HELDERSCHE COURANT
VOORHEEN GENAAMD 'T VLIEGEND BLAADJE
Nieuwsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wieringen en Anna Paulowna
Eerste Blad.
Depothouders.
Aardrijkskunde
Het Eiland Texel
No. 4312
ZATERDAG 16 MEI 1914
42e JAARGANG
Abonnement per 3 mnd. 65 ct., franco per post 90 ct., Buitenland f 1.90
Zondagsblad 37J 45 „0.75
Modeblad 65 75 1.00
Voor het Buitenland bij vooruitbetaling - Losse nummers der Courant 2 ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER
Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50
Advertentiën van 1 tot 4 regels (bij voorultbet) 30 cant Elke regel meer 6 cL
Ingezonden mededeelingen van 1 tot 4 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent
Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 25°/o hooger berekend.
Groote letters en ciiché's naar plaatsruimte. Bowljs-exemplaar 2} cent.
Het eerstvolgend nummer
van ons blad verschijnt
Dinsdagmiddag.
In de navolgende 12 Depóts is ons
blad geregeld verkrijgbaar:
A. BAKKER, Westgracht 89.
BOM HOEF, Koningdwarsstraat 16.
J. BROUWER, Schagenstraat 9.
W. BUTER, Vijzelstraat 35.
J. DE GOEIJ, Jonkerstraat 43.
R. JONGKEES, Paardenstraat 24.
J. KIKKERT, Cornelis Ditostraat 34.
Wed. F. KLEIN, Hartenstraat 2.
Wed. C. RAN. Basstraat 38.
A. SIKKERLE, Oostslootstraat 20.
IJ. STOLL, Molenstraat 172.
A. TA BELING, Vischstraat 35.
Bij de Boekhandelaren:
N.V. Boekhandel v/h. A. J. MAAS,
Kanaal weg.
P. SPRUIT, Molenplein.
J. C. DUINKER, Spoorstraat.
Alsmede aan de KIOSK vestibule
Station.
BINNENLAND.
De staking voor de
steenkolenhandelsvereeniging.
Woensdagavond zijn aan het Cen
traal Station te Amsterdam 72 Duit-
sche werklieden aangekomen, die
vandaar per stoombootje, begeleid door
de havenpolitie, onmiddellijk overge
bracht zijn naar de emplacementen
der stoomvaartmaatschappijen,welker
booten van kolen moeten worden
voorzien. De bootwerkers-voreeniging
„Recht en Plicht" was van de aan
komst der Duitschers op de hoogte,
met het gevolg dat een vrij groot
aantal stakers aan het station stond,
om de zgn. onderkruipers te ontvan
gen. Er was echter voldoende politie
tegenwoordig om te zorgen, dat er
geen ongeregeldheden voorvielen.
Donderdag kon dus weder door de
Steenkolenhandels-vereenigingmetde
gewone bezetting arbeiders gewerkt
worden. Het kolen laden van de Gelria
van de Holl. Lloyd werd hervat.
Woensdag heeft de z.g. slijmploeg
van het stoomschip „Gelria" (de man
nen, die het werk der zeelieden doen,
zoolang de boot aan den wal ligt)
geweigerd aan den arbeid te gaan,
omdat er besmette kolen geladen werd.
Een groot aantal zeelieden kwam zich
echter aanmelden, voor de aanstaande
reis der „Gelria" te monsteren.
Donderdag hadden de voorzitter
der bootwerkersvereeniging „Recht
en Plicht", Postma, en do voorzitter
der afdeeling Amsterdam) van den
Zeeliedenbond, Ronner, een onder
houd met de directie van de stoom
vaart-mij. Nederland, waarin zij de
directie wezen op de vèr strekkende
gevolgen, welke het conflict hebben
kan. Donderdagavond vergaderen de
besturen van de plaatselijke federatie
van transportarbeiders „Recht en
Plicht", den Centralen Bond van
haven- en transportarbeiders en de
machinisten en stokershond, ter be-
paliug der aan te nemen houding.
Naar door den voorzitter van „Recht
en Plicht" werd verzekerd, zal van
arbeiderszijde al het mogelijke gedaan
worden om uitbreiding van den strijd
te voorkomen.
Gemengd baden te Scheveningen.
't Zal er nu ook te Scheveningen
toe komen. Want dat streng ge
scheiden houden der badgelegen heden
voor heeren en dames „levert niet
genoeg op."
De Haagsche causeur van de „N.
Rt. Ct." zegt er natuurlijk het zijne
van. Op zijn manier. Hier een paar
aanhalingen.
Het badseizoen 1914 zal aanvangen
zonder schotje tusschen dames- en
heeren zee. Er zal zyn een samen
gevoegde, een „gemengde" zee, de
van
door P. 0EUZEMAN,
Hoofd der School le De Cocksdorp op Texel
en Leeraar Middelbaar Onderwijs
ln Aardrijkskunde.
In 1914 herzien door:
J. Daalder Dz. en W. Mets Tz.
6)
Het westelijk deel is meer zandig
(duinen geestgrond, zandige grond
langs de duinreeks); het oosten bestaat
uit zeeklei en isdus veel vruchtbaarder.
De lijnrechte wegen en slooten, alsme
de het landschap, herinneren aan den
Haarlemmermeerpolder. De bodem is
aangeslibd onder bescherming van den
zanddijk, dien men in 1629 gelegd
heeft ter verbinding van het aloude
Texel met het duineilandje Eierland.
De Groote en Kleine Slufter aan de
westkust van Eierland trachtten af
scheuring te bewerkstelligen, wat door
aanstuiving van duinen tegen de west
zijde van gemelden dijk, gelukkig is
belet. Zooals elders is vermeld, kan
men, indien mon zich langs een der
wegen, die den polder Eierland in
parallelle richting doorsnijden, west
waarts begeeft, den vroegeren dyk,
wanneer men de duinen nadert, dui
delijk herkennen. Alsfeen hooge, steil
oploopende muur doen zich de duinen
heeren zullen zoo beleefd zijn, niet
te rooken.
Niet alle schotjes echter zullen zijn
verdwenen in Neptunus' onmetelijk
rijkZijn ministers houden vast aan
de indeeling in chique- en plebejische
zee. Maar één schotje is vervallen,
één zee-tourniquet wordt opgeruimd.
Waarom? Omdat?... Of omdat?
Weineen, wélneen.
Het rendeert niet! De exploitatie
is te duur, er moet geld bij, de zee
kost meer ingekocht. Ook een zee
kan niet leven van haar verlies, en
men stelle zich de blamage voor,
wanneer zij op de flesch ging en de
curator haar deed sluiten en ver-
Maar nu 't er toch eenmaal toe
ligt, zullen we nu van den nood
maar riiet een deugd maken?
Er zijn immers tal van wee
badplaatsen, waar inen de weelde
der Scheveningsche scheiding niet
kent en blijkbaar heelemaal niet
begeert.
Men kan „gelegenheid geven".
Gelegenheid maaktEnfin.
Er zyn ook „gelegenheden", die
eischen, dat de inensch ze ge
bruikt.
Als een tramrijtuig met 110 plaatsen
leeg is, behoudens één plaatsje, inge
nomen door een lief meisje, kunt gij
dan vlak naast haar zitten gaan?
En zou het lieve meisje dit mogen
dulden?
Als er vau de 110 plaatsen 109
bezet zjjn, behalve die, vlak naast
het lieve meisje, hebt gij minder
keus, minder „gelegenheden" om u
neer te zetten, maar beklaagt gij u?
Betreurt gij de gelegenheden?
Tot nu toe liet men het „gemengde
bad" over aan gezamenlijk badende
gezinnen en aan vreemdelingen, die
„niet beter wisten", niet beter be
hoefden te wetenvoortaan mag
men, „omdat er nu eenmaal niet
anders is", in het gemengde bad.
Ik moet mij wel schromelijk ver
gissen in inijn medemenschen, wan
neer zij zich niet met groote gelaten
heid schikken.
Geknoei met snoepgoed.
Zooals bekend, wordt er door fa
brikanten van snoepgoed vaak ge
knoeid en staan daardoor de kinderen,
die van het lekkers smullen, bloot
aan gevaar.
In de „Tel." noemt de heer G. J.
Bosgoed eeuige staaltjes van knoeierij
bij de fabrikage van snoep waren.
Zoo komt in goedkoope drop nage
noeg geen suiker, doch slechts aar
dappelstroop voor, bij toevoeging van
scherpe wijnsteenzuur.
Pepermunt die uitsluitend uit
suiker en gom behoort te bestaan,
bestaat grootendeels uit gemalen
marmer, dat bij duizenden kilo's
wordt verwerkt voor 't verbruik.
Dropartikelen worden gefabriceerd
uit 'n mengsel kastemakerslijm met
schoorsteenvet en andere schadelijke
ingrediënten.
Cacao-doppen, voor veevoeder zelfs
ongeschikt, worden tot hoogen prijs
opgekocht en komen in fijngemalen
toestand als chocoladevervalsching
in den handel.
Naar verklaring van „Cordian",
een tijdschrift voor de cacao industrie,
worden deze gemalen doppen bij
zeer goote massa's in Nederland uit
Hamburg ingevoerd.
Voor hoestenden fabriceert men
drop en vele gom-artikelen bevatten
geen spoor van gom.
De schrijver dringt er op aan, dat
de Rijkskeuringsdienst hierin spoedig
verbetering brengen zal, en men de
vervalschers van voedings- en genot
middelen streng straffe naar de wet,
met vermelding in de niewsbladen
van hun namen en kwaliteiten, ter
waarschuwing.
BUITENLAND.
Men schrijft aan de ,,N. Rolt. Ct."
uit de Kanaal-zone:
Het „Panama Morning Journal"
van 3 April bevatte een artikel over
de betrekkingen tusschen Nederland
aldaar thans voor en zijn aan de land
zijde kaarsrecht, evenals een dijk. De
indijking van Eierland dagteekent
van 1835.
Als eigenaardigheid in verband met
den naam „Eierland" dient nog ver
meld, dat men in den muur der sluis,
die het overtollige water te De Cocks
dorp in zee loost, aan de buitenzijde
drie witte marmeren steenen inge
metseld heeft, welke het voorkomen
van „eieren" hebben. Die „eieren"
staan loodrecht: één groot, met de
punt benedenwaarts gekeerd, in het
midden; de twee andere, als satel
lieten of wachters zijwaarts daarvan
op ongeveer 3 dM. afstand. Eierland
ligt gemiddeld 0,5 M. boven volzee
(vloed); het zomerpeil is 0,8 M. be
neden A.P. Het hoofdmiddel van be
staan is landbouw (tarwe, gerst, haver,
erwten, aardappelen enz.) Wat men
bij veel andere polders kan opmerken,
vindt men ook hier terug; de land
bouwers zijn huurders of pachters
der hofsteden en landerijen; de eige
naars wonen elders, ofschoon hierin
in de laatste jaren eenige verandering
ton goede gekomen is. De verhuring
geschiedt in den regel per 6 jaar, soms
per 9 of per 12 jaar.
Dat zulk een stelsel niet voordeelig
voor den landbouw is, behoeft geen
nader betoog, vooral niet, als men
aaneendergelijken toestand in Ierland
denkt met de gevolgen daarvan.
en de republiek Panama, waaraan
het o.s. ontleend is:
Nederland is vertegenwoordigd in
Panama door een consul, den heer
David M. Sasso, die gedurende 18
jaren verbonden was met de firma
H. de Sola en Go., doch die zich
onlangs in eigen zaken heeft ge
vestigd.
De heer Sasao, ofschoon hij nooit
Europa bezocht, heeft, evenals alle
blanke Hollandsche West-Indiërs, een
heel sterk Hollandsch nationaliteits
gevoel, even sterk als dat van de
Hooglanders voor hun Schotland. De
reden hiervan is misschien, dat de
man, geboren in de Hollandsche
koloniën, ofschoon vaak van Spaansch-
Amerikaansch bloed, door het moeder
land niet wordt beschouwd als een
afhankelijk kolonist, doch als een vrij
burger, die dezelfde rechten heeft als
de persoon, geboren in het moeder
land.
De heer Sasso spreekt met groot
enthousiasme over het vooruitzicht
van meer handel tusschen zijn land
en Panama. Boven alles gelooft hij
in een groote economische toekomst
voor de republiek Panama, en dit
beteekent, dat Panama meer fabrieks-
goederen zal koopen, waaronder en
kele uit Nederland. Verder laat de
Koninklijke Nederlandsche Stoom
vaartmaatschappij, wier schepen reeds
Colon aandoen, drie groote passagiers
booten bouwen, de „Venezuela", de
„Colombia" en de „Ecuador", voor
den kanaalhandel, zij zullen betere
gelegenheid geven aan de bewoners
van Nederland en hare koloniën, om
Panama en de Westkust van Zuid-
Amerika te bezoeken, om aan de
burgers van deze landen te verzeke
ren, dat Holland, behalve jenever en
kaas, nog een massa andere zaken
uitvoert, zooals: baggermachines,
aardewerk, electrische lampen, kaar
sen, stalen brandkasten, tegels, ge
steriliseerde melk, enz.
Op 't oogenblik is de handel tus
schen Nederland en Panama nog heel
gering. De voornaamste ingevoerde
artikelen zijnboter, kaas, aardappe
len, melk in bussen, die door de
armere klassen in plaats van versche
melk wordt gekocht.
Daar zijn, heeft men berekend,
ongeveer 125 blanke bewoners van
Holland en koloniën op de Landengte
de moesten zijn geboortig uit Hol
landsch West-lndië. Wij noemen M.
D. Henriquez, in Aquadulce, eigenaar
van de grootste en meest moderne
suikerplantage en suikerfabriek op
de Landengte; do heeren de Sola en
de Castro, van de firma H. de Sola
en Co., Oduber, van het damesmode
magazijn, en verscheidene anderen,
die zaken drijven in Panama.
Eigenaardig is het, dat burgers
van Cura^ao een groot deel van de
apothekerswinkels in Panama be
zitten: Van der Haus en Co., Chape-
nau, Wolschoon, Royer, De Haseth,
Hediente, Reynardus, Van der Geer
en Tas zyn allen Hollandsch West-
Indiërs.
Een aantal Hollanders, in Europa
geboren, doch genaturaliseerde Ame
rikanen, zijn beambten der Kanaal-
commissie, en er zijn vele ouderdanen
van koningin Wilhelmina onder de
werklui.
De Hollanders wenden groote po
gingen aan, om gereed te komen
voor de opening van het Panama-
kanaal. De haven van Willemstad in
de baai van St. Anna, CuraQao, wordt
uitgebaggerd, en werven voor groote
schepen worden er gebouwd. Hol
landsch West Indië hoopt met succes
de schepen, die de Caribische Zee
bevaren, van steenkool en andere
benoodigdheden te voorzien en staat
jereed om alle mogelijke scheeps
herstellingen te verrichten.
Sla dia vlieg dood.
„Kill that fly!" „Sla die vlieg
dood", is sinds een paar jaar de
leus voor een goed deel van zomersch
Amerika. Men is daar tot het inzicht
gekomen, dat vliegen voor de volks
gezondheid zeer gevaarlijk zijn, en
heeft toen de zaak kras aangepakt,
zoodat een ware verdelgingsoorlog
tegen de zoo welbekende lastige insec-
4. de eendrachtspolder.
De indijking van dezen polder ge
schiedde in 1846. De Eendracht is
smal en lang en loopt boogsgewijs
om het noordoostelijk deel van Eier
land, zoodat de oorspronkelijke zeedijk
van dezen laatsten polder hier binnen
dijk is geworden. De bodem ligt 0,3 M.
boven A.P. Er is geen zomerpeil. De
grootte bedraagt 247 H.A. Landbouw
en veeteelt gaan hier gepaard. De
polder heeft een boezem en een uit
wateringssluis.
5. de prins hendbikpoldeb.
Deze polder heeft zijn naam ont
leend aan Prins Hendrik, een lid van
't vorstelijk huis. De inpoldering had
plaats in 1847. De polder ligt 0,5 M.
beneden A.P. Het zomerpeil is 0,8 M.
beneden A.P.
De groote bedraagt 529 H A. Er is
landbouw en veeteelt; de laatste heeft
't leeuwendeel.
ln den beginne verkreeg men hier
rijke oogsten, terwijl de bemesting
onvoldoende was. Verarming van den
bodem was hiervan het gevolg. De
aanwending van kunstmest levert
hier en daar goede resultaten. Vroeger
had inen hier veel te strijden met het
ijzervitriool.
O ZJ6 Staring.
ten werd gevoerd en in 't warme
jaargetijde weer staat gevoerd te
worden. Op het nut van de vliegen-
vangst kan nog wol eens worden
gewezen, al weet oen natuurvriend,
dat men met die verdelgingsoorlogen
voorzichtig zijn moet en dat men
vaak den duivel uitdrijft om Beëlze
bub er voor terug te krijgen.
De vliegenjacht behoort trouwens
beslist bij de zomersport. Als jongens
hielden we blauwe bromvliegen in
een kooitje, dat wc maakten uiteen
paar- schijfjes kurk en van die groote
bakerspelden, die toen meer dan nu
in bijna elk gezin gemakkelijk voor
't kapen waren. Bovendien behoorde
het doodslaan van vliegen met een
rol papier tot onze vermaken, iets
waaraan ik tot nu toe trouw geble
ven ben, zoodat lk een verloren
zomersch uurtje dat voor niets beters
te gebruiken is, heel dikwijls met
deze vermakelijke liefhebberij zoek
breng.
Nu kan je heel wat jagen voor
je de schaarschte iu de vliegen ge
bracht hebt, want voor vermonig-
vuldigen zijn ze niet bang en ze doen
het met getallen van drie en vier
cijfers veel eer dan onze jongens en
meisjes. Ik sprak daarstraks van
de blauwe bromvlieg, die zooveel
van vleesch houdt en als vleesch-
bederver dan ook overal in kwaden
reuk staat. Dat beest, dat zelfs den
kalen schedel van een achtbaar huis
vader tijdens het middagdutje niet
met rust kan laten, legt haar eieren
op vleesch of visch ten getale van
twintig tot honderd stuks. Reeds na
vier en twintig uren komen de witte
kegelvormige maden er uit te voor
schijn. Ze houden niet van het licht,
al hebben ze geen oogen, maar ze
groeien niettemin snel. Na een dag
of acht zijn ze volwassen, zonder
dat ze verveld hebben, de huid wordt
dikker en ze verandoren in bruine
tonnetjes, waaruit na een tien of
veertien dagen weer een vlieg zich
ontwikkelt.
Daar één vlieg vele broedsels in
één jaar deponeert, kan men gemak
kelijk berekenen wat een vliegen er
zouden wezen, als er in de natuur
niet zooveel vliegenvangers waren.
Maar de vlieg, die we het meest
ontmoeten, is de gewone kamervlieg.
In de stad kan men er last genoeg
van hebben, doch vóofal buiten wor
den deze vliegen tot eeu ware plaag,
daar ze zich op alles wat eetbaar is,
neerzetten, zoo dicht als de krenten
zitten in een krentenbrood. Haar
opdringerigheid, snoepzucht en on
reinheid wint 't van al haar soort-
genooten en daar ze haar nakroost
in den mest telen vandaar zijn
ze buiten talrijker dan in de stad
verdienen ze do moeite van een
scrieuse vervolging gewis. Uit eieren
der kamervliegen komen de maden
reeds na twaalf uren, na eeDige
dagen verpoppen ze zich en binnen
twee weken is een nieuwe oplaag
vliegen verschenen.
In den winter heeft men van de
kamervliegen geen last. Hoogstens
houdt het een of andere exemplaar
hot in de vei warmde woonkamor
uit en verschijnt af en toe loom en
traag op den disch. Maar poppen en
volwassen vliegen overwinteren in
haar schuilhoeken tot gunstiger weer
haar te voorschijn roept.
Het meerendeel der kamervliegen
sterft in den herfst aan een besmet
telijke ziekte. Een tot de draadzwam-
men behoorendeschimrnelsoortdringt
in haar lichaam binnen en groeit er
in alle richtingen doorheen. Na
eenigen tijd komen de draden, tus
schen de achterlijfsringen te voor
schijn en laten dan aan hun eind
de sporen los, waardoor het zwam-
metje zich voortplant. Die sporen
worden tamelijk ver weggeslingerd
en blijven, daar ze kleverig zijn,
overal hangen, ook heel gemakkelijk
aan andere vliegen. Zoo verspreidt
de ziekte zich snel en van September
af ziet men overal door die schim
mel gedoode vliegen hangen. De
witte kringen om het achterlijf zijn
afkomstig van de sporendragers, en
het witte stof, waarmee het doode
insect omgeven is, bestaat uit sporen
van de schimmelsoort. In het inwen
dige der vliegen ontstaat een tweede
soort van sporen, zoogenaamde
blijvende sporen, die hun levens
kracht behouden tot den herfst van
het volgende jaar en uitgangspunt
zijn voor een nieuwe ziekte.
(„Rott. Nieuwsbl.").
Kijkjes uit mijn venster.
Ervaringen van een
Helderschen landverhuizer.
Per stoomschip „Hollandia" arri
veerde de vorige maand in Nederland
een onzer plaatsgenooten, die met
zijn gezin zich wederom hier heeft
gevestigd en ten zeerste dankbaar en
verblijd is dat hij Brazilië, waarheen
hij geëmigreerd was, heeft kunnen
verlaten.
Het sober verhaal van zijn lotge
vallen vindt men hier vermeld:
In het voorjaar van 1913 besloot
hy, van beroep tuinman en land
arbeider, aangelokt door de schoone
vooruitzichten, welke in de couranten
waren vermeld, met zijn gezin naar
Brazilië te emigreeren. De man nam
zijn vrouw en vier kinderen mede,
waarvan een dochtertje tijdens het
verblijf in Brazilië is overleden, echter
onder normale omstandigheden en
niet zooals licht vermoed kon
worden tengevolge van gebrek
en ontbering.
Allereerst zij hier vermeld, wat
den landverhuizers was toegezegd:
le. Vrije overtocht voor het gezin
2e. Een huis met 25 H.A. vrucht
baar land, dat uitstekend bewerkt
kon worden en geschikt was voor
de beoefening van den landbouw.
Daarvan zouden 3 H.A. gereed zijn
ter bebouwing. Voorgespiegeld werd
daarbij dat men het land twee a
driemaal per jaar zou kunnen be
bouwen en dat de grond voor de
teelt van Europeesche vruchten ge
schikt was
3e. Vrij gereedschap en zaaizaad
4e. Ondersteuning in de onont-
beerlijkste levensmiddelen tot den
tijd waarop de eerste oogst verkocht
zou zijn
5e. Hulp bij het vervoer en den
verkoop der producten tegen de
hoogste marktprijzen;
6e. De kolonie zou gelegen zyn
aan een vaarwater met stoomboot-
verkeer of in de onmiddellijke na
bijheid van een spoorweg;
7e. De regeering zou zorgen voor
goed drinkwater, voor scholen, kerk
en geneeskundige hulp;
8e. Do koloniën zouden onderling
door wegen verbonden zijn
9e. Voor een en ander moest een
zekere som betaald worden, f825, te
voldoen in 8 jaren, met vrijstelling
gedurende de eerste jaren. Een zeer
gemakkelijke wijze van betalen dus.
Deze voorwaarden werden aan
vaard en zonder dat men eenig stuk
behoefde te teekenen, werd alles in
gereedheid gebracht en vertrok het
gezin 18 Maart 1913 per stoomschip
„Amstelland" als passagiers derde
kl. naar Brazilië.
De behandeling aan boord was uit
stekend en na een vrij prettige reis
bereikten de Heldersche landverhui
zers 9 April 1913 Rio Janciro.
Een klein stoombootje bracht hen
na een half uur stoomen op het
eiland Ilha de Flores (Bloemen-
eiland), waar zij 6 dagen moesten
verblijven vermoedelijk alg quaran
taine-maatregel. Ook daar hadden zij
het best.
Na verloop van dien tijd bracht een
trein hen 21 22 uur sporens het
binnenland in en bereikten zij Silva
Xavier, waar zij één nacht moesten
blijven. Hun aantal was inmiddels
geklommen tot 9 gezinnen met on
geveer 49 personen.
Den volgenden morgen verschenen
twee ossenwagens en vijf ezelwagens,
waarmee zij na zeven uur rijdens
in de kolonie Joao Pïnheiro, gelegen
in Silva Xavier, aankwamen. Deze
kolonie was verdeeld in 160 perceelen,
daar genaamd „loten". Zij werden
daar gehuisvest in een fazenda, waar
de behandeling en de voeding weer
heel goed waren.
Iedere landverhuizer mocht van
6. de volharding.
Dit poldertje, voor 't eerst ingedijkt
in 1846, is slechts 16 H.A. groot en
ligt gelijk met 't A.P.
Het bezit geen zomerpeil en is ge
wijd aan landbouw en veeteelt. Meer
dan eenmaal is dit poldertje verdron
ken, de laatste maal bij gelegenheid
van den December-storm van 1894,
toen het water ter manshoogte in een
der zich in den polder bevindende
huizen stond.
In 1895 word de dijkbreuk hersteld
en 't land op nieuw in cultuur ge
bracht. Na dien tijd heeft men den
zeedijk verzwaard, (opgekist).
de polder het noorden.
Deze polder is de jongste. Hü ligt
ongeveer gelijk met 't A.P., is in 1876
ingedijkt cn beantwoord, wat grond
soort en opbrengst betreft, niet aan
de verwachting. De grootte bedraagt
765 H.A. De polder heeft een molen
en krijgt thans een motor, die 't
overtollige water in zee loost.
Nog zyn alle polders niet genoemd;
men denke slechts aan de 30 ge
meenschappelijke polders, waarvan
alleen „Het Noorden" is vermeld.
Het onderstaande moge doen zien,
hoe Texel in den loop der tijden door
inpoldering is vergroot.
Men raadplege kortheidshalve deze
label om een gemakkelyk overzicht
te verkrijgen.
Waal en Burg 739 H.A.
(ingepolderd in 14881.
De Kuil44
(ingepolderd in 1591).
Eierland8189
(ingepolderd in 1835).
Eendracht247
(ingepolderd in 1846).
Volharding16
(ingepolderd in 1846).
Prins Hendrikpolder 429
(ingepolderd in 1847).
Het Noorden765
(ingepolderd in 1876).
Samen 5429 H.A.
Deze oppervlakte van 5429 H.A.
zou aanmerkelijk grooter worden,
indien men de oppervlakte, die de 30
gemeenschappelyko polders met uit
zondering van Het Noorden" beslaan,
hier by voegde.
Devoornaamsteuitwateringssluizen
der Texelsche polders zijn: de sluis
te De Cocksdorp, die voor het Noor
den in de nabijheid van den water
molen, voor „hot Noorden" waarin
een gedeelte van het water uit Eier
land, het water van Waal en Burg,
van 't Burger Nieuwland, Gerritsland,
Koog en Everstekoog loozen; de
Oosterender sluis; verder de Waalder
zeesluis, waarbij eene nieuwe, kosten
de f36000, is gemaakt, aan de
die 160 „loten" een stuk naar zijn
keuze uitzoeken. Er was echter geen
sprake van, dat er 8 H.A. van elk
lot reeds in gereedheid waren ge
bracht. Een enkeling trof dit voor
recht, als er vóór hem reeds een be
woner was geweest en een gedeelte
had ontgonnen. Onze plaatsgenoot
koos een stuk en trof een lot geheel
bedekt met bosch, waarvan de bodem
uit roode en gele klei bestond.
In de fazenda bleven zy 20 dagen.
Toen na de eerste 6 dagen hun ba
gage was aangekomen, hield de vrüe
voeding op en kregen zij een boekje,
waarop zy per persoon voor 600 reis,
d.i. f0.45, vrij boodschappen konden
krygen. Zy moesten dus van f0.45
den persoon leven. In uitzicht werd
hun gesteld dat zy spoedig hun eigen
huis konden betrekken, doch dit
duurde nog 14 dagen en deed hun
ervaren, dat de Portugees zich heel
slecht aan zijn afspraak houdt. Eiken
dag vroegen zij te mogen gaan en
telkens klonk het: morgen.
Na den genoemden tijd betrokken
zij hun eigen huis (5 Mei 1913), een
leemen hut, met behulp van houten
stutten en dunnere dwarsbalkjes ge
maakt, zóó, dat men met een hand
er gemakkelijk een opening in kon
maken. Ramen waren er niet in en
als zoodanig dienden een paar gaten,
die men 's nachts, voor ontuig, met
luiken kon sluite".
Een soort steenenoven was de
stookplaats en daarboven was een
gat in den leemen wand voor den
rook. Als tafel diende een afgezaagde
boomstam en wat kleinere dito fun
geerden als stoelen.
Onze plaatsgenoot ontving nu ook
gereedschap en zaaizaad. Het eerste
bestond uit een by), een schop, een
soort houweel, een hak- en een
snoeimes, maal 5 stuks daarvan
werden hem uitgereikt en met hun
vyven togen zij aan het werk om
het bosch te rooien en den grond
te bewerken, 't Weer was al dien
tijd heet en droog. Van nabyheid
eener spoorbaan was geen sprake,
nog minder van een bevaarbare
rivier. Wel was er een stroompje,
doch de hoogte van den waterstand
was gemiddeld een half voet.
Toen 3 bunders gereed w^ren, viel
den 28sten October voor het eerst
regen en bleek hoe vruchtbaar de
grond was. Na 4 dagen was alles
groen, maar onder het gezaaide was
enorm veel onkruid, zoodat men
geregeld werk had om te wieden.
Inmiddels bleek, dat van de 25 H.A.
slechts 8 bunders vruchtbaar waren,
terwijl de overige bunders geheel uit
bergsteen bestonden.
Het gezaaide was boonen, aardap
pelen, ryst en maïs. Reeds in Januari
konden de boonen geoogst worden,
doch het gewas van de meeste kolo
nisten verrotte geheel. De aardappe
len waren spoedig daarna rijp, gaven
veel vrucht en brachten alzoo een
aangename afwisseling in het voedsel.
De rijstteelt, die veel arbeid had
gekost, mislukte vanwege het slechte
weer. En de maïaoogst, welke in
April viel was best. Do waarde was
f 1.50 per akker, welk bedrag niet
in geld, maar in bons voor levens
behoeften uitbetaald werden.
Van hulp bij vervoer was geen
spiake, men kon den oogst zelf ver
sjouwen en verkoopon tegen bons
aan een paar winkeliers.
Na half Maart trad het droge jaar-
getyde in en verschroeide alles op
het land, zoodat van een tweeden
oogst geen sprake kon zyn.
Royaal had men het tot dusver
niet gehad, doch het dreigde nu nog
treuriger te worden, waarom de
regeering aanbood, dat van ieder
gezin één volwassene gedurende drie
dagen per week voor de regeering
l.ind zou mogen ontginnen tegen
vergoeding van fl.60 per dag. Zy,
die daartoe -besloten, moésten zeer
hard werken onder streng toezicht.
Onze pl aatsgenoot en de zynen had
den daarin geen zin en besloten terug
te keeren. Zy maakten alles te gelde
en vertrokken met medeweten van
den gouverneur uit de kolonie. Zij
liepen tot Silva Xavier en bereikten
per trein Rio Janeiro. Hier kwamen
zij bij den Nederlandachen vertegen
oostkust ten noorden van de haven
van Oudeschild en de zeesluis van
den Prins Hendrikpolder.
HOOFDSTUK VIII.
Het klimaat
Bij eene geregelde behandeling van
een afgerond gebied volgt op den
bodem eene beschaving van de wa
teren (rivieren, meren enz.)
AangeÉien op Texel van een rivier-
of merenstelsel geen sprake is, volgt
thans een overzicht van het klimaat,
omdat dit af hankelük is van de ligging
(in of aan zee, in 't binnenland, enz.)
•van de hoogte van den bodem, de
meerdere of mindere toegankelykheid
voordenheerschenden wind en enkele
andere omstandigheden.
Door klimaat holling, omdat 't
klimaat hoofdzakelijk afhangt van de
helling, de hoek, waaronder de zonne
stralen den bodem bereiken) verstaat
men de natuurlijke gesteldheid der
lucht, vooral met betrekking tot tem
peratuur, vochtigheid (regen, sneeuw,
hagel, rijp, dauw) en beweging (wind,
rjchting, kraent.)
Texel ligt aan de westkust van
Nederland on behoort dus tot dat
gedeelte van ons land, 't welk men
de kuststrook of 't kustgebied noemt
in tegenstelling vaD het oostelijk deel,
waar de zee minder invloed heeft.
Texel is geheel door water omringd
woordiger, die hen hielp voor de reis
naar Holland.
Om te begrijpen, wat het zeggen
wil in het binnenland van Brazilië
te moeten leven, diene het volgende.
Een busje melk kost er 90 cent, een
ons boter f0.62, een zak meel f 11.25,
een klosje garen f0.87, een sigaar
f0.22}, een lleschje bier f 1.15, een
pond tabak f2.50. Begrypelijk wordt
bet dan ook, dat men by een loon
van fl.50 daags gedurende 3 dagen
per week, zich zal moeten verge
noegen met maaltijden van zwarte
boonen en maïsmeel. Volledigheids
halve dient nog vermeld, dat er een
school in do kolonie is gebouwd,
doch geen kerk; dat de geneeskun
dige hulp zeer eenvoudig was en dat
daar ter plaatse ook geen wild te
schieten viel.
Chronyk.
Den 16 May 1666 quam tot Schagen
den Prince van Oranje, den Keurvorst
van Brandenburg, Prins Johan Mau-
rits, den Heer van Breederoe, den
Vorst van Anthalt, den Vorst van
Holstein, den Graaf van Donauw,
den Heer van Gent, den Heer van
'sGravemoer, en nog 8 ii 9 andere
Heeren van qualiteit. Deeze Heeren
altemaal, hebben haar nagtrust op
het Adelyke Huis tot Schagen ge
nomen, en des anderen daags zyn
ze vertrokken na de Helder; op de
Vloot komende, zag men aanslonts
al de Vlaggen wayen, en elk Schip
e zyn Canon, zoo dat van de
rook geen Schepen konde bekent
worden, 't Getal der Vreemdelingen
en Jagten met nieuwschierige was
zeer groot; want daar waren twee
Scheepen aangesteld, die, als tegen
malkander slaande, een Spiegel ge-
vegt hielde, dat zeer fray was om
te zien: dit gedaan zynde, quam de
Prins met de voorschreve Heeren
wederom aan Land; strooide veel
geld, zoo Goud als Zilver, onder de
nieuwschierige Omstanders, en reed
voorts wederom na 's-Gravenhage.
Ingezonden Mededeellng.
SPLENDID 31590.
Het afdoende middel tegen Zomer
sproeten. Sedert jaren bewezen.
Meizang.
De groengeverfde winter,
Dien men hier lente heet,
Heeft ook dit jaar weer velen,
En 't meest den dichters beet.
Wie 'n Meiliedje wil dichten,
WU1 hij geen moed verloor,
Moet 't plan wel laten varen,
Omdat zyn inkt bevroor.
In slooten en in plassen,
Vindt de Ooievaar 't niet best,
En bibberend van koude,
Zit de Ooievaar op 't nest.
De kievit in de weide,
Is schor van 't lenteweer.
In 't dons der eendennesten,
Zit styf de koekoek neer.
De kikker stampt de pootjes,
Het wintert ook zoo fel, -
En kwaakt van 't bibb'ren moede
„Da's nu het Mei weer wel 1"
De Zwaluw zit te doram'len,
En zucht: „ik ben hier pas,
Maar 'k wou wel om 'n kwartje,
Dat 'k nog in 't Zuiden was".
Meer mopp'ren nog de menschen
By 't Meiweer van dit jaar.
Zy hoesten en zy niezen,
En vinden alles naar.
Och, troost je, goede vrienden,
En toont je niet zoo zwak
Denkt aan het: „Hierna beter",
Van d' ouden almanak. M.
Ongevallen-wet.
Afgeluisterd gesprek tusschen twee
werklui
„Zoobenje daar eindelijk weer?
Waarom ben je niet eerder op kar
wei gekomen
„Ik mocht van den dokter niet
loopen, want ik liep met myn be
zeerde been in de ongevallenwet!"
en staat onder den invloed der Noord
zee. 't Heeft dan ook een echt zee
klimaatd.w.z., dat de zomers niet
bijzonder warm, de winters daaren
tegen niet zeer streng zijn. Land
streken, die oosteiykor liggen, hebben
warmere zomers, doch de winters zyn
daar strenger; een regel, die voor
geheel West-Europa geldig is.
Het vochtigheidsgehalte der lucht is
vrij aanzienlyk en op vele dagen des
jaars is de lucht boven het eiland
bewolkt.
In den zomer is de zee kouder dan
het land en die meerdere koelheid
ondervindt het eiland dan ook wel
degelijk door den invloed der frisscho
zeewinden, die onbelemmerd kunnen
binnendringen, daar de duinketen te
laag is om den zeewind af te weren.
In den winter daarentegen is het
water warmer dan het land. Hierdoor
komt het, dat de zee in dit jaargetijde
temperatuurverhoogend werkt, zoodat
de winters niet byzonder koud zijn,
daar de zee hare meerdere warmte
aan het eiland mededeelt.
Wanneer men zich des voorjaars
van Texel zuidwaarts begeeft, zal
men bespeuren, dat dezelfde boom
soorten, die op het eiland nog kaal
zün, in Haarlem en zuidelijker gelegen
streken reeds kleine, groene blaadjes
vertoonen.
(Wordt vervolgd).
r