5K
korans
TANDMIDDELEN
L POOL S ZOHEH, AMSTERDAM.
Bulten mededinging - Lid dor Jury
Wereldtentoonstelling GENT 1913.
Marine en Leger.
BEVORDERING op 1 Mei 1914.
Sergt.-solnor P. J. Vetter tot solnor-maj.
BchrUv. J. Dolstra schr()v.-
Stuunn.-maJ. J. v.Westenliruggo opper st.m.
Korpl.-bott. P. J. J. Jansen sorgt.- bott.
Kwartierm. F. v. d. Helde bootsman.
Matr.-bott. G. J. Vermeulen korpl.-bott.
le kl. J. D. v. d. Waal matr.-bott.
Korpl.-sclir. P. M. Delhaje sergt. achr.
Mntr. !e kl. A. J. Cransberg inatr.
A.J.v.Bergenv.d.Grijpliofm.
A. J. Pottinga -
8e kl. J. T. Jordan kok
Korpl. seiner J. J. Hagoort sergl.-aeln.
Op S Mei 1914.
Op 16 Mei 1914.
Kwartierm. C. KraaU tot bootsman.
Alsnog bevorderd met ingang van 1 April 1914.
Korpl.-torp.st. L. Noorduin tot sergt.-torp.st.
M&tr.-ttmm. H. F. Verschuur korpl.-timm.
OVERPLAATSING.
Kweekschool. 7 Mei.
Sergt.-schrljv. J. Pb.
op M.M.8., 7 Mei.
J. Nel (keert eerstdaags uit
terugkeer ïn Nederland.
Stoomvaartberlchten.
Stoomvaart-Maatschappij Nederland.
Celebes, uitr., pass. 29 April Gibraltar.
Kon. Emma, uitr., arriv. 29 April te Singapore.
Prinses Juliana, thuisr., pass. 30 April Perim.
Radja, arriv. 30 April van Saigon te A'dnra.
Banka, uitr.. pass.30 April Gibraltar.
Boeton, thuisr.,arrlv.80 April te Genua.
Pr. der Nederl., thuisr., arriv. 30 April te Lissabon
Rotterdamsche Lloyd.
Kawi, thuisr., vertr. 80 April van Colombo.
Kediri, thuisr., pass. 29 April Gibraltar.
Besookl arrlv. 80 April van R'dam te Hamburg.
DjooJa. uitr., vertr. 29 April van Djibouti.
Palembang, uitr., arriv. 29 April te Pndang.
Kon. Holl. Lloyd.
Frlsla, thuisr., vertr. 29 April van Rio Janetro.
Qolria arriv. 30 April van Buenos Ayres te A'di
Tubantiaarrlv.29 April v. A'dam te Buen. Ayres.
Zaanland, uitr., arriv. 29 April te Bahia.
Rijnland vertr. 80 April van A'dam naar Brazlliü.
Kon. West-Indische Maildienst.
Tijdstippen van verzending der
Brievenmalen.
Naar Oost-Indië:
Per:
TiJdst-der
laat. busl.
o/h Postk.
toe post via Amsterdam
teepost vla Rotterdam
Holl. mail vla Genna
Holl. mail via Marseille
Fran. mail vla Marseille
(v. Atjeh, Sumatrn's
Westkust en Benkoe-
len, alleen op verlan
gen der afzenders).
Duitsche m. vla Napels
Naar Palembang, Riouw,
Billiton en Borneo:
Eng. mail ria Brindisl
Hou. mali vla Genua
Holl. mail via Marseille-
(oUoen op verl. d. afz.)
Fran. mail via MarseUle
Duitsche m. via Napels
Naar Atjeh en de Oostkust van
Sumatra
mail via Genua
Holl. mail via Marseille
(alleen op verl. d. afz.)
Fran. mail via MarseUle
(voor Atjeh alleen op
vorlangon d. afzend.)
Duitsche m. vla Napels
Naar Guyana (Suriname)
Naar Curaqao, Bonaire en Aruba:
ost via Amsterdam 7 ei
via Southampton eik-
of Quoenstown en Vrijdag
mail via Hamburg 1 Juni
(alleen op verl. d. afz.)
Naar St. Martin, St. Euatatius en
Saba
Naar Kaapland, Natal, Oranje-Rivier-
kolonie en Transvaal
eiken Vrijdag, 8.40 's namiddags.
Onbekende Brieven.
2e Helft der maand April 1914.
BrievenH. J. Schillemans, Am
sterdamLetter P., id.C. Dros,
Burg; W. v. Putten, Helder; Letter
A. P., HilversumMej. Dienaar,
Rotterdam.
Briefkaarten W. Drenth, Amster
dam Mej. Kamp, id.J. Hitz, id.
P. Smid, id.Mej. v. d. Steen, Haar
lem Mej. G. Schol, IJmuidenMej.
.Bruinis, Leiden.
Buitenland.
Brieven P. Brouwer, Alexandrië.
Briefkaart: J. Tonk, Rijnland.
PLAATSELIJK NIEUWS.
Naar wy vernemen heeft de
voorgenomen reis van Prias Hendrik,
met het pantserdekschip „Zeeland",
ten doel een bezoek te brengen aan
de Noorsche hoven.
- De directeur van het Post
kantoor maakt bekend dat in verband
met den gew(jzigden treinenloop de
lichting der bybussen voortaan zal
aanvangen om 7.35,10.85 's morgens,
2.86, 5.50, 8.55 en 11.25's avonds op
werkdagen en om 7.35 en 10.85 op
Zon- en feestdagen.
Rijksnormaallessen te Helder.
Uitslag der toelatings en overgangs
examens.
a. Toelating.
Voorbereidende klasse.
Van de 81 adspiranten slaagden:
J. J. Antbeunissen, T. Bakker, H.
ter Burg, H. van Ekeren, H. Land
man, P. Verbeet, W. C. J. Veth, J.
H. Zijp, J. C. Cornielje, G. Colpa,
H. 0. Duljne, A. Kersten, A. A. M.
Ouwerkerk, E. Plooij, P. J. Reitama,
G. Spaander, E. Schild, B. A. Schut,
"•►ftriiifi h. j. Winter.
Eerste klasse.
Van de 24 adspiranten slaagden:
S. van Amersfoort, A. de Broekert,
M. Ekkers, J. P. Moll, F. Oosterhout,
A. C. Ploeger, G. Steegers, L. A. I.
Smelick, J. H. Wessel, H. Bruin,
T. van Brederode, P. J. Dunk, C. P.
G. Westers.
Tweede klasse.
De eenige adspirant, J. H. van
Twisk, werd toegelaten.
b. Overgang.
Van de le naar de 2e klass
L. J. van der Kuijl, F. J. Malgo,
G. Troost, L. van Zonneveld, J.
Broekert, T. A. M. Corpomal, M.
Hackenitz, J. H. Maas, H. J. Prass
D. P. Spaander, A. van Twisk.
Van de 2e naar d<e 3e klasse
F. J. Damen, S. Jaring, A. Kramer,
N. Kistemaker, P. B. Riteco, J. Visser,
J. de Vries, A. M. Bramlage, F. M.
C. Harjer, F. Heijselaar, E. van He-
teren, A. Jellema, A. C. Meyors, R.
Zon.
Van de 3e naar de 4e klasse:
J. Buijs, C. J. Duinker, J. Harp,
C. Keizer, H. M. Muts, E. Steegers,
A. Treffers, A. J. van Knaape, W.
J. Koningstem, N. Smids, E. Verheus,
C. Veentjer.
Reisgids.
Wij ontvingen ter aankondiging
Bredée's reisboekje voor Nederland
(Zomerdienst).
Dit uiterst handige spoorboekje,
dat wegens zijn kleinen omvang ge
makkelijk in de portefeuille kan
worden geborgen, is sinds jaren een
welkome vriend voor velen. De
prijs is 10 cent per stuk.
BINNENLAND.
De Minister van Binnenlansche
Zaken heeft bepaald, dat de verschil
lende afdeelingen voor het afnemen
der examens der Technische Hooge-
school te Delft vóór de zomer-vaoantio
van 1914 aangevuld zullen worden
met verschillende deskundigen, waar
onder Dr. H. J. Oosting, leeraaraan
het Kon. Instituut voor de Marine
alhier.
- Bij de aanbesteding voor het
maken en onderhouden van werken
tot verdediging van de Noordzeekust
van Noord-Holland door het Provin
ciaal Gouvernement, was laagste
inschrijver van perceel 1 en 2 de
firma J. van der Plas te Hardings
veld voor onderscheidenlijk f92,850
en f86,550.
Werklieden op Rijkswerven.
Indertijd is een door den vorigen
minister van marine ingestelde com
missie werkzaam geweest om maat
regelen voor te stellen, welke in het
belang der werklieden by liquidatie
van 's Ryks Werf te Amsterdam
zouden kunnen worden genomen. Als
uitvloeisel van het rapport dier com
missie heeft de minister van marine,
de lieer Rambonnet, thans een com
missie benoemd, welke tot opdracht
heeft zich in verbinding te stellen
met verschillende werkgevers, hetzy
rijks- of provinciale instellingen of
gemeenten en particulieren, en haar
bemiddeling te verleenen om perso
neel van 'sRyks Werf te Amsterdam
bij die werkgevers in verschillende
betrekkingen geplaatst te krijgen.
Voorts om den directeur en com
mandant der marine te Amsterdam
zoowel daaromtrent als omtrent de
vervulling van vacatures bij andere
werven van advies te dienen.
Tot leden dier commissie zijn be
noemd de hoofdingenieur der marine
J. S. van Veen, tevens tot voorzitter
de luitenant ter zee le kl. G.Noord-
hoek Hegt, de ingenieur der marine
S. F. Monhemius, tevens tot secre
taris der commissie; voorts de com
mandeur van de scheepsbeschietbrs
J. Karssen en de voorzitter der com
missie van vertegenwoordigers van
het werkliedenpersoneel L. van der
Veer.
Een ladelichter.
De dochter van de wed. y. Schalk
zag, terwyl zy alleen thuis was van
de binnenkamer uit, dat een man
den banketwinkel Keizerstraat 5,
Haarlem, binnenstapte en zich over
de geldlade boog.
Ze liep er vlug heen en bemerkte
dat f 4.50 uit de lade verdwenen was.
Vóór de man echter den winkel
kon verlaten sloot ze de deur af en riep
kalmweg: Moeder, telefoneer eens
even de politie, wanneer die man
het bedrag niet teruggeeft.
En hoewel er geen moeder en ook
geen telefoon was, was de man door
dit optreden en dezen uitroep zoo
van streek, dat hy haastig de f4.50
teruggaf en beleefd verzocht of hij
nu de deur uit mocht.
Het meisje, dat den man liefst
zoo spoedig mogelijk kwijt wilde
zijn, willigde dit verzoek in.
Dat is te bergrypen, maar voor
de recherche zal 't nu moeilijk vallen
den dader op te sporen.
Stuurmans-examens.
's-Gravenhage, 30 April. Geslaagd
groote stoomvaart 2e-stuurman A.
Temons, 3e-stuurman P. M. Verstelle.
P. van Vessem en W. J. Voogden,
Ean schuldvordering.
In 1911 had zekere mr. S., te
's-Gravenhage een bedrag van f500
geleend aan een koopman teZutphen.
Deze betaalde dit niet terug, waar
op mr. S. hem voor de rechtbank te
Zutphen daagde. Daar beweerde de
koopman, nimmer geld ter leen ont
vangen te hebben, waarop eischer be
weerde een door gedaagde geteekende
quftantie te hebben. Hij wilde deze
evenwel niet overleggen, maar hij
droeg den gedaagde een eed op, ken-
nelyk met de bedoeling, om, mocht
deze eed worden afgelegd, gedaagde
wegens meineed te vervolgen. De
rechtbank achtte dien eed niet vol
doende en ontzegde de vordering,
waarop eischer in hooger beroep kwam
Voor het Hof legde hij inderdaad de
quitantie over, waarop het Hof de
vordering behoudens een alsnog
door eischer af te leggen aanvullen
de eed toewees, daarbij echter
oordeelende, dat de gerechtskosten,
in eersten aanleg gemaakt, door den
eischer noodeloos zyn gemaakt zoo
dat deze ten zijnen laste werden ge
laten.
Koe in een auto I
Aan dr. Nout, te Nieuwveen,
des nachts een ongewoon auto ongeval
overkomen
Toen hy byna thuis was, kwam
er een koppel koeien aan. die naai
de Leidsche markt vervoerd moesten
worden.
Terwijl de auto de koeien genaderd
was en een weinig stopte, sprong er
een koe boven op. De dokter was er
onmiddellijk uitgesprongen en toen
reed de auto met de koe nog eon
eindje verder doch de motor was
stukgeslagen en stond spoedig stil.
De dokter is er door spoedig er uit
te springen, zonder letsel afgekomen,
doch was natuurlijk hevig ge
schrokken.
Ongelooflijk.
Uit eene Zuid-Limburgsche ge
meente den naam der pl;
zullen we desverlangd aan de Justitie
noemen wordt aan de „Limb.
Koerier" het volgende geschreven
Hij was gehuwd en bij vermeer
dering van de familie trad de nood
binnenhy ondernam een eerlijk
bedrijf, hij ging bij avond en donker
bij gezeten inwoners om onderstand,
dien hij genoot. Of hem dit niet ge
noeg opbracht? Wat er van zij, hij
begon een ander bedrijf. Nu vermiste
de eene familie dit, de andere dat,
In den nacht was geen waschgoed
op de bleek meer veilig. „Hij" heeft
het gedaan, lispelde de een„hij"
heeft het gestolen, fluisterde een
ander. Men wees op het gestolen
goed, dat bij hem op de bleek lag,
maar niemand durfde klagen of
getuigen, want hij was ook raadslid,
hy had het zelfs tot wethouder ge
bracht.
Het gebeurde op Woensdag 22
April dezes jaars, dat eene boeren
dochter het waschgoed op de bleek
ging begieten, in den namiddag om
streeks llli uur. Een uur later gaat
zij weer eens kijken naar het wasch
goed en bemerkte drie openingen in
de spreiding: een hemd en twee
vrouwenbroeken waren verdwenen.
Terstond navraag bij de buren zeker,
z{\ hadden „hem" gezien: hij was
voorbij gekomen. Toevallig komt de
veldwachter langs, die met het voor
val in kennis wordt gesteld. Deze
stelde onmiddellijk een onderzoek in.
„Hij" werd aangehouden, en bij visi
tatie op den lijve vond de veldwachter
onder de kleeren rondom het lijf
van den Edelachtbare het nog natte
hemd, alsof hij de Kneipp'sche water
kuur onderging. „Hij"bood weerstand
maar de boeien deden hun werk, en
hij werd voor den burgemeester
geleid.
Hier vroeg de veldwachter aan
houding en voorloopig in-arreststel-
ling van den veidachte. De burge
meester weigerdeDaarop vroeg de
veldwachter huiszoeking te laten
doen om nog voorheen ontvreemde
goederen op te sporende burge
meester weigerdeTen laatste vroeg
do veldwachter lastgeving om zélf
huiszoeking te doen, maar de bur
gemeester weigerde.
De veldwachter ging andermaal op
pad en vond de jas van den ver
dachte op een perceel hooiland van
hem liggen, naast diens in den grond
staandon riekin den grooten bin
nenzak van die jas staken de twee
vermiste, nog natte vrouwenbroeken.
Toen de veldwachter bij den bur
gemeester terugkeerde, zaten deze
en de verdachte samen een
bier te drinken en een sigaar te
rooken.
BUITENLAND.
De mijnramp.
Men heeft, alle hoop opgegeven om
de 206 mijnwerkers, die te Eccles
(West Virginia) in de mijnen van de
„New River Company" zijn bedolven,
te kunnen redden. Slechts 19 personen
zijn nog, hoewel ernstig gewond,
levend opgehaald.
Eigenaardig is, dat wanhoopstoo-
neelen, zooals ze zich gewoonlijk bij
mynrampen afspelen, bij deze ge
legenheid geheel en al zijn uitgebleven.
De bloedverwanten der slachtoffers
waren n.1. al dadelijk overtuigd, dat
er weinig hoop op redding bestoud,
zoodat zij zich reeds spoedig, nadat
de ramp bekend was geworden, naar
hunne woningen begaven en by de
mijnen alleen de personen, die met
het reddingwerk belast waren achter
bleven.
De Vesuvius.
Het onderaardsche gerommel in den
Vesuvius neemt af, maar thans be
gint de Etna sterk te werken. Woens
dagochtend begon plotseling de bodem
in den omtrek van den berg te trillen,
hetgeen een heftige paniek veroor
zaakte onder de omwonende bevol
king. De centrale krater van den
vulkaan spuwt voortdurend gloeiende
stoffen uit en boven den berg heeft
zich een dikke wolk van zwarten
ronk gevormd.
Smokkelarij.
De Amerikaansche douane is op
het spoor gekomen van smokkelarij
van ruwe diamant door bemiddeling
van tusschendekspassagiers op de
transatlantische lynen. Van de Maure-
tania heeft zij drie tusschendekspassa
giers, allen Engelschen, aangehouden
die trachtten een partij diamant ter
waarde van 125,000 gulden, de Unie
binuen te smokkelen. Men denkt nu
dat dergelijke praktijken zeer veel
voorkomen omdat men uit den aard
der zaak niet licht diamant zoekt bij
deze klasse reizigers.
Dure vrede.
De wereld geeft elk jaar milliarden
bij milliarden uit voorden bloedloozen
oorlog, die gewapende vrede heet.
Sir Max Wachter berekent, dat die
gewapende vrede elk jaar aan directe
uitgaven 4320 millioen gulden kost.
Het Panamakanaal, het om de kosten
bijna onuitvoerbare werk, heeft 960
millioen gekost. Wanneer de vreed
zame wereld haar vrede vreedzaam
bewaren wilde, zou ze dus, wat de
kosten betreft, elk jaar wel 4% van
die reusachtige kanalen kunnen gaven
of kolossale werken van gelijke hooge
kosten kunnen uitvoeren. Men zou
voor 't zelfde geld b.v. een complete
spoorlijn rondom dq aarde kunnen
aanleggen. Elk jaar opnieuw. Men
zou binnen de eeuw van die aardbol-
ccintuur-spoorlijnen te veel krijgen
of aarde te weinig. Nu, dan dempten
we met het overtollig geld tusschen
de bedrijven door de Zuiderzee maar
eens, of voerden een dergelyk minia
tuur werkje uit of brachten al wat
nu heide of woeste grond is tot vrucht
baarheid. Dat alles moet nu achter
wege blijven want de Vredesengel
heeft alles noodig voor hare wapen
rusting.
En wat een verliesaan arbeidskracht
door het instandhouden van die groote
legers! Vijf millioen krachtige jonge
mannen en een millioen paarden
worden voortdurend aan productieven
arbeid onttrokken.
Het Kamerlid Knobel, die ia Den
Haag gesproken heeft voor vrede door
Recht, besomt, datallea saamgerekend
de gewapende vrede de wereld elk
jaar 12.000 millioen gulden kost.
En dat heele bedrag is niet meer
dan een verzekeringspremie tegen
den oorlog.
Is daar geen verandering in te
brengen?
Sir Max Wachter geeft den raad:
breng een verbond tot stand tusschen
de staten van Europa, op economische
basis, te beginnen met Engeland en
Duitschland wanneer die twee een
maal zijn voorgegaan, zullen, - al
thans dat verwacht Sir Max Wachter
de anderen hun voorbeeld volgen.
De kansen voor verwezenlijking
van de plannen van Sir Max staan
er niet zoo slecht voor als men mis
schien zou denken, zei de heer Knobel.
Sir Max heeft zijn plannen aan ver
schillende staatshoofden voorgelegd.
Zy zyn reeds meer dan eens een on
derwerp van gedachtenwisseling ge
weest.
Van de staatshoofden moet men
het echter in deze niet hebben. Veel
meer valt er te verwachten van de
publieke opinie. Het is duidelijk, dat
het mot het opvoeren van de be-
wapingkosten niet maar steeds het
zelfde gangetje kan blijven gaan als
tot nu too: de oorlogsbegrootingen
drukken nu reeds te zwaar, men zou
voor staatsbankroeten komen te staan
en de belastingbetalers beginnen er
genoeg van te krijgen. Die ontevreden
heid moet aangewakkerd worden, zei
de heer Knobel. Men moet het zoo
ver weten te brengen, dat oorlog
tusschen twee beschaafde volkeren
een onmogelijkheid wordt. Het moet
in de toekomst niet zynzoo gij
vrede wilt bereid u ten oorlog maar
vrede door recht
DE TWEELINGEN.
Door Nor mal
Toen 't tijd van passagieren was,
gingen „de tweelingen" gezamentlijk
den wal op.
Dit nu was niets bijzonders. De
lui aan boord wisten zelfs niet beter,
of 't hoorde zoo, zouden het gek ge
vonden hebben als bijvoorbeeld Dirk
Bontens uit was gegaan, wanneer
Koen Verschoor wacht had cu
omgekeerd. Ze waren onafscheidelyk,
vandaar de naam „de tweelingen".
Wie ze zoo gedoopt had, niemand
anders dan bootsman Kroon natuurlijk,
die was daar nu eenmaal byzonder
knap in.
Daar had je: de puthaak d€
gore de krent tante namen,
allemaal onder het petje van den
bootsman ontstaan en met dat eene
woord sprekend het type weergevend.
Je kon anders niet zeggen, dat„de
tweelingen" door hun uiterlijk zich
hun bijnaam waardig,maakten. Dirk
Bontens, do stijve, stoere Germaan
van 1 M. 90 en het kleine kittige
Koentje, die met zijn zwarte oogjes
vol jolijt en beweeglijke maniertjes
meer aan een Franschman deed
denken. Ze waren nu samen al een
half jaar in 't Nieuwediep. Jongens,
wat viel dat eerst af, zoo uit't drukke
Amsterdam naar Wereldeind. Do-
eerste dagen gaf 't een geweldig
neeren in de Spoorstraat, die vergoedde
met zyn menschenvolte eenigszins
Groot-Mokum, dan werd er woest ge-
bioscoopt,drama na drama verslonden,
waar de blonde verzot op was, en
naar de knappe meisjes gekeken.
Dat waren „de tweelingen" roerend
eens. Nieuwediep had verduiveld veel
aardige bakkesjes, frisch en blozend.
Als er geen spie was, en dat ge
beurde nog al eens, zochten ze broeder
lijk de gezellige warmte van een
militair tehuis op, schreven hun
brieven, lazen wat - doch ook zulks
verveelde op 't lest, dus drentelden
zc maar weer wat Hoofdgracht,
Kanaalweg. scharrelden wat door den
ouden Heldor, namen een Spoor-
straatje en zochten als knappe jongens
met bedtijd hun kooi weer op.
„Kerel", zei Koen, en hij loerde
even naar een groote, zware deur,
die zich juist sloot achter een keurig
zwart japonnetje met wit schort en
mutsje, „er is me wat opgevallen.
Kijk er es naar die deur, waar dat
lievertje juist achter verdwijnt, hoe
prachtig blinkt daar de brievenbus
en bel. Het huis er vlak naast -
niks bijzonders. Ddar heb je er al weel
een - als een spiegeltje man!"
Eenige huizen werden zwijgend ge
passeerd. „Kijk dddr der eens, dat
groote huis met die erker, als goud
Dirk zocht nu ook dapper inee;
ze kregen er allebei plezier in.
„En dan te denken aan die lieve
bandjes, die dat alles zoo prachtig
hebben gepoetst", zei de lange en
blikte verliefd naar een glimmende bel.
„Wat meen je", vroeg de kleine,
die een poos zwijgend voortliep, „wat
meen je, hoe 't komt, dat sommige
zoo blinken en andere niet? Ik heb
t nou in de gaten, manVrye
meisies, en die graag der eigen er
es laten zien, zullen wel het langst
staan te poetsen. Je kunt er op aan,
jongen, dat waar je het mooiste
koper aan de deuren hebt, ook de
aardigste meiden wonen."
Nou", meende de ander, „de
vrouwtjes zelf houden ook wel van
een glimmend belletje".
„Jawel", beaamde zijn makker,
„maar ik heb nou meer positief de
heerehuizen op 't oog, waar ze een
of meer hooien houden. De burger
huisies met derlui juffrouwen laten
we nou buiten besprek. Getrouwde
vrouwen hebben we ons tot riou aan
too afzijdig van gehouden, 't is ine
alleen maar om een aardig meisie
te doen."
„Maar wat wil jé dan eigenlijk
vroeg de lange tweeling, „je bent
zoo helder als modder op 't oogeu
blik".
Kerel 'k heb een idee!" en het
heele gezicht van Koen glunderde.
We gaan op verkenning uit. Zieken
nou er es twintig deftige huizen met
glimmende deuren, nemen elk tien
voor onze rekening en dan zou 't me
hard benieuwen of het meerendeel
van die twintig, zoo niet allemaal,
aardige knappe meiden zijn. Wie
weet, krijgen we er niet ieder een
aan de hengel. Wedden om een
bioscoopie, dat we beet krygen?"
„Koentje, heb jij je hengel in je
hand", zong Dirk en sloeg hem op
zyn schouder, 'n Leuk idee, maar 'k
zon wel eens willen weten, hoe je
't hem lapt. Je kunt toch niet bij
ieder glimmend brievenbussie vragen
is er hier ook een knappe jonge meid,
die graag een vrijer wil hebben?'
„Kom nou, er zijn altijd nog genoeg
weggeraakte poesie3 en honden
of je hebt een armbandje gevonden
of je moet bij mijnheer Janzen of
Pieters wezen"Toen nam de Ger
maan de weddenschap aan. Ze zou
den dan ieder een wijk nemen, de
een Weststraat en zoo verder, de
ander Hoofdgracht, Kanaalweg en
Dykje. 't Dijkje moest Koen er be
paald by. Had hij met de landings
divisie eens eens een heel aardig
deerntje gezien en die poetste, poetste
By Heiman scheidden ze en dooi
de vreemdigheid gaven ze elkaar de
hand: „Nou zeg, tot strak3, om een
uur of negen in het Tehuis, hebben
we wel meer nieuws, denk ik
Dirk stevende de Weststraat op en
Koentje maakte rechtsomkeert
een paar huizen maar, toen was 't
al halt. Een heerenhuis met een
brievenbus als goud, als daar geen
aardig deerntje woonde'n Bescheiden
geluidje van de bel drong door tot
de keuken. Mopperend slofte Aal
naar voren. „Jasses, den heelen dag
in touw en konden ze haar nou nog
niet er es effentjes rustig laten eten
Volgens gewoonte voelde ze even
aan de muts, gooide haar bont schort
af, en stond tegenover een jong
matroos, die met oen mond vol tanden
zat. Was me dat ook schrikken,
zoo'n oude traanlap, zoo'n bulhond
„Nou, en wat wou je?" vroeg de
„bulhond" allesbehalve vriendelijk,
als de ander er nog steeds het zwijgen
toe deed.
„Ja, ziet u, juffrouw, ikik
geloof, dat ik verkeerd ben. Ze hadden
me verteld, als dat hier me nichie
diende, maar dat bent u toch niet,
of hebben ze hier soms twee booien
Tot eenig antwoord sloeg de „bul
hond" hem de deur met een smak
dicht. „Dat ontbrak er nog maar an,
dat je voor zoo'n dronken matroos
je maaltje koud liet worden!"
„Slecht begin", bromde Koen en
zocht naar het tweede slachtoffer.
Met een beetje minder vuur stevende
hij er op af, belde en wachtte ge-
ruimen tijd - herhaalde zijn getingel
daar naderde wat. Vlug voetjes-
getrippel en een beeldig gezichtje
keek om de kwartopen deur. Gossi
mijne, dat was toch geen dienstmeid,
zoo keurig gekapt en dan dat stukje
van die fijne witte blousse, dat te
zien kwam stellig mevrouw zelf.
„Mevrouw", zei Koen en nam de
houding aan, terwyl hij beleefd salu
eerde, „ben ik hier terecht, waar ze
een hondje kwijt zijn Me kameraad
en ik hebben zoo'n beesie gevonden,
heelemaal zwart en nou zciön de lui,
dat ik hier moest wezen".
„'n Zwart hondje?" vroeg een ge
maakt stemmetje en de deur ging
wat verder open, „nee hoor, dat is
hier niet. Wij hebben ons keffertje
nog hoor maar, maar vraag eens
even bij mevrouw Verdongen, een
paar huizen verder, daar hebben ze
zoo'n hondje", en het mooie bakkesje
met de meewarige oogen verdween
achter dichte deur.
„Geeu spek voor jou bek, Koen,
maar anders een smoeltjeen sinjeur
maakte een klakkend geluid. Een
paar huizen verder Verdongen,
ja 't stond op de deur, doch blinkend
koper ontbrak geheel en daarom
ging het „immer weiter"
Jongens, dat trof! Net stapte hy
op een huis aan, daar ging de deur
open en een alleraardigst figuurtje
in zwart en wit wipte naar buiten,
een boodschapmandje bij zich. Koen
er op af.
„He, juffrouw pst! 'k heb een
boodschap voor je, hoor der es even
De juffrouw keek vluchtigjes om
en vervolgde in sneller tempo haar
weg. Doch ook Koen zette stoom bij
en was haar dra genaderd.
„Toe zeg, ben je mal - laat me
met rust!" snibbigde een frisch
mondje, „wat denk je, dat je voor je
heb? Als je niet gauw weggaat, zal
'k het mijn aanstaande zeggen, hoor,
die Is onderofficier, dan zal je wel
wat andera hoorenen met wipte
ze een groenten winkel in.
„Ook al mis", bromde de stakker
en zijn stemming werd er niet beter
op. Daar had jo nou een lief snuitje
een die jakkerde je af zou hij
maar doch daar trok in de nabij
heid met magische kracht een glan
zende deurknop hem aan ja daar
waagde hij nog een kansje, en als dat
misliep dan maar tot besluit naar
't Dykje, daar wist hij een lieverdje 1
Heel zachtjes weerklonk de bel en
bijna op 't zelfde oogenblik opende
zich de pooi t van 't paradijs. - Een
leelyk, opgeschoten kind van een jaar
of vijftien, met een nu al verlept
uiteriyk, zette oogen als tafelborden,
toen ze daar zoo'n knappen jongen
matroos voor zich zag en dadelijk
een gemakkelijke kletshouding aan
nemend („de lui" deden toch hun
middagdutje) probeerde ze met haar
wateren melk oogeu den jongen zoo
teer mogelijk too te lonken.
_,Wat wou je, zeg?" vroeg ze o,
zoö lievig.
'k Zien het al, *k heb me vergist...
ik.ik meen.jullie zijD toch geen
poesie kwijt, wel Ik moet by een
ouwe alleenwonende juffrouw wezen,
hier ergens op een bovenhuis, En
dit is toch geen bovenhuis en
onderwyi keerde hij om.
Doch daar nam de peenharigejonge
dame niet dadelijk genoegen mee.
„He zeg, hoor es even Was dat
poesie zwart met wit en een week
of zes Wy hebben er
Nee, een rooie kater, nou adjuus
hooren of de duivel hem op de
hielen zat, zoo snorde hij weg.
Gauw een steeg door, dan was hy
uit 't gezicht, en dan den dyk langs
ineens rechtdoor nazr 't Dijkje.
Dien avond wachtte de lange twee-
liug te vergeefs op den ander. Negen
uur - geen Koen - half tien -
nog niets. Hy had de heele lees
portefeuille al van a tot z doorge
snuffeld, kranten bewerkt, waar
bleef de kerel? 't Was hèm zeker
beter vergaan. Jasses, wat had hij,
Dirk, 't nou er-es slecht getroffeu.
Als 't een jonge meid was, die open
deed, was 'teen leelijkerd, en anders
kreeg je de groote eer tegenover den
heer of de vrouw des huizes te staan
of zo lieten je bellen, tot je een
lood woog.
Alle menschen, die laatste meid,
die opendeed'n Mopneus en groene
slagtanden - spuugde je onder 't
praten pardoes in je bakkes! Om de
kippenkoorts te krygen. Juist maakte
hij aanstalten om dan maar in gods
naam alleen naar boord toe te zeilen,
als met opgewekten stap en een liedje-
op de lippen Koen binnenkwam.
„Nou zeg, en hoe vond-je hem
was die niet fijn?" lachten zijn oogen
in die van zijn makker - dan, op
gedempten toon, opdat geen ander
er iets van snapte„kom jo, ga je
mee? onderweg vertellen kerel,
wat 'n aardige meid. Al een eindje
mee opgeloopen, en ze kwam uit een
huisie een hondehokkie, en geen
blinkends aan te bespeuren. En toch
een lieve meid."
Met een versche sigaar in 't hoofd
ging 'tden Kanaalweg langs en toen
Koentje eindelyk stopzette met de
vraag: „en nou jij, Dirk?" waren ze
't huis van oude Aaltje al voorbij.
,Ik? nou, die van mijn kan je
allemaal kado krijgen, jonges,
jonges, wat een prachies, wel twintig
- en ze vielen me zoo-maar om me
hals. Die laatste vooral was een engel,
hagelwitte tandjes en een neusie,
man Fm dan had je op de Weststraat
in zoo'n mooi huis nog een ouwe
heer met een grimmige bakkes, en
toen ik die naar zyn poesie vroeg,
keek-ie me net an, ol'-ie me ver
scheuren wou."
„Maar die laatste?"
„Och man, ik zei 't je al oen
engel, haalt de jouwe niks bij,"
dan daalde zwijgen neer en in volle
harmonie kwamen de „tweelingen"
binnen boord.
INGEZONDEN.
VOETBAL.
Hé, hé, laat ons eerst eens even
uitpuften. Dat is inderdaad veel ge
schreeuw, maai weinig wols.
Ja, mijnheer, dat u het eerste stukje
zoo „eenvoudig en gemoedelijk" en
tevens zoo zonder nadenken schreef,
is uw zaakmisschien had u wel niet
eens een tegenstuk verwacht voor
zulke klakkeloos neergeschreven be
weringen. Juist deze zijn het, die mij
noodzaakten u aldus te antwoorden.
Inzonderheid voor u achtte ik het
gewenscht, de zaken in haar ware
gedaante zoo bevattelijk mogelijk ïe
toonen, daar uw bezoeken aan de
le klasse wedstrijden, u den stand
in Den Helder waarschijnlijk deden
vergeten. Ik maak D. mijn compliment
over zijn nauwkeurig tellen; dat be
wijst, hoe zwak hij staat. Maar telt
u nu ook eens uw eigen regels;
waarlijk, ik zal mij die moeite niet
getroosten. We zullen direct tot de
zaak komen en dan vraag ik u:
waarom heeft D. zooveel woorden
noodig? Wel, leest zijn vorig stukje.
De basis daarvan was: zijn beschul
diging van partydigheid, geconclu
deerd uit de „beroemde" voorspelling.
En wat zien we nul D. voelt den
doodelyken stoot, hij spreekt er niet
eens meer over. Hy heeft wijselijk
begrepen, hoe hy daar faalde. Nu'is
hij niets meer dan een drenkeling,
die van zyn vaartuig afvalt, en grijpt
naar de rietstengels rondom hem.
De hoofdzaak verzwijgt hy, om
tal van nietigheden te vermelden en
zoodoende den lezers zand in de
oogen te strooien. Neen, mijnbeer
dat is uw zwakke plek. Praat u noy
van een kaartenhuis, och, het uwj
heeft geen fundamenten meer, zht
het trillen. Plof, daar gaat het m
D. is als een leegloopende luchtballen,
die als een zak terneder stort.
En nu mijn redeneeringdie zal
volgens u van geen beteekenis nreer
zijn, omdat..(schrik niet) mijnteer
zegt geen H.B.S.'er of H.B.S. enthou
siast te zyn. Wees nu toch nucitèr.
Nog afgezien van het al niet H.BS.'er
zyn, waarom is dan mijn theorie"
van geen kracht meer Of i Piet
of Klaas bent, dat laat me per slot
van zaken puur koud, maar uw
woorden, die vormen de hoofdzaak.
Bovendien, wie twijfelt er aan of
D. een H.B.S.-aanhanger is? Dat
voelt natuurlyk een ieder, en mocht
men nog twijfelen, dan zal uw boven
staand schryven, daar toch zeker
wel een eind aan maken. Wel lezers,
ik zou tot den man willen zeggen,
ken u zelf; maar dat kan hij niet.
Ziehier het bewys: een H.B.S.'er zelf,
verklaart D. voor een H.B.S.-ent-
housiast, dat zal ik u Zaterdag laten
lezen. Wat blijft er dus van de zoo-
en-zooveel regels over Dit zijn
tweede schryven is een bevestiging
van het mijne en een totale weer
legging van 's mans eerste schrijven.
We hebben het al gezegdD. tracht
nu den menschen een rad voor de
oogen te draaien, hij valt me aan
op allerlei „pietlutterigheden", om
het zoo te noemen. We zullen zede
revue laten passeeren.
Mynheer heeft 3 wedstrijden op
't H.B.S.- en 10 op 't H.F.C.-veld
bygewoond. Dat is nogal logisch.
Immers H.B.S., heeft gespeeld tegen
Alcm., Holl. én Adelb. dat zijn er
krek 3 mijnheer. Verder is alles
zoowat op H.F.C. terrein gespeeld en
men gaat daar naar roe, waar wat
te zien is. Bewijst dat het door
u beweerde? Geenszins immers. U
geniet en klapt en springt en
schreeuwt. Zeker, ook ik geniet, (den
heer Wilson vergeet niemand). Ah,
ha, nu begrijp ik D. Hy denkt: „Kees,
jongen, wat sta je daar altijd be
zadigd to kyken, je springt of juicht
niet eens, dus sympathiseer je
niet met het spel der tegenpartij
van H.F.C," Ik overtref me zelf in
snuggerheid. Dan krijgen we zub
iets kleingeestigs, iets dat eens teekent
hoe zwak D. staat. Hij haalt termen
aan uit verslagen, die een parodie
bcteekondon op 't voetbalspel. De
Veteranen en Bakkers jaagt hij even
in 't harnas. Zie eens wat zwak. Of
heeft de heer D., dat niet eens be
grepen dat liy met een parodie te
doen had, een spot-verslag. Nou:
dan beklaag ik u diep. Nu het leeren
lezen. „Ende het was maar een
pedanterie". De heer D. praat ei
over heen, maar waar is zijn weer
legging. Heeft hy zijn domme fou
ingezien of begrypt hij het nog niet
De zaak-Lugtenburg. Ja, maa
mynheer, dat is weer zoo'n „intieme
kwestie. Ga naar den heer L. en h
zal u in uw gezicht uitlachen. H.'
daar komt de goal weer. Grootte z
intusschen in zyn baard te lachei
Dat is weer intimiteit, mynheei
Begrypt u dat verband Nu, ik b
grijp het verband niet tusschen u
quasi-goal en uw apenkooi daarove
Men is gelukkig van de doellijn
gekomen en zit nu bij de lat. Jui,
daar wilde ik u hebben. Zelfs kan
het zich al voorstellen Welnu, 3
scheidsr. constateert en beredenee,
en dan zit „ie". De verbroederir.
Daar zitten we in 't schuitje. Net,
om den bliksem niet. Ik moet er it.
Wat beweerd u daar, dat ik ben ai
man van le2e enz. U kat
nög niet lezen. Dat staat er niet-k
heb beweert, dat u het niet bent, at
bewijst uw stukje, maar daarom hift
er niet uit te volgen, dat ik het •■el
ben. Eindelyk de internationale.
ker ook in Eng. geweest. Engelad
is geen Nederland, en wat u du-
schrijft, vind ik prachtig, maark
zal er iets anders tegenover zetta.
Zondag 1.1., eerste goal der Belga,
- werd slechts met een zwak p-
plausje begroet. (Dit van „uw" \r-
slaggevers, hè, wat een partydje
menschen, bah!) De heer D. heft
het dan over waardeering. Bewjst
u my nu eens met één voorbeld,
dat ik van een wedstrijd H.F.C-
H.B.S. één speler gekleineerd leb.
Eerder heb ik de H.F.C.'ers nog
aangevallen. De sportiviteit staatzoo
hoog in andere plaatsen, zegt D.
Daar heb ik inlichtingen over irge-
wonnen vai stadsbewoners. Nesm
b.v. Haarlem, een paradys volgens u.
Weet u vrel, dat als H.F.C. ;en
punt haalf tegen Haarlem, dat jan
het geflui niet van de lucht is?
Weet u vel, dat soms de H.F.C.'ers
bescherml moeten worden door Haar
lemmers tegen het publiek Gaat
eens te 'oetballen naar Wormerveer
of iets (èrgelijks en heb eens het „on
geluk".e winnen. Het publiek jouwt
je uit p 't veld en langs de straat.
Wat en sportiviteit. Neen we sraan
hier ao laag niet. Men komt van
buiter graag in Den Helder, dat is
een fit, dat zal de tijd u bewijzen.
De vetbalsport („in den meest alge-
meenm zin des woords", is onzin)
zal e wèl by varen. U schijnt te
denket, dat ik de persoon ben, die
het pbliek regeertik ben zeker de
mandie de voetbalwereld zoo „laag"
houd. Welnu, mijnheer, als 't aan
my ig, dan zou ik het haar met den
paplpel ingeven. U bemerkt, dat
niet al die rechtzettery, u zelf al
heel krom bent geworden en we
besöiten, dat de uitgesproken be
schadiging totaal ongemotiveerd is
le laar D. het eerst tracht te bewyzen
me de voorspelling (dat mislukte
janmerlijk) 2e daar D. toen greep naar
lajmiddeltjes (die niet hielpen, daar
D. er in geloopen was, 't was
m.ar een parodie). De ware oorzaak
sciynt dus te schuilen' in het niet
^kinnen verdragen van „quasigeestig-
hiden", merk D. Aan zulke klein-
gsestige personen zal ik dan ook
(een woorden meer verspillen.
Ja, zoo gaat het. Als er één kip
iakelt, beginnen ze allemaal. Jammer
maar, dat onze H.B.S.-man niets
neer of minder is dan een papegaai.
Hij praat den heer D. na met precies
dezelfde woorden, steeds maar „ver
blind" of „chauvinistisch". Toch
lastig als men over zoo'n beperkte
woordenschat beschikt, 't Zijn louter
beweringen van onzen man, maar
de bewyzen! Och, hij denkt zeker
dat de heer D. dat al opgeknapt
heeft. Ja, nog sterker. Hij erkent de
laatste woorden van mijn repliek aan
D. en begrijpt ook niet, wat een
parodie is. 't Is toch treurig, als men
zijn toevlucht moet nemen tot zulke
nietigheden, het verraadt de ware
reden zoo, waarom men schrijft. Dan
voelt de enthusiast, dat D. zich niet
meer staande kan houden, daarom
nog een lapmiddeltje tegen mij ge
bruikt. Nu zou zoo iemand warempel
willen verbieden, dat men vast
staande feiten vermeldt. Ja, dat zou
nu nog mooier worden. Zoolang ik
er absoluut geen beschuldiging bij
uit, hebt u zich daar niets van aan
te trekken. U doet dat wel; dat is
verbazend dom, daar denkt ieder
het zyne van. Bovendien, wie heeft
gesproken van reuzencijfers? Als u
leest, moet u ook uw hersenen ge
bruikon. Ik voorspelde een gelijk
spel of een overwinning. Wat rede
neert u toch logisch, als u nu over
„reuzencijfers" spreekt. U waart te
verhit, toen u dit schreef. U dacht
wel aan de reuzencyfers, waarmee
H.B.S. zou winnen volgens de alge-
meene meening in uw kring. De
ware uitslag deed u van den hemel
in de hel belanden, vandaar die
schrijfwoede.
Over gelukballen. De 2e goal zeker
ook. Och, Meerens, wat maakte je
dan een reuzen gelukbal op Texel,
toen de 2e goal er in ging. De beide
andere punten, waren strafschoppen.
Die spreken voor zich zelf. Toen Taylor
alleen voor doel stond, hield Kramer
hem netjes vast, aldus een zeker punt
verhinderende. En u noemt dat ge
lukballen! Hoe „verblind" kan men
toch zyn hè! Wat dan volgt is iets
nieuws. Juichen van H.B.S.-ers voor
H.F.C. wie geeft dat ooit op de viool
hooien spelen. We moesten er een
prysvraag voor uitschrijven. Ik ga
steeds bij H.B.S.-ers staan, maar
ben dan zeker doof geworden van
hun geschreeuw. We zien dus weer:
een samenraapsel van beweringen,
totaal verkeerd en zonder één bewijs.
Terecht vreest onze enthusiast, dat
de lezers door zijn schrijven in de
modder zullen stikken. Ik ben er
ook bang voor, We zullen echter in
't vervolg wyzer zyn. Je zit op een
flets en daar stormt blaffend, een
hond op je af. Och, rijd door en
schenk hem geen aandacht. Dat
zullen wy ook doen. Men zou beu
worden van dat slap geleuter, hetwelk
wij onze aandacht niet meer waardig
achten. Esas.
1 TM Tl