.
Toen 't werk gedaan was ging
grootmoeder met de handen onder
haar schort gevouwen naar een
buurvrouw die even later met de
Heldersche Courant" voor den dag
kwam.
„Wat zegje van onze nieuwe krant,
hè?"
Grootvader zat lui achterover in
de stool en rookte uit de pyp met
lange roer, wachtend in schemer
donker.
„Kom je nog terug?" zei-ie schalks,
op een toon van verwyt, „ik zal „'t
Vliegend Blaadje" verder doorlezen
als je de lamp opsteekt.
Grootmoeder zei niets en stak de
oliepit aan.
Toen begon ze weer pardoes to
praten.
Ik ben by buurvrouw geweest",
zei ze stug, „en ik heb met 'r gepraat".
Dat kan best", zei grootvader in
gedachten.
„En ze heeft het ook over de nieuwe
krant gehad".
„Over „'t Vliegend Blaadje", be
doel je".
„Hoor d'r s", zei grootmoeder.
„Niks hoor d'r is," sprak nu groot
vader, „ik weet dat wc een „Vlie
gend Blaadje" hebben en geen nieuwe
krant."
..Maar de buurvrouw en de kran
tenjongen zeggen allemaal"
„Ze lieden alle twee, vrouw!"
Toen was grootmoeder met oen
paar woeste stappen uit de kamer en
de deur kletterde dicht dat een ruit
met rinkelend gerucht op den grond
viel.
De heele avond sprak grootmoeder
niet. In een roes van aangewende
beslotenheid werkte ze en koelde de
drift aan alles wat te pas kwam en
zo brak veel teere dingen in woeste
driftheid. Als het eindelijk laat werd
deed ze langzaam de rok en 't lijf
uit, lei de wollen kousen in een kruis
voor het bed en stapto zwijgend in
de steö. En grootvader hing z'n vest
over de leuning, zette de slaapmuts
op, blies de pit uit en stapte over
grootmoeder heen on zeiden elkaar
niet „goè-nacht."
Doch den volgenden morgen leundo
muziekmeester dien hij daar bezocht
was verbaasd over zyn talent.
„Gy zult het ver brengen, buiten
gewoon ver," zeide hy: „maar dan
moet gij u ook geheel en al aan do
muziek wyden".
„Ik wilde niets liever dan my uit
sluitend op de muziek toeleggen",
antwoordde Onno: „maar myn vader
zal daarin nooit toestemmen. Ik moet
koopman worden en het helpt niet
of ik hem al bewys dat ik daarvoor
nooit geschikt zal 7,yn".
„Heeft uw moeder geen overwicht
op hem?"
„In zulke zaken, helaas niet."
„Dan is er niets anders aan to
doen dan te roeion met de riemen
die wy hebben. Ik zal u zoover moge
lijk brengen, en als dilettant kunt
gij in elk geval eene ongewone hoogte
bereiken."
De vorderingen dlc hy binnen
enkele jaren maakte waren verbazend.
Hij studeerde dan ook meestal den
halven nacht door.
Alleen de muziek bezat waarde in
zyne oogen, van feesljos of iets derge
lijks wilde hij niet hooren, en met
steeds grooter schrik dacht hy aan
den snel naderenden tijd, waarop hy
zyne dagen achter een kantoorlesse
naar zou moeten slijten, en desavonds
nog met achterstallige handelsbrieven
zou bezig zyn.
(Wordt vervolgd.)