Oostenrijk-Servië. 't Schijnt ernst te worden tusschen Oostenrijk en Serviö. Servië's ant woord op de Oostenrljksche nota, dat vóór G uur Zaterdag moest z|jn ontvangen, heeft de Oosten rijksch- Hongaarsche monarchie onbevredigd. Daarop heeft de Oostenrijksche gezant met het personeel het gezantschap te Belgrado verlaten. De diplomatieke betrekkingen zijn dus verbroken tus schen de beide landen. Servië had reeds om 3 uur Zaterdagmiddag de geheele mobilisatie gelast van bet leger. De zetel der regeering is ver plaatst naar Kragujewatach. Dat waren de eerste telegrammen. Latere berichten zijn uiterst verward en, zooals het meestal gaat, is er moeielijk iets definitiefs uit op te maken. De een zegt: Servië zal wel toegeven en alles doen wat het kan om den vrede te handhaven. Dit is ook de meening van den Sofiaansohen correspondent der „Kölnische Zei- tung", die meent, dat de Servische regeering, na de eischen te hebben aangenomen, zal aftreden. Rusland heeft geprobeerd den termijn voor de beantwoording der nota met eenige dagen verlengd te krijgen, doch Oostenrijk weigerde dit. Te Berlijn was de opwinding, b|j het ontvangen yan de berichten, dat de Oostenrijksche regeering het ant woord onbevredigend vond, onbe schrijfelijk. Men rukte de speciale edities der bladen den verkoopers uit de handen en zy moesten boven op de taxi's klimmen om zich voor de menigte te beschermen. Geest driftige pro-Oostenrljksche manifes taties hadden plaats voor de ambas sade, tèrwtfl de Russische ambassade door politie beschermd werd. Toch werden er niettemin betoogiugen tegen Rusland gehouden. In Parijs is in een buitengewonen ministerraad de toestand besproken; uit Londen wordt bericht, dat de onder-secretaris van het ministerie van buitenlandsche zaken, Acland, zeide dat de toestand veel ernstiger was dan in Ulster. Men weet, dat Rusland Servië steunt. Voor enkele jaren zou niemand in Weenen ernstig van een oorlog tus schen Oostenrijk en Servië hebben gesproken, zoo gering schatte men toen in Oostenrijk de sterkte en de weerbaarheid van het Servische leger. De Balkanoorlog heeft doen zien, dat men zich daarin vergiste. Servië heeft een boven verwachting krachtig leger te velde gebracht, dat zeer goed geoefend gebleken is en dapper ge vochten heeft. Wel is Oostenrijk in troepensterkte verreweg de baas, maar in Weenen is men overtuigd, dat Servië een zeer krasse en krachtige tegenstander zal zijn, en dat de strijd veel moeite en veel offers kosten zal. Het Oostenrijksche leger heefteen vredessterkte van 34.000 officieren en 380.000 man, die in 10 legerkorpsen, elk van drie divisies, en 10 cavalerie divisies van elk legerkorps zijn twee linie-divisies en een landweer-divisie. De Oostenrijksche landweer is een actief troepencorps met vaste vredes organisaties en eigen recruten-aan- vulling; het eenige verschil met de linietroepen is de staatsrechterlijke positie. De sterkte van het Oostenryksche leger op oorlogsvoet is meer dan een millioen man. Het Servische leger is, na de reor ganisatie, op vredesvoet 80.000 man sterk; het veldleger in oorlogstijd 300.000 man, en met de derde linie en de nieuwe formaties 500.000 man. Het is verdeeld in 10 active divi sies, waarbij nog 5 divisies komen van de tweede linie, die bij mobili satie nog moeten worden geformeerd. Indien de oorlog uitbreekt mag men, met het oog op de algemeene sterkte en de positie, verwachten, dat Oosten rijk Servië zal binnenrukken en dus tot het offensief zal overgaan. Die Oostenrijksche operatie heeft het voor deel, dat zij van twee kanten kan worden ondernomenuit het Noorden over den Donau, uit het westen van Bosnië uit. Servië is in de onaangename stra tegische positie, dat het door zijn tegenstander steeds omvat worden kan. In het noorden grenst het welis waar aan den Donau, die by een breedte van 1000 meter en een diepte van 7,5 tot 10 M. een zeer belang-- rijke hindernis; maar de lengte, 250 K.M., maakt de verdediging bezwaar lijk. Bovendien bezitten de Servische bevestigingen aan do Donau geen militaire waarde. Servië heeft alle middelen aangewend om zich tegen Bulgarije te versterken, en de overige versterkingen verwaarloosd. Dit wreekt zich nu bitter. Geen der Donau- vestingen kan een aanval weerstaan. Het is daarom aan te nemen, dat de Oostenrijksche troepen zonder moei lijkheden den Donau zullen kunnen overtrekken. De opmarsch der Oostenrijkers uit Bosnië zou bovendien een Servische opstelling achter den Donau in de fiank kunnen bedreigen. Daarom zul len de Servische troepen Belgrado ook niet verdedigen, maar naar het zuiden trekken, om daar de Oostenrijkers af te wachten. Reeds werd gemeld, dat regeering, hof en troepen uit Belgrado vertrokken zijn. De regeering wordt voorloopig te Krajoegewatz gevestigd. De „Temps" schrijft over den toestand „De toon van de Oostenryksche nota en de overdreven eischen, die ze bevat, hebben alle kanselarijen, behalve die te Berlijn, verbaasd doen staan. Sinds een dag of veertien heeft Oostenrijk in het geheim ge werkt. Sommige Ooatenrijksch-Hon- gaarsche bladen publiceerden de meest pessimistische berichten, die elk op hun beurt weer getemperd werden door meer verzoeningsgezinde uitin gen van de bladen te Berlijn en te Weenen en door de vredelievende verzekeringen, op den Ballplatz aan de te Weenen geaccrediteerde diplo maten gedaan. Deze zorgvuldig be rekende doseering heeft er r.iet weinig toe bijgedragen, de publieke opinie op te winden en ze er op voor te bereiden, den grootst mogelijken schok te krijgen door den donderslag van het ultimatum. Duitschland slechtB is op de hoogte geweest van hetgeen men in Weenen aan het voorbereiden was, terwijl Italië in onwetendheid schijnt ge houden te zijn, evenals de regeeringen buiten den Driebond". Uit den volledigen tekst van de Oostenryksche nota blijkt dat zij uog krasser is, dan men oorspronkelijk meende. Oostenrijk geeft woord voor woord op, wat de Servische regeering moet publiceeren. Wij vertalen: „De koninklijke Servische regeering zal op de eerste bladzijde van haar officieel orgaan op den 26sten Juli de volgende verklaring doen drukken „De koninklijke Servische regeering veroordeelt de tegen Oostenrijk-Hon- garije gerichte propaganda, d. w. z. al de stroomingen, welker einddoel het is om van de Oostenrijksch- Hongaarsche Monarchie gebied af te scheiden, dat haar behoort, en zij betreurt oprecht de vrooselljke ge volgen van dat misdadig streven. De koninklijke Servische regeering betreurt, dat Servische officieren en ambtenaren aan genoemde propaganda hebben deelgenomen en daardoor de betrekkingen van goede natuurschap in gevaar hebben gebracht, welke de koninklijke regeering door haar ver klaring van den 31sten Maart 1909 plechtig heeft verbonden te onder houden. Inderdaad, eene dergelijke voor waarde kan geen land vervullen Servië heeft natuurlijk schuld. In 1909 heeft het de belofie afgelegd, na de annexatie van Bosnië, dal het zich neerlegde bij de beslissing der mogendheden en houding van protest en tegenstand, die het sedert de annexatie aannam, zou opgeven, om voortaan met de monarchie op den voet van goede buurschap te leven. In plaats die belofte na te leven, heeft Servië geduld, dat op Servisch gebied eon beweging werd onderhou den, die tot einddoel had, de gebieden aan de Monarchie te ontnemen, door Servische volken bewoond, en die door terrorisme en moord dit doel wilde bereiken. Het is duidelijk dat Oosten rijk dit niet dulden kan. Niemand behoeft toe te laten, dat zijn buurman met alle middelen het leven onaangenaam maakt. Vooral niet oen groote mo gendheid. En in den moord in Sera- jewo ziet Oostenrijk de resultaten van die Servisch politiek. Maar de wijze waarop Oostenrijk eene terechtwijzing gaf, was kwet send en de vraag rijst of Oostenrijk niet opzettelijk oorlog heeft uitgelokt. Wil Oostenrijk den oorlog niet, zooals geheel Europa hoopt en ver wacht, dan is er nog gelegenheid genoeg alle strijdvragen, die tusschen de monarchie en Servië zyn gerezen, te onderwerpen aan de uitspraak van vroede mannen. Juist van een grooLe mogendheid, als de Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie, kan zonder gevaar van zwakheid beschuldigd te worden, het mooie en breede gebaar uitgaan, waardoor een ernstig geschil aan de uitspraak van arbiters wordt onder worpen. Inmiddels ontstaan reeds allerlei oorlogsgeruchten. In Seinlin wordt beweerd, hoort men kanongebulder, in Kelenfold, bij Budapest, hebben Horigaarsehe militairoautoriteiten den chef van den Servischen generalen staf gearresteerd. Deze heer was buitengewoon verrast, daar hij niets van den toestand af wist. Hij protes teerde en weigerde in een gereed staande auto te stappen, werd echter voor de plaatselijke commandant ge bracht, die zelde, dat lilj gearresteerd was. Volgens de „Temps" heeft Serviö er in toegestemd officieel af te kon digen, dat alle anti-Oostonrijksche vereenigingen moeten worden ont bonden, dat de wet op de dagbladpers gewijzigd wordt en dat alle officieren en beambten, die jzich gecompro mitteerd hebben, op non-activiteit gesteld zullen worden. Maar Servië protesteerde tegen den eisch, dat Oostenrijksche beambten zitting moeten nemen in de enquèto-com- missie en doet in geval Oostenrijk hiermee geen genoegen noemt, een beroep op het scheidsgerecht van Den Haag en de mogendheden. In Boedapest kondigen plakkaten eene gedeeltelijke mobiliseering aan. Ook in ons land zijn bekendmakingen aangeplakt, waarin dienstplichtige Oostenrijkers wordenopperoepen. Hun wordt de reiskesten vergood, terwijl aan deserteurs amnestie verleend wordt. Oostenrijk heeft acht legerkorp sen gemobiliseerd, de stemming is zeer geestdriftig. Ook te Boedapest werd den ganschen nacht gemanifesteerd. Een groote menigte begaf zich naar de woning van graaf Tisza om hem eene ovatie brengen. Italië schy'nt, in overleg met Enge land, een verzoeningsactie te willen beginnen, maar „in ieder geval", zeide de gezant in Weenen, „zal het z|jn verplichtingen als bondgenoot vervullen". Rusland zal voorloopig de ontwikkeling der gebeurtenissen afwachten, maar in geen geval toe laten, dat Servië vernietigd wordt. In Weenen wordt verhaald, dat Rus land een lang telegram 2000 woor den luidt het aan de Servische regeering zond, met do aansporing zich tegen Oostenrijk te verzetten. Vandaar dat Servië den eisch van Oostenrijk dan ook niet in z|jn geheel aanvaard heeft, het voelde zich sterk. Uit Petersburg komen allerlei geheim zinnige berichten. Reuter seint, dat het verboden is, gedurende een jaar tljds, te beginnen met heden, zekere berichten betreffende het leger en de vloot te publiceeren. Duitschland gaat voort met geestdriftige betoogingen ten gunste van Oostenrijk. Mobilisatie maatregelen zijn tot nu toe niet genomen. Daarentegen houdt men in Parijs anti-Oostenry ksche betoogingen, hoofdzakelijk door Slavischestudenten. Bulgarije heeft gezegd neutraal te zullen blijven, ook Griekenland zal zich niet in den strijd mengen. België houdt een wakend oog op de ge beurtenissen. De medewerker van de „Echo de Paris", Jean Herbette, schrijft over den vermoedelijken omvang, dien het conflict zal aannemen, het volgende Servië heeft zijn ententes en bond genootschappen en bovendien ver- eenigt een gevoel van solidariteit alle Serviërs, ook die Serviërs, die onder danen van andere staten zijn. En tot hoever strekt deze solidariteit zich uit? Op den Balkan schaart zich alles aan de zijde van Servië, dat bedreigd wordt door de Magyaarschc over- hoersching, of dat de revanche van Bfilgarije te duchten hoeft. En van de groote mogendheden, zijn zij soli dair met Servië, die door de'Duitsche elementen bedreigd worden. De politiek, welke Oostenrijk thans in het Oosten volgt, is eer een Hon- gaarsche dan een Oostenrijksche po litiek. Het Servische ras een ongeneeslijke wonde toebrengen, dat willenjde Ma- gyaren, tot wie mannen als graaf Tisza, graaf Bërchtold en graaf For- gatch behooren. En wanneer Servië vernederd is, dan komt Roemenie aan do beurtMen heeft het te Boe karest begrepen en de Roomeensche regeering heeft zich aangesloten bij de actie, door Rusland en Frankrijk te Weenen ondernomen. Daarentegen kan Oostenrijk rekenen op den steun van Bulgarije, wanneer het er op aan komt Servië te ver nederen. Men weet dat te Athene on daarom heeft de Grieksche regeoring het kabinet te Sofia ernstig vermaand neutraal te blijven. Zoo staan de Balkanstaten, die hun goedkeuring aan het verdrag van Boekarest hebben gehecht, als éón man aan Servië's zijde. De groote mogendheden zien even helder den toestand in, maar hun taak is niet alleen om den toe stand helder in te zien, doch ook om handelend op te treden. De berichten uit Petersburg wijzen er op, dat Rusland z|jn plicht ten volle bewust is. Ook Engeland weet wat het te doen heeft en de opge wondenheid te Parys bewijst ten dui delijkste, dat ook Frankrijk niet buiten het conflict staat. Men vergist zich te Berlyn deerlijk, wanneer men ge looft, dat de strijd gelocaliseerd zal blijven. Wanneer Duitschland, eenige uren na de overhandiging der Oostenrijk sche nota, aan Frankrijk - aan Frankrijk alleen - komt vertellen, dat elke interventie in het Oosten- rijksch-Servisch geschil „onbereken bare gevolgen" zal hebben, dan zijn wij gek, als we niet gevoelen, dat wij gedreigd worden, en wanneer wij er' niet op letten, dat te Berlijn weer de „Wacht am Rhein" weerklinkt. Uit Parijs. De „Temps" stelt opnieuw de vraag Wat wil Duitschland eigenlijk Want als het wilde, zou het maar zoo weinig te doen hebben. „Noodig en voldoende is, dat het aan Oostenrijk de bekentenis vraagt, dat de Oostenrijksche gezant te Bel grado zich vergist heeft door de di plomatieke betrekkingen te verbreken bij de ontvangst van een document, dat hem volledige satisfactie gaf. Noodig en voldoende is, dat Oostenrijk- in weerwil van dat verbreken van de relatie diplomatiek in plaat-s van militair optreedt." „Ziedaar de geringe poging, die Duitschland moest beproeven, omdat zijn beurt gekomen is om thans de waarheid van zijn verzekeringen te bewijzen, omdat de „Triplo Entente" voor den vrede gedaan heeft wat ze kon, omdat wat ze gedaan heelt met volledig succes bekroond is. Wil Duitschland dat beproeven? Ziedaar onze vraag." De „Nieuwe Rott. Ct." schrijft: Toou de dreadnought„ViribusUni- tis" met de lijken van Frans Ferdinand en zijn gemalin tegen hei vallen van den nacht voor Triëst verscheen, toen daar de machtige romp van het oorlogs schip en hoog op het dek onder een baldakijn de twee kisten zich tegen den rooden avondhemel afteekendeu, beving de op don wal verzamelde menigte, een ijzing, een somber voor gevoel van naderend onheil. In het holle van den nacht is het lijk van Frans Ferdinand op een veer pont over de Donau naar zijn laatste rustplaats toegevaren bij Püchlarn, dat als het Bechelaren uit de Nibe- lungensage, in ons do herinnering wakker roept aan Siegfried. Zal, even als Siegfried's dood een geweldigen strijd van mythische helden teweeg bracht, thans, in onzen tijd van vredes conferenties, de dood van één man, van Frans Ferdinand, een strijd der volkeren ontketenen? Al geven de berichten wat meer hoop, toch houdt die vraag op het oogenblik de heelo wereld in adem- looze spanning. De beantwoording staat aan Rusland. Want trekt dit rijk om Servië tegen Oostenrijk van leer, dan is Duitschland volgens het verdrag van bondgenootschap ver plicht om Oostenrijk bij te staan en in geval van een oorlog tusschen Duitschland en Rusland moet Frank rijk aan Duitschland den oorlog ver klaren. Dan zal Europa van den Oeral tot de Pyreneeën en van Jutland tot de Middellandsche Zee in vuur en vlam staan. Een blik op het ontzaglijke onheil, de verschrikkelijke verwoesting van menschenlevens en van werken der beschaving, die zulk een oorlog na zich zou sleepen, moot do lotsbe- schikkers der bevolking de verant woordelijkheid bewust maken, die zij op zich nemen, indien zij niet alles in het werk stellen dezen wereldramp te voorkomen, waar een kwestie van nationaal prestige, hoe gewichtig ook, niet tegen op kan wegen. In Rusland is een vrij sterke groep chauvinisten altijd voor oorlog. De reactionaire kringen hopen dat een oorlog afleiding zal verschaften aan de binnenlandsche ontevredenheid en hun eigen positie zal versterken. De woelgeesten hopen op een nederlaag en als gevolg daarvan succes voor een democratische revolutie. Voorts mag men het Slavische solidariteits gevoel, dat in Rusland in dergelijke dagen zoo sterk kan z|jn, dat het een tegenstribbelende regeering in een oorlog kan trekken, zooals indertijd reeds met den oorlog tegen Turkije is geschied, als politieke factor niet buiten beschouwing laten. Hier staat tegenover dat Rusland, alhoewel het zijn strijdkrachten in de laatste jaren aanzienlijk heeft uitge breid en verbeterd, daarmede op papier verder gereed schijnt, dan in werkelijkheiddat men voorts uit de berichten mag opmaken, dat Duitsch land, dat al meermalen Oostenrijk heeft geremd, ook ditmaal zich tot het behoud vau den Europeeschen vrede zal inspannen men weet hoe zeer de Duitsche Keizer een vriend van den vrede is. Eindelijk schijnt het, dat ook Frankrijk, te oordeelen naar de uitlatingen vau de Parijsche bladen, op hot oogenblik al evenmin belust op oorlog is. Men herinnere zich de onthullingen van den senator Humbert. Zoo z§Q dus Duitschland, gesteund door Italië, bemiddelend kunnen optreden te Weenen, en zou Frankrijk, in samenwerking mot Engeland, te St. Petersburg' kal meerend kunnen werken. Zoolang het tegengestelde nog niet gebleken is, moeten wij hopen, dat op deze of dergelijke wijze, het drei gende onweder van eon algomeenen Europeeschen oorlog als gevolg van een twist in een betrekkelijk nietig hoekje op den Balkan- nog eenmaal, gelijk bij den aanvang van don Balkan oorlog is geschied, moge afdrijven. Twee lichtpunten zijn er, welke die hoop voedsel geven. Oostenrijk heeft verklaard geen Servisch grondgebied te willen inlijven, en voor de Servische regeering is het nog tijd om haar antwoord aan te vullen en er aan toe te voegen, wat Oostenrijk miste. Misschien leidt de bemiddelingsactie der mogendheden er nog wel toe, dat Rusland in dien zin te Belgrado raad geeft. Dat is het beste wat. wij op het oogenblik mogen hopen. Een verwarrende massa telegram men overstelpt de redactieburcaux van de heele wereld. Voor de dag bladen, die ze naar volgorde publi ceeren, betrekkelijk gemakkelijk voor den redacteur, die uit dezen heksenketel een smakelijk en niet te zwaar gerecht moet brouwen, oen niet benijdenswaardig baantje. Wij zullen trachten een resumé te geven van de latere telegrammen. Op ons redactie-bureau stond Maan dag ook de telefoon niet stil. Al spoedig kwam het bericht van het eerste troffen, een „langdurige scher mutseling" heette het daarin. Een oorlogsverklaring schijnt men tegen woordig niet meer Lu geven; men begint zoo maar. Ook onzo Regeering is diligent. Maandagmiddag was er buitengewone Ministerraad om den toestand te bespreken. Men begrijpt, indien de strijd zich niet localiseert, indien Rusland en Italië er zich mee bemoeien, zal ook Duitschland en Frankrijk niet werkeloos blijven en loopt ons land gevaar zijn neutrali teit te verliezen indiou hot niet bij tijds maatregelen neemt. Toulon, 27 Juli. Admiraal Bouëde Lapeyrére ontbood aan boord vau hot admiraalschip, do commandanten van het eerste en tweede linie-eskader, der lichte divisie en der aanvullings divisie. Gemeld wordt, dat men troepen en vlootbewegingen voorbereidt, welke eventueel uitgevoerd zullen worden. Uit Engeland. Londen, 26 Juli. Aan de eerste vloot, die zich te Portland bevindt, is bevel gegeven om aldaar geconcentreerd te blijven. Alle verloven zijn ingetrokken. Alle schepen der tweede vloot blijven in du havens, waar zij thuisbohooron. Uit Italië. Italië mobiliseert. Eon groot aautal Italiaanschfl arbeiders, i:i Duitschland werkzaam, hebben bevel ontvangen om onmiddellijk naar Italië terug te koeren. Uit Duitschland. Berlijn, 26 Juli. De manifestaties duurden den gebeelen nacht voort. Te drie uur in den morgen, heerscht er nog een geweldige geestdrift. Nooit, zelfs niet in 1870, heeft men een dergelijk schouwspel gezien. Om half drie vormde zich in de Friedrich- strasse een reusachtige stoet, waar bij oud en jong, rijk on arm zich aansloot. Donderend weerklinkt het Duitsche volkslied, door honderden en honderden aangeheven. Er heerscht een onbeschrijfelijke geestdrift. Als het gezang verstomd is, barst de menigte in allerlei kreten los. Er heerscht een helsch leven, maar toch ontbreekt han den eigenaard igen stoet niet een zekere waardigheid. Het is opmerkelijk, dat de menigte geen poging onderneemt om de Fransche ambassade te naderen, die bovendien zorgvuldig bewaakt wordt. Daarentegen hebben wel weder mani festaties voor de Russische ambassade plaats. Er schijnt een geweldig vijandige stemming tegen Rusland onder de menigte te bestaan on do politie zag zich dan ook ten slotto verplicht om te intervuiiieoren. Uit alle streken van Duitschland en in het bijzonder uit Hanuover, komen berichten, dat ook daar buitengewone manifestaties plaats hadden. Uit Frankrijk. De boulevards to Parijs zien zwart van de menschen. Men rukt de kran ten verkoopers de dagbladen uit de hand. De opwinding heeft haar top punt bereikt. Gemeld wordt, dat te "Naney roede een partieele mobilisatie plaats heeft. Officieren, die met verlof waren, werden n:iar hun garnizoen terug geroepen. Op de post- en telegraaf kantoren hebben do chefs van dienst verzegelde enveloppen ontvangen, die zij bij nader order moeten openen. Parijs, 26 Juli. Den geheeleu nacht is er op liet Fransche ministerie van oorlog gewerkt en hedenochtend had in het kabinet van den minister van oorlog een conferentie plaats van de voornaamste militaire chefs. Dezen hadden na alloop der confe rentie nog een langdurig onderhoud met generaal Joffre. Onder de bevolking heerscht een opgewonden stemming. Men is zich de ernstige gevolgen, die uit de cri sis kunnen voortvloeien, bewust, maar men bewaart niettemin zyn koelbloedigheid. Op de boulevards heerscht zeer groote opwinding en eon bijzondere dienst ten behoeve van de handha ving der orde moest worden georga niseerd. Messïny, de minister van Oorlog, heeft na de conferentie met de mili taire autoriteiten de noodige orders gegeven yoor geval de toestand zoo ernstig wordt, dat iedereen op zijn post zal moeten zijn. Reeds is, naar wij van betrouwbare zijde vernemen, aan alle generaals, kolonels en chefs der legercorpsen, die op hot oogen blik met verlof zijn, order gegeven, om zich onmiddellijk naar hun post te begeven. De minister van Binnen landsche Zaken heeft aan de prefec ten telegrafisch order gegeven, om op hun post te blijven of er zich weder onmiddellijk heen te begeven. De minister van Handel en Poste rijen heeft gelijke instructies aan de chefs vau de onder zyn departement rossorteerende takken van dienst ge geven. Engeland. De Engelsche regeering is reeds begonnen met hare pogingen om den oorlog, die onvermijdelijk schijnt, zooveel mogelijk te beperkenen Frankrijk heeft, reeds te kennen gegeven, dat het zich ten volle bij die pogingen aansluit. Intusschen is men omtrent de houding, die Rusland zal aannemen, nog steeds in het onzekere. In de Petersburgsche bladen wordt echter medegedeeld, dat men in diplomatieke kringen aldaar van meening is, dat Rusland, althans voorloopig, niet zal overgaan tot verscherping van den toestand. Het gerucht omtrent mobilisatie maatregelen wordt beslist tegenge sproken; wel wordt toegegeven, dat aan de Oostenrijksche grenzen zekere voorzichtigheidsmaatregelen worden genomen. Van een feitelijke mobili satie hebben ook niet-Russische waar nemers nog niets opgemerkt. Hot schijnt dus, dat de Russische diplo matie nog een bijlegging van het geschil langs diplomatieken weg ver wacht. Griekenland en Servië. Uit Konstantinopel wordt aan de „Journal" bericht, dat de Grieksche gezant aldaar verklaard heeft, dat Griekenland bij een ovcntueelen Oos tenrijk-Servischen oorlog verplicht zou zijn Servië met 100.000 man te hulp to komen. De oorlog en de Beurs. Óp do beurzen in alle hoofdsteden heerschte gisteren oen toestand van opwinding en demoralisatie. Ook de Amsterdamsche beurs geraakte onder de depressie, zoodat behalve de buitenlandsche fondsen, ook de locale waarden aanzienlijk daalden. Zoo verloren de Kon. Petroleum-aandeelen sinds Vrijdag 60%, en de andere Petroleum-waai den naar rato. '1'abaks- aandeelen en rubber dito verloren van 5 tot 20%. Er worden dus enorme verliezen geleden. Paniek onder de Duitsche burgerij. In alle groote Duitsche steden hebben de inleggers bij de spaar banken hun geld opgevraagd.Gelukkig ken aan alle aanvragen worden vol daan, en werkte dit zegr geruststellend. Zooals men ziet, zijn de oorlogsge ruchten niet van de lucht. Wal er van het conflict worden zal, of <le algemeene Europeesche uorlog, die men al eerder voorspeld heeft, zal uitbreken, valt nog niet te zeggen. Inmiddels heeft de eerste oorlogs daad plaats liehad. Bij Temeskubin hebben Servische troepen, van Donau-stoomschepen, waarop zij zich bevonden, de Oosten rijksche troepen beschoten. Het vuur werd beantwoord on hot kwam tot een schermutseling over een uitge breid terrein. Aan de bladen wordt gemeld, dat de Serviërs de spoorwegbrug tusschen Belgrado en Semlin in de lucht lieten vliegen. Uit Weenen komen geruststellen de berichten omtrent de localiseering van het conflict. Rusland vertoont geen neiging tot don oorlog over te gaan, wordt gezegd. Laatste berichten. Bemiddeling. Uit Rome wordt geseind, dat Rus land aan Italië het voorstel deed, als bemiddelaar op te treden tusschen Oostenrijk en Servië. Men vermoedt, dat Italië hiertoe genegen is, en Oostenrijk daarin zal toestemmen. Berlijn, 28 Juli. De „Lokal Anzei- ger" bericht, dat Oosteurijkschc troe pen de Hongaarsch-Servische grens overschreden en te Mitrowitska aan gekomen z|jn. De Servische troepen weiden teruggeslagen. Te Weenen werd het bericht van het uitbreken der vijandelijkheden niet onbeschrij felijk enthousiasme ontvangen. Maatregelen in ons land. Door het Departement van Oorlog is gisterenavond telegram A door geheel Nederland aan de garnizoenen verzonden. Een detachement ponto niers is van Dordrecht naar Scheve- ningen vertrokken, terwijl de varende pontoniers, op manoeuvre te Grave, zijn teruggeroepen. In verband hiermede hebben de landweerplichtigen voor de kustwacht en voor de grenswacht hedenmorgen bericht ontvangen zich gereed te houden, ten einde bij eersten oproep onder de wapenen te komen. Zij mogen dientengevolge hun woon plaats niet verlaten. Naar het departement van Marine mededeelde is de „Noord-Brabant", op het oogenblik op oefeningsreis in den Atl. Oceaan, naar huis gerequi- reerd en zal tegelijk met de „Zeeland" alhier terugkeeren. De minister van Marine en de chef van den Generalen staf hebben hun verloven onder broken en H. M. de Koningin heeft ook reeds Maandag in Den Haag geconfereerd. De Marine-torpedodiunst alhier heeft het in dienst zijnde materieel gevochts- gereed gemaakt." Van de teruggeroepen schepen is de „Gelderland" gisterenavond alhier teruggekomen, terwijl de „Zeeland" hedenavond wordt verwacht. De „Noord-Brabant" zal vermoedelijk morgen binnenkomen. Alle verloven bij de Marine en b|j 's Rijkswerf zijn ingetrokken. De Kanonneerbooten „Hadda" on „Balder" zijn 27 Juli 1914 in dienst gesteld respectievelijk te Willemsoord en te Hellevoetsluis, als mijnenleg- gers aan boord „Hadda"zyn geplaatst luitenant ter zee der le klasso H. M. Manikus, luitenant ter zee dor 2e klasse J. W. H. Vogelzang en machinist W. Moree. Ten behoeve van den torpedodienst van de landmacht alhier zijn een drietal kleine sleepbooten van de ballast-maatschappij to Unniiden alhier aangekomen. Er zijn maatregelen genomen, om het ontslag van de oudste lichting, hetwelk op 1 Augustus zou moeten plaats vinden, te schorsen. Ook de overgang van miliciens naar de landweer zal op gezegden datum niet plaats hebben, en het ontslag van de oudste landweerlichting, dat volgons de Landweerwot eveneens op dien datum valt, is geschorst. PLAATSELIJK NIEUWS. In ons blad van 23 dezer komt als geslaagd voor de teekenakte M.f. M.O. voor de naam J. J. Goes. Om misverstand te voorkomen, deelen wij mede dat dit moest z|jn G. J. Goes. Eindexamen R. H. B. S. Zaterdag zijn te Zaandam geslaagd de dames E. H. E. van de Laar en E. A. van Voss en de heer J. A. Sohagen, leerlingen van de R.H.B.S. alhier. Terug van 't vacantiefeest. A Ze waren vol verwachting uit getrokken gisterenmorgen, een kleine honderdnegentig kinderen, de uit verkorenen voor het jaarlijksche uit stapje van leerlingen der openbare scholen, 't Was dan ook geen klei nigheid: Ze zouden met de boot heolemaal naar Schoorl gaan, en ze zouden Bergen en Alkmaar bezoeken! Honderdnegentig kleine hartjes bons den van verrukking; honderdnegentig kleine mondjes bespraken lang van te voren de reis, zooals gy en ik, lezer, een reisje naar Zwitserland op om maar eens wat te' noemen, de Pyreneëen bespreken. En om half zeven gisterenmorgen stonden ze gereed en geleidelijk slokte de fraaie nieuwe boot van de firma Zur Mühlen ze op. „Dagdag 1" riepen ze vader en moeder nog toe; die, van hun kant, wuifden en riepen nog „veel pleizierToe- oe-oet, zei de boot, en voort ging het, de onbekende heerlijkheden tegemoet. 't Was van te voren uitgemaakt, dat ze schik zouden hebben. Al re gende het ook in stralen, al huilde dc wind, al was het guur en koud, pret zouden ze hebben. Alle bekende en onbekende ele menten tezamen zouden niet in staat zijn hun het komende genot te ont nemen. Want denk eens aan: was daar niet het verrukkelijke „Vrouwtje in 't duin" met schommel en wip en andere heerlijkheden Waren daar niet de duinen, vanwaar je je fijn kon laten afrollen Net als in Huis duinen, maar toch nog weer anders. Was daar niet het Berger bosch? Waren daar niet onnoemelijk veel dingen, het een al verrukkelijker dan het ander, die elk voor zich reeds een kinderhart deden opspringen van pret En nu spreek ik nog niet eens van de bootreis. Drie uur hoen en drie uur terug in zoo'n prachtige boot! En ook spreek ik niet van al de andere heerlijkheden, omdat ik er geen flauw idee van heb. Ik weet alleen, dat het heerlijk was, maar in de verste verte niet hoe heerlijk. En nu kwamen ze terug met die zelfde mooie boot, en wie dacht, dat ze wel, na al de emoties van den dag, in slaap zouden zyn geraakt, die vergiste zich leelijk, want ze stonden allemaal met de glundere snoetjes uittekijken naar moeder en vader en zusjes, die al langer dan een half uur klaar gestaan hadden op de Binnenhaven. En toen ze weer aan wal waren, kwamen de tongen los. Met beide handen gesticuleerden ze, omdat de tong alleen niet vermocht al de ge nietingen te beschrijven. Haastig stappend, nam moeder ze meehet was al zoo laat, het bed wachtte al zoo lang. En successievelijk liep de Binnenhaven leeg. Zouden geen honderdnegentig sla pende kindertjes vannacht gedroomd hebben van schommel en wip, van vrouwtje in 't duin en van het bosch? En zouden ze niet, als iets heel moois, de herinnering lang bewaren in hun kleine hersentjes? En zouden de raadsleden, als ze aanwezig waren bij de landing, niet bij zichzelf gezegd hebben van onze vijftig gulden hebben we pleizier gehad, 't volgend jaar zullen we die verdubbelen? Wie zal 't zeggen? 't Vacantie-kinderfeost behoort weer tot 't verleden. Leve het komende van 1915! BINNENLAND. De staking te Zaandam. De Duitsch werkwilligen vertoeven nog altijd in het hotel in de Warmoes straat te Amsterdam Hedenmorgen waren de heeren Decker en Middel hoven daar om met den leider te confereeren. Wanneer de Duitschers opnieuw naar Zaandam zullen gaan is nog niet zeker. „Maar", dus vertelde de heer Decker, „komen zullen ze. Al zou de onderste steen naar boven komen, deze men schen zullen in Zaandam werken IJmuiden, 28 Juli 1914. De onlangs hier opgerichte vereeni ging van stuurlieden op stoomtrawlers „Eendracht" heeft besloten de Kon. Goedkeuring aan tu vragen en deze thans verkregen. De Duitsche zeelichter „Unterweser 19" raakte Zondagmiddag tusschen de pieren aan den grond. Later word het schip vlot gebracht dooi d< Duitsche sleepboot „Geestemündo" en de IJmuider sleepbooten „IJmui den" en „Visschershaven". BUITENLAND. Moordaanslag op den Chedive van Egypte. Konstahtincpel, 25 Juli. Toen van middag om vijf uur de Chedive na een bezoek bij den grootvizier de Porte verliet, heeft een Jong Egyp tenaar verscheidene schoten op hem gelost. De Chedive is in het gezicht en aan den arm licht gewond. Zijn schoonzoon, die hom verge zelde, is ook gewond. De dader is door den adjudant van den Chedive gedood. Het proces-Cailiaux. Zesde dag. Op dezen dag werden de fameuze minnebrieven voorgelezen, die mevr. Caillaux zóó zeer ontroerden, dat zij in zwijm viel. Mevrouw Gueynard, die deze brieven aan Labori had ge geven, die omtrent de voorlezing overleg pleegde met zijn collega Chenu, zeide terecht, dat ze voor haar afschuwelijk waren. Er zijn er bij, die zeer teeder en innig zijn en zy zijn inderdaad wèl geschikt om mevrouw Caillaux te ontroeren. Wij zien de noodzakelijkheid om er iets uit te vermelden niet Inzij bewijzen alleen, dat Caillaux voor zijn tegen woordige vrouw teedere gevoelens koestert, althans doet alsof. Tengevolge van dit incident - het in zwijm vijlen van mevr. Caillaux werd de zitting geschorst. Na de hervatting kwamen du gorechtsdokters Paul en Soquet hun conclusie mededeelen inzake de lijk schouwing van het lijk van Calmette, en een derde dokter, senator dr. Raymond, een van de eersten, die op het bureau van de „Figaro" ont boden werden, kon den dood van Calmette door eene inspuiting eenige minuten vertragen. Van deze ver klaringen hing voor do beklaagde veel af. Immers, indien het aan nemelijk gemaakt werd, dat de geneeskundige hulp, die het slacht offer verstrekt werd, onvoldoende was, zou dit zeer in het voordeel van mevrouw Caillaux zijn, daar z|j dan niet voor moord, maar voor doodslag gevonnisd zou worden. Maar dr. Raymond is nog al positief w;uir hij zegt: „Ik zal mij niet in zekere polemieken mengen, die ten doel hebben om uit te maken of er van professioneele zijde fouten zijn be gaan. De twee broers van den heer Calmette zijn geneesheeren van naam de een van hen bekleedt een hoogt: póst bij het leger, terwijl de undcie aan het hoofd staat van het Instituut Pasteur te Lille. Beiden hebben ons bedankt voor hetgeen wij gedaan hebben. De verdediging kan beproeven getuigen te laten komen, die den gewonde niet gezien hebben en die de pretentie hebben, de methode aan te geven volgens welke naar hunne meening de dood voorkomen had kunnen worden. Dit is zoo ongeveer do gewone geschiedenis van een afgebrand huis. Na de ramp hoort men dan ook dergelijke praatjes. Men vraagt niet wat de oorzaak van don brand geweest is, maar heeft den mond vol over pompen, die slecht gewerkt hebben. De verant woordelijkheid voor het drama komt alleen neer op den pleger van de misdaad. Wat mij betreft, is mijn geweten gerust; ik beu overtuigd mijn plicht gedaan te hebben." Andere doktoren bevestigden nog, dat de gewonde vrijwel hopeloos was en dat h|j te zeer verzwakt was om de operatie te kunnen doorstaan. Een ietwat geheimzinnig incident deed zich voor met een geneesheer, dr. Delbet, die zeide, door een persoon, die aanwezig zou zijn, hut stilzwijgen te zijn opgelegd,- rede- nen waarom hij niet getuigen kon als h|j wel zou willen. Zevende dag. Toen Caillaux begiunen wilde mul de voorlezing van Calmetto's testa ment, protesteerde hiertegen de pre sident. Labori kwam Caillaux onder steunen en had een vrij heftige woordenwisseling met Mr. Chenu, maar tenslotte gaf de president toe en Caillaux kon het gansche testa ment voorlezen. Om half twee konden eindelijk de medische getuigen be ginnen. Eerst kwam dr. Balthasar. Zijn getuigenis was zonder veel belang. Toen kwam de zeer bekende chirurg dr. Doyen, die een zeer lang betoog ten gunste van de verdediging begon. Hij had fotografiën en plannen doen opmaken, die aan de raadsheereu, do jury-leden en zelfs aan de journalis ten uitgedeeld werden, opdat zij de demonstratie van den heer Doyen beter zouden kunnen volgen. Hot betoog van Dr. Doyen kwam vooral hierop neer, dat men den lieer Calmette wegens het groote bloed verlies en wegens den zeer zwakken toestand, waarin hij zich bevond, niet had moeten vervoeren, maar hem öf in het geheel niet had moeten opereeren öf dadelyk had moeten ope- reeren. Dr. Doyen eindigde met te zeggen, dat men z. i. den heer Calmette in het leven had kunnen behouden. Een geweldige scène veroorzaakte de tooneelschrijver Henri Bernstein. Door Caillaux aangevallen, die hem verweet zich te hebben onttrokken aan zijn getuigenplicht, en ook de sertie te hebben gepleegd, kwam hij, gewaarschuwd, tegen 4 uur aanzetten en begon een woedenden aanval tegen Caillaux. M|jne Heeren, jury-leden, zoo begon Bernstein, en zich toen tot de zaal richtend, brulde hij plotseling: Is Caillaux daar? (Hij zei niet eens mynheer Caillaux. Gelach, gejuich, protest. De zaal komt in beweging, men gevoelt, dat het warm toe zal gaan met dezen woedenden kerel.) Ik ben niet gewend de menschen aan te vallen als zij afwezig zijn", Dan begint Bernstein een woedende charge tegen Caillaux. Het is onge hoord, zoo roept hij, het schouwspel, dat wij hier zien, n.1. een man, die op de doodkist klimt, die zijn vrouw gesloten heeft en van dat voetstuk af een hoogen toon aanneemt tegen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1914 | | pagina 2