KAPOKMATRASSEN en 1UTMAT1ASSEN
DE HELDERSCHE BANK.
M. KLERCQ, Spoorstraat 32.
DE WIT's VERF.
Brandstoffen.
MARINEKOOIMATRASSEN,
f I.OO.
HELDRIA".
T. van Zuylen,
Haring,
M. A. KOLSTER,
De Stoom ververij en
Chemische Wasscherij
M. STAM, te HOORN,
werkt op de gewone wijze door.
LOUIS DOBBELMANN's
Al deze soorten bevelen zich zelf aan.
LOUIS DOBBELMANN Ltd., - Rotterdam.
DEPOSITO RENTE.
Vergiftigde Levens.
CHEF KREUGER HZN
W. DE RUIITER, jonkerstraat 5.
Auto
verhuur-
inrichting
W. PRINS,
KANAALWEG No. 89.
MEDISCH HAARGROEIMIDDEL
„EXCELSIOR".
IN ALLE MATEN.
gevuld met paardenhaar, worden machinaal
geplozen, bijgevuld en OPNIEUW doorgestikt,
HALEN VAN EN BEZORGEN
AAN BOORD INBEGREPEN.
55
HAARHERSTELLER.
Beproefd middel tegen het uitvallen
en tot bevordering van den hergroei
van 't hoofdhaar, blijkt steeds het beste.
Per flacon 50 cent.
Alléén verkrijgbaar bij;
Spoorstraat, Coiffeur.
nieuwe Hollandsche,
Volle en Maatjes.
Elke hoeveelheid dagelijks verkrijgbaar.
Voor afnemers concurreerende prijzen
a contant.
Pakhuis: Achterstraat 62.
van
Vraagt in de Scheepstoko en bij Uwen Winkelier
uitsluitend
B.Z.K. PRUIMTABAK.
ROOKTABAK S.K. RECLAMEBAAI.
PORTORICO.
SHAGTABAK „FAAM ADELAAR".
SIGARETTEN „DEER REINA", met gouden mondstuk.
Let op het fehrieksmerk „DE GEKROONDE MOOREN"
en op den naam
mus. gefiaagde tn logrMigsli zuiieie bueide VERF ii
Gevestigd 1876. - Fabriek Helder.
Verkrijgbaar gesteld bij de Heeren A. Korff Az., Kanaal wegH. de
Wit Jrz., Keizerstraat 13 (direct bij 't Spoor)Texel; P. Boon Mz.,
Cocksdorp; A. Ellen Oosterend; Wiel ingen: Wed. Kaleveld Joh.
Takes Tz., NoorderbuurtKoegras: D. Marees Julianadorp: M.
Noot 't Z a n d Z ij p e P. RuisIJ m u i d e nFirma 'D. C. Kaan.
En gros. - Verzendingen naar alle plaatsen. •- En Detail.
Magazijn en Fabriek Binnenhaven 74, Helder. KL OE WIT.
Wij nemen gelden In déposito. Rente tot nadere aankondiging
met één dag opzegging 4'/2
tien dagen 5
voor diie maanden vast 3/2
zes maanden 3%%
één jaar vast 4
FEUILLETON.
Een beeld der werkelijkheid.
55)
„Gij zoudt mij byna doen veron
derstellen dat hy ook tot u to laat
is gekomen waagde Josach het te
zeggen.
„Dat is ook zoo."
Hare stem trilde zoodanig bij bet
uiten dier bekentenis, dat bij die
haar aanhoorde onwillekeurig een
uitroep van pyn slaakte.
„En gij aarzelt niet mij dat te
zeggen
„Waarom zou ik? Dat alles be
hoort tot het verleden; sedert zoo
lang, zóólang, dat ik mij, bij de her
innering daaraan, oud voel worden."
„Niets wat uw verleden of lieden
betreft kan mij onverschillig zijn."
„En toch moeten wij die bladzijde
uit mijn bestaan verder dichtgevou
wen laten. Mijn tooverprins heeftal-
leen getracht mij nauwer tot miju
echtgenoot aan te sluitenmaar wat
zelfs hij niet vermocht te verande
ren was het feit dat, Ouno nooit mijDe
keuze had moeten zijn. Was hy dat
geweest, dan zou ik immers geen
vuriger wensch koesteren dan hem
in al zyne moeielykheden en zorgen
ter zijde te staan?"
„Dat zou waarlijk al te veel van
uwe toewijding gevergd zijn."
„Neenverklaarde zij met kra cht.
„En ik verwijt het mij telkens als
eene misdaad, al ontbreekt mij o ok
de liefde om mijn plicht te volbre n
gen. Wanneer de man lijdt, dan i's
de plaats zijner vrouw aan zijrae
zijde, en nergens anders. Ik gevoel'
dat zoo vaak als hij bleok en ont
moedigd hierheen komt, terwijl ik
een gansche week van onbezorgde
vreugde heb doorleefd. Hij heeft
recht op den steun van mijn bijzijn,
op den troost van myn medegevoel
en ik ben ellendig zwak zoolang ik
hem dat alles weiger."
„Men kan hierbeneden niet vol
maakt wezen."
„Ik zou dat, voor hem althans,
moeten zijn. Is hy niet de vader
van mijn kind dat mij dikwijls in
den nacht rekenschap komt vragen
van hetgeen ik met zijn geluk heb
gedaanwant zonder mij zou hij be
roemd geweest zijn in zijn eigen
land, en zou dan al niet rijk, toch
een ruim inkomen bezeten hebben.
Zou men niet zeggen dat het dik
wijls een booze fee is die do keuze
van een man bepaalt?"
„Zoo gij mij wilt dwingen Holdius
te beklagen, dan zal u dat niet ge
lukken. Dat gij zelve misgetast hebt,
spreek ik niet tegen. Alles bestemde
u tot een rijk huwelijkuwe smaken
leidden er u toe, en zij die u om
ringden hadden dat moeten inzien;
Holdius zelf had het behooren te
erkennen." !i
Op dat oogenblik vernamen zij een
tred achter hen en omziende her
Fotograaf,
KONINGSTRAAT 98, bij het Koningsplein.
Bekroond Binnen- en Buitenslands.
ATELIER geopend van 9-4 uur.
Ondergeteekende is ruim voor
zien van alle soorten
BRANDSTOFFEN.
Duitsche Anthraciet 2%0 f 1.40 p.H.L.
Belgische Anthraciet „1.60
Gascokes, geklopt „0-70
Gascokes, ongeklopt „0.60
Beleefd aanbevelend,
STAATSBOSCHBEHEER.
Houtvesterij Haarlem.
Jacht in de Staatsduin- en
Mientgronden op Texel.
De Inspecteur der Staatsbosschen
en -ontginningen, wonende te Utrecht,
maakt bekend, dat door hem zullen
worden uitgegeven strikt persoonlijke
vergunningen om van 1 SEPTEMBER 1914
tot 1 FEBRUARI 1915 te jagen en konij
nen te schieten in de Staatsduin-
en -mientgronden, behoorende tot de
Boschwachterijen „WESTERMIENT" en
„0E KOOG" op TEXEL, en wel:
1 vergunning voor Jachtvak I, van
de Zuidpunt van het eiland tot de
lyn, die in N.N.O. richting verbindt
het midden tusschen de mijlpalen
No. 7 en 8 aan de kust met den
polder „De Naai".
1 vergunning voor Jachtvak II, van
evengenoemde scheidingslijn tot de
Ujn, die den Jan Ayeweg verbindt
met M.P. 11.
I vergunning voor Jachtvak III, van
laatstgenoemde scheidingslijn tot de
lijn, die den Bakkenweg verbindt
met de M.P. 15.
1 vergunning voor Jachtvak IV, van
laatstgenoemde scheidingslijn tot de
lyn, die van M.P. 18 loopt langs de
Noordpunt van de Alloo.
1 vergunning voor Jachtvak V, van
laatstgenoemde scheidingslijn tot de
lijn, die den weg tusschen „Prinsen-
hage en „Dordrecht" verbindt met
M.P. 25.
2 vergunningen voor Jachtvak VI,
van laatstgenoemde scheidingslijn
tot de Cocksdorp.
De vergunninghouders mogen zich
door één medejager doen vergezellen.
Aanvragen om vergunningen moe
ten schriftelijk en in gesloten couvert
met het opschrift „JACHT" uiterlijk
den 28sten Augustus a.s. vóór elf uur
franco zijn ingediend bij den Inspec
teur der Staatsbosschen en -ontgin
ningen te Utrecht en behelzen naam,
voornamen, beroep en woonplaats
van den aanvrager, het vak of de
vakken, waarvoor eene vergunning
wordt verlangd en (afzonderlijk voor
elk vak) den geboden prijs. Zij zullen
op dien dag des middags ten 11 ure
door voornoemden Inspecteur te zijnen
bureele worden geopend, die daarna
aan de hoogste inschrijvers de ver
gunningen zal doen toekomen.
De houder der vergunningen moet,
voordat hij van deze mag gebruik
maken, zijne groote Jachtakte toonen
aan den Bosch wachter.
De voorwaarden worden opgegeven
en inlichtingen worden verstrekt
door den Inspecteur voornoemd en
door den Boschwachter A. EPE, te
de Koog op Texel.
De Inspecteur voornoemd,
VAN DISSEL.
Heldersche
PRIJZEN
voor het rijden binnen de plaats:
Per rit f 0.80.
Huisduinen ff 1.25.
Per uur.ff 4.00.
Naar buiten op conditie.
Beleefd aanbevelend,
W. PRINS.
kende de bankier Onno, die een sjaal
over den arm droeg.
„Het werd zoo koel," zeide hij,
„dat ik iets voor u ben gaan halen,
Marcelle. Gij zijt zoo luchtig gekleed."
„En is mevrouw Lecière alleen ge
bleven?" vroeg Josach.
„Ja, het was wel niet beleefd;
maar men doet zoo licht eene ziek
te op."
„Dan snel ik naar haar toe," zeide
Josach, „want zij is bijzonder gevoe
lig op dergelijke punten Tot straks
das.
Marcelle liet zich gewillig in het
•warme kleedingstuk wikkelen. Zij
-voela'e zich werkelijk huiverig.
,Ht>e is deze week geweest?"
vroeg zij, niet goed wetende wat te
aeggen, want zij had haar echtge
noot nog niet alleen gesproken.
„Evenals de vorige," antwoordde
ihij ontwijkend, „ik breng u. veertig
francs zakgeld mede."
„Hebt gij nog niets gevonden?"
„Niets."
n Ik verwachtte eigenlijk niet
and ers, maar gij hadt zulk een onge
wone uitdrukking van gelaat."
On.qo streek met de hand zijne
lokkeu terug en antwoordde somber;
„lk heb mij geweld aan moeten
doen o. m hierheen te komen, Mar
celle; w are het niet geweest dat ik
er behoe fte aan gevoelde u weer te
zien, ik .zou ditmaal Parijs niet ver
laten heihben, en ik moest mij zoo
danig op winden om te verbergen
wat er in mij omging, dat dit u op-
gevallen?.'""
Wettig gedep., beslist eenig doel
treffend middel tegen kale plekken,
uitvallen der haren en haarziekte.
Recept van een der meest gevierde
H.H. Doctoren te 's Gravenhage.
Heele flacon ff 2.00, halve f f .25.
Verkrijgbaar bij:
W. J. LAMMERS,
Kapper, - Kanaalweg 169.
DE WEEK.
18 Augustus.
De minister van Justitie, de wijze
en bedachtzaam-voorzichtige mr. Ort
heeft het noodig geoordeeld om eene
tweede circulaire uit te vaardigen,
nadere toelichting gevend op zijn
eerste betreffende het doen van be
talingen. En men mag veilig aan
nemen, dat dit tweede staatsstuk
niet bestemd was, allereerst, voor
de rechterlijke ambtenaren, de nota
rissen enz., maar voor Jan Publiek.
Voor de zooveelste maal is gebleken,
dat men het „groote kind" geen
wapens in handen moet geven, even
min als aan echt-kleine menschjes
En óók is gebleken, hoe juist het
inzicht was van mr. Treub c. s. om
het instellen van een moratorium,
vau een officiëel-geoorloofd uitstel
van schulden-betaling te verschui
ven tot het oogenblik, waarop de
nood op z'n hoogst zou dringen.
Wat wel 't. meest eigenaardige moet
worden genoemd, in deze vreemde
en bange tijden 't is het schril
contrast tusschen groote sympathie
offervaardigheid en egoïstische
kleinacnting voor den eisch van
algemeen belang De hulp, bij
stand in allerlei vorm, voor het
Nationaal Steuncomité vloeit nu van
alle zijden; zeker, nog lang niet be
antwoordend aan hetgeen noodig is,
maar de lapjes-van-duizend vliegen
toch naar de Centrale Commissie.
Tal van patroons, werkgevers, be
ijveren zich nu om te toonen, dat
zij, waar 't moet, in den zak durven
tasten om de dreigende ellende te
bezweren. Wij zijn nu eerst in het
begin. Uit Utrecht speciaal kwamen
jammerklachten over al-stijgende
malaise. Op het altruïsme, den zin
tot offervaardigheid, het besef der
noodzakelijkheid om bezuiniging zal,
in de komende tijden, steeds meel
beslag moeten worden gelegd, 't Kan
best wezen, dat wij, als het ramp
jaar 1914 nog 'n paar maanden ouder
is, niet slechts met walgende ver
bazing zullen denken aan de Amster-
damsche „hart.jesjagers" van 17 Augus
tus, maar dat we ook zullen hebben
te beschouwen als ongeoorloofde, in
deze tijden ontoelaatbare luxe al wat
met lanterfantend café- en kroegle
ven in verband staatWij inder
daad, naar den adat der huismoeders
van den ouden, braven stempel, elk
dubbie zullen omdraaien alvorens 't
uit te gevenZélfs voor de tot
dusver nog steeds alles en allen tot
zich trekkende bioskoopjes
Na het korte vleugje van goed-
koope tomaten, druiven, en nog wat
na dit zeer-snel voorbijgaand Lui-
lekkerlandje, is gevolgd, alweer,
stijging van pryzen, waar de uitvoer
van allerlei artikelen boter, kaas,
slachtvee, enz. niet in strijd bleek
met de eischen der door Nederland
met zóó strenge consequentie ge
handhaafde onzijdigheid. Onze jon
gens, nu bij de mobilisatie betrokken,
gaan nu voor. De Koningin heeft
ook hier weer een schitterend voor
beeld gegeven, door o. a. eene uitge
breide boekenverzameling voor onze
soldaten beschikbaar te stellen. Geluk
kig hebben wij nu nog te kampen
tegen den duivel der verveling, onze
jongens in de kampementen bedrei
gend. Maar God geve, dat niet straks
een zoo niet erger, dan toch bloedi
ger vijand hen belaagtDe neu
traliteit der kleine staten als Neder
land en Deneraarken, gewrongen
temidden van den zich al-meer uit-
breideriden wereldbrand, hangt aan
een zyden draadje. Wij moeten op
ons „qui vive" blijvenIn den
letterlijken en in den figuurlijken zin
van het woord
't Is nu de tijd om naar het
oud-Hollaudsche wijze recept, ons
kruit droog te houden.
En erkend mag worden, dat wij
daarmee bezig zijn.
We behoeven ons geen noodelooze
schrikbeelden te vormen en kunnen
toch, in vastberaden blijmoedigheid
en ernst, de beteekenis der hache
lijke situatie, waarin wij nu leven,
beseffen.
Wanneer, op 21 Augustus, de zon
voor Nederlandsche oogen van half-
twaalf tot c.a. twee ure. gedeeltelijk
geeclipseerd wordt, wij, wederom,
met roetglazen en zwarte brillen het
astronomisch verschijnsel gadeslaan,
dan hebben wij daar niet als de
menschen van zeer-primitieve ont
wikkeling in de Afrikaansche binnen
landen, die nochtans in wreeden
slachtingszucht bij ons, kwasi-be-
schaafden, stellig niet achterstaan,
verband te zoeken tusschen het
„odium", rustend op den Oostenrijk-
schen ol' anderon monarch, die den
wereldoorlog ontketende, en deze
zonsverduistering van 21 Augustus...
Wij hebben ons best te doen, als
nuchter-verstandige menschen, „op"
den beganen grond te blijven ver
toeven. In elk opzicht zoo verstandig
mogelijk te zijn. Niet te doen om
iets te noemen als de vegetariërs,
die de bij hen ingekwartierde soldaten
vleesch weigerden, en vergaten dat
zoowel de wet als de eisch van ge
wone gastvrijheid hen dwongen slechts
te eischen dat het den gasten voor
te zetten vleesch afkomstig was van
op pijnlooze wijze geslachte dieren.
Dat zijn eischen van zeer gewoon
„gezond verstand".
Wanneer de mannen, die cultuur-
belangen in Nederl.-Indié te beharti
gen hebben, op aanstichting van
den lieer Van Aalst, den directeur
der Nederl. Handel-Maatschapplj, bij
eenkwamen om maatregelen te tref
fen dat de zaken gaande kunnen
blijven als het geval zich voordoet,
dat de telegrafische gemeenschap
tusschen Patria en de Oost zou ver
broken zijn, - dan is dit geen
„alarmisme", maar het gehoorzamen
der goede, oude vermaning, - straks
genoemd, van „het kruit droog
houden"
Slechts wanneer wij de goede be
doelingen van minister Ort om
op hem nu nog even terug te komen
- miskennen, en eene tweede cir
culaire van Z. Ex. noodig maken,
wijl we misbruik maken van de
tijdsomstandigheden door - waar
't niet noodig is afdoening van
schulden te weigeren, dtiar heeft
Jan Publiek zich ócht en diep te
schamenMr. Antonio.
„Wat was er dan voorgevallen?"
„O! bijna niets!" antwoordde hij
met een bitteren glimlach. „Het
schijnt zelfs dat ik niet anders had
moeten verwachten, maar wat wilt
gij, wij Hollanders blijven zoolang
goedgeloovigtoen ik tot die ontdek
king kwam, had ik den man kunnen
vermoorden, en toch is mijn verlan-
legen naar u zoo sterk geweest, dat
ik er in slaagde mij goed te houden,
zelfs tegenover hem. Ik ben over
tuigd dat gij alleen bemerkt zult
hebben dat er iets ongewoons in mij
omging."
„Maar tegen wien koestert [gij
dan zulk een wrok?"
„Tegen baron de Josach."
„Heeft hij dan niet alles gedaan
wat hij kon om u voort te helpen?"
„Dan zult gij zoo aanstonds zien.
Gy herinnert u dat hij mij aanbe
velingsbrieven schreef voor verschei
dene concertdirecteurs. In mijne wan
hoop nog maar altyd niet te vinden,
besloot ik nog eens tot hem terug
te keeren. De naam van den bankier
scheen mij zoo veel waarde te moe
ten bevatten. Ik meldde mij bij een
hunner aan.
De man was overstelpt van bezig-
hedep, en dat is niet te verwonde
ren, want die heeren zetten zich
eerst om één uur 's middags aan
het werk en verlaten om vier ure
weder hun kantoor, waar zij nog
bovendien de bezoeken hunner vrien
dinnen ontvangen. Welnu, deze musi
cus was zoo geheel en al het hoofd
kwijt dat h(j antwoordde:
Paus Pius X. t
Paus Pius X, vroeger Giuseppe
Sarto werd op 2 Juni 1835 geboren
te Riesc, een klein stadje in de pro
vincie Treviso. Zijn theologische
studiën volbracht hij in de bisschop
pelijke seminaria te Treviso en Pad na,
na afloop waarvan hij in 1858 tot
priester werd gewijd. Nadat hij in
verschillende kleine plaatsen de
priesterlijke waardigheid had vervuld,
werd hij in 1875 tot domheer en
overste van het seminarie te Treviso
benoemd. Een aanbod om verheven
te worden tot bisschop van Treviso
wees hij in 1880 van de hand, in
1883 aanvaardde hij echter op bevel
van Leo XIII de waardigheid van
bisschop van Mantua. Op 1893 werd
hij verheven tot kardinaal en drie
dagen later benoemd tot patriarch
van Venetiö.
Oorspronkelijk was deze waardig
heid aan een generaal van een der
geestelijke orden, een buitenlander,
toegedacht. De Italiaansche regeering
gaf echter te kennen, dat zij nooit
het exequatur tot deze benoeming
zoude geven. Toen werd de naam
van een ander prelaat genoemd,
wiens eventueele benoeming echter
noch naar den zin der regeering, noch
naar dien der Venetianen zou zijn
geweest. De kans viel toen op Sarto,
die als bisschop van Mantua bewijzen
had gegeven van takt en politieke
gematigdheid. Vau de zijde der regee
ring werd tegen deze benoeming
geen bezwaar gemaakt. Toch* werd
hij eerst na eenigen tijd door de
Italiaansche regeeriug erkend. Hij
gaf echter onmiddelijk blijken, dat
zijn plan was op goeden voet met
haar te komen en ook met koning
Umberto kwam hij bij diens bezoeken
te Venetië in officieel en persoonlijk
verkeer.
Te Venetië verwierf hij zich groote
populariteit door zijn eenvoud en
zijn innige vroomheid en hij voor
zich was ook innig gehecht aan
Venetië, waar het hem gegeven was
geweest zooveel gelukkige jaren te
slijten.
Te Rome verscheen hij in dien tijd
slechts by uitzoudering en alleen
wanneer hy ontboden werd.
Na den dood van Leo XIII werd
hij op 4 Augustus 1903 tot Paus
gekozen en op' 11 Aug. gekroond.
Wat het denkbeeld van de wereld
lijke souvereiniteit des Pausen betreft
stond hij op hetzelfde standpunt als
zijn voorgangerin andere opzichten
echter betoonde hy zich gematigder
dan deze, hetgeen o.a. daaruit bleek,
dat hy in 1904 den Katholieken in
Italië toestond deel te nemen aan de
politieke verkiezingen. (Non expedit.)
In de aanvankelijk door hem ge
voerde politiek kwam echter eenige
wijziging, door den invloed van kar
dinaal Merry del Val. Het optreden
der Eranscho regeering tegen de
congregaties welke bij den Paus
verbittering, die zich o.a. uitte iu
de vervolging van de Fransche bis
schoppen van Ldval en Dyon. De
Fransche regeering protesteerde daar
tegen en de Paus antwoordde in een
rondschrijven aan de Katholieke
mogendheden, dat door de republi-
keinsche regeering als beleedigend
werd beschouwd. Het gevolg was de
afbreking der diplomatieke betrek
kingen met den Pauselijker Stoel,
de voorbereiding der opzegging van
het Concordaat en de scheiding van
Staat en Kerk. In de encycliek „Gra-
vissimi officii" van 10 Aug. 1906
verbood de Paus de oprichting van
godsdienstvereenigingen, terwijl hy
alleen een uitzondering toeliet voor
eenige op Kanonieken grondslag be
rustende inrichtingen, onder voorbe
houd echter van alle pauselijke en
bisschoppelijke rechten.
Wat het inwendig bestuur der
Kerk betreft ijverde Pius X vooral
voor de plichtsbetrachting van de
geestelijkheid. Hij besteedde groote
zorg aan de inrichting der seminariön,
aan de herziening der kerkelijke
muziek enz. In een apostolisch schry-
ven „Quoniam in re biblica", uitge
vaardigd op 27 Maart 1906 gaf hy
een nieuwe richting aan voor de
Katholieke bijbelstudie.
De PauB bond verder met kracht
den strijd aan tegen de modernistische
stroomingen.
Pius heeft in zijn elfjarige loopbaan
als hoofd der katholieke kerk volko
men beantwoord aan de verwachting,
die by zijn verkiezing werd uitge
sproken nl. dat hij die tot aan dien
tijd bevrediging had gevonden in het
beroep van geestelijke leider der ge-
loovigen, zich voornamelijk zou bezig
houden met behartiging der speciaal
kerkelijke belangen. Aan de groote
politiek hoeft hij zich weliswaar niet
geheel en al kunnenonttrekken, zijn
liefde had zij echter niet.
Parijs, 20 Aug. De „Tribuna"
meent, dat de emotie door het uit
breken van den oorlog veroorzaakt,
den dood van den Paus heeft verhaast.
In de laatste dagen dicteerde
hij ontelbare telegrammen, om te
trachten de ellende van een Euro
peesehen oorlog te voorkomen. liet.
bericht van het uitbreken van de
vijandelijkheden vernietigde zijri laat
ste krachten.
De „Giornale dTtalia" zegt, dat
voor den 30en Augustus geen conclave
kan worden bijeengeroepen.
INGEZONDEN.
Voor da Visschers.
Het Steun-Comité ontvangt vele
aanvragen om steun van werkelooze
visschers, die, naar zij beweren dooi
den oorlogstoestand hun bedrijf niet
kunnen uitoefenen.
Verschillende bezwaren worden ge
opperd als gevaar, geen verzending
naar buiten etc., maar ook wordt
veelal gehoord, dat de visch niet ge
noeg opbrengt. Frankrijk zou de
grootste en beste afnemer zijn, deze
vervalt thans, dus, zeggen zij, we
maken in Nederland zelf geen hooge
prijzen genoeg.
Het Comité heeft al die bezwaren
onderzocht bij de bevoegde personen
en autoriteiten en het is nu gebleken,
dat de visch vangst zeker meer moeie-
lijkheden meebrengt dan in gewone
dagen.
Het ontbreken van vuren en tonnen
bij eventueel binnenkomen, als 't
slecht weer is vooral 's nachts, de
versperring van de gewone doorvaart,
het Schulpengat, maakt 't bedrijf
zeker risquanter. Maar dat het niet
onmogelijk is, bewijzen de visschers die
uit zijn.
Wat de verzending echter betreft,
de spoor neemt thans weder alles dus
ook visch ter verzending aan. Wat
men dus in den Helder niet kwijt
kan, is zeker elders te plaatsen.
En wat nu het laatste bezwaar
betreft, n.1. dat er geen hooge prijzen
te maken zijn; de visschers dienen
in deze dagen te bedenken, dat het
maken van hooge prijzen niet het
eerste is, waaraan gedacht mag wor
den I Er zijn honderden gezinnen door
de mobilisatie getroffen. Zij allen
moeten trachten met behulp van ons
allen, zoo goed en zoo kwaad mogelijk
den mond open te houden.
Indien de visschers nu met hun
bedrijf hetzelfde kunueu bereiken,
mogen zij dit niet nalaten.
En zeer zeker zal het Steun-Comité
dan ook terdege moeten overwegen,
of de aanvragen om steun, ingediend
door visschers, die varen konden en
het nochthans niet deden, niet moeten
worden afgewezen.
Ieder moet in dezen tijd wel over-
overtuigd raken, dat wat hij doet
meer en meer wordt gemeenschaps
taak en niet allereerst meer is privaat
belang. Dat dit door de Regeering
b.v. ook zoo wordt opgevat bewijst
de stichting van een Comité ter be
vordering vau het vischgebruik,
waarin o.m. zitting hebben de heeren
Bottemanne, hoofd-inspecteur der vis-
scherijen, Mr. M. de Mos, secretaris
der Vereeniging tot bevordering van
deNederlandsehe Visscherij en Simons,
secretaris der Vereeniging van Nederl.
Gemeenten, terwijl door Min ister Treub
reeds aan dit Comité een subsidie
van f3000.— is toegezegd.
Het is van groot belang, en ieder
die wat verder ziet, dan zyn neus
lang is, zal dit beamen, (in Duitsch-
land wordt dit denkbeeld in de pers
reeds gepropageerd) dat zoolang men
visch kan eten, men vleesch, dus vee,
kan uitsparen voor kwadere dagen.
Dat wil nu nog zeggen, dat grooter
vischverbruik de vraag naar vleesch
doet verminderen en de prijs van dit
laatste kan doen dalen.
Het Steun-Comité achtte het dan
ook wel degelijk te behooren tot zijne
taak, om allen, die betrokken zijn bij
de visscherij, op te wekken, de handen
in een te slaan en zooveel mogelijk
het bedrijf in gang te houden.
Het geeft eenerzijd9 werk aan velen,
die anders steun behoeven en het
brengt voedsel in het land.
Hooge pryzen maken komt latei-
wel weer. Thans zijn belangrijker
vragen aan de orde. Laat nu Nederland
zelf maar eens wat meer van zijn
eigen visscherij profiteeren. -
Aan het nu maken van hooge
prijzen heeft men niets, als eerstdaags
de voedingsmiddelen eens zouden
gaan ontbreken en deze voor geld
toch ook niet te krijgen zouden zijn.
Laat men dit bedenken in visschers-
kringen en dus, uu 't nog mogelijk
is, meedoen aan een gemeenschap
pelijke taak.
Het Sub-Comité
voor Onderzoek en -Uitkeering.
„Baron de Josach? Ja, ik herinner
mij iets dergelijks, maar het staat
mij heel vaag voor den geest. In
elk geval, als hij u aanbevolen heeft,
neem ik u blindelings aan; hij is
zulk ecu beproefd kunstenaar. Wil
u slechts de moeite getroosten, daar
ginds op mijn brievenrek, onder let
ter J en zoeken of gü den brief terug
vindt, dan zullen wij nog eens over
lezen wat hy my schrijft."
Overgelukkig, gehoorzaamde ik
aan zijn wensch en het duurde niet
lang of ik had hem gevonden. De
heer Lamouring verzocht mij toen
hem het schrijven van den bankier
voor te lezen, en weet gij wat die
zoogenaamde aanbevelingsbrief be
vatte? Den raad mij niet te gebrui
ken, omdat ik slechts zeer middel
matige gaven bezat; hij schreef mij
die regelen eenvoudig medegegeven
te hebben om my niet geheel en al
te ontmoedigen. Dat is de loyauteit van
dien man. Begrijpt gij dat ik hem
voor een ellendigen huichelaar had
willen uitmaken?"
Een blos van verontwaardiging
steeg Marcelle naar de slapen.
„Ja,datislaag,zeerlaag,"preveldezij.
„Gij ziet in dat hij aldus opzette
lijk mijn gansche toekomst te Parijs
vernietigde, want terwijl hijzelf mij
den grootsten lof toezwaaide ovor
mijn talent, verijdelde hij vooraf al
mijne pogingen om mij ooit door die
heeren te laten hooren. En toch heb
ik dien man nooit eenig leed gedaan
wat kan zijn doel daarmede geweest
zijn?"
De jonge vrouw stak haar arm
door de zijne; op dat oogenblik ge
voelde zij diep medelijden met hem,
en met een raadselachtig glimlachje,
vroeg zij:
„Hebt gy dan niets bemerkt?"
„Wat zou ik gezien hebben klonk
liet verbaasd.
„Dat hij jaloersch op u ia."
„Jaloersch op mij? Hij demillion-
nair? Hij kan, hoeveel hy ook van
muziek houdt, toch niet vergen dat
hij even goed zou spelen als ik, die
mij van mijne jeugd af in niets
anders oefende als mijne viool!"
„Dat is het ook niet. Ik dacht dat
gij reeds opgemerkt zoudt hebben
hoe hij mij een bijzonder zwak toe
draagt."
Onno werd doodsbleek.
„En gij vertoeft hier mot dion elle-
deling!" riep hij uit.
„Ostel u gerust."
„Hoo waagt hij het aan u- te den
ken? Hij, die bijna uw grootvader
wezen konsprak Holdius vol min
achting.
„Gy weet dat de laatste gehecht
heid die bij den man oprijst'meestal
de sterkste is. In elk geval verze
ker ik u dat hij zich steeds vol ont
zag betoont, en geheel verschillend
van andere lieden die zich veroor
loofden mij van hunne gevoelens te
spreken, mij alleen zyne wanhoop
te kennen heeft gegeven dat hij mij
niet tot zijne vrouw kon maken."
„Zijne vrouw," herhaalde de jonge
kunstenaar spottend: „Dat lot moet
verre van benijdbaar wezen, ondanks
al zijne schatten... en gü,Marcelle,
wat hebt gij daarop geantwoord?"
„Dat het dwaasheid was daaraan
te denken."
Maar Onno ving als een dolksteek
den zwakken toon op, waarop deze
woorden waren geuit, en hij nam
zich voor beiden, gedurende die twee
dagen van samen-zijn, aandachtig
gade te slaan.
Indien hij het slechts gedurfd had,
zou hij haar gebeden hebben hein
naar de stad te vergezellen, voor
heel den duur van Josach's verblijf
op het landgoed. Maar wat had hy
haar aan te bieden in hunne woning
Enkel en alleen ontbering en zorgen.
De huishuur alleen reeds verslond
het grootste gedeelte zijner verdien
sten; zij zouden zich zelfs niet lan
ger de weelde kunnen veroorloven
er eene dienstbode op na te houden.
Elke uitgaaf zou vooraf overwogen
moeten worden, en datgene wat hij
zonder aarzelen had kunnen vragen
aan eene vrouw die hem zou heb
ben liefgehad, kon hij niet vergen
van haar, in wier ziel zijn beeld zoo
lang reeds was gestorven.
Neen, zij moest hier aohterbljjven,
in deze lachende natuur, in deze ge
vaarvolle omgeving, tetwljl hy op
nieuw zou trachten iets te vinden
dat haar een zonnige toekomst zou
schenken.
(Wordt vervolgd.)