HELDERSCHECOURANT
ALLEMAAL
HERMAN NYPELS.
VOORHEEN GENAAMD 'T VLIEGEND BLAADJE
Nieuwsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wieringen en Anna Paulowna
GROOTE
OPRUIMING
No. 4325
DONDERDAG 18 JUNI 1914
42e JAARGANG
Abonnement per 3 mnd. 65 ct, franco per post 90 ct, Buitenland f 1.90
Zondagsblad 37|„ 45 „0.75
Modeblad 65 75 1.00
Voor het Buitenland bij vooruitbetaling - Losse nummers der Courant 2 ei
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER
Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50
Advertentiën van 1 tot 4 regels (bij vooruitbeL) 30 cent Elke regel meer 6 ct
Ingezonden mededeelingen van 1 tot 4 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent
Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 25°/o hooger berekend.
Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. - Bewijs-exemplaar 2i cent
Hei eerstvolgend nummer
van ons blad verschijnt
Zaterdagmiddag.
Vertrek en aankomst der treinen.
VAN OEN HELDER NAAR AMSTERDAM.
Vertrek
Aankomst
5.15
's Maand, en daags na feestd.
7.40
6.26
op Zon- en Feestd. niet
9.10
6.59
op Zon- en feestd. t. A Ik maar
8.06
7.40
sneltrein
9.10
7.48
Donderd. tot Behagen
8.46 3)
9.02
11.37
11.55
2.21
1.48
op Zon- en Feestd. ntot
4.35
4.10
godooltvlUk sneltrein
6.03
7.40
8.32
sneltrein
9.17
10 54
VAN AMSTERDAM NAAR DEN
HELDER.
Vertrok
Aankomst
4.44 alleen Donderdags
7.34
0.04 op Zon- en Feestd. niet
8.35
8.12 sneltrein
9.37
9.- Zond.,alleen vanaf Alkmaar
10.07
9.44
11.47
12.04
3.26
3.38
6.07
5.25
7.32
9.05 sneltrein
10.35
10.06 alleen van af Alkmaar
11.14
10.47 op Zon- on feestdageu
12.54
STOOMBOOTDIENSTEN.
Helder - Amsterdam (Gebr. Zur Mühlen),
Van Helder 'smorg. 7.15 en 'sav. 11 uur
A'dam 9.15 'sm. 4
Helder - Texel (T. E. S. 0.).
Van Heldor'smorg. 5.15,9.15') en
's midd. 12 15,4.15 en 7.55.
Van Texel 'smorg.4.15,0.30,10.45en
's midd. 2.50 en 0.15.
Op Zón- en feestd. te 10 uur.
BINNENLAND.
Mr. H. Goeman Borgesius.
De voorzitter van de Tweede Ka
mer, mr. H. Goeman Borgesius,denkt,
zoo meldt men ons, eerlang voor
herstel van zijn gezondheid naar Bad
Nauheim te gaan. (N. R. Ct.)
Pensioenwet voor de Zeemacht.
De Minister van Marine heeft ge
antwoord op het sectie-verslag der
Tweede Kamer nopens het ontwerp
tot nadere wijziging en aanvulling
van do Pensioenwet voor de Zeemacht
1902 (wet van 9 Juni 1902 „Stbl."
no. 87.).
Daarin zet de Minister uiteen dat
ten gevolge van de gedrukte aan
sluiting bij de pensioenbedragen, welke
voor de militairen der landmacht als
uitkomst der verhouding tusschen
de eindwedden en het maximum
pensioen gemiddeld verkregen wer
den, de standpensioenen bij de zee
macht, vermeerderd met hetgeen
wegens werkelijken dienst in don
rang als verhooging te bekomen is
(maximumpensioen) ongeveer het S/B
zijn van wat in dien zelfden rang
als gemiddelde bezoldiging (zon
der toelagen) wordt genoten. Deze
verhouding is wel is waar ongun
stiger voor het personeel der zee
macht, maar dit wordt door den
Minister geen bezwaar geacht, omdat
do pensioenen van bedoeld personeel
in het algemeen ten gevolge van
het verblijf in de koloniën die van
liet personeel der landmacht verre
overtreffen.
De Minister oordeelt de vaklieden
bij de rnariDe, als schoenmakers,
kleermakers en scheerders, zijnde
personen, niet bestemd om gezag
uit te oefenen, niet in aanmerking
te komen voor toekenning van den
onderofficiererang. Hun alleen een
rang te verleenen om hooger pensioen
deelachtig te worden, ligt niet in
's Ministers voornemen.
De Minister stemt niet in met de
bepleite wenschelijkheid om art. 13
punt 2 b. aan te vullen met de woor
den „benevens de tijd van reizen
van uit de overzeesche bezittingen
en kolonies, die tijdelijk verblijf buiten
de keerkringen noodzakelijk maken",
en geeft in verband hiermede eenige
beschouwingen van de reden waarom
dubbeltelling van den tyd van het
verblijf tusschen de keerkringen en
in de kolonies in de wet is gebracht.
Dat is geschied omdat de tijd, in
de heete luchtstreek doorgebracht,
als bijzonder afmattend en vermoeiend
wordt aangemerkt. Bij het doen van
reizen buiten de keerkringen ontkomt
men aan dien afmattenden dienst
en vervalt dus het motief van dubbel
telling. Maar in de tweede plaats
had wau neer aan dezen drang werd
toegegeven, er geen goede grond
bestaan om nog niet verder te gaan
en zoude, wat voor reizen vanlndië
gold, met recht gevraagd kunnen
worden voor alle buitenlandsche
reizen in de gematigde luchtstreken.
Het mag een eisch van billijkheid
heeten om de terugwerkende kracht
te verleenen tot 8 Mei 1913, van
welken datum af bij de landmacht
met de in uitzicht zijnde wetswijzi
ging werd rekening gehouden. Doet
men dit niet dan wordt eene groote
ongelijkheid en onbillijkheid begaan
ten opzichte van de schepelingen die
na dien datum z(jn op pensioen
gesteld.
Door den Minister is aan personen,
bij de Marine dienende, die met ingang
van 1 Maart 1913 zijn ontslagen,
geen toezegging gedaan dat de nieuwe
pensioenregeling ook voor hen terug
werkende kracht zou hebben. Het is
hem niet bekend of zijn ambtsvoor
ganger zich mondeling in dien geest
zou hebben uitgelaten. Schriftelijke
toezeggingen zijn, naar hij meende
te weten, ook door dezen bewindsman
niet gedaan.
In verband met den door enkele
leden uitgeoefenden drang om de
verhooging van het pensioen die
volgens art. 26 der wet voor elk
jaar in de tropen doorgebracht, wordt
genoten voor de korporaals en min
deren van f 12.50 op f 20 te brengen,
heeft de Minister nagegaan of voor
zoodanige verhooging een goede grond
aanwezig was.
Het komt den Minister billijk voor
de verhooging voor onderofficieren
met den rang van sergeant en hooger
van f21 op f25 en voor de korpo
raals en minderen van f 12.50 op f 15
zou moeten worden gebracht. Bij Nota
van wijziging zijn deze cijfers in het
wetontwerp opgenomen.
Opleiding inlanders voor de vloot.
Beantwoordend het afdeelingsver
slag der Tweede Kamer nopens het
wetsontwerp tot wijziging en ver
hooging van het Ile hoofdstuk van
de begrooting van uitgaven van
Nederlandsch-Indië voor het dienst
jaar 1914, dankt de minister van
koloniön voor de ingenomenheid
waarmede door verscheidene leden
de voorgenomen opleiding van inlan
ders tot bruikbaar personeel voor de
vloot is begroet, onder betuiging dat
ook hy een spoedige verwezenlijking
van deze voorstellen van veel belang
acht.
De minister kan niet voldoen aan
het verlangen om overlegging van
de rapporten betreffende du plaats
gehad hebbende proeven.
Op den voorgrond stellende, dat
die proeven slechts ten doel hadden
een onderzoek naar de mogelijkheid
om inlanders voor de verschillende
functies op de vloot op te leiden, wil
de minister gaarne nog mededeelon,
dat het vorige jaar door den com
mandant van het Nederlandsch es
kader in Oost Indiö, in opdracht van
don commandant der zeemacht, een
onderzoek is ingesteld naar den stand
van de opleiding aan boord van Hr.
Ms. „Koetei", waarbij een over het
algemeen zeer gunstigen indruk wei d
verkregen, die voldoende zekerheid
heeft verschaft, dat de inlandsche
schepelingen door eene geregelde en
stelselmatige opleiding tot bruikbare
oorlogsmatrozen zijn to vormen, en
dat de meest ontwikkelden onder
hen ook zóó ver zijn te brengen, dat
zij de betrekking van seiner, van
kanonnier en torpedist naar behooren
zullen kunnen vervullen. Aangezien
het schoolonderwijs den grondslag
zal vormen van de geheele opleiding,
zal aan de organisatie van het onder
wijs alle aandacht worden gewijd.
Het ligt inderdaad in de bedoeling
zoo deelt de minister verder mede
-- om het onderwijs in de Neder-
landsche taal in het leerplan vast te
leggen en dat onderwijs aan de nieuw
aangekomenen te doen aanvangen,
zoodra hunne geestelijke ontwikkeling
dit toelaat. Zy die bij hunne komst
op de inrichting reeds voldoende
kunnen lezen en schryven zullen al
dadelijk in het Nederlandsch worden
onderwezen.
Verder wordt medegedeeld, dat bij
het hiervoren bedoelde onderzoek aan
boord van de „Koetei" gehouden, een
vergelijkend onderzoek plaats gehad
heeft naar de practische bekwaam
heden van enkele Europeesche en
van eenige der Inlandsche schepe
lingen.
Bij het schieten met het kanon
van 3.7 cM. naar den schyf en bij
het schieten met het geweer bleken
de inlanders niet bij de Europeanen
ten achter te staan; bij het daad
werkelijke seinen en het opzoeken
van seinen in de seinregisters echter
wèl, hetgeen voornamelijk werd toe
geschreven aan de geringere kennis
van de Nederlandsche taal.
Voorloopig ligt het in de bedoeling
de inlandsche matrozen in het belang
van hunne zelfstandigheid zooveel
mogelijk afzonderlijk van de Europe
anen te doen optreden, waardoor
eerstgenoemden beter tot hun recht
zullen kunnen komen.
De opvoering van de sterkte van
het inlandsche personeel tot 1615
koppen zal geleidelijk geschieden is
die sterkte eenmaal bereikt, dan
zullen in verband met het vermoede
lijk verloop, jaarlyks ongeveer 165
schepelingen in opleiding moeten
worden genomen.
Verder verklaart de minister nog,
dat aan de keuze van het leidend
personeel der nieuwe onderwijsin
richting bijzonders zorg zal worden
besteed. Uit hoeveel personen dit zal
moeten bestaan is thans nog niet
met juistheid te zeggen. Voor het
militair personeel is voorloopig ge
rekend op 6 officieren, waaronder
een officier van gezondheid en een
officier van administratie. Verwacht
wordt dat de voor bezoldiging van
het personeel globaal geraamde be
dragen van f 64.000 en f 75CO vol
doende zullen blijken. Het onderwijs
zal dezelfde vakken omvatten als
waarin de Europeesche schepelingen
bij de verschillende opleidingen hier
te lande onderwezen worden.
De vrije Zaterdagmiddag aan onze
ministeries.
De deftige Haagsche ambtenaar
krygtzyn vlijen Zaterdagmiddageven-
goed als de ondeftige wever en mijnar
beider.
Wat moet dat worden? vraagt de
Haagsche spotter van de N. Rt. Ct.
Weg de legende, weg de illusie
van den sty ven bureaucraat, den man
van stand en van plechtstatigheid,
die van onze duiten mooi weer
speelt en Daar zijn bureau gaat om
een dutje te doen.
Weg met de talioozeanecdotes van
de tydschriften, die op de departe
menten worden bezorgd de sofa's,
die er versleten worden, de slui
tingsuren, afhankelijk gesteld van
het min of meer gunstige wandel
weer, weg de verhalen van de opge
droogde inktkokers van den referen
daris die doodmoe thuis komt om
dat hij een stuk van wel twintig
bladzijden heeft onderteekend.
Anecdote weldra, wat nu nog als
volkomen historisch en trouwens re
cent wordt verhaald omtrent het on
derzoek, van staatswege naar de
werkuren der ambtenaren ingesteld,
bij welke gelegenheid een secretaris
generaal of zoo moet hebben geant
woord: „mijne heeren, wij werken
dag en nacht als het moet." Dat
het gedurende zijn 40-jarigen dienst
tijd nooit langer dan tot 4 uur's mid
dags „moest", was met zijn schuld.
Voortaan is de Haagsche ambte
naar een zwoeger, leeft bij Diet meer
van ons bloed en zweet maar leven
wij van het zijne. Zijn bestaan is
niet meer menschwaardig, wanneer
hij des Zaterdagsmiddags niet kan
uitblazen van zijn zwaar werk.
BUITENLAND.
De instortingen te Parijs.
Parijs, 16 Juni. Men is hier diep
onder den indruk van het onweder,
dat gisteren heeft gewoed en oorzaak
was, dat op drie plaatsen do onder
grondspoorweg instortte. Op de Place
St. Augustus zakte een auto weg,
waardoor een chauffeur met een
vrouwelijke passagier om het leven
kwamen. Op een andere plaats zyn
reeds twee lijken gevonden van
personen, die in spleten zijn gevallen.
Men vermoedt, dat nog andere slacht
offers gevonden zullen worden.
Door den bliksem zijn te Parys on
in de omstreken groote verwoestingen
aangericht en eenige menschon ge
dood. Ten gevolge van de zware
regens sprongen de riolen en oen
groot aantal gasbuizen, waardoor
branden ontstonden. Eenige huizen
dio gevaar loopen, zyn ontruimd.
De „Matin" laat zich zeer scherp
uit over de ingenieurs van den
ondergrondschen spoorweg, wier
zorgeloosheid, volgens het blad, dc
oorzaak is van de ramp.
De telefoon van Parijs naar Neder
land is gestoord.
Het aantal slachtoffers van de ramp
bedraagt thans Sdooden, 8 vermisten
en 18 gewonden.
Van overal komen berichten van
nieuwe instortingen. Een groote
menigte verdringt zich om de schut
tingen, welke opgelicht zyri om de
groote kuilen, die een treurigen aan
blik bieden met de verwrongen rails
en buizen en de lantaarns en boomen
die er overheen hangen. Het schouw
spel is het meest indrukwekkendst
voor de kerk Saint-Augustin, waar
in een gapenden afgrond van tien
meter diepte de overblijfselen liggen
van de daarin bedolven automobielen.
Sterke detachementen militairen
beletteD de menigte om de kuilen
te naderen wegens het gevaar voor
nieuwe instortingen. De brandweer
is nog steeds bezig met het zoeken
naar de ïyken van vermisten.
Kerkbrand.
Te Grossczyste bij Kulm, in de
provincie West-Pruisen, had zich in
den toren van de oude katholieke
berk een byenzwerm genesteld. De
organist wilde den zwerm uitrooken.
Hij ging echter onvoorzichtig met
het vuur om en de ou<Je droge binten
raakten in brand. De kerk brandde
tot den grond toe af. Het was de
oudste van het Kulmsche land.
De organist bezweek, korten tijd
nadat de brand was uitgebroken,
van opwinding.
Het kwaad en het geneesmiddel.
De geneeskundige kring te Leeds
heeft zich beklaagd over het feit dat
de kinderen tegenwoordig te laat gaan
slapen. En een comité voor kinder
opvoeding kwam tot de conclusie,
dat het de bioscoop was, die voor-
nameiyb schuld had aan dat euvel.
Te Bradford heeft men er nu wat
op gevonden, om ouders en opvoeders
tevreden te stellen. Te negen uur
precies komt de volgende annonce op
het scherm „Het is negen uurallen
kinderen, die niet vergezeld zijn door
ouders of geleiders, wordt verzocht
de zaal te verlaten."
Dadelijk ziet men dan zonder moppe
ren een aantal jeugdige bezoekers de
zaal verlaten.
ALBANIË.
Over de voorvallen in Albanië
wordt aan de „N. Rott. Ct". het
volgende geseind
Durazzo, 15 Juni. Bij 'taanbrekon
van den dag overvielen heden de
opstandelingen de wacht op de brug,
die in den hoofdweg naar de stad
over het moeras ligt. Dadelijk al
armeerden de Nederlandsche officieren
de gendarmerie, de vrijwilligers en
Mirdieten, en lieten de vier stukken
berggeschut en vier machinegeweren
opstellen. Majoor Roelfsema rukte
met gendarmes voorwaarts, bezette
de brug weer en tevens een stelling
op het strand, terwijl kapitein Fabius
met kanonschoten het terrein buiten
de stad van vijanden zuiverde.
Kort daarna kwam overste Thom
son bij de brug en werd, terwijl hij
met drie collega's overleg pleegde,
door een schot in de rechterlong ge
troffen. Hij stierf binnen zeven minu
ten in de armen van den Nederland-
scben arts Reddingius.
De vorst was dadelijk na den aan
val naar de brug gereden en inspec
teerde ook de andere stellingen,
't geen een uitmuntenden indruk
maakte.
Den geheelen morgen duurde het
vuurgevecht; de opstandelingen maak
ten gebruik van de vroeger door hen
veroverde drie kanonnen en vielen
telkens opnieuw aan. Ondanks de
krachtige verdediging en den regen
van granaten gelukte het hun om
tien uur 's ochtends door het moeras
te waden en een heuvel op het strand
ten noorden van de stad te bezetten,
vanwaar de artillerie hen thans tracht
te verdrijven.
De vorst beraadslaagt voortdurend
met de diplomatieke vertegenwoor
digers van Oostenrijk, Italië en
Duitschland, de Oostenrijksche en
Italiaansclie admiraals en de bevel
hebbers der andere oorlogsschepen.
De wijk waar het paleis ligt en de
gezantschappen zyn door een deta
chement landingstroepen bezet.
Een stoomschip van de Oosten
rijksche Lloyd is naar Alessio ge
stoomd, om 1000 Malissoren naar
hier te brengen. Het schip wordt
hier vanochtend terugverwacht. Ook
zal de Engelsche kruiser Argo en een
Duitsche kruiser hier vanavondbinnen-
loopen. Men hoopt dat twee kolonnes
de opstandelingen van het zuiden en
oosten in den rug zullen kunnen aan
vallen en morgen daarvoor te be
stemder plaatse zullen zijn.
In de stad is het rustig, er is nauwe
lijks eenige opwinding merkbaar.
Ik heb mijn bagage uit myn hotel,
dat nabij hot strand en de brug ligt,
naar het gezantschap moeten over
brengen, daar de kogels in myn kamer
vlogen.
Om vier uur vanmiddag scheen de
strijd voorloopig geëindigd te zyn in
het voordeel van de bezetting. Men
vreest echtereen michtelykeu aanval,
dio wel eens bedenkelijk zou kunnen
worden wegens de uitputting der be
zetting.
De dood van Thomson wordt hier
algemeen oprecht betreurd. Het hof
en ook andere kringen beschouwen
zijn dood als een groote ramp. De
daden der Nederlandsche officieren
Thomson, Roelfsema, Sar en Fabius
stelt men hier algemeen zeer hoog
en legt er den nadruk op, dat zy tot
dusverre met succes de bijna onmoge
lijke taak, om met ongeoefende troepen
en geheel onvoldoende hulpmiddelen
een front van 5 K.M. tegen woest
opdringende vijanden te verdedigen,
hebben vervuld. De opstandelingen
zijn, naar men met kijkers kan waar
nemen, zeer talryk.
De toestand wordt algemeen op den
duur onhoudbaar geacht, onverschil
lig hpe de uitslag van den huidigen
strijd moge zy». Onverwijlde bezet
ting door een voldoende internationale
troepenmacht van 't geheele gebied
om Durazzo en Tirana schijnl het
eenige nog overblijvende redmiddel.
Uit Durazzo wordt aan de Neue
Freie Presse geseind: In den nacht
van Maandag op Dinsdag omstreeks
11 uur herhaalden de opstandelingen
de aanvallen. Op alle heuvels rondom
Durazzoontbranddenogmaalsdestrijd.
Terwijl de rechtervleugel van de op
standelingen van het Westen uit
tegen de stad trachtte voort te rukken,
viel het centrum de stellingen bij de
brug aan. De verdedigers van Durazzo,
500 man, uitgeput door den langen
strijd, renden toch naar de verschan
singen en beantwoordden het vuur.
Van de kanonnen werd ook gebruik
gemaakt. Tegen middernacht trad
weer rust in.
Dinsdagmorgen omstreeks 6 uur
herhaalden de opstandelingen hun
aanval. Het was hun gelukt tot op
600 metor van de verschansingen en
1 K.M. van het paleis van den vorst
door te dringen. Zy openden uit de
omstreken van den Rasboel een
hevig geweervuur op de verschan
singen, dat onmiddelyk door de troe
pen uit Durazzo beantwoord werd.
Op dit oogenblik was de bezetting
van Durazzo slechts klein en de uit
Alessio vertrokken Mirdieten en Malis
soren, ongeveer 1500 man, waren
bij het begin van den strijd nog niet
Aangekomen. De toestand was weer
zeer hachelijk. Tydens het vuurge
vecht kwam het schip aan met de
1500 man hulptroepen aan boord.
Deze werden onmiddelyk ontscheept
en namen dadelijk aan het gevecht
deel. Het gelukte de bezetting, de
opstandelingen na een gevecht dat
verscheidene uren duurde, terug te
slaan. De opstandelingen moeten
aanzienlijke verliezen geleden hebben.
Tenslotte werden zij gedwongen terug
te trekken. Men denkt echter, dat zij
hun aanvallen zullen herhalen. Het
Engelsche oorlogschip, dat 850 rfian
aan boord heolï, wordt nog heden
verwacht.
In Weensche diplomatieke kringen
zegt men, dat de oorlogschepen der
mogendheden in de eerstvolgende
dagen voor Durazzo zullen verschy-
nen. Ze zullen tot taak hebben, het
paleis van den vorst en de gezant
schapsgebouwen te beschermen en
bovendien zoo noodig plundering door
de opstandelingen te verhinderen.
De mogendheden zijn vastbesloten
den vorst te handhaven, omdat dit een
moreele verplichting van Europa is.
De vorstelyke familie is in het
paleis gebleven, waar de vorstin een
kamer ingericht heeft tot het ver
binden van de gewonden. De Oosten-
rijk-Hongaarsche gezant en de Itali-
aansche admiraal hebben de verde
digers versterkt door marine-soldaten
van beide Staten, die tot bescherming
van het paleis en de gezantschaps
gebouwen barricaden opgericht heb
ben. In de laatste 48 uur zijn ongeveer
400,000 schoten gelost.
De „Berliner National Zeitung" van
Dinsdagavond publiceert een hoofd
artikel, getiteld: „De held van Du
razzo", over de houding van kolonel
Thomson en de andere Nederlandsche
officieren. In dit artikel wordt o.a.
gezegd: „Met bewondering en deel
neming heeft geheel Europa de werk
zaamheid en den ijver van de Neder
landsche officieren gevolgd, die uit
den nationaliteiten-chaos in Albanië
getracht hebben een leger te vormen,
en met de weinig geschoolde man
schappen thans de hoofdstad van
den vorst verdedigen tegen een groote
overmacht. Met rechtmatigen trots,
die niet verminderd wordt door den
rouw om den gevallen officier, ziet
het Nederlandsche leger en het Neder
landsche volk op zijn dappere land-
genooten, die den ouden roem v:
eon natie van een Willem van Oranje,
een De Ruyter en Tromp weer tot
nieuwe eer gebracht hebben. En zelfs
wanneer de feiten, die zich daar ver
weg in Durazzo afspelen, een ernstig
verloop nemen, wanneer de stad
veroverd mocht worden, dan nog
hebben de dappere mannen met ge
brekkige middelen gepoogd te pres-
teeren wat mogelijk was, hunnen
plicht vervuld en niemand zal met
minder eerbied tegen hen opzien,
wanneer dit boven hun krachten
ging."
H. M. de Koningin heeft van den
Mbret van Albanië het volgend tele
gram ontvangen
Diep geschokt deel ik U den hel
dendood mede van overste Thomson,
die heden voor mijn land en voor
mij het leven gelaten heeft. Aan zijn
dappere en voorzichtige leiding heb
ben wy de zege te danken. De dood
van dezen buitengewoon edelen en
plichtsgetrouwen man en dapperen
soldaat is een onherstelbaar verlies
voor mijn land en voor my en tevens
een schitterend voorbeeld voor allen.
Hij heeft zijn vaderland in alle
opzichten oer aangedaan en zijn
naam zal in mijn land steeds onver
getelijk blijven.
Naar wy uit goede bron vernemen,
zal de Nederlandsche regeering zorg
dragen voor het overbrengen naar
het vaderland van het lijk van den
gesneuvelden luit.-kolonel Thomson.
De correspondent van „De Tele
graaf", de heer Simons, heeft de ver
gadering bygowoond te Valona van
den gemeenteraad, in welke verga
dering kolonel Thomson den toestand
uiteenzette en vroeg om hulp.
„Hoeveel mannen kunt gij te saam
brengen?*' vroeg de kolonel.
Na lang beraad werden 4 ii 500
beloofd onder voorwaarden, dat de
munitie en geweren verschaft zouden
worden voor ten minste 150 man.
Nu volgde een korte uiteenzetting van
het oorlogsplan, de manier waarop
men de rebellen zou omsingelen, enz.
Ook dit plan werd met byvalsbetui-
gingen begroet. De geheele vergade
ring nam ongeveer één uur in beslag.
Dan gingen allen heen met uitzon
dering van enkele hoofden en twee
gendarmerie-oversten (Albaniërsi. Ik
moet uitdrukkelijk schryven, dat zoo
wel de eerste als de tweede zitting
een buitengewoon ernstig karakter
droeg. Alles ging eenvoudig, met aan
geboren, natuurlyke hoffelykheid. Zoo
dat ik als oppervlakkig toeschouwer
de beste indrukken meenam van deze
ontmoeting met de vroede vaderen
van Valona. Ik ben overtuigd, dat
Nederlandsche gemeenteraadsleden
minstens 14 dagen over de voorstellen
gekletst hadden en geen schrede voor
waarts gekomen waren.
Hoe de toestanden in dit land zijn
bewyst het volgende vermakelyke ge
schiedende.
Ik had gelegenheid om in Valona
rond te kijken, aldus de heer Simons.
Bemerkte twee gloednieuwe hand
sproeiwagens en vroeg „wie er zoo
modern geweest was?" Kolonel
Thomson vertelde my, dat hij met
dr. Reddingius al heel wat in Valona
verbeterd had. De „burgervader" was
er wel niet erg over te spreken, maar
met lang aanhouden kreeg men veel
gedaan. Zoo liepen b.v. faecalien van
vele woningen eenvoudig op straat.
Al vlug werd daar een verandering
in gebracht en bij straffe verboden op
deze manier de'straat te verontrei
nigen! Dr. Reddingius inspecteerde
persoonlijk straten en huisjes, waar
men zich niet aan de nieuwe ver
ordening hield. Op een morgen pas
seerde hij zoo'n woning, zag tot zijn
verwondering de straat bevuild, maar
bedekt met stukken papier. „Wat
gaan we nou krijgen?" dacht de
dokter. Hy ging met zyn tolk naar
binnen en vroeg den man, waarom
hij niet voor de verwijdering had ge
zorgd. Meneer, zei de ander bedeesd,
ik dacht, dat u dit niet graag zag.
Daarom heb ik alles netjes met papier
bedekt. De dokter meent misschien
terecht, dat de menschen de portée
niet snappen van zulke hygiënische
maatregelen en er daarom zich niet
aan storen.
BIJ
DE WEEK.
17 Juni.
Ze waren vroeger geen boezem
vrienden, geestverwanten en eikairs-
vereerders, de grijze DeSavornin
Lobman, de onstuimige gemoeds-
mensch Schaper en die ander Die
derde wiens nagedachtenis gehuldigd
is door die-twee en ouk nog door
anderen, leden van het Parlement,
in de zitting van Dinsdag 16 Juni
1914. „De ander" was ver van het
vaderland gestorven den heldendood,
in de woelige Albaneesche buurt.
Terwijl hy uit de loopgraven sprong,
en met getrokken degen - de
soldaten aanvuurdemoed wilde
wekken in de borst, in de weeke
ziel van die kerels, sidderend voor
den dood, hen bedreigend uit de ge
lederen van den vijand.
Thomson, - wiens nagedachtenis
dien 16en Juni werd gehuldigd in
het Nederlandsche Parlement, -
kende geen vrees. Hij was een
„chevalier sans peur et sans roproche".
De strijd, de worsteling trok dezen
energieken, krachtigen man aan.
Mits hij kampen mocht met eerlijk
wapen. Van Thomson kan misschien
gezegd worden dat hij den strijd zócht.
Doch 't was steeds met nobele be-
doelingen. Noch als officier noch als
Volksvertegenwoordiger kende hij
vreeze voor benadeeling van eigen
materieel belangHij zocht do
waarheid, en waar hij die meende
gevonden te hebben, daar waren
't geen halve, geen bemantelende,
verzachtende woorden,, waarmee hij
kampte Neen, daar was 't voor
scherpe, uitdagende, forsche taal.
Hij trachtte den weifelenden vyand
uit z'n tent te lokkeu
Het verlies van overste Thomson
is misschien voor de belangen van
onze defensie iets onherstelbaars. De
bewegelijke, rustelooze, altyd bezige,
altijd-werkzame man van lenige
kracht, van onuitputtelijke energie,
hy vormde een soort van „trait
d'union", iets als een „overgang"
tusschen de alleruiterste-linkerzljde
in zaken van defensie en de meer-
behoudende elementen in de Ver
tegenwoordiging.
Wijlen Thomson was een zoeker,
eeD vorscher, een „detective", een
speurder waar hij onrecht en bederf
op 't spoor meende te zijn. Dan rustte
hij niet, vóór de „voozo plek" was
gevonden Kwamen ei philisters
en egoïsten van aanleg, die tot hem
zeiden„Kerel laat toch waaien
Dénk toch om je eigen toekomst
Dan schitterende 't in do vrooiyk-
levenslustige, helderblauwe oogen
van den slanken sportsman met de
krachtige spieren en den stalen wil...
Dan trok hij nog wat onstuimiger
aan z'n blonden knevel of streek
zich nog wat-driftiger dan gewoon
lijk over den schedelHij had dan,
van minachtende verontwaardi
ging, geen antwoord gereed.
Zoo was Thomson aan wiens
voortreffelijke kwaliteiten van hart
en hoofd Regeering en presidium op
dien 16en Juni 1914 eerbiedige hulde
brachten. als Kamerlid. Een
haantje de-voorste, die Jan Salie, zoo
dra hy, Thomson, hem gewaar werd
achter de vodden zat, dat de lamme
ling, de ellendige jongste van Ouden
Jan gillend van schrik en angst
't hazenpad koos Overste Thom
son was het beeld van al wat er aan
frissche herleving, aan durf, aan zin
tot fiksch aanpakken, in Nieuwer-
Nederland (om 't zoo eens te noemen)
schuilt.
Dat aan dit nog jeugdige, kost
bare leven in het nog-barbaarsche
land van de Balkan streek plotseling
een eind werd gemaakt, 't is wel
diep-tragisch. Vruchteloos tracht de
mensch een antwoord te vinden op
de vele vragen, die in zulke "ge
vallen bij hem oprijzen
Zonderling is "s werelds loop van
zaken. Wie had - eenige maanden
den nog - durven voorspellen
dat hetzij een De Savornin Lohman,
zetelend op den stoel des Voorzitters,
of wel een lid van de soc.-demo-
cratische club, dewelke zóó vaak met
Thomson overhoop Ihg, zou hulde
brengen aan de groote cn kosteiyke
verdiensten van den by Durazzo ge
vallen held, die gelyk de premier
*t dien Dinsdag ochtend zei, - den
Nederlandschen naam in gansch de
wereld met grooteu eerbied heeft
doen noemen
De Dood is een zonderlinge mak
ker De mageré, wreede zeisman
snydt af, vernielt, knot en vermor
zelt zoowel oude, afgeleefde booinen
als nog midden in heerlyken bloei
zijndeDe Dood bereikt het won
der van verzoening, dat het Leven
vruchteloos tracht te verkrygen
De Dood wordt afgebeeld als skelet
met harde knekelhand Doch ook
wel als troosteres, in zwart gewaad,
met zacht-weemoedige troostende
smartoogen. Wier zachte blanke hand,
wanneer die gelegd wordt op pijnlijk-
schrijnende wonden van ziele- of
lichaamlijden, lafenis brengt... Rust
en heerlijke genezing
Het laatste bedryf van het eerste
zittingjaar der wetgevende periode
1918-1917 is nu aangebroken. De
kwestie der defensie (vastgeschakeld
aan het ontwerp tot verhooging der
Marinebegrooting voor 1914) en de
wijziging der Leerplichtwet zyn niet
op de lijst der werkzaamheden ge
plaatst. Het eerste besluit werd ge
nomen ondanks de mededeeling dat
de Regeering op de behandeling
„prijs stelt"
Is dit een „malum omen", een
„mislick teecken" voor minister
Rambonnet? Men wil niet aan de
defensie-kwestie raken voor 't oogen
blik. Eerst - zei „De Standaard"
- moet men „uitgepraat" zyn over
het aller-allernieuwste dispuut: slag
schepen of duikbooten en torpedo
dito's. Voordat daaromtrent eenige
„vastheid" bereikt is, kan geen debat
iets anders dan ruzie en geharrewar
geven.
Zou praeses Borgesius - had hy
dien 16en Juni de Kamer kunnen
leiden een ander besluit bobben
uitgelokt
Zal praeses Borgesius nog weör
lust en kracht vinden om zich voor
■oen tweede zittingsjaar aan de „kracht
proef' van het presidium te wagen
De heer Goeman Borgesius is iemand
Yan een uiterst-levendig, nerveus,
prikkelbaar temperament. Iemand,
die het grootste deel van zijn rijk
en vruchtbaar leven doorbracht
midden in de politieke arena
Waar is de voor zulke naturen wel
dadige afwisseling van „emotie" en
rustDe „speaker" moet - in
zyn fauteuiltje zittend en luisterend
- zyn: het toonbeeld van ijzeren
zelfbedwang. Een tikje-censuur, door
hom uitgedeeld, moet op z'n aller
hoogst iets geven van zachte ironie,
vrucht van rustig en tevens snel
overwegen, en waarby do voor
zitter zelf geen spoor van opwinding,
van drift vertoontDat alles be
grijpt, en weet een man als Borgesius
natuurlijk tienduizend maal beter dan
ik en zoovele anderen Maar hier
is tusschen „theorie en praktijk"
een hemelsbreed verschil!... En de
krachtproef van zelfbedwang, die hy
zich opleggeu moest, is reeds knau
wend voor de zenuwen van don man,
die, in den avond dos lovons, -
on schoon don last der jaren op
kranige wijze dragend, toch jaren
achter zich heeft van zóó geduchte
intellectueele inspanning, dat ze ais
„dubbele campagne" kunnen gelden
Zoodat deze andere vraag recht van
bustaan heeft of zy, die beseffen hoe
een figuur als Goeman Borgesius
voor land en volk van groote en
kostelijke waarde is, - de teëre
gezondheid van den grijsaard wel
mógen blootstellen aan de harde,
zware, ondankbare, het gestel ook
van den sterkste aantastende, zoo
niet ondermijnendo functie van Par-
lernents-praeses I
't Zyn niet alleen de Jobstijdingen
uit Albanië, dio dc half Juni-stemming
wat „down" makenDe afwisse
ling van Senegambisch - heete uren
met gure October luchten maakt ook
den gemoedelykste ten leste wat
kriegel.
Midzomer-1914 begint aldus te gc-
lyken op een wisselturig, grillig bak
visehje, - insteö van op de vrien
delijke, schoone, weelderige vrouw
van al-rijpe wasdom, met de vroo-
ïyke oogen en den malschen boezem,
als hoedanig de dichters, in zonne-
stemming, zich immers liefst die
Zomer schetsen
Trotseerend vinnige zonnestralen
zoowel als geniepige rogenbuitjes zag
ik rondgaan - met hare tinnen
stralen de juffers, gaven en giften
vergarend voor de arme slachtoffers
der afgryseiyke ziekte, die Java blijft
teisteren
Dat schouwspel van altruïstische,
onbaatzuchtige menschenliefdu ver
vulde my met schaamte over m'n
grimmig en grauw gemopper
Toen kwam een kennis naar me
toe, klopte me op den schouder, en
zei: „Kerel, wat een gezicht trek-jy
toch!... Wat scheelt erau Kies-
pyn, eksteroogen of beestjes?"
Ik trachtte vroolyk te kyken, maar
't lukte slechts half... „Was naar
het Artisten-sportfeest gegaan, in
Amsterdam" riep heer Jan Lichthart
met ch, en niet met g, o zetter, op
dat ik geen „kwestie" krygu met don
adviseur van H. M. over de eerste
schreden van prinses Juliana op het
pad der Wetenschap, „was naar
't Artisten-sportfeest gegaan! Dan
zouden al die muizenesten wel uitje
grijzen kop gevloden zynEn hij
vertelde, vertelde van, - praatte
over dat schitterend-geslaagde feest
met zyn ca. zestienduizend betalende
bezoekersWeet-ge, ik luisterde
maar zeer oppervlakkig.
't Interesseerde my slechts zeer
matig Allerlei „grauwe denkbeel
den verdrongen telkens de mondain-
amusante indrukken
't Lukte kenners niet mij op te
monteren. Ik dacht aan de sombere
dingen van Durazzo... En aan nog
velerlei meer, in staat den mensch
„down" to maken.
Mr. Antonio.