Oostenrijk-Servië.
't Schijnt ernst te worden tusschen
Oostenrijk en Serviö. Servië's ant
woord op de Oostenrljksche nota,
dat vóór G uur Zaterdag moest z|jn
ontvangen, heeft de Oosten rijksch-
Hongaarsche monarchie onbevredigd.
Daarop heeft de Oostenrijksche gezant
met het personeel het gezantschap
te Belgrado verlaten. De diplomatieke
betrekkingen zijn dus verbroken tus
schen de beide landen. Servië had
reeds om 3 uur Zaterdagmiddag de
geheele mobilisatie gelast van bet
leger. De zetel der regeering is ver
plaatst naar Kragujewatach.
Dat waren de eerste telegrammen.
Latere berichten zijn uiterst verward
en, zooals het meestal gaat, is er
moeielijk iets definitiefs uit op te
maken. De een zegt: Servië zal wel
toegeven en alles doen wat het kan
om den vrede te handhaven. Dit is
ook de meening van den Sofiaansohen
correspondent der „Kölnische Zei-
tung", die meent, dat de Servische
regeering, na de eischen te hebben
aangenomen, zal aftreden. Rusland
heeft geprobeerd den termijn voor
de beantwoording der nota met eenige
dagen verlengd te krijgen, doch
Oostenrijk weigerde dit.
Te Berlijn was de opwinding, b|j
het ontvangen yan de berichten, dat
de Oostenrijksche regeering het ant
woord onbevredigend vond, onbe
schrijfelijk. Men rukte de speciale
edities der bladen den verkoopers
uit de handen en zy moesten boven
op de taxi's klimmen om zich voor
de menigte te beschermen. Geest
driftige pro-Oostenrljksche manifes
taties hadden plaats voor de ambas
sade, tèrwtfl de Russische ambassade
door politie beschermd werd. Toch
werden er niettemin betoogiugen
tegen Rusland gehouden.
In Parijs is in een buitengewonen
ministerraad de toestand besproken;
uit Londen wordt bericht, dat de
onder-secretaris van het ministerie
van buitenlandsche zaken, Acland,
zeide dat de toestand veel ernstiger
was dan in Ulster.
Men weet, dat Rusland Servië
steunt.
Voor enkele jaren zou niemand in
Weenen ernstig van een oorlog tus
schen Oostenrijk en Servië hebben
gesproken, zoo gering schatte men
toen in Oostenrijk de sterkte en de
weerbaarheid van het Servische leger.
De Balkanoorlog heeft doen zien,
dat men zich daarin vergiste. Servië
heeft een boven verwachting krachtig
leger te velde gebracht, dat zeer goed
geoefend gebleken is en dapper ge
vochten heeft.
Wel is Oostenrijk in troepensterkte
verreweg de baas, maar in Weenen
is men overtuigd, dat Servië een zeer
krasse en krachtige tegenstander zal
zijn, en dat de strijd veel moeite en
veel offers kosten zal.
Het Oostenrijksche leger heefteen
vredessterkte van 34.000 officieren en
380.000 man, die in 10 legerkorpsen,
elk van drie divisies, en 10 cavalerie
divisies van elk legerkorps zijn twee
linie-divisies en een landweer-divisie.
De Oostenrijksche landweer is een
actief troepencorps met vaste vredes
organisaties en eigen recruten-aan-
vulling; het eenige verschil met de
linietroepen is de staatsrechterlijke
positie.
De sterkte van het Oostenryksche
leger op oorlogsvoet is meer dan een
millioen man.
Het Servische leger is, na de reor
ganisatie, op vredesvoet 80.000 man
sterk; het veldleger in oorlogstijd
300.000 man, en met de derde linie
en de nieuwe formaties 500.000 man.
Het is verdeeld in 10 active divi
sies, waarbij nog 5 divisies komen
van de tweede linie, die bij mobili
satie nog moeten worden geformeerd.
Indien de oorlog uitbreekt mag men,
met het oog op de algemeene sterkte
en de positie, verwachten, dat Oosten
rijk Servië zal binnenrukken en dus
tot het offensief zal overgaan. Die
Oostenrijksche operatie heeft het voor
deel, dat zij van twee kanten kan
worden ondernomenuit het Noorden
over den Donau, uit het westen van
Bosnië uit.
Servië is in de onaangename stra
tegische positie, dat het door zijn
tegenstander steeds omvat worden
kan. In het noorden grenst het welis
waar aan den Donau, die by een
breedte van 1000 meter en een diepte
van 7,5 tot 10 M. een zeer belang--
rijke hindernis; maar de lengte, 250
K.M., maakt de verdediging bezwaar
lijk. Bovendien bezitten de Servische
bevestigingen aan do Donau geen
militaire waarde. Servië heeft alle
middelen aangewend om zich tegen
Bulgarije te versterken, en de overige
versterkingen verwaarloosd. Dit
wreekt zich nu bitter. Geen der Donau-
vestingen kan een aanval weerstaan.
Het is daarom aan te nemen, dat de
Oostenrijksche troepen zonder moei
lijkheden den Donau zullen kunnen
overtrekken.
De opmarsch der Oostenrijkers uit
Bosnië zou bovendien een Servische
opstelling achter den Donau in de
fiank kunnen bedreigen. Daarom zul
len de Servische troepen Belgrado ook
niet verdedigen, maar naar het zuiden
trekken, om daar de Oostenrijkers af
te wachten.
Reeds werd gemeld, dat regeering,
hof en troepen uit Belgrado vertrokken
zijn. De regeering wordt voorloopig
te Krajoegewatz gevestigd.
De „Temps" schrijft over den
toestand
„De toon van de Oostenryksche
nota en de overdreven eischen, die
ze bevat, hebben alle kanselarijen,
behalve die te Berlijn, verbaasd doen
staan. Sinds een dag of veertien
heeft Oostenrijk in het geheim ge
werkt. Sommige Ooatenrijksch-Hon-
gaarsche bladen publiceerden de meest
pessimistische berichten, die elk op
hun beurt weer getemperd werden
door meer verzoeningsgezinde uitin
gen van de bladen te Berlijn en te
Weenen en door de vredelievende
verzekeringen, op den Ballplatz aan
de te Weenen geaccrediteerde diplo
maten gedaan. Deze zorgvuldig be
rekende doseering heeft er r.iet weinig
toe bijgedragen, de publieke opinie
op te winden en ze er op voor te
bereiden, den grootst mogelijken schok
te krijgen door den donderslag van
het ultimatum.
Duitschland slechtB is op de hoogte
geweest van hetgeen men in Weenen
aan het voorbereiden was, terwijl
Italië in onwetendheid schijnt ge
houden te zijn, evenals de regeeringen
buiten den Driebond".
Uit den volledigen tekst van de
Oostenryksche nota blijkt dat zij uog
krasser is, dan men oorspronkelijk
meende. Oostenrijk geeft woord voor
woord op, wat de Servische regeering
moet publiceeren. Wij vertalen:
„De koninklijke Servische regeering
zal op de eerste bladzijde van haar
officieel orgaan op den 26sten Juli
de volgende verklaring doen drukken
„De koninklijke Servische regeering
veroordeelt de tegen Oostenrijk-Hon-
garije gerichte propaganda, d. w. z.
al de stroomingen, welker einddoel
het is om van de Oostenrijksch-
Hongaarsche Monarchie gebied af te
scheiden, dat haar behoort, en zij
betreurt oprecht de vrooselljke ge
volgen van dat misdadig streven.
De koninklijke Servische regeering
betreurt, dat Servische officieren en
ambtenaren aan genoemde propaganda
hebben deelgenomen en daardoor de
betrekkingen van goede natuurschap
in gevaar hebben gebracht, welke de
koninklijke regeering door haar ver
klaring van den 31sten Maart 1909
plechtig heeft verbonden te onder
houden.
Inderdaad, eene dergelijke voor
waarde kan geen land vervullen
Servië heeft natuurlijk schuld. In
1909 heeft het de belofie afgelegd,
na de annexatie van Bosnië, dal het
zich neerlegde bij de beslissing der
mogendheden en houding van protest
en tegenstand, die het sedert de
annexatie aannam, zou opgeven, om
voortaan met de monarchie op den
voet van goede buurschap te leven.
In plaats die belofte na te leven,
heeft Servië geduld, dat op Servisch
gebied eon beweging werd onderhou
den, die tot einddoel had, de gebieden
aan de Monarchie te ontnemen, door
Servische volken bewoond, en die
door terrorisme en moord dit doel
wilde bereiken.
Het is duidelijk dat Oosten rijk dit
niet dulden kan. Niemand behoeft
toe te laten, dat zijn buurman met
alle middelen het leven onaangenaam
maakt. Vooral niet oen groote mo
gendheid. En in den moord in Sera-
jewo ziet Oostenrijk de resultaten
van die Servisch politiek.
Maar de wijze waarop Oostenrijk
eene terechtwijzing gaf, was kwet
send en de vraag rijst of Oostenrijk
niet opzettelijk oorlog heeft uitgelokt.
Wil Oostenrijk den oorlog niet,
zooals geheel Europa hoopt en ver
wacht, dan is er nog gelegenheid
genoeg alle strijdvragen, die tusschen
de monarchie en Servië zyn gerezen,
te onderwerpen aan de uitspraak
van vroede mannen.
Juist van een grooLe mogendheid,
als de Oostenrijksch-Hongaarsche
monarchie, kan zonder gevaar van
zwakheid beschuldigd te worden,
het mooie en breede gebaar uitgaan,
waardoor een ernstig geschil aan de
uitspraak van arbiters wordt onder
worpen.
Inmiddels ontstaan reeds allerlei
oorlogsgeruchten. In Seinlin wordt
beweerd, hoort men kanongebulder,
in Kelenfold, bij Budapest, hebben
Horigaarsehe militairoautoriteiten den
chef van den Servischen generalen
staf gearresteerd. Deze heer was
buitengewoon verrast, daar hij niets
van den toestand af wist. Hij protes
teerde en weigerde in een gereed
staande auto te stappen, werd echter
voor de plaatselijke commandant ge
bracht, die zelde, dat lilj gearresteerd
was.
Volgens de „Temps" heeft Serviö
er in toegestemd officieel af te kon
digen, dat alle anti-Oostonrijksche
vereenigingen moeten worden ont
bonden, dat de wet op de dagbladpers
gewijzigd wordt en dat alle officieren
en beambten, die jzich gecompro
mitteerd hebben, op non-activiteit
gesteld zullen worden. Maar Servië
protesteerde tegen den eisch, dat
Oostenrijksche beambten zitting
moeten nemen in de enquèto-com-
missie en doet in geval Oostenrijk
hiermee geen genoegen noemt, een
beroep op het scheidsgerecht van
Den Haag en de mogendheden.
In Boedapest kondigen plakkaten
eene gedeeltelijke mobiliseering aan.
Ook in ons land zijn bekendmakingen
aangeplakt, waarin dienstplichtige
Oostenrijkers wordenopperoepen. Hun
wordt de reiskesten vergood, terwijl
aan deserteurs amnestie verleend
wordt. Oostenrijk heeft acht legerkorp
sen gemobiliseerd, de stemming is zeer
geestdriftig. Ook te Boedapest werd
den ganschen nacht gemanifesteerd.
Een groote menigte begaf zich naar
de woning van graaf Tisza om hem
eene ovatie brengen.
Italië schy'nt, in overleg met Enge
land, een verzoeningsactie te willen
beginnen, maar „in ieder geval",
zeide de gezant in Weenen, „zal het
z|jn verplichtingen als bondgenoot
vervullen". Rusland zal voorloopig
de ontwikkeling der gebeurtenissen
afwachten, maar in geen geval toe
laten, dat Servië vernietigd wordt.
In Weenen wordt verhaald, dat Rus
land een lang telegram 2000 woor
den luidt het aan de Servische
regeering zond, met do aansporing
zich tegen Oostenrijk te verzetten.
Vandaar dat Servië den eisch van
Oostenrijk dan ook niet in z|jn geheel
aanvaard heeft, het voelde zich sterk.
Uit Petersburg komen allerlei geheim
zinnige berichten. Reuter seint, dat
het verboden is, gedurende een jaar
tljds, te beginnen met heden, zekere
berichten betreffende het leger en de
vloot te publiceeren. Duitschland gaat
voort met geestdriftige betoogingen
ten gunste van Oostenrijk. Mobilisatie
maatregelen zijn tot nu toe niet
genomen. Daarentegen houdt men in
Parijs anti-Oostenry ksche betoogingen,
hoofdzakelijk door Slavischestudenten.
Bulgarije heeft gezegd neutraal te
zullen blijven, ook Griekenland zal
zich niet in den strijd mengen. België
houdt een wakend oog op de ge
beurtenissen.
De medewerker van de „Echo de
Paris", Jean Herbette, schrijft over
den vermoedelijken omvang, dien het
conflict zal aannemen, het volgende
Servië heeft zijn ententes en bond
genootschappen en bovendien ver-
eenigt een gevoel van solidariteit alle
Serviërs, ook die Serviërs, die onder
danen van andere staten zijn. En tot
hoever strekt deze solidariteit zich uit?
Op den Balkan schaart zich alles
aan de zijde van Servië, dat bedreigd
wordt door de Magyaarschc over-
hoersching, of dat de revanche van
Bfilgarije te duchten hoeft. En van
de groote mogendheden, zijn zij soli
dair met Servië, die door de'Duitsche
elementen bedreigd worden.
De politiek, welke Oostenrijk thans
in het Oosten volgt, is eer een Hon-
gaarsche dan een Oostenrijksche po
litiek.
Het Servische ras een ongeneeslijke
wonde toebrengen, dat willenjde Ma-
gyaren, tot wie mannen als graaf
Tisza, graaf Bërchtold en graaf For-
gatch behooren. En wanneer Servië
vernederd is, dan komt Roemenie
aan do beurtMen heeft het te Boe
karest begrepen en de Roomeensche
regeering heeft zich aangesloten bij
de actie, door Rusland en Frankrijk
te Weenen ondernomen.
Daarentegen kan Oostenrijk rekenen
op den steun van Bulgarije, wanneer
het er op aan komt Servië te ver
nederen. Men weet dat te Athene on
daarom heeft de Grieksche regeoring
het kabinet te Sofia ernstig vermaand
neutraal te blijven. Zoo staan de
Balkanstaten, die hun goedkeuring
aan het verdrag van Boekarest hebben
gehecht, als éón man aan Servië's
zijde. De groote mogendheden zien
even helder den toestand in, maar
hun taak is niet alleen om den toe
stand helder in te zien, doch ook om
handelend op te treden.
De berichten uit Petersburg wijzen
er op, dat Rusland z|jn plicht ten
volle bewust is. Ook Engeland weet
wat het te doen heeft en de opge
wondenheid te Parys bewijst ten dui
delijkste, dat ook Frankrijk niet buiten
het conflict staat. Men vergist zich
te Berlyn deerlijk, wanneer men ge
looft, dat de strijd gelocaliseerd zal
blijven.
Wanneer Duitschland, eenige uren
na de overhandiging der Oostenrijk
sche nota, aan Frankrijk - aan
Frankrijk alleen - komt vertellen,
dat elke interventie in het Oosten-
rijksch-Servisch geschil „onbereken
bare gevolgen" zal hebben, dan zijn
wij gek, als we niet gevoelen, dat
wij gedreigd worden, en wanneer wij
er' niet op letten, dat te Berlijn weer
de „Wacht am Rhein" weerklinkt.
Uit Parijs.
De „Temps" stelt opnieuw de vraag
Wat wil Duitschland eigenlijk Want
als het wilde, zou het maar zoo weinig
te doen hebben.
„Noodig en voldoende is, dat het
aan Oostenrijk de bekentenis vraagt,
dat de Oostenrijksche gezant te Bel
grado zich vergist heeft door de di
plomatieke betrekkingen te verbreken
bij de ontvangst van een document,
dat hem volledige satisfactie gaf.
Noodig en voldoende is, dat Oostenrijk-
in weerwil van dat verbreken van
de relatie diplomatiek in plaat-s van
militair optreedt."
„Ziedaar de geringe poging, die
Duitschland moest beproeven, omdat
zijn beurt gekomen is om thans de
waarheid van zijn verzekeringen te
bewijzen, omdat de „Triplo Entente"
voor den vrede gedaan heeft wat ze
kon, omdat wat ze gedaan heelt met
volledig succes bekroond is. Wil
Duitschland dat beproeven? Ziedaar
onze vraag."
De „Nieuwe Rott. Ct." schrijft:
Toou de dreadnought„ViribusUni-
tis" met de lijken van Frans Ferdinand
en zijn gemalin tegen hei vallen van
den nacht voor Triëst verscheen, toen
daar de machtige romp van het oorlogs
schip en hoog op het dek onder een
baldakijn de twee kisten zich tegen
den rooden avondhemel afteekendeu,
beving de op don wal verzamelde
menigte, een ijzing, een somber voor
gevoel van naderend onheil.
In het holle van den nacht is het
lijk van Frans Ferdinand op een veer
pont over de Donau naar zijn laatste
rustplaats toegevaren bij Püchlarn,
dat als het Bechelaren uit de Nibe-
lungensage, in ons do herinnering
wakker roept aan Siegfried. Zal, even
als Siegfried's dood een geweldigen
strijd van mythische helden teweeg
bracht, thans, in onzen tijd van vredes
conferenties, de dood van één man,
van Frans Ferdinand, een strijd der
volkeren ontketenen?
Al geven de berichten wat meer
hoop, toch houdt die vraag op het
oogenblik de heelo wereld in adem-
looze spanning. De beantwoording
staat aan Rusland. Want trekt dit
rijk om Servië tegen Oostenrijk van
leer, dan is Duitschland volgens het
verdrag van bondgenootschap ver
plicht om Oostenrijk bij te staan en
in geval van een oorlog tusschen
Duitschland en Rusland moet Frank
rijk aan Duitschland den oorlog ver
klaren. Dan zal Europa van den
Oeral tot de Pyreneeën en van Jutland
tot de Middellandsche Zee in vuur
en vlam staan.
Een blik op het ontzaglijke onheil,
de verschrikkelijke verwoesting van
menschenlevens en van werken der
beschaving, die zulk een oorlog na
zich zou sleepen, moot do lotsbe-
schikkers der bevolking de verant
woordelijkheid bewust maken, die zij
op zich nemen, indien zij niet alles
in het werk stellen dezen wereldramp
te voorkomen, waar een kwestie van
nationaal prestige, hoe gewichtig ook,
niet tegen op kan wegen.
In Rusland is een vrij sterke groep
chauvinisten altijd voor oorlog. De
reactionaire kringen hopen dat een
oorlog afleiding zal verschaften aan
de binnenlandsche ontevredenheid en
hun eigen positie zal versterken. De
woelgeesten hopen op een nederlaag
en als gevolg daarvan succes voor
een democratische revolutie. Voorts
mag men het Slavische solidariteits
gevoel, dat in Rusland in dergelijke
dagen zoo sterk kan z|jn, dat het een
tegenstribbelende regeering in een
oorlog kan trekken, zooals indertijd
reeds met den oorlog tegen Turkije
is geschied, als politieke factor niet
buiten beschouwing laten.
Hier staat tegenover dat Rusland,
alhoewel het zijn strijdkrachten in de
laatste jaren aanzienlijk heeft uitge
breid en verbeterd, daarmede op
papier verder gereed schijnt, dan in
werkelijkheiddat men voorts uit de
berichten mag opmaken, dat Duitsch
land, dat al meermalen Oostenrijk
heeft geremd, ook ditmaal zich tot
het behoud vau den Europeeschen
vrede zal inspannen men weet hoe
zeer de Duitsche Keizer een vriend
van den vrede is. Eindelijk schijnt
het, dat ook Frankrijk, te oordeelen
naar de uitlatingen vau de Parijsche
bladen, op hot oogenblik al evenmin
belust op oorlog is. Men herinnere
zich de onthullingen van den senator
Humbert. Zoo z§Q dus Duitschland,
gesteund door Italië, bemiddelend
kunnen optreden te Weenen, en zou
Frankrijk, in samenwerking mot
Engeland, te St. Petersburg' kal
meerend kunnen werken.
Zoolang het tegengestelde nog niet
gebleken is, moeten wij hopen, dat
op deze of dergelijke wijze, het drei
gende onweder van eon algomeenen
Europeeschen oorlog als gevolg van
een twist in een betrekkelijk nietig
hoekje op den Balkan- nog eenmaal,
gelijk bij den aanvang van don Balkan
oorlog is geschied, moge afdrijven.
Twee lichtpunten zijn er, welke die
hoop voedsel geven. Oostenrijk heeft
verklaard geen Servisch grondgebied
te willen inlijven, en voor de Servische
regeering is het nog tijd om haar
antwoord aan te vullen en er aan
toe te voegen, wat Oostenrijk miste.
Misschien leidt de bemiddelingsactie
der mogendheden er nog wel toe, dat
Rusland in dien zin te Belgrado raad
geeft. Dat is het beste wat. wij op
het oogenblik mogen hopen.
Een verwarrende massa telegram
men overstelpt de redactieburcaux
van de heele wereld. Voor de dag
bladen, die ze naar volgorde publi
ceeren, betrekkelijk gemakkelijk
voor den redacteur, die uit dezen
heksenketel een smakelijk en niet te
zwaar gerecht moet brouwen, oen
niet benijdenswaardig baantje. Wij
zullen trachten een resumé te geven
van de latere telegrammen.
Op ons redactie-bureau stond Maan
dag ook de telefoon niet stil. Al
spoedig kwam het bericht van het
eerste troffen, een „langdurige scher
mutseling" heette het daarin. Een
oorlogsverklaring schijnt men tegen
woordig niet meer Lu geven; men
begint zoo maar. Ook onzo Regeering
is diligent. Maandagmiddag was er
buitengewone Ministerraad om den
toestand te bespreken. Men begrijpt,
indien de strijd zich niet localiseert,
indien Rusland en Italië er zich mee
bemoeien, zal ook Duitschland en
Frankrijk niet werkeloos blijven en
loopt ons land gevaar zijn neutrali
teit te verliezen indiou hot niet bij
tijds maatregelen neemt.
Toulon, 27 Juli. Admiraal Bouëde
Lapeyrére ontbood aan boord vau hot
admiraalschip, do commandanten van
het eerste en tweede linie-eskader,
der lichte divisie en der aanvullings
divisie. Gemeld wordt, dat men troepen
en vlootbewegingen voorbereidt, welke
eventueel uitgevoerd zullen worden.
Uit Engeland.
Londen, 26 Juli. Aan de eerste vloot,
die zich te Portland bevindt, is bevel
gegeven om aldaar geconcentreerd te
blijven. Alle verloven zijn ingetrokken.
Alle schepen der tweede vloot blijven
in du havens, waar zij thuisbohooron.
Uit Italië.
Italië mobiliseert. Eon groot aautal
Italiaanschfl arbeiders, i:i Duitschland
werkzaam, hebben bevel ontvangen
om onmiddellijk naar Italië terug te
koeren.
Uit Duitschland.
Berlijn, 26 Juli. De manifestaties
duurden den gebeelen nacht voort.
Te drie uur in den morgen, heerscht
er nog een geweldige geestdrift. Nooit,
zelfs niet in 1870, heeft men een
dergelijk schouwspel gezien. Om half
drie vormde zich in de Friedrich-
strasse een reusachtige stoet, waar
bij oud en jong, rijk on arm zich
aansloot. Donderend weerklinkt het
Duitsche volkslied, door honderden
en honderden aangeheven. Er heerscht
een onbeschrijfelijke geestdrift. Als
het gezang verstomd is, barst de
menigte in allerlei kreten los. Er
heerscht een helsch leven, maar toch
ontbreekt han den eigenaard igen stoet
niet een zekere waardigheid.
Het is opmerkelijk, dat de menigte
geen poging onderneemt om de
Fransche ambassade te naderen, die
bovendien zorgvuldig bewaakt wordt.
Daarentegen hebben wel weder mani
festaties voor de Russische ambassade
plaats. Er schijnt een geweldig
vijandige stemming tegen Rusland
onder de menigte te bestaan on do
politie zag zich dan ook ten slotto
verplicht om te intervuiiieoren.
Uit alle streken van Duitschland en
in het bijzonder uit Hanuover, komen
berichten, dat ook daar buitengewone
manifestaties plaats hadden.
Uit Frankrijk.
De boulevards to Parijs zien zwart
van de menschen. Men rukt de kran
ten verkoopers de dagbladen uit de
hand. De opwinding heeft haar top
punt bereikt.
Gemeld wordt, dat te "Naney roede
een partieele mobilisatie plaats heeft.
Officieren, die met verlof waren,
werden n:iar hun garnizoen terug
geroepen. Op de post- en telegraaf
kantoren hebben do chefs van dienst
verzegelde enveloppen ontvangen,
die zij bij nader order moeten openen.
Parijs, 26 Juli. Den geheeleu nacht
is er op liet Fransche ministerie
van oorlog gewerkt en hedenochtend
had in het kabinet van den minister
van oorlog een conferentie plaats
van de voornaamste militaire chefs.
Dezen hadden na alloop der confe
rentie nog een langdurig onderhoud
met generaal Joffre.
Onder de bevolking heerscht een
opgewonden stemming. Men is zich
de ernstige gevolgen, die uit de cri
sis kunnen voortvloeien, bewust,
maar men bewaart niettemin zyn
koelbloedigheid.
Op de boulevards heerscht zeer
groote opwinding en eon bijzondere
dienst ten behoeve van de handha
ving der orde moest worden georga
niseerd.
Messïny, de minister van Oorlog,
heeft na de conferentie met de mili
taire autoriteiten de noodige orders
gegeven yoor geval de toestand zoo
ernstig wordt, dat iedereen op zijn
post zal moeten zijn. Reeds is, naar
wij van betrouwbare zijde vernemen,
aan alle generaals, kolonels en chefs
der legercorpsen, die op hot oogen
blik met verlof zijn, order gegeven,
om zich onmiddellijk naar hun post
te begeven. De minister van Binnen
landsche Zaken heeft aan de prefec
ten telegrafisch order gegeven, om
op hun post te blijven of er zich
weder onmiddellijk heen te begeven.
De minister van Handel en Poste
rijen heeft gelijke instructies aan de
chefs vau de onder zyn departement
rossorteerende takken van dienst ge
geven.
Engeland.
De Engelsche regeering is reeds
begonnen met hare pogingen om den
oorlog, die onvermijdelijk schijnt,
zooveel mogelijk te beperkenen
Frankrijk heeft, reeds te kennen
gegeven, dat het zich ten volle bij
die pogingen aansluit.
Intusschen is men omtrent de
houding, die Rusland zal aannemen,
nog steeds in het onzekere. In de
Petersburgsche bladen wordt echter
medegedeeld, dat men in diplomatieke
kringen aldaar van meening is, dat
Rusland, althans voorloopig, niet zal
overgaan tot verscherping van den
toestand.
Het gerucht omtrent mobilisatie
maatregelen wordt beslist tegenge
sproken; wel wordt toegegeven, dat
aan de Oostenrijksche grenzen zekere
voorzichtigheidsmaatregelen worden
genomen. Van een feitelijke mobili
satie hebben ook niet-Russische waar
nemers nog niets opgemerkt. Hot
schijnt dus, dat de Russische diplo
matie nog een bijlegging van het
geschil langs diplomatieken weg ver
wacht.
Griekenland en Servië.
Uit Konstantinopel wordt aan de
„Journal" bericht, dat de Grieksche
gezant aldaar verklaard heeft, dat
Griekenland bij een ovcntueelen Oos
tenrijk-Servischen oorlog verplicht
zou zijn Servië met 100.000 man te
hulp to komen.
De oorlog en de Beurs.
Óp do beurzen in alle hoofdsteden
heerschte gisteren oen toestand van
opwinding en demoralisatie. Ook de
Amsterdamsche beurs geraakte onder
de depressie, zoodat behalve de
buitenlandsche fondsen, ook de locale
waarden aanzienlijk daalden. Zoo
verloren de Kon. Petroleum-aandeelen
sinds Vrijdag 60%, en de andere
Petroleum-waai den naar rato. '1'abaks-
aandeelen en rubber dito verloren
van 5 tot 20%. Er worden dus
enorme verliezen geleden.
Paniek onder de Duitsche burgerij.
In alle groote Duitsche steden
hebben de inleggers bij de spaar
banken hun geld opgevraagd.Gelukkig
ken aan alle aanvragen worden vol
daan, en werkte dit zegr geruststellend.
Zooals men ziet, zijn de oorlogsge
ruchten niet van de lucht. Wal er
van het conflict worden zal, of <le
algemeene Europeesche uorlog, die
men al eerder voorspeld heeft, zal
uitbreken, valt nog niet te zeggen.
Inmiddels heeft de eerste oorlogs
daad plaats liehad.
Bij Temeskubin hebben Servische
troepen, van Donau-stoomschepen,
waarop zij zich bevonden, de Oosten
rijksche troepen beschoten. Het vuur
werd beantwoord on hot kwam tot
een schermutseling over een uitge
breid terrein.
Aan de bladen wordt gemeld, dat
de Serviërs de spoorwegbrug tusschen
Belgrado en Semlin in de lucht lieten
vliegen.
Uit Weenen komen geruststellen
de berichten omtrent de localiseering
van het conflict. Rusland vertoont
geen neiging tot don oorlog over te
gaan, wordt gezegd.
Laatste berichten.
Bemiddeling.
Uit Rome wordt geseind, dat Rus
land aan Italië het voorstel deed, als
bemiddelaar op te treden tusschen
Oostenrijk en Servië. Men vermoedt,
dat Italië hiertoe genegen is, en
Oostenrijk daarin zal toestemmen.
Berlijn, 28 Juli. De „Lokal Anzei-
ger" bericht, dat Oosteurijkschc troe
pen de Hongaarsch-Servische grens
overschreden en te Mitrowitska aan
gekomen z|jn. De Servische troepen
weiden teruggeslagen. Te Weenen
werd het bericht van het uitbreken
der vijandelijkheden niet onbeschrij
felijk enthousiasme ontvangen.
Maatregelen in ons land.
Door het Departement van Oorlog
is gisterenavond telegram A door
geheel Nederland aan de garnizoenen
verzonden. Een detachement ponto
niers is van Dordrecht naar Scheve-
ningen vertrokken, terwijl de varende
pontoniers, op manoeuvre te Grave,
zijn teruggeroepen.
In verband hiermede hebben de
landweerplichtigen voor de kustwacht
en voor de grenswacht hedenmorgen
bericht ontvangen zich gereed te
houden, ten einde bij eersten oproep
onder de wapenen te komen. Zij
mogen dientengevolge hun woon
plaats niet verlaten.
Naar het departement van Marine
mededeelde is de „Noord-Brabant",
op het oogenblik op oefeningsreis in
den Atl. Oceaan, naar huis gerequi-
reerd en zal tegelijk met de „Zeeland"
alhier terugkeeren. De minister van
Marine en de chef van den Generalen
staf hebben hun verloven onder
broken en H. M. de Koningin heeft
ook reeds Maandag in Den Haag
geconfereerd.
De Marine-torpedodiunst alhier heeft
het in dienst zijnde materieel gevochts-
gereed gemaakt."
Van de teruggeroepen schepen is
de „Gelderland" gisterenavond alhier
teruggekomen, terwijl de „Zeeland"
hedenavond wordt verwacht. De
„Noord-Brabant" zal vermoedelijk
morgen binnenkomen.
Alle verloven bij de Marine en b|j
's Rijkswerf zijn ingetrokken.
De Kanonneerbooten „Hadda" on
„Balder" zijn 27 Juli 1914 in dienst
gesteld respectievelijk te Willemsoord
en te Hellevoetsluis, als mijnenleg-
gers aan boord „Hadda"zyn geplaatst
luitenant ter zee der le klasso H.
M. Manikus, luitenant ter zee dor
2e klasse J. W. H. Vogelzang en
machinist W. Moree.
Ten behoeve van den torpedodienst
van de landmacht alhier zijn een
drietal kleine sleepbooten van de
ballast-maatschappij to Unniiden
alhier aangekomen.
Er zijn maatregelen genomen, om
het ontslag van de oudste lichting,
hetwelk op 1 Augustus zou moeten
plaats vinden, te schorsen.
Ook de overgang van miliciens naar
de landweer zal op gezegden datum
niet plaats hebben, en het ontslag
van de oudste landweerlichting, dat
volgons de Landweerwot eveneens op
dien datum valt, is geschorst.
PLAATSELIJK NIEUWS.
In ons blad van 23 dezer komt
als geslaagd voor de teekenakte M.f.
M.O. voor de naam J. J. Goes.
Om misverstand te voorkomen,
deelen wij mede dat dit moest z|jn
G. J. Goes.
Eindexamen R. H. B. S.
Zaterdag zijn te Zaandam geslaagd
de dames E. H. E. van de Laar en
E. A. van Voss en de heer J. A.
Sohagen, leerlingen van de R.H.B.S.
alhier.
Terug van 't vacantiefeest.
A Ze waren vol verwachting uit
getrokken gisterenmorgen, een kleine
honderdnegentig kinderen, de uit
verkorenen voor het jaarlijksche uit
stapje van leerlingen der openbare
scholen, 't Was dan ook geen klei
nigheid: Ze zouden met de boot
heolemaal naar Schoorl gaan, en ze
zouden Bergen en Alkmaar bezoeken!
Honderdnegentig kleine hartjes bons
den van verrukking; honderdnegentig
kleine mondjes bespraken lang van
te voren de reis, zooals gy en ik,
lezer, een reisje naar Zwitserland
op om maar eens wat te' noemen,
de Pyreneëen bespreken.
En om half zeven gisterenmorgen
stonden ze gereed en geleidelijk slokte
de fraaie nieuwe boot van de firma
Zur Mühlen ze op. „Dagdag 1"
riepen ze vader en moeder nog
toe; die, van hun kant, wuifden
en riepen nog „veel pleizierToe-
oe-oet, zei de boot, en voort ging
het, de onbekende heerlijkheden
tegemoet.
't Was van te voren uitgemaakt,
dat ze schik zouden hebben. Al re
gende het ook in stralen, al huilde
dc wind, al was het guur en koud,
pret zouden ze hebben.
Alle bekende en onbekende ele
menten tezamen zouden niet in staat
zijn hun het komende genot te ont
nemen. Want denk eens aan: was
daar niet het verrukkelijke „Vrouwtje
in 't duin" met schommel en wip
en andere heerlijkheden Waren daar
niet de duinen, vanwaar je je fijn
kon laten afrollen Net als in Huis
duinen, maar toch nog weer anders.
Was daar niet het Berger bosch?
Waren daar niet onnoemelijk veel
dingen, het een al verrukkelijker dan
het ander, die elk voor zich reeds
een kinderhart deden opspringen van
pret En nu spreek ik nog niet eens
van de bootreis. Drie uur hoen en
drie uur terug in zoo'n prachtige
boot! En ook spreek ik niet van al
de andere heerlijkheden, omdat ik
er geen flauw idee van heb. Ik weet
alleen, dat het heerlijk was, maar
in de verste verte niet hoe heerlijk.
En nu kwamen ze terug met die
zelfde mooie boot, en wie dacht, dat
ze wel, na al de emoties van den
dag, in slaap zouden zyn geraakt,
die vergiste zich leelijk, want ze
stonden allemaal met de glundere
snoetjes uittekijken naar moeder en
vader en zusjes, die al langer dan
een half uur klaar gestaan hadden
op de Binnenhaven.
En toen ze weer aan wal waren,
kwamen de tongen los. Met beide
handen gesticuleerden ze, omdat de
tong alleen niet vermocht al de ge
nietingen te beschrijven. Haastig
stappend, nam moeder ze meehet
was al zoo laat, het bed wachtte al
zoo lang. En successievelijk liep de
Binnenhaven leeg.
Zouden geen honderdnegentig sla
pende kindertjes vannacht gedroomd
hebben van schommel en wip, van
vrouwtje in 't duin en van het bosch?
En zouden ze niet, als iets heel moois,
de herinnering lang bewaren in hun
kleine hersentjes?
En zouden de raadsleden, als ze
aanwezig waren bij de landing, niet
bij zichzelf gezegd hebben van onze
vijftig gulden hebben we pleizier
gehad, 't volgend jaar zullen we die
verdubbelen?
Wie zal 't zeggen?
't Vacantie-kinderfeost behoort weer
tot 't verleden. Leve het komende
van 1915!
BINNENLAND.
De staking te Zaandam.
De Duitsch werkwilligen vertoeven
nog altijd in het hotel in de Warmoes
straat te Amsterdam Hedenmorgen
waren de heeren Decker en Middel
hoven daar om met den leider te
confereeren. Wanneer de Duitschers
opnieuw naar Zaandam zullen gaan
is nog niet zeker.
„Maar", dus vertelde de heer Decker,
„komen zullen ze. Al zou de onderste
steen naar boven komen, deze men
schen zullen in Zaandam werken
IJmuiden, 28 Juli 1914.
De onlangs hier opgerichte vereeni
ging van stuurlieden op stoomtrawlers
„Eendracht" heeft besloten de Kon.
Goedkeuring aan tu vragen en deze
thans verkregen.
De Duitsche zeelichter „Unterweser
19" raakte Zondagmiddag tusschen
de pieren aan den grond. Later word
het schip vlot gebracht dooi d<
Duitsche sleepboot „Geestemündo"
en de IJmuider sleepbooten „IJmui
den" en „Visschershaven".
BUITENLAND.
Moordaanslag op den Chedive
van Egypte.
Konstahtincpel, 25 Juli. Toen van
middag om vijf uur de Chedive na
een bezoek bij den grootvizier de
Porte verliet, heeft een Jong Egyp
tenaar verscheidene schoten op hem
gelost. De Chedive is in het gezicht
en aan den arm licht gewond.
Zijn schoonzoon, die hom verge
zelde, is ook gewond.
De dader is door den adjudant van
den Chedive gedood.
Het proces-Cailiaux.
Zesde dag.
Op dezen dag werden de fameuze
minnebrieven voorgelezen, die mevr.
Caillaux zóó zeer ontroerden, dat zij
in zwijm viel. Mevrouw Gueynard,
die deze brieven aan Labori had ge
geven, die omtrent de voorlezing
overleg pleegde met zijn collega
Chenu, zeide terecht, dat ze voor
haar afschuwelijk waren. Er zijn er
bij, die zeer teeder en innig zijn en
zy zijn inderdaad wèl geschikt om
mevrouw Caillaux te ontroeren. Wij
zien de noodzakelijkheid om er iets
uit te vermelden niet Inzij bewijzen
alleen, dat Caillaux voor zijn tegen
woordige vrouw teedere gevoelens
koestert, althans doet alsof.
Tengevolge van dit incident - het
in zwijm vijlen van mevr. Caillaux
werd de zitting geschorst.
Na de hervatting kwamen du
gorechtsdokters Paul en Soquet hun
conclusie mededeelen inzake de lijk
schouwing van het lijk van Calmette,
en een derde dokter, senator dr.
Raymond, een van de eersten, die
op het bureau van de „Figaro" ont
boden werden, kon den dood van
Calmette door eene inspuiting eenige
minuten vertragen. Van deze ver
klaringen hing voor do beklaagde
veel af. Immers, indien het aan
nemelijk gemaakt werd, dat de
geneeskundige hulp, die het slacht
offer verstrekt werd, onvoldoende
was, zou dit zeer in het voordeel
van mevrouw Caillaux zijn, daar z|j
dan niet voor moord, maar voor
doodslag gevonnisd zou worden. Maar
dr. Raymond is nog al positief w;uir
hij zegt: „Ik zal mij niet in zekere
polemieken mengen, die ten doel
hebben om uit te maken of er van
professioneele zijde fouten zijn be
gaan. De twee broers van den heer
Calmette zijn geneesheeren van naam
de een van hen bekleedt een hoogt:
póst bij het leger, terwijl de undcie
aan het hoofd staat van het Instituut
Pasteur te Lille. Beiden hebben ons
bedankt voor hetgeen wij gedaan
hebben. De verdediging kan beproeven
getuigen te laten komen, die den
gewonde niet gezien hebben en die
de pretentie hebben, de methode aan
te geven volgens welke naar hunne
meening de dood voorkomen had
kunnen worden. Dit is zoo ongeveer
do gewone geschiedenis van een
afgebrand huis. Na de ramp hoort
men dan ook dergelijke praatjes.
Men vraagt niet wat de oorzaak van
don brand geweest is, maar heeft
den mond vol over pompen, die
slecht gewerkt hebben. De verant
woordelijkheid voor het drama komt
alleen neer op den pleger van de
misdaad. Wat mij betreft, is mijn
geweten gerust; ik beu overtuigd
mijn plicht gedaan te hebben."
Andere doktoren bevestigden nog,
dat de gewonde vrijwel hopeloos was
en dat h|j te zeer verzwakt was om
de operatie te kunnen doorstaan.
Een ietwat geheimzinnig incident
deed zich voor met een geneesheer,
dr. Delbet, die zeide, door een
persoon, die aanwezig zou zijn, hut
stilzwijgen te zijn opgelegd,- rede-
nen waarom hij niet getuigen kon
als h|j wel zou willen.
Zevende dag.
Toen Caillaux begiunen wilde mul
de voorlezing van Calmetto's testa
ment, protesteerde hiertegen de pre
sident. Labori kwam Caillaux onder
steunen en had een vrij heftige
woordenwisseling met Mr. Chenu,
maar tenslotte gaf de president toe
en Caillaux kon het gansche testa
ment voorlezen. Om half twee konden
eindelijk de medische getuigen be
ginnen.
Eerst kwam dr. Balthasar. Zijn
getuigenis was zonder veel belang.
Toen kwam de zeer bekende chirurg
dr. Doyen, die een zeer lang betoog
ten gunste van de verdediging begon.
Hij had fotografiën en plannen doen
opmaken, die aan de raadsheereu, do
jury-leden en zelfs aan de journalis
ten uitgedeeld werden, opdat zij de
demonstratie van den heer Doyen
beter zouden kunnen volgen.
Hot betoog van Dr. Doyen kwam
vooral hierop neer, dat men den lieer
Calmette wegens het groote bloed
verlies en wegens den zeer zwakken
toestand, waarin hij zich bevond, niet
had moeten vervoeren, maar hem
öf in het geheel niet had moeten
opereeren öf dadelyk had moeten ope-
reeren.
Dr. Doyen eindigde met te zeggen,
dat men z. i. den heer Calmette in
het leven had kunnen behouden.
Een geweldige scène veroorzaakte
de tooneelschrijver Henri Bernstein.
Door Caillaux aangevallen, die hem
verweet zich te hebben onttrokken
aan zijn getuigenplicht, en ook de
sertie te hebben gepleegd, kwam hij,
gewaarschuwd, tegen 4 uur aanzetten
en begon een woedenden aanval
tegen Caillaux.
M|jne Heeren, jury-leden, zoo begon
Bernstein, en zich toen tot de zaal
richtend, brulde hij plotseling: Is
Caillaux daar? (Hij zei niet eens
mynheer Caillaux. Gelach, gejuich,
protest. De zaal komt in beweging,
men gevoelt, dat het warm toe zal
gaan met dezen woedenden kerel.)
Ik ben niet gewend de menschen
aan te vallen als zij afwezig zijn",
Dan begint Bernstein een woedende
charge tegen Caillaux. Het is onge
hoord, zoo roept hij, het schouwspel,
dat wij hier zien, n.1. een man, die
op de doodkist klimt, die zijn vrouw
gesloten heeft en van dat voetstuk
af een hoogen toon aanneemt tegen.