HELDER8CHE COURANT
GEMEENTERAAD VAN; HELDER,
No. 4373
DONDERDAG 8 OCTOBER 1914
42e JAARGANG
Stelling van DEN HELDER.
Ontspannings-avonden in October.
Donderdag 8
„Casino"
Speenhoff
Erfprins,
8 U. S Langestraat,
DirksAdmiraal
Muzikale en andere voordr.
8 U.
Vrijdag 9
Binnenhav.87
Idem
8 U. Ook v. Binnenh.2
Erfprins, Lange-
8 U.l st raat. erband
pl., Harssens.
Op pagina 4 van dit blad zijn
opgenomen
1. Tweede Kamer.
2. Onze onzijdigheid.
3. Feuilleton, Ingezonden, enz.
op Oinsdag 6 October 1914.
Voorzitter de heer W. J. van Necb,
1°. Burgemeester.
Afwezig de heeren Oortgijsen, Boon,
Kranen en Over de Linden.
De notulen van de twee laatste
vergaderingen worden na een opmer
king van den heer Biersteker goed
gekeurd en vastgesteld.
Aan de orde is:
Ingekomen stukken en mededeelingen.
Missives van Gedeputeerde Staten,
dat de verordening regelende de sa
menstelling en den werkkring van
de Commissie voor Publieke Werken
voor kennisgeving is aangenomen
en ontvangst-bericht voor die voor
bi08copische voorstellingen.
Voor kennisgeving aangenomen.
Proces-vei baal der opneming van
de boeken en kas van den Gemeente
ontvanger op 28 September j.1. (in
kas f 120.011.60').
Als boven.
Verslag van den Hoofdcursus over
19J3/14.
Als boven.
Kennisgeving van het overlijden
van het. lid van het Armbestuur, den
heer P. A. E,
De Voorzitter stelt voor deze
kennisgeving met een brief van
rouwbeklag te beantwoorden.
By acclamatie besloten.
Mededeeling dat de procedure con
tra Lindhout inzake bijdrage ver-
pleegkosten van zyn krankzinnigen
broeder, ten voordeele van de ge
meente is geëindigd.
Voor kennisgeving aangenomen.
Adres van het Bestuur der Afdeo-
ling „Helder" van het Centraal Ge
nootschap voor Kinderherstelling en
Vacantiekolonies, verzoekende voor
het jaar 1915 een subsidie van f200.
Gerenvojjeerd naar B. en W. om
advies.
Dankbetuiging van den Directeur
der Waterleiding voor de verleende
gratificatie.
Kennisgeving van de ontvangst
der instructie voor het College van
Zetters voor de belasting.
Voor kennisgeving aangenomen.
Missive van de Afdeeling Helder
dei Hollandsche Maatschappij van
Landbouw en van den Schoolopziener
om een lokaal ten behoeve van een
Cursus in Land- en Tuinbouw, voor
militairen te geven, in bruikleen te
mogen hebben.
Daar er heel wat sollicitanten zijn,
is het advies van B. en W. aan dit
verzoek te gemoet te komen.
Bij acclamatie aldus besloten.
Verzoek van „Helders Harmonie-
kapel" om de gewone subsidie voor
1915 óók te mogen ontvangen met
verplichting daarvoor vier openbare
concerten te geven.
By acclamatie verleend.
Idem van het Bestuur van het
Departement Helder der Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen en de Ver-
eoniging Jachin om subsidie voor de
Fröbelscholen aan de Laan en de
Vischmarkt.
Gerenvoijeerd naar B. en W. om
advies.
Aanbieding van de gemeentebe-
grooling voor 1916 tot een bedrag
van f 1.013.242.— in ontvang en uit
gaaf.
Commissie van toazicht op het
Lager Onderwijs.
Adres van de? heer F. S. C. M.
Wijs, waarby hij ontslag neemt als
lid van de Commissie van Toezicht
op het Lager Onderwijs.
Eervol verleend onder dankbetui
ging voor de bewezen diensten.
Gratificatie.
Verzoek van de wed. Mulder en
Marohand om de gewone jaariyksehe
gratificatie ad f 100.—.
Bij acclamatie verleend.
Ontaiag.
Adres van de onderwijzeres Mej.
N. Riekels, verzoekende ontslag met
Ingang van 16 November a.s.
Eervol verleend.
Kohier.
Aanbieding van hot le Buppletoir
kohier van de belastingen op de hon
den (f 176.25).
Aldus vastgesteld.
Subsidie Proeftuin.
Adres van de Vereeniging tot ex
ploitatie van een Proeftuin, verzoe
kende ook voor 1915 een subsidie
van f300. B. en W. adviseeren
het subsidie weder te verleenen.
De heer Verstegen merkt op,
dat ten vorigen jare Belgische arbei
ders in den proeftuin gewerkt heb
ben, terwyi er te Julianadorp zelf
werkeloozen rondliepen. De kwestie
was dat de Belgische krachten goed
koop waren. Spr. zou niet gaarne
zien, dat dit thans weer gebeurde.
Aldus verleend.
Verkaveling.
Advies Inzake verkaveling van
grond door R. N. van Os.
B. en. W. stellen voor eene clau
sule intevoegen regelende de kosten
van bestrating en rioleering bij
eventueele bebouwing der perceelen.
Bij acclamatie c.f. advies aange
nomen.
Ambachtsschool.
Adres houdende aanvrage om ver
hoogd subsidie voor de Ambachts
school (f5000.—), met advies van de
Commissie van Toezicht op het
Middelbaar Onderwijs.
B. en W. adviseeren, onder be
paalde voorwaarden, waaronder sub.
4 dezfe, dat het Rijk insgelijks een
meerdere subsidie verleent van
f2000.— en het subsidie brengt op
f14000.-, om, conform het adres
van het Bestuur der Vereeniging
„Ambachtsschool voor Helder en
Omstreken", met ingang van 1 Januari
1915, het tot dusver verleende sub
sidie te verhoogen tot f 5000. Het
komt B. en W. voor, dat het voor
de instandhouding der school en ter
bevordering van haar bloei noodig
is, dat het verzoek ingewilligd wordt.
De heer Adriaanse vraagt in
verband met het voortdurend stijgen
der subsidie inlichtingen. In 1910
bedroeg het eindcijfer f20000.—,
thans slechts f28000. terwijl het
subsidie van f2700.— tot f5000.-
is opgevoerd. Spr. vindt dat men in
de toekomst eerder eene vermindering
dan eene vermeerdering zou ver
wachten en waarschuwt er voor
aldus voorttegaan, tenzij mocht
biyken, dat de inrichting belangrijk
uitgebreid wordt.
De heer dr. Van den Berg is het
met den heer Adriaanse eens, dat
het subsidie voortdurend wordt op
gevoerd, vindt het echter wat naif
te meenen dat het verlaagd zal
worden. Van da verhoogde regeerings-
subsidie zal dit jaar wel niets komen,
maar het is juist op het standpunt
te staan dat alleen verhoogd wordt
als het Rijk het óok doet.
De heer G r n w a 1 d vindt het
een verheugend blijk van groei, dat
de subsidie verhoogd moet worden.
By de oprichting meende men
algemeen, dat er geene behoefte be
stond aan een ambachtsschool, en
thans is gebleken, dat de inrichting
wel degeiyk in eene behoefte voorziet.
Het is niet mogelijk met minder
toetekomen; er komen voortdurend
nieuwe leerlingen bij, die nieuwe
eischen stellen. Als we nagaan wat
in 1913, het jaar waarop de begrooting
voor 1915 is gebasoerd, noodig is
geweest, blijkt wel degelijk de nood
zakelijkheid der verhoogde subsidie.
O.a. moeten herstellingen worden
uitgevoerd aan hot gebouw. De ge
vraagde verhooging is werkelijk be
scheiden. Het is nog volstrekt niet
zeker, dat het Rijk deze noodzakelijke
verhooging niet zou uitkeeren.
De heer Adriaanse twyfelt
volstrekt niet aan een zuinig beheer
maar op sommige punten kan het
nog wel zuiniger. Spr. geeft eenige
voorbeelden. Ook zit een geduchte
post van aflossing in de begrooting,
op het oogenblik wordt f1300.—
jaarlijks afgelost, dat is toch over
4 jaar een belangrijk bedrag aan
rente.
De Voorzitter wijst er op, dat
het hier slechts eene principieele uit
spraak betreft. Bij de begrooting kan
men de zaak in de finessen bespreken.
De heer Bommel toont aan hoe
de inrichting voortdurend omhoog
gaat. In 1913 waren er 141 leerlingen,
in 1914 165, het volgend jaar zullen
er waarschijnlijk 185 zyn. Het gaat
steeds omhoog en vooral de klasse
der electriciens eischt heel wat. Ook
voor herstellingen, schilderen etc. zijn
gelden noodig terwijl de huidige pen
sioenregeling f425.— inplaats van,
zooals vroeger f 285, kost. Het aantal
leerlingen is gestegen met 25°/0,
terwijl daartegenover slechts J/u
verhoogde subsidie staat.
De heer Adriaanse bedoelde
alleen een wenk te geven; was niet
tegen de verhoogde subsidie.
Het advies van het Dagelyksch Be
stuur wordt vervolgens met algemeene
stemmen aangenomen.
Werkloozenfonds.
Advies inzake stichting van een
werkloozenfonds.
In het advies zeggen B. en W.,
dat het hun gebleken is, dat van de
aangesloten afdeelingen, van wie ver
zoeken om de instelling van een
gemeentelijk werkloozenfonds zijn
uitgegaan, tezamen tellende 115leden,
slechts 3 werkeloozen zijn aan te
wijzen. Op grond daarvan komt een
gemeentelijk werkloozenfonds B.enW.
niet direct noodzakelijk, noch wensche-
ïyk voor, en wel omdat het over-
groote deel der werklieden in deze
gemeente daarvan uitgesloten zou
zijn, terwijl het toch in de bedoeling
moet liggen in tijd van nood allen
zooveel mogelijk geiykmatig te steu
nen. Zooals het fonds nu wordt ge
dacht, meenen B. en W. dat het een
bevoorrechting zou zijn van enkelen.
B. en W. stellen op grond daarvan
voor, voorloopig niet tot de oprichting
van een zoodanig fonds over te gaan.
De heer Verstegen verdedigt
warm de instelling van het fonds.
Spr. meent, dat B. en W. de zaak
van wat minder ruim standpunt
hebben bekeken. Waar het advies
zegt, dat slechts werkeloos zijn 1
typograaf en 2 jonge meisjes-kantoor
bediende, die bovendien bij haar ouders
thuis zijn, dan is dit iets, dat met de
kwestie als zoodanig niets temaken
heeft. Min. Treub heeftin z'n circulaire
niet het oog gehad op een of ander
werkeloos meisje, maar op hetinsti
tuut der vak-organisatie. Hier in de-
gemeente is zoo'n instituut een be
trekkelijk vreemde instelling, maar
de meesten zien er, wat het ook is,
een stuk cultuur in, en om de func
tioneering daarvan ook na de mobi
lisatie mogelijk te maken, heeft de
minister dit werkeloozenfonds in 't
leven geroepen. Maar dat de werke
loosheid hier ter plaatse geen groote
ren omvang aangenomen heeft, heeft
met de zaak niets te maken.
In het advies van B. en W. staat
verder: „die tengevolge van de
mobilisatie werkeloos worden, kunnen
zich wenden tot het Steuncomité'
Maar dat zijn slechts een gedeelte,
er zijn er ook, die werkeloos worden
uit andere reden, dan wegens de
mobilisatie, en het zal moeiiyk uit
te maken zyn of het al dan niet
gevolge van de mobilisatie is. Waar
moeten die werkeloozen dan heen
Bovendien gaat het niet aan die
werkeloozen te verwijzen naar het
Steuncomité, want de Minister heeft
juist gezegd, dat zij niet by het
Steuncomité hooren.
Waar B. en W. zeggen, dat het
grootste gedeelte van de werkeloozen
niet is aangesloten by de georgani-
seerden, daar is dat volkomen waar,
maar als het Dag. Bestuur zegt, dat
onderscheid gemaakt mag wor
den, dan bewyst het, niet voldoende
op de hoogte te zyn van wat in de
Tweede Kamer daaromtrent is gezegd,
Met instemming Van alle partyen is
het gezegde van den minister ont
vangen, dat zij, die in normale tijden
hun geld voor een werkeloozenfonds
offeren, voorgetrokken moeten worden
bij anderen, die dat niet doen. In
veel kleinere gemeenten is zoo'n
werkeloozenfonds wèl opgericht,waar
om hier niet, waar wij ten opzichte
van werkeloosheid in veel gezondere
conditie verkeeren Het is verkeerd
gezien van B. en W. hier afwijzend
te adviseeren.
Spr. stelt voor, het advies niet aan
te nemen en over te gaan tot het
instellen van een tijdelijk werkeloo
zenfonds, zooals door den minister
is bedoeld.
Ook de heer Biersteker kan
zich niet geheel met het advies van
B. en W. vereenigen. Spr.'s vraag
isvoldoen de bestaande organisaties
hier ter stede wel aan de eischen,
die de minister in zijn circulaire als
criterium stelt? Hoofdzaak is dat de
gemeente zou moeten bijspringen ten
behoeve van organisaties, die voor de
crisis een werkeloozen kas hadden.
Als we nagaan hoe groot de kassen
van de hier genoemde vereenigingen
zijn, dan zou spr. zeggen, er zijn er
die niet voldoen aan de voorwaarden.
Spr. noemt de cijfers op, die de ver
eenigingen den Raad voorleggen. Uit
do circulaires van don minister blijkt
wel de bedoeling van den minister
om een werkeloozenfonds te stichten.
Maar zoo'n tijdelyk fonds moet dan
op goeden grondslag worden gesticht,
opdat het na de crisis kan overgaan
in een definitief.
Hiermee verwant is een arbeids
beurs, tot de totstandkoming waar
van spr. bereid is mede te werken.
Spr. wijdt over de werkeloozenkas-
sen nog verder uit. De bedoeling van
den minister is de bestaande kassen
in stand te houden tot op 25 van
hun kapitaal. Dat zou hier ter stede
beteekenen, dat de bestaande kassen
bijv. bij het bezit van 25 cent (want
er is 1 vereeniging, wier werkeloo
zenkas f 1.— bedraagt) reeds om
subsidie kunnen komen bij den Raad.
De heer Dr. van den Berg
interrumpeert, dat we pas een wer
keloozenfonds noodig hebben als er
werkeloozen zijn, waarop de heer
Biersteker zegt, dat het wel
degelijk de bedoeliDg van den minister
was zoo'n fonds te stichten met het
oog op de toekomst-Thans komt de
noodzakelijkheid niet zoo sterk naar
voren en we weten niet hoe lang de
noodtoestand zal aanhouden. Op het
oogenblik is het de vraag of we hier
in de gemeente zullen moeten over
gaan tot steun van bestaande werke-
loozenkassen en dan meent spr., dat
het voor de gemeente bezwarend is,
dat ze, op grond van bestaande kassen,
zou moeten uitbetalen, zonder de
zekerheid te hebben dat het Rijk
50°/0 vergoedt.
Spr. geeft dan ook in overweging
de zaak aan te houden zoo noodig en
dan zóó te bewerken dat er een ge
meentelijk werkeloozenfonds uit ont
staan kan. Maar de bestaande ver
eenigingen moeten medewerken, de
bouwvak-arbeiders byv. kunnen zeer
goed medewerken tot bestrijding van
eventueele werkeloosheid.
De heer Verstegen merkt op,
dat uit hetgeen de heer Biersteker
zegt, blijkt, dat hij de quintessens
van - de zaak niet snapt. De heer
Biersteker brengt naar voren de op
richting van een gemeentelijk werke
loozenfonds en een arbeidsbeurs, din
gen, die in normale tyden en ook
nu wel raison hebben, maar die op
het oogenblik niet aan de orde zyn.
Op het oogenblik is dit de zaak:
dat de minister van landbouw, enz.,
wenscht, dat in gemeenten, waar
geen werkeloozenkassen bestaan, de
gemeente met spoed ingrijpe. De
minister zegt dat het van het groot
ste belang is de vakorganisaties te
steunen. Er zyn thans hier niet veel
werkeloozen, maar er zyn er toch
en die er zijn moeten gesteund wor
den. De vakorganisatie betaalt 6
weken lang het volle loon uit. De
minister zegt niet, zooals de heer
Biersteker beweert, dat de gemeente
eerst als de kas tot op 25 van
het kapitaal i3 uitgeput, moet in
grijpen, neen, de gemeente geeft on
middellijk 75 opdat die 25 °/0 in
de kas kunnen blijven. De minister
spreekt zelf van een kern van ar
beiders, die in normale tijden die
kas in stand kunnen houden.
Verder vraagt de heer Biersteker:
welke waarborgen zijn er, dat de
kassen voldoen aan de eischen van
den minister? Maar er is toch een
controleur van de gemeente. Een
bewijs van hoe groot belang de
minister de instandhouding van vak
organisaties acht, is wel dit, dat hy
arbeiders, die 3 weken lid zyn ook
reeds wil doen profiteeren van de
Laten we daarom niet wachtener is
al veel te lang gewacht. Het is op
het oogenblik een tijdelijke maat
regel, die misschien later definitief
kan worden geregeld.
De heer Biersteker wyst op de
bedragen, die in sommige plaatse-
ïyke werkeloozenkassen aanwezig
zijn. Maar men moet niet kijken naar
de plaatselijke toestanden, doch die
bedragen nemen over het gansche
land. En dan heeft de Typografen
bond bijv. f 15000. - in kas.
De heer Biersteker repliceert.
De circulaire van den minister is
een belangrfik stuk, doch we moeten
nuchter blijven. Spr. leest voor, dat
het criterium van de aanschryving
is, dat de kas vóór 1 Aug. bestond.
Dat is het voornaamste.
Scherpe discussie ontstaat hierover
tusschen de heeren Biersteker, Ver
stegen en dr. Van den Berg. De heer
Biersteker handhaaft zijne n
ning. Als er werkelijk werkeloosheid
bestaat, zal spr. de eerste zyn aan
te dringen op de vorming van een
kas. Spr. minacht volstrekt niet de
bestaande fondsen en zou niets lie
ver willen dan het fonds oprichten.
Ook betwist spr. niet de betrouw
baarheid der opgaven van de be
treffende vereenigingen, maar vraagt
alleen maar waarborg of de kassen
vóór 1 Aug., zooals de minister wil,
zijn opgericht.
De heer De Geus zet het stand
punt uiteen van het D. B. Het col
lege meende eerst te moeten ingaan
op de circulaire van den minister,
maar de verstrekte opgaven waren
zóó eigenaardig, dat er geen sprake
kan zyn van èene uitkeering vah
6 weken. Bovendien komt de uit
keering maar aan een klein aantal
leden ten goede. Ieder, die op andere
wijze spaart voor slechte tyden, dat
is het gros der werklieden, zou geene
uitkeering kry'gen. De heer Ver
stegen vestigt er de aandacht op,
dat het doel van den minister is de
vakorganisaties te steunen. Het te
veel den nadruk hierop leggen is
oen bewijs, dat de zaak niet zuiver
ia. Dat is een gezond standpunt. La
ten we voorts goed overwegen wat
we doen zullen.
De heer Van Breda onder
schrijft de redeneering van den heer
Verstegen volkomen. Uit de stukken
is gebleken, dat do minister alleen
spreekt van de georganiseerde werk
lieden, niet van anderen. Voor niet-
georganiseerden moge dit een prikkel
zyn tot organisatie, voor de wel ge-
organiseerden die geen werkeloozen
kas hebben een prikkel een kas op
te richten. De beschikking van den
minister ia te apprecièeren. Spr. zal
tegen het advies van B. en W. Btern-
men.
De heer Adriaanse meent dat
de geschiedenis voor vele raadsleden
eene verrassing is gebleken. Mis
schien is te weinig aandacht gege
ven aan het vraagstuk der werke
loosheid door don gunstigen toestand
in deze gemeente. Spr. voelt voor
het betoog van den heer Biersteker
en zal medewerken om in de toe
komst de oprichting mogelijk te
maken.
De heer Verstegen. De heer
Biersteker wordt vervolgd door dien
twijfel of al die menschen nu wel
waariyk hun kas vóór 1 Aug. had
den en of het gemeentebestuur er
de bewijzen voor had. Mocht dat
niet zoo zijn dan is dit eigenschuld
der gemeente, want zij had er voor
kunnen zorgen, dat zy ze had. En
bij de instelling van een tijdelijk
fonds moet toch onderzocht worden
of de kassen aan de eischen vol
doen. Waarom zoo getwijfeld aan
iets wat goed is? Levensverzeke
ringen, die pas opgericht zijn, heb
ben ook lang niet voor elk lid het
bedrag in kas waarvoor ze verzekerd
zyn. Het is niet noodig, dat voor
elk lid een bedrag aanwezig is, waar
op hem zes weken uitgekeerd kan
worden, omdat nooit alle leden te
gelijk werkeloos zyn zullen. Thans
wordt geargumenteerd, dat er maar
drie werkeloozen zijn, waaronder
zelfs twee jonge meisjes, die by
hunne ouders thuis zijn. Moeten die
dan niet gesteund worden? Als het
er 10 of 20 waren, zou de gemeente
veel dieper in den zak moeten tasten
dan nu.
Dit aan het adres van den heer
De Geus, die zoo bang is voor geld-
uitkeering. Wij staan er nog niet zoo
slecht voor, in Sliedrecht is de toe
stand heel anders en wat heelt men
daar al niet gedaan.
De Voorzitter zet het stand-
>unt van het D.B. nader uiteen. Het
s niet de kwestie hoe is de toestand
in ons land of in andere gemeenten,
maar hoe is die hier. De minister
spreekt ook van oprichting „als het
noodig is". En waar de toestand hier
gunstig is, gaat het toch niet aan
zoo'n fonds opterichten.
Hierover ontstaat nogmaals een
scherpe woordenwisseling tusschen
den heer Verstegen en den Voorzitter.
De heer Verstegen protesteert tegen
de opvatting van den Voorzitter en
jebruikt het woord „kleineeren". Spr.
>edoelt daarmede dat alles wat hij
ter sprake brengt, met zekere gering
schatting wordt ontvangen. Hiertegen
protesteeren op hunne beurt de Voor
zitter en dr. Van den Berg. Deze
laatste meent, dat het bedrag van
f 16000. dat de heer Verstegen
noemde niets zegt.
De heer Verstegen. Nu niet,
in normale omstandigheden wel.
De heer Van den Berg meent
dat het niet aankomt op het bedrag
dat in kas is, maar op het aantal
werkeloozen, dat ervan profiteeren
moet. Er zijn bedrijven waar veel
werkeloosheid heerscht, er zijn er ook
waar het aantal werkeloozen gering is.
Ook de heer Biersteker pro
testeert tegen de uitingen van den
heer Verstegen, die de allures aan
neemt als zou hij het alloen weten en
zich nog al kras uit. Spr. had gemeend,
dat de heer Verstegen nu eens zich
een praktisch man zou betoonen en
mee zou werken tot oprichting van
een werkloozenfonds.
De heer Verstegen. Dat heb ik vier
jaar geleden al gedaan, doch werd
toen door de heeren uitgelachén.
De heer Biersteker, voortgaan
de, betoogt, dat hier niet de noodtoe
stand aanwezig is, waarvan de mini
ster spreekt. De minister heeft de
bedoeling gehad de organisaties te
beschermen, te zorgen, dat de werke
loozenkassen niet uitgeput raakten.
Dat neemt echter niet weg, dat onze
gemeente niet in de termen valt.
Mocht binnenkort niet van de be
stuurstafel een voorstel komen tot
oprichting van een werkeloozenfonds,
dan zal spr. dit indienen. Tenslotte
zet spr. nog uiteen, dat uitkeering
van het Steuncomité volstrekt niet
het karakter heeft van aalmoes.
De heer Verstegen krygt, na
bekomen verlof van den Raad, nog
maals het woord en waarschuwt tegen
uitstel. Als de zaak uitgesteld wordt,
verliest ze haar kracht. Een werke
loozenfonds oprichten is niet een
kwestie van 14 dagen, dat heeft spr.
voor vier jaar ondervonden. Tenslotte
dupliceert spr. nog op eenige uitla
tingen van den heer Biersteker.
Het voorstel van B. en W. om niet
integaan op het voorstel van den
minister komt vervolgens in stem
ming en wordt aangenomen. Tegen
stemmen de heeren Verstegen en
Van Breda.
Werkverschaffing.
Adres inzake credietverleening,
Door den wethouder G. de Ven
wordt aan den Raad voorgesteld aan
en W. een crediet te verleenen
van f1000.— om te voorzien in de
werkeloosheid, die tengevolge van de
mobilisatie mocht ontstaan.
Opdat dit bedrag alleen zal worden
besteed voor hen, die door de mobili
satie worden getroffen, wordt overleg
gepleegd met het alhier bestaande
Steuncomité.
In een memorie van toelichting
zegt adressant het oog te hebben op
het verrichten van nuttige of noodige
werken en wijst als zoodanig aan:
het dempen van de sloot aan den
Polderweg om den watertoren, het
kloppen van puin, enz.
De heer Verstegen heeft er
geen bezwaar tegen, dat de gemeente
gelden verschaft voor werkverschaf
fing. Maar in het voorstel staat, dat
alleen zy, die door de mobilisatie
worden getroffen, ervan kunnen pro
fiteeren, en hiertegen meent spr. te
moeten opkomen. Er zyn verschei-
denen, van wie het niet uittemaken
is of zij al of niet door de mobilisatie
getroffen zyn.
De heer De Ven zegt, dat zyne
bedoeling is geweest het bedrag niet
te geven voor arrabedeeling.
Na eenige nadere gedachtenwisse-
ling kan de heer Verstegen zich ver
eenigen met het voorstel en wordt
het gevraagde crediet met algemeene
stemmen verleend.
Qemeente-begrooting.
Aanbieding van de Qemeente-be
grooting voor den dienst 1915.
Kamer van Koophandel.
Bij acclamatie worden benoemd tot
stembureau voor de Kamer van Koop
handel de wethouders en de voor
zitter van den Raad.
Benoemingen.
Ter benoeming van onderwijzers
worden voorgedragen
aan School 4:
1. H. J. Marinu9, onderwyzer te
Callantsoog
2. W. J. Aggenbach^ waarn. hoofd
te 't Zand
3. A. de Munck, tijd. onderwijzer
aan School 7a.
Benoemd No. 2 met 9 stemmen.
De heer Marinus had 8 stemmen ap
zich vereenigd.
aan School 7a:
1. C. van Scheijen, onderwijzer te
Helder
2. N. A. G. van der Hulst, tijd.
onderwijzer te Amsterdam;
3. A. de Munck, tyd. onderwijzer
aan school 7a.
Benoemd No. 1 met 11 stemmen,
tegen 6 op den heer Van der Hulst.
De rondvraag leverde niets op.
BINNENLAND.
niet stoorde, maar er toe ir
werkte, dat het ontzag voor de door
de regeering genomen maatregelen
dreigde geheel te loor te gaan.
Wat de boeren betreft, ook dezen
hebben het aan zich zelf te wijten,
dat zylke krasse maatregelen geno
men moeten worden. Het is inder
daad ergerlijk, zoowel van de zyde
van sommige graanhandelaren als
van die van een helaas al te groot
aantal boeren, hoe weinig zij den
ernst van den toestand beseffen, en
hoe snel zij er bij zijn, pogingen te
doen, om maatregelen, die hun een
deel van hun oorlogswinst zouden"
doen derven, met alle middelen tegen
te gaan.
Dat door boeren rogge, ten einde
inbeslagneming voor bakkerijen te
voorkomen, vermengd wordt met
haver of met ander veevoeder, werd
my uit verschillende gemeenten be
richt. Het schandaal van den Hui
zenschen boer, die de reeds in beslag
genomen rogge met petroleum over
goot, is reeds gepubliceerd, en gis
teren werd mij mededeeling gedaan
van een boer in een Groningsche
gemeente, die, om beslagneming te
voorkomen, deze had vermengd met
fijn glas.
Het zal wel geen verwondering
wekken, dat waar zulke dingen voor
komen, de regeering wel verplicht
is, zonder veel pardon krasse maat
regelen te nemen. Myn voornemen
is, heden aan alle commissarissen
der Koningin een brief te doen uit-
i met verzoek om opgaaf van
de gemeenten, die naar hun oordeel
in aanmerking komen voor het ont
vangen van een gelijke circulaire
als die aan de Groningsche burge-
Waar sedert eenige weken ook de
prijzen der peulvruchten op schro
melijke wijzen stijgen, en het waar
schijnlijk is, dat dit niet het gevolg
is van minder goeden oogst, maar
uitsluitend of hoofdzakelijk van terug
houding van voorraden met specula
tieve doeleinden, ben ik voornemens,
dezer dagen ook maximumprijzen
voor den groothandel in peulvruchten
vast te stellen.
Mocht deze maatregel opnieuw door
tegenwerking van handelaars en
boeren illusoir gemaakt worden, dan
zal ik my verplicht zien, hetzelfde
wat ik nu gedaan heb ten aanzien
van de tarwe- en roggevoorraden in
de provincie Groningen, uit te strek
ken tot de boonen en erwten. Ik
ontveins mij geenszins, dat deze
maatregelen in de uitvoering ver
schillende moeilijkheden zullen 'ople
veren en dat daarbij ook meermalen
rechtmatige belangen zullen worden
geschaad.
Intusschen zal mij dit niet kunnen
terughouden om, nu do winter voor
de deur staat, de werkloosheid naar
alle waarschynlijkheid in verschil
lende bedrijven nog zal toenemen, het
aantal personen, die by steuncomité's
hun toevlucht moeten zoeken, naar
alle waarschijnlijkheid zal vermeer
deren en dientengevolge de inkom
sten van een groot aantal huisgezin
nen aanmerkelijk zullen verminderen,
met alle kracht, waarover de regee
ring beschikt, tegen te gaan, dat
levensmiddelen in prys zullen stijgen
alleen om aan enkelo categorieën
van personen speculatieve oorlogs
winsten te bezorgen.
Wat de boeren betreft, ik begrijp
natuurlijk zeer goed, dat het onbil
lijk zou zijn, in beoordeeling allen
over één kam te scheren, maar het
is niet te vermijden, dat, waar de
krasse egoïsten onder hen zulk een
groot deel van den boerenstand blij
ken te vormen, de beter gezinden
mede moeten lijden onder maatrege
len, die tegen de eersten gericht zijn.
Bovendien doet de regecring alles
wat in haar vermogen is om den
toevoer van mais en veevoeder zoo
spoedig mogeiyk weer geregeld te
doen plaats hebben, zoodat de vrees,
dat door de genomen of te nemen
maatregelen de veefokkerij en inzon
derheid de varkensfokkerij ernstig
zou worden bedreigd, niet behoeft
te bestaan.
Tarwt en Rogge in Groningen in
bezit genomen.
In een onderhoud met een verte
genwoordiger van het Nederl. Cor
respondentie-bureau voor Dagbladen
Belinfante en Vas Dias bevestigde
minister Treub, dat hij aan den bur
gemeester van Groningen order heeft
gegeven Dinsdagmorgen, vóór aan
vang van de markt, alle tarwe en
rogge in de gemeente voor rijks
rekening in bezit te nemen.
Tevens is allen burgemeesters in
de provincie Groningen opgedragen
onmiddellijken aankoop van de in
hun gemeente aanwezige tarwe en
rogge en de inbezitneming daarvan,
indien minnelijke aankoop niet
lukt.
Minister Treub heeft hieromtrent
het volgende meegedeeld:
Het is noodig geweest, tot dezen
krassen maatregel over tó gaan.
Per telegram is gisteravond aan
den burgemeester van Groningen
opdracht gegeven, heden vóór den
aanvang van de markt, alle tarwe
en rogge in de gemeente, hetzij ge
legen in pakhuizen of in schepen of
waar elders ook, voor ryksrekening
in bezit te nemen.
Tevens is gisteravond de hier
boven vermelde circulaire aan alle
burgemeesters in de provincie Gronin
gen verzonden.
Ik ben tot dezen krassen maat
regel zeer tegen mijn zin overgegaan,
maar hy was noodig, omdat de
Groningsche graanhandel niet alleen
zich aan de zachtere maatregelen, die
eerst genomen waren, in het minst
DE OORLOG
Kritieke degen op komst.
De militaire medewerker van de
„Times" schrijft in zijn beschouwing
van 5 October:
„De aanstaande twee weken zul
len samenvallen met een kritieke
phase van den oorlog. Waarschijniyk
zullen zij getuigen zijn van 'n ge-
wijzigden staat van zaken in Frank
rijk, en het begin van de geweldige
botsing in het Oosten. Het is dus
thans zaak zoo nauwkeurig als het
slechts even mogeiyk is, den toe
stand en het effectief van do Duit-
sche legers te velde eens nader te
beschouwen.
Dit is niet zoo gemakkeiyk, wijl
het optreden van reserve-legers steeds
een groote factor van dwaling in
alle berekeningen vormt, en omdat
de groote Duitsche eenheden der
mate door elkaar zyn geraakt, dat
Duitschland 20 legercorpsen, ieder
van 8 divisies naar Frankryk had
gezonden ter sterkte van ongeveer
1.275.000 man. Per divisie gerekend,
waren er biykbaar 40 actieve en 20
in reserve; bleef over: 14 actieve en
20 in reserve tegen Rusland en om
te dienen als strategische reserve.
Na eenigen tijd begonnen Land
weerdivisies of -brigades, met eenige
Landstormeenheden en zeesoldaten
in het Westen te verschijnen, maar
aan den anderen kant gingen er in
't begin van September niet minder
dan zes legercorpsen naar het Oosten,
terwijl andere troepen volgden. De
Duitsche legercorpsen bleven voor
het meerendeel slechts in twee divi
sies onderverdeeld, zooals in vredestijd,
en de derde (reserve) divisies werden
meestal vereenigd tot reserve-leger
corpsen, eveneens van twee divisies,
met hetzelfde nummer als hetwelk
hun actief corpsdistrict droeg. Zoo
werd het mogelijk, dat het 4e corps
in Belgié lag, en weer een 4e, maai
ditmaal een reserve-corps in Silezie.
Zeer vaak is het voorgekomen,
wegens deze misschien opzettelijke
verwarring, dat wy in het Westen,
zoowel als de Russen in het Oosten
meenden, dat wij het geheele ac
tieve leger op den hals hadden.
Op het huidige oogenblik lijkt het
waarschijnlijk, dat er in Frankryk
en België ongeveer GG actieve, re
serve- en Landweerdivisies staan,
gelijkstaande met 33 legercorpsen
van 2 divisies. Natuurlyk zijn deze
corpsen, wegens Je ontzagiyke ver
liezen, niet compleet, en deze ver
liezen kunnen nog niet volkomen
zijn aangevuld. Als wij daarenboven
de Duitschers niet meerekenen, die
door de Belgen worden beziggehou
den, dan moeten de Duitschers in
het Westen toch nog al tyd een mil-
lioen mannen hebben. Zijn er min
der zooveel te beter voor ons.
De mobilisatie elementen van het
Duitsche leger bij het begin van den
oorlog waren54 actieve, minstens
40 reserve en 25 Landweerdivisies,
zoodat, indien deze berekeningen
slechts eenigermate juist zyn, er nog
53 divisies of meer dan 26 leger
corpsen disponibel moeten zyn, om
tegen Rusland front te maken en de
kusten te beschermen. Het is stellig
niet het geval zooals sommige
Russische critici veronderstellen
dat wij alleen maar reserve en Land
weerdivisies tegenover ons hebben,
wij moeten meer actieve divisies
tegenover ons hebben dan Rusland.
Het mlllioen mannen.dat tegenover
ons staat, zijn uitgespreid van BelforL
tot Brussel. Dit is een zeer lange
linie om te verdedigen, en het Is
geen wonder, dat de verdediging
begint te verslappen, daar veracht)
troepen van de secties in het centrum
worden afgenomen om naar dc vleu
gels te worden gezonden. Laat ons
opmerken, dat een algemeene aanval
der geallieerden op de versterkte po
sities der Duitschers nog niet gelast
is. Het is moeilijk aan te nemen, dat
een Aankaan val op een sterke stelling
kan slagen, tenzij het front tegelij-
kei-tyd hevig wordt aangevallen, want
slapheid of besluiteloosheid by den
frontaanval veroorlooft den vijand
troepen terug te trekken en naar
bedreigde punten op de vleugels te
zenden. Het voortdurend oprukken
onzer legers in het Noord Westen is
zeer bevredigend, en het is voldoende
te zeggen, dat de gebeurtenissen
thans de beslissing naderen.
Zeer waarachyniyk heeft Ruslaud
zes of zeven legercorpsen tegen zich,
afgezien van 't le, 6e, Ge, 17e en
20e legercorps, die nog nooit naar 't
Westen zyn geweest. De rest van de
corpsen, die nu wel in het Oosten
zullen vechten, bestaat uit reserve
en landweer, en de totaio sterkte,
met inbegrip van de cavalerie, zal
ongeveer 1.200.000 man bedragen, als
de verliezen tenminste zijn aangevuld.
En er is geen reden om dit niet aan
te nemen, want Duitschland begon
den oorlog mot meer dan 5.000.000
goed afgerichte soldaten, en beschikt
daarnevens ovor een millioen recru
ten der nieuwe lichting en wellicht
een millioen vrywilligers, landstorm
en veteranen.
Nu hebben wij in het Oosten en
het Westen wel 600.000 Duitschers
onschadelyk gemaakt, maar het zal
toch langen tyd duren om hot Duit
sche militaire stelsel uit to putten,
dat inderdaad uitstekend qua orga
nisatie is.
Rusland heeft ook nog tegenover
zich het restant van de Oostonrijkscho
legers, verzameld in de streek rond
om Krakau. De Oostenrykers hebben
ongeveer 400.000 man aan dooden,
gewonden en gevangenen verloren,
mitsgaders 1000 kanonnen en beschik
ken thans in Galicië over niet ineer
dan 600.000 uitgeputte, ontmoedigde
soldaten.
Servië houdt nog altijd 4} Oosten-
rijksche legercorpsen bezig, en of
schoon een keizerryk als Ooatonrijk-
Hongarije het onmogeiyko zal trach
ten te doen om zich te herstellen,
is zijn hoop toch voornameiyfc op de
Duitsche wapens gevestigd. De Twee-
bond kan wellicht van 1.800.000 tot
2.000.000 man voor den grooten
stryd in Polen beschikbaar stellen.
Hoe is deze legermacht verdeeld?
Er zyn 14 corpsen, onder von Hinden
burg, sinds eenigon tijd doende met
een doellooze operatie tegen de Nje-
i. Dan moeten er 3 of 4 corpsen
ten Zuiden van Allenstein staan, be
stemd om Zuidwaarts te opereeren.
De hoofdlegere aan de algemeene
linie Thorn Czestochowa moeten,
naar gemeld wordt, 16 Duitsche leger
corpsen omvatten, en waarachynlijk
zullen er strategische reserves ten
getale van 4 corpsen aan de beneden-
Weichsel of tusschen Posen en Thorn
worden gereserveerd, van welke
punten zy overal waar het gewenscht
is, versterkingen kunnen brengen.
Het uitmuntend spoorwegstelsel der
Duitschers op het Oostelijk krijgs
tooneel geeft hun een bepaald voor
deel, vooral in een defensie ven oorlog.
Het Russische hoofdleger bevindt
zich aan de midden-Weichsel, en de
tsaar zal zich daar heen begeven.
Zijn rechterflank is beschermd door
Rennenkampfs leger en waarschijn
lijk door een observatieleger bij Mla-
terwijl zyn linkervleugel is -ge
dekt door Russko's en BrussilolTs
legers in Galicië. Aan de 88 Oosten
r Ijk sch-Duitsche divisies kan Rusland
er denkelyk 100 tegenoverstellen,
met onmetelijke reserves in de achter
hoede.
Van hel Westelijk front.
De Figaro zegt - waarechyniyk
op grond van offleieuse voorlichting
dat het nog wel een dag of vijf
zal duren voor de slag in Frankrijk
tot een beslissing komt. Wel schijnen
de Duitsche troepen hier en daar uit
geput te zyn, doch de Franscheaan
voerders willen hun soldaten niet
noodeloos opofferen.
Het opperbevel van bet Fransche