HELDER8CHE COURANT GEMEENTERAAD VAN; HELDER, No. 4373 DONDERDAG 8 OCTOBER 1914 42e JAARGANG Stelling van DEN HELDER. Ontspannings-avonden in October. Donderdag 8 „Casino" Speenhoff Erfprins, 8 U. S Langestraat, DirksAdmiraal Muzikale en andere voordr. 8 U. Vrijdag 9 Binnenhav.87 Idem 8 U. Ook v. Binnenh.2 Erfprins, Lange- 8 U.l st raat. erband pl., Harssens. Op pagina 4 van dit blad zijn opgenomen 1. Tweede Kamer. 2. Onze onzijdigheid. 3. Feuilleton, Ingezonden, enz. op Oinsdag 6 October 1914. Voorzitter de heer W. J. van Necb, 1°. Burgemeester. Afwezig de heeren Oortgijsen, Boon, Kranen en Over de Linden. De notulen van de twee laatste vergaderingen worden na een opmer king van den heer Biersteker goed gekeurd en vastgesteld. Aan de orde is: Ingekomen stukken en mededeelingen. Missives van Gedeputeerde Staten, dat de verordening regelende de sa menstelling en den werkkring van de Commissie voor Publieke Werken voor kennisgeving is aangenomen en ontvangst-bericht voor die voor bi08copische voorstellingen. Voor kennisgeving aangenomen. Proces-vei baal der opneming van de boeken en kas van den Gemeente ontvanger op 28 September j.1. (in kas f 120.011.60'). Als boven. Verslag van den Hoofdcursus over 19J3/14. Als boven. Kennisgeving van het overlijden van het. lid van het Armbestuur, den heer P. A. E, De Voorzitter stelt voor deze kennisgeving met een brief van rouwbeklag te beantwoorden. By acclamatie besloten. Mededeeling dat de procedure con tra Lindhout inzake bijdrage ver- pleegkosten van zyn krankzinnigen broeder, ten voordeele van de ge meente is geëindigd. Voor kennisgeving aangenomen. Adres van het Bestuur der Afdeo- ling „Helder" van het Centraal Ge nootschap voor Kinderherstelling en Vacantiekolonies, verzoekende voor het jaar 1915 een subsidie van f200. Gerenvojjeerd naar B. en W. om advies. Dankbetuiging van den Directeur der Waterleiding voor de verleende gratificatie. Kennisgeving van de ontvangst der instructie voor het College van Zetters voor de belasting. Voor kennisgeving aangenomen. Missive van de Afdeeling Helder dei Hollandsche Maatschappij van Landbouw en van den Schoolopziener om een lokaal ten behoeve van een Cursus in Land- en Tuinbouw, voor militairen te geven, in bruikleen te mogen hebben. Daar er heel wat sollicitanten zijn, is het advies van B. en W. aan dit verzoek te gemoet te komen. Bij acclamatie aldus besloten. Verzoek van „Helders Harmonie- kapel" om de gewone subsidie voor 1915 óók te mogen ontvangen met verplichting daarvoor vier openbare concerten te geven. By acclamatie verleend. Idem van het Bestuur van het Departement Helder der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en de Ver- eoniging Jachin om subsidie voor de Fröbelscholen aan de Laan en de Vischmarkt. Gerenvoijeerd naar B. en W. om advies. Aanbieding van de gemeentebe- grooling voor 1916 tot een bedrag van f 1.013.242.— in ontvang en uit gaaf. Commissie van toazicht op het Lager Onderwijs. Adres van de? heer F. S. C. M. Wijs, waarby hij ontslag neemt als lid van de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs. Eervol verleend onder dankbetui ging voor de bewezen diensten. Gratificatie. Verzoek van de wed. Mulder en Marohand om de gewone jaariyksehe gratificatie ad f 100.—. Bij acclamatie verleend. Ontaiag. Adres van de onderwijzeres Mej. N. Riekels, verzoekende ontslag met Ingang van 16 November a.s. Eervol verleend. Kohier. Aanbieding van hot le Buppletoir kohier van de belastingen op de hon den (f 176.25). Aldus vastgesteld. Subsidie Proeftuin. Adres van de Vereeniging tot ex ploitatie van een Proeftuin, verzoe kende ook voor 1915 een subsidie van f300. B. en W. adviseeren het subsidie weder te verleenen. De heer Verstegen merkt op, dat ten vorigen jare Belgische arbei ders in den proeftuin gewerkt heb ben, terwyi er te Julianadorp zelf werkeloozen rondliepen. De kwestie was dat de Belgische krachten goed koop waren. Spr. zou niet gaarne zien, dat dit thans weer gebeurde. Aldus verleend. Verkaveling. Advies Inzake verkaveling van grond door R. N. van Os. B. en. W. stellen voor eene clau sule intevoegen regelende de kosten van bestrating en rioleering bij eventueele bebouwing der perceelen. Bij acclamatie c.f. advies aange nomen. Ambachtsschool. Adres houdende aanvrage om ver hoogd subsidie voor de Ambachts school (f5000.—), met advies van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs. B. en W. adviseeren, onder be paalde voorwaarden, waaronder sub. 4 dezfe, dat het Rijk insgelijks een meerdere subsidie verleent van f2000.— en het subsidie brengt op f14000.-, om, conform het adres van het Bestuur der Vereeniging „Ambachtsschool voor Helder en Omstreken", met ingang van 1 Januari 1915, het tot dusver verleende sub sidie te verhoogen tot f 5000. Het komt B. en W. voor, dat het voor de instandhouding der school en ter bevordering van haar bloei noodig is, dat het verzoek ingewilligd wordt. De heer Adriaanse vraagt in verband met het voortdurend stijgen der subsidie inlichtingen. In 1910 bedroeg het eindcijfer f20000.—, thans slechts f28000. terwijl het subsidie van f2700.— tot f5000.- is opgevoerd. Spr. vindt dat men in de toekomst eerder eene vermindering dan eene vermeerdering zou ver wachten en waarschuwt er voor aldus voorttegaan, tenzij mocht biyken, dat de inrichting belangrijk uitgebreid wordt. De heer dr. Van den Berg is het met den heer Adriaanse eens, dat het subsidie voortdurend wordt op gevoerd, vindt het echter wat naif te meenen dat het verlaagd zal worden. Van da verhoogde regeerings- subsidie zal dit jaar wel niets komen, maar het is juist op het standpunt te staan dat alleen verhoogd wordt als het Rijk het óok doet. De heer G r n w a 1 d vindt het een verheugend blijk van groei, dat de subsidie verhoogd moet worden. By de oprichting meende men algemeen, dat er geene behoefte be stond aan een ambachtsschool, en thans is gebleken, dat de inrichting wel degeiyk in eene behoefte voorziet. Het is niet mogelijk met minder toetekomen; er komen voortdurend nieuwe leerlingen bij, die nieuwe eischen stellen. Als we nagaan wat in 1913, het jaar waarop de begrooting voor 1915 is gebasoerd, noodig is geweest, blijkt wel degelijk de nood zakelijkheid der verhoogde subsidie. O.a. moeten herstellingen worden uitgevoerd aan hot gebouw. De ge vraagde verhooging is werkelijk be scheiden. Het is nog volstrekt niet zeker, dat het Rijk deze noodzakelijke verhooging niet zou uitkeeren. De heer Adriaanse twyfelt volstrekt niet aan een zuinig beheer maar op sommige punten kan het nog wel zuiniger. Spr. geeft eenige voorbeelden. Ook zit een geduchte post van aflossing in de begrooting, op het oogenblik wordt f1300.— jaarlijks afgelost, dat is toch over 4 jaar een belangrijk bedrag aan rente. De Voorzitter wijst er op, dat het hier slechts eene principieele uit spraak betreft. Bij de begrooting kan men de zaak in de finessen bespreken. De heer Bommel toont aan hoe de inrichting voortdurend omhoog gaat. In 1913 waren er 141 leerlingen, in 1914 165, het volgend jaar zullen er waarschijnlijk 185 zyn. Het gaat steeds omhoog en vooral de klasse der electriciens eischt heel wat. Ook voor herstellingen, schilderen etc. zijn gelden noodig terwijl de huidige pen sioenregeling f425.— inplaats van, zooals vroeger f 285, kost. Het aantal leerlingen is gestegen met 25°/0, terwijl daartegenover slechts J/u verhoogde subsidie staat. De heer Adriaanse bedoelde alleen een wenk te geven; was niet tegen de verhoogde subsidie. Het advies van het Dagelyksch Be stuur wordt vervolgens met algemeene stemmen aangenomen. Werkloozenfonds. Advies inzake stichting van een werkloozenfonds. In het advies zeggen B. en W., dat het hun gebleken is, dat van de aangesloten afdeelingen, van wie ver zoeken om de instelling van een gemeentelijk werkloozenfonds zijn uitgegaan, tezamen tellende 115leden, slechts 3 werkeloozen zijn aan te wijzen. Op grond daarvan komt een gemeentelijk werkloozenfonds B.enW. niet direct noodzakelijk, noch wensche- ïyk voor, en wel omdat het over- groote deel der werklieden in deze gemeente daarvan uitgesloten zou zijn, terwijl het toch in de bedoeling moet liggen in tijd van nood allen zooveel mogelijk geiykmatig te steu nen. Zooals het fonds nu wordt ge dacht, meenen B. en W. dat het een bevoorrechting zou zijn van enkelen. B. en W. stellen op grond daarvan voor, voorloopig niet tot de oprichting van een zoodanig fonds over te gaan. De heer Verstegen verdedigt warm de instelling van het fonds. Spr. meent, dat B. en W. de zaak van wat minder ruim standpunt hebben bekeken. Waar het advies zegt, dat slechts werkeloos zijn 1 typograaf en 2 jonge meisjes-kantoor bediende, die bovendien bij haar ouders thuis zijn, dan is dit iets, dat met de kwestie als zoodanig niets temaken heeft. Min. Treub heeftin z'n circulaire niet het oog gehad op een of ander werkeloos meisje, maar op hetinsti tuut der vak-organisatie. Hier in de- gemeente is zoo'n instituut een be trekkelijk vreemde instelling, maar de meesten zien er, wat het ook is, een stuk cultuur in, en om de func tioneering daarvan ook na de mobi lisatie mogelijk te maken, heeft de minister dit werkeloozenfonds in 't leven geroepen. Maar dat de werke loosheid hier ter plaatse geen groote ren omvang aangenomen heeft, heeft met de zaak niets te maken. In het advies van B. en W. staat verder: „die tengevolge van de mobilisatie werkeloos worden, kunnen zich wenden tot het Steuncomité' Maar dat zijn slechts een gedeelte, er zijn er ook, die werkeloos worden uit andere reden, dan wegens de mobilisatie, en het zal moeiiyk uit te maken zyn of het al dan niet gevolge van de mobilisatie is. Waar moeten die werkeloozen dan heen Bovendien gaat het niet aan die werkeloozen te verwijzen naar het Steuncomité, want de Minister heeft juist gezegd, dat zij niet by het Steuncomité hooren. Waar B. en W. zeggen, dat het grootste gedeelte van de werkeloozen niet is aangesloten by de georgani- seerden, daar is dat volkomen waar, maar als het Dag. Bestuur zegt, dat onderscheid gemaakt mag wor den, dan bewyst het, niet voldoende op de hoogte te zyn van wat in de Tweede Kamer daaromtrent is gezegd, Met instemming Van alle partyen is het gezegde van den minister ont vangen, dat zij, die in normale tijden hun geld voor een werkeloozenfonds offeren, voorgetrokken moeten worden bij anderen, die dat niet doen. In veel kleinere gemeenten is zoo'n werkeloozenfonds wèl opgericht,waar om hier niet, waar wij ten opzichte van werkeloosheid in veel gezondere conditie verkeeren Het is verkeerd gezien van B. en W. hier afwijzend te adviseeren. Spr. stelt voor, het advies niet aan te nemen en over te gaan tot het instellen van een tijdelijk werkeloo zenfonds, zooals door den minister is bedoeld. Ook de heer Biersteker kan zich niet geheel met het advies van B. en W. vereenigen. Spr.'s vraag isvoldoen de bestaande organisaties hier ter stede wel aan de eischen, die de minister in zijn circulaire als criterium stelt? Hoofdzaak is dat de gemeente zou moeten bijspringen ten behoeve van organisaties, die voor de crisis een werkeloozen kas hadden. Als we nagaan hoe groot de kassen van de hier genoemde vereenigingen zijn, dan zou spr. zeggen, er zijn er die niet voldoen aan de voorwaarden. Spr. noemt de cijfers op, die de ver eenigingen den Raad voorleggen. Uit do circulaires van don minister blijkt wel de bedoeling van den minister om een werkeloozenfonds te stichten. Maar zoo'n tijdelyk fonds moet dan op goeden grondslag worden gesticht, opdat het na de crisis kan overgaan in een definitief. Hiermee verwant is een arbeids beurs, tot de totstandkoming waar van spr. bereid is mede te werken. Spr. wijdt over de werkeloozenkas- sen nog verder uit. De bedoeling van den minister is de bestaande kassen in stand te houden tot op 25 van hun kapitaal. Dat zou hier ter stede beteekenen, dat de bestaande kassen bijv. bij het bezit van 25 cent (want er is 1 vereeniging, wier werkeloo zenkas f 1.— bedraagt) reeds om subsidie kunnen komen bij den Raad. De heer Dr. van den Berg interrumpeert, dat we pas een wer keloozenfonds noodig hebben als er werkeloozen zijn, waarop de heer Biersteker zegt, dat het wel degelijk de bedoeliDg van den minister was zoo'n fonds te stichten met het oog op de toekomst-Thans komt de noodzakelijkheid niet zoo sterk naar voren en we weten niet hoe lang de noodtoestand zal aanhouden. Op het oogenblik is het de vraag of we hier in de gemeente zullen moeten over gaan tot steun van bestaande werke- loozenkassen en dan meent spr., dat het voor de gemeente bezwarend is, dat ze, op grond van bestaande kassen, zou moeten uitbetalen, zonder de zekerheid te hebben dat het Rijk 50°/0 vergoedt. Spr. geeft dan ook in overweging de zaak aan te houden zoo noodig en dan zóó te bewerken dat er een ge meentelijk werkeloozenfonds uit ont staan kan. Maar de bestaande ver eenigingen moeten medewerken, de bouwvak-arbeiders byv. kunnen zeer goed medewerken tot bestrijding van eventueele werkeloosheid. De heer Verstegen merkt op, dat uit hetgeen de heer Biersteker zegt, blijkt, dat hij de quintessens van - de zaak niet snapt. De heer Biersteker brengt naar voren de op richting van een gemeentelijk werke loozenfonds en een arbeidsbeurs, din gen, die in normale tyden en ook nu wel raison hebben, maar die op het oogenblik niet aan de orde zyn. Op het oogenblik is dit de zaak: dat de minister van landbouw, enz., wenscht, dat in gemeenten, waar geen werkeloozenkassen bestaan, de gemeente met spoed ingrijpe. De minister zegt dat het van het groot ste belang is de vakorganisaties te steunen. Er zyn thans hier niet veel werkeloozen, maar er zyn er toch en die er zijn moeten gesteund wor den. De vakorganisatie betaalt 6 weken lang het volle loon uit. De minister zegt niet, zooals de heer Biersteker beweert, dat de gemeente eerst als de kas tot op 25 van het kapitaal i3 uitgeput, moet in grijpen, neen, de gemeente geeft on middellijk 75 opdat die 25 °/0 in de kas kunnen blijven. De minister spreekt zelf van een kern van ar beiders, die in normale tijden die kas in stand kunnen houden. Verder vraagt de heer Biersteker: welke waarborgen zijn er, dat de kassen voldoen aan de eischen van den minister? Maar er is toch een controleur van de gemeente. Een bewijs van hoe groot belang de minister de instandhouding van vak organisaties acht, is wel dit, dat hy arbeiders, die 3 weken lid zyn ook reeds wil doen profiteeren van de Laten we daarom niet wachtener is al veel te lang gewacht. Het is op het oogenblik een tijdelijke maat regel, die misschien later definitief kan worden geregeld. De heer Biersteker wyst op de bedragen, die in sommige plaatse- ïyke werkeloozenkassen aanwezig zijn. Maar men moet niet kijken naar de plaatselijke toestanden, doch die bedragen nemen over het gansche land. En dan heeft de Typografen bond bijv. f 15000. - in kas. De heer Biersteker repliceert. De circulaire van den minister is een belangrfik stuk, doch we moeten nuchter blijven. Spr. leest voor, dat het criterium van de aanschryving is, dat de kas vóór 1 Aug. bestond. Dat is het voornaamste. Scherpe discussie ontstaat hierover tusschen de heeren Biersteker, Ver stegen en dr. Van den Berg. De heer Biersteker handhaaft zijne n ning. Als er werkelijk werkeloosheid bestaat, zal spr. de eerste zyn aan te dringen op de vorming van een kas. Spr. minacht volstrekt niet de bestaande fondsen en zou niets lie ver willen dan het fonds oprichten. Ook betwist spr. niet de betrouw baarheid der opgaven van de be treffende vereenigingen, maar vraagt alleen maar waarborg of de kassen vóór 1 Aug., zooals de minister wil, zijn opgericht. De heer De Geus zet het stand punt uiteen van het D. B. Het col lege meende eerst te moeten ingaan op de circulaire van den minister, maar de verstrekte opgaven waren zóó eigenaardig, dat er geen sprake kan zyn van èene uitkeering vah 6 weken. Bovendien komt de uit keering maar aan een klein aantal leden ten goede. Ieder, die op andere wijze spaart voor slechte tyden, dat is het gros der werklieden, zou geene uitkeering kry'gen. De heer Ver stegen vestigt er de aandacht op, dat het doel van den minister is de vakorganisaties te steunen. Het te veel den nadruk hierop leggen is oen bewijs, dat de zaak niet zuiver ia. Dat is een gezond standpunt. La ten we voorts goed overwegen wat we doen zullen. De heer Van Breda onder schrijft de redeneering van den heer Verstegen volkomen. Uit de stukken is gebleken, dat do minister alleen spreekt van de georganiseerde werk lieden, niet van anderen. Voor niet- georganiseerden moge dit een prikkel zyn tot organisatie, voor de wel ge- organiseerden die geen werkeloozen kas hebben een prikkel een kas op te richten. De beschikking van den minister ia te apprecièeren. Spr. zal tegen het advies van B. en W. Btern- men. De heer Adriaanse meent dat de geschiedenis voor vele raadsleden eene verrassing is gebleken. Mis schien is te weinig aandacht gege ven aan het vraagstuk der werke loosheid door don gunstigen toestand in deze gemeente. Spr. voelt voor het betoog van den heer Biersteker en zal medewerken om in de toe komst de oprichting mogelijk te maken. De heer Verstegen. De heer Biersteker wordt vervolgd door dien twijfel of al die menschen nu wel waariyk hun kas vóór 1 Aug. had den en of het gemeentebestuur er de bewijzen voor had. Mocht dat niet zoo zijn dan is dit eigenschuld der gemeente, want zij had er voor kunnen zorgen, dat zy ze had. En bij de instelling van een tijdelijk fonds moet toch onderzocht worden of de kassen aan de eischen vol doen. Waarom zoo getwijfeld aan iets wat goed is? Levensverzeke ringen, die pas opgericht zijn, heb ben ook lang niet voor elk lid het bedrag in kas waarvoor ze verzekerd zyn. Het is niet noodig, dat voor elk lid een bedrag aanwezig is, waar op hem zes weken uitgekeerd kan worden, omdat nooit alle leden te gelijk werkeloos zyn zullen. Thans wordt geargumenteerd, dat er maar drie werkeloozen zijn, waaronder zelfs twee jonge meisjes, die by hunne ouders thuis zijn. Moeten die dan niet gesteund worden? Als het er 10 of 20 waren, zou de gemeente veel dieper in den zak moeten tasten dan nu. Dit aan het adres van den heer De Geus, die zoo bang is voor geld- uitkeering. Wij staan er nog niet zoo slecht voor, in Sliedrecht is de toe stand heel anders en wat heelt men daar al niet gedaan. De Voorzitter zet het stand- >unt van het D.B. nader uiteen. Het s niet de kwestie hoe is de toestand in ons land of in andere gemeenten, maar hoe is die hier. De minister spreekt ook van oprichting „als het noodig is". En waar de toestand hier gunstig is, gaat het toch niet aan zoo'n fonds opterichten. Hierover ontstaat nogmaals een scherpe woordenwisseling tusschen den heer Verstegen en den Voorzitter. De heer Verstegen protesteert tegen de opvatting van den Voorzitter en jebruikt het woord „kleineeren". Spr. >edoelt daarmede dat alles wat hij ter sprake brengt, met zekere gering schatting wordt ontvangen. Hiertegen protesteeren op hunne beurt de Voor zitter en dr. Van den Berg. Deze laatste meent, dat het bedrag van f 16000. dat de heer Verstegen noemde niets zegt. De heer Verstegen. Nu niet, in normale omstandigheden wel. De heer Van den Berg meent dat het niet aankomt op het bedrag dat in kas is, maar op het aantal werkeloozen, dat ervan profiteeren moet. Er zijn bedrijven waar veel werkeloosheid heerscht, er zijn er ook waar het aantal werkeloozen gering is. Ook de heer Biersteker pro testeert tegen de uitingen van den heer Verstegen, die de allures aan neemt als zou hij het alloen weten en zich nog al kras uit. Spr. had gemeend, dat de heer Verstegen nu eens zich een praktisch man zou betoonen en mee zou werken tot oprichting van een werkloozenfonds. De heer Verstegen. Dat heb ik vier jaar geleden al gedaan, doch werd toen door de heeren uitgelachén. De heer Biersteker, voortgaan de, betoogt, dat hier niet de noodtoe stand aanwezig is, waarvan de mini ster spreekt. De minister heeft de bedoeling gehad de organisaties te beschermen, te zorgen, dat de werke loozenkassen niet uitgeput raakten. Dat neemt echter niet weg, dat onze gemeente niet in de termen valt. Mocht binnenkort niet van de be stuurstafel een voorstel komen tot oprichting van een werkeloozenfonds, dan zal spr. dit indienen. Tenslotte zet spr. nog uiteen, dat uitkeering van het Steuncomité volstrekt niet het karakter heeft van aalmoes. De heer Verstegen krygt, na bekomen verlof van den Raad, nog maals het woord en waarschuwt tegen uitstel. Als de zaak uitgesteld wordt, verliest ze haar kracht. Een werke loozenfonds oprichten is niet een kwestie van 14 dagen, dat heeft spr. voor vier jaar ondervonden. Tenslotte dupliceert spr. nog op eenige uitla tingen van den heer Biersteker. Het voorstel van B. en W. om niet integaan op het voorstel van den minister komt vervolgens in stem ming en wordt aangenomen. Tegen stemmen de heeren Verstegen en Van Breda. Werkverschaffing. Adres inzake credietverleening, Door den wethouder G. de Ven wordt aan den Raad voorgesteld aan en W. een crediet te verleenen van f1000.— om te voorzien in de werkeloosheid, die tengevolge van de mobilisatie mocht ontstaan. Opdat dit bedrag alleen zal worden besteed voor hen, die door de mobili satie worden getroffen, wordt overleg gepleegd met het alhier bestaande Steuncomité. In een memorie van toelichting zegt adressant het oog te hebben op het verrichten van nuttige of noodige werken en wijst als zoodanig aan: het dempen van de sloot aan den Polderweg om den watertoren, het kloppen van puin, enz. De heer Verstegen heeft er geen bezwaar tegen, dat de gemeente gelden verschaft voor werkverschaf fing. Maar in het voorstel staat, dat alleen zy, die door de mobilisatie worden getroffen, ervan kunnen pro fiteeren, en hiertegen meent spr. te moeten opkomen. Er zyn verschei- denen, van wie het niet uittemaken is of zij al of niet door de mobilisatie getroffen zyn. De heer De Ven zegt, dat zyne bedoeling is geweest het bedrag niet te geven voor arrabedeeling. Na eenige nadere gedachtenwisse- ling kan de heer Verstegen zich ver eenigen met het voorstel en wordt het gevraagde crediet met algemeene stemmen verleend. Qemeente-begrooting. Aanbieding van de Qemeente-be grooting voor den dienst 1915. Kamer van Koophandel. Bij acclamatie worden benoemd tot stembureau voor de Kamer van Koop handel de wethouders en de voor zitter van den Raad. Benoemingen. Ter benoeming van onderwijzers worden voorgedragen aan School 4: 1. H. J. Marinu9, onderwyzer te Callantsoog 2. W. J. Aggenbach^ waarn. hoofd te 't Zand 3. A. de Munck, tijd. onderwijzer aan School 7a. Benoemd No. 2 met 9 stemmen. De heer Marinus had 8 stemmen ap zich vereenigd. aan School 7a: 1. C. van Scheijen, onderwijzer te Helder 2. N. A. G. van der Hulst, tijd. onderwijzer te Amsterdam; 3. A. de Munck, tyd. onderwijzer aan school 7a. Benoemd No. 1 met 11 stemmen, tegen 6 op den heer Van der Hulst. De rondvraag leverde niets op. BINNENLAND. niet stoorde, maar er toe ir werkte, dat het ontzag voor de door de regeering genomen maatregelen dreigde geheel te loor te gaan. Wat de boeren betreft, ook dezen hebben het aan zich zelf te wijten, dat zylke krasse maatregelen geno men moeten worden. Het is inder daad ergerlijk, zoowel van de zyde van sommige graanhandelaren als van die van een helaas al te groot aantal boeren, hoe weinig zij den ernst van den toestand beseffen, en hoe snel zij er bij zijn, pogingen te doen, om maatregelen, die hun een deel van hun oorlogswinst zouden" doen derven, met alle middelen tegen te gaan. Dat door boeren rogge, ten einde inbeslagneming voor bakkerijen te voorkomen, vermengd wordt met haver of met ander veevoeder, werd my uit verschillende gemeenten be richt. Het schandaal van den Hui zenschen boer, die de reeds in beslag genomen rogge met petroleum over goot, is reeds gepubliceerd, en gis teren werd mij mededeeling gedaan van een boer in een Groningsche gemeente, die, om beslagneming te voorkomen, deze had vermengd met fijn glas. Het zal wel geen verwondering wekken, dat waar zulke dingen voor komen, de regeering wel verplicht is, zonder veel pardon krasse maat regelen te nemen. Myn voornemen is, heden aan alle commissarissen der Koningin een brief te doen uit- i met verzoek om opgaaf van de gemeenten, die naar hun oordeel in aanmerking komen voor het ont vangen van een gelijke circulaire als die aan de Groningsche burge- Waar sedert eenige weken ook de prijzen der peulvruchten op schro melijke wijzen stijgen, en het waar schijnlijk is, dat dit niet het gevolg is van minder goeden oogst, maar uitsluitend of hoofdzakelijk van terug houding van voorraden met specula tieve doeleinden, ben ik voornemens, dezer dagen ook maximumprijzen voor den groothandel in peulvruchten vast te stellen. Mocht deze maatregel opnieuw door tegenwerking van handelaars en boeren illusoir gemaakt worden, dan zal ik my verplicht zien, hetzelfde wat ik nu gedaan heb ten aanzien van de tarwe- en roggevoorraden in de provincie Groningen, uit te strek ken tot de boonen en erwten. Ik ontveins mij geenszins, dat deze maatregelen in de uitvoering ver schillende moeilijkheden zullen 'ople veren en dat daarbij ook meermalen rechtmatige belangen zullen worden geschaad. Intusschen zal mij dit niet kunnen terughouden om, nu do winter voor de deur staat, de werkloosheid naar alle waarschynlijkheid in verschil lende bedrijven nog zal toenemen, het aantal personen, die by steuncomité's hun toevlucht moeten zoeken, naar alle waarschijnlijkheid zal vermeer deren en dientengevolge de inkom sten van een groot aantal huisgezin nen aanmerkelijk zullen verminderen, met alle kracht, waarover de regee ring beschikt, tegen te gaan, dat levensmiddelen in prys zullen stijgen alleen om aan enkelo categorieën van personen speculatieve oorlogs winsten te bezorgen. Wat de boeren betreft, ik begrijp natuurlijk zeer goed, dat het onbil lijk zou zijn, in beoordeeling allen over één kam te scheren, maar het is niet te vermijden, dat, waar de krasse egoïsten onder hen zulk een groot deel van den boerenstand blij ken te vormen, de beter gezinden mede moeten lijden onder maatrege len, die tegen de eersten gericht zijn. Bovendien doet de regecring alles wat in haar vermogen is om den toevoer van mais en veevoeder zoo spoedig mogeiyk weer geregeld te doen plaats hebben, zoodat de vrees, dat door de genomen of te nemen maatregelen de veefokkerij en inzon derheid de varkensfokkerij ernstig zou worden bedreigd, niet behoeft te bestaan. Tarwt en Rogge in Groningen in bezit genomen. In een onderhoud met een verte genwoordiger van het Nederl. Cor respondentie-bureau voor Dagbladen Belinfante en Vas Dias bevestigde minister Treub, dat hij aan den bur gemeester van Groningen order heeft gegeven Dinsdagmorgen, vóór aan vang van de markt, alle tarwe en rogge in de gemeente voor rijks rekening in bezit te nemen. Tevens is allen burgemeesters in de provincie Groningen opgedragen onmiddellijken aankoop van de in hun gemeente aanwezige tarwe en rogge en de inbezitneming daarvan, indien minnelijke aankoop niet lukt. Minister Treub heeft hieromtrent het volgende meegedeeld: Het is noodig geweest, tot dezen krassen maatregel over tó gaan. Per telegram is gisteravond aan den burgemeester van Groningen opdracht gegeven, heden vóór den aanvang van de markt, alle tarwe en rogge in de gemeente, hetzij ge legen in pakhuizen of in schepen of waar elders ook, voor ryksrekening in bezit te nemen. Tevens is gisteravond de hier boven vermelde circulaire aan alle burgemeesters in de provincie Gronin gen verzonden. Ik ben tot dezen krassen maat regel zeer tegen mijn zin overgegaan, maar hy was noodig, omdat de Groningsche graanhandel niet alleen zich aan de zachtere maatregelen, die eerst genomen waren, in het minst DE OORLOG Kritieke degen op komst. De militaire medewerker van de „Times" schrijft in zijn beschouwing van 5 October: „De aanstaande twee weken zul len samenvallen met een kritieke phase van den oorlog. Waarschijniyk zullen zij getuigen zijn van 'n ge- wijzigden staat van zaken in Frank rijk, en het begin van de geweldige botsing in het Oosten. Het is dus thans zaak zoo nauwkeurig als het slechts even mogeiyk is, den toe stand en het effectief van do Duit- sche legers te velde eens nader te beschouwen. Dit is niet zoo gemakkeiyk, wijl het optreden van reserve-legers steeds een groote factor van dwaling in alle berekeningen vormt, en omdat de groote Duitsche eenheden der mate door elkaar zyn geraakt, dat Duitschland 20 legercorpsen, ieder van 8 divisies naar Frankryk had gezonden ter sterkte van ongeveer 1.275.000 man. Per divisie gerekend, waren er biykbaar 40 actieve en 20 in reserve; bleef over: 14 actieve en 20 in reserve tegen Rusland en om te dienen als strategische reserve. Na eenigen tijd begonnen Land weerdivisies of -brigades, met eenige Landstormeenheden en zeesoldaten in het Westen te verschijnen, maar aan den anderen kant gingen er in 't begin van September niet minder dan zes legercorpsen naar het Oosten, terwijl andere troepen volgden. De Duitsche legercorpsen bleven voor het meerendeel slechts in twee divi sies onderverdeeld, zooals in vredestijd, en de derde (reserve) divisies werden meestal vereenigd tot reserve-leger corpsen, eveneens van twee divisies, met hetzelfde nummer als hetwelk hun actief corpsdistrict droeg. Zoo werd het mogelijk, dat het 4e corps in Belgié lag, en weer een 4e, maai ditmaal een reserve-corps in Silezie. Zeer vaak is het voorgekomen, wegens deze misschien opzettelijke verwarring, dat wy in het Westen, zoowel als de Russen in het Oosten meenden, dat wij het geheele ac tieve leger op den hals hadden. Op het huidige oogenblik lijkt het waarschijnlijk, dat er in Frankryk en België ongeveer GG actieve, re serve- en Landweerdivisies staan, gelijkstaande met 33 legercorpsen van 2 divisies. Natuurlyk zijn deze corpsen, wegens Je ontzagiyke ver liezen, niet compleet, en deze ver liezen kunnen nog niet volkomen zijn aangevuld. Als wij daarenboven de Duitschers niet meerekenen, die door de Belgen worden beziggehou den, dan moeten de Duitschers in het Westen toch nog al tyd een mil- lioen mannen hebben. Zijn er min der zooveel te beter voor ons. De mobilisatie elementen van het Duitsche leger bij het begin van den oorlog waren54 actieve, minstens 40 reserve en 25 Landweerdivisies, zoodat, indien deze berekeningen slechts eenigermate juist zyn, er nog 53 divisies of meer dan 26 leger corpsen disponibel moeten zyn, om tegen Rusland front te maken en de kusten te beschermen. Het is stellig niet het geval zooals sommige Russische critici veronderstellen dat wij alleen maar reserve en Land weerdivisies tegenover ons hebben, wij moeten meer actieve divisies tegenover ons hebben dan Rusland. Het mlllioen mannen.dat tegenover ons staat, zijn uitgespreid van BelforL tot Brussel. Dit is een zeer lange linie om te verdedigen, en het Is geen wonder, dat de verdediging begint te verslappen, daar veracht) troepen van de secties in het centrum worden afgenomen om naar dc vleu gels te worden gezonden. Laat ons opmerken, dat een algemeene aanval der geallieerden op de versterkte po sities der Duitschers nog niet gelast is. Het is moeilijk aan te nemen, dat een Aankaan val op een sterke stelling kan slagen, tenzij het front tegelij- kei-tyd hevig wordt aangevallen, want slapheid of besluiteloosheid by den frontaanval veroorlooft den vijand troepen terug te trekken en naar bedreigde punten op de vleugels te zenden. Het voortdurend oprukken onzer legers in het Noord Westen is zeer bevredigend, en het is voldoende te zeggen, dat de gebeurtenissen thans de beslissing naderen. Zeer waarachyniyk heeft Ruslaud zes of zeven legercorpsen tegen zich, afgezien van 't le, 6e, Ge, 17e en 20e legercorps, die nog nooit naar 't Westen zyn geweest. De rest van de corpsen, die nu wel in het Oosten zullen vechten, bestaat uit reserve en landweer, en de totaio sterkte, met inbegrip van de cavalerie, zal ongeveer 1.200.000 man bedragen, als de verliezen tenminste zijn aangevuld. En er is geen reden om dit niet aan te nemen, want Duitschland begon den oorlog mot meer dan 5.000.000 goed afgerichte soldaten, en beschikt daarnevens ovor een millioen recru ten der nieuwe lichting en wellicht een millioen vrywilligers, landstorm en veteranen. Nu hebben wij in het Oosten en het Westen wel 600.000 Duitschers onschadelyk gemaakt, maar het zal toch langen tyd duren om hot Duit sche militaire stelsel uit to putten, dat inderdaad uitstekend qua orga nisatie is. Rusland heeft ook nog tegenover zich het restant van de Oostonrijkscho legers, verzameld in de streek rond om Krakau. De Oostenrykers hebben ongeveer 400.000 man aan dooden, gewonden en gevangenen verloren, mitsgaders 1000 kanonnen en beschik ken thans in Galicië over niet ineer dan 600.000 uitgeputte, ontmoedigde soldaten. Servië houdt nog altijd 4} Oosten- rijksche legercorpsen bezig, en of schoon een keizerryk als Ooatonrijk- Hongarije het onmogeiyko zal trach ten te doen om zich te herstellen, is zijn hoop toch voornameiyfc op de Duitsche wapens gevestigd. De Twee- bond kan wellicht van 1.800.000 tot 2.000.000 man voor den grooten stryd in Polen beschikbaar stellen. Hoe is deze legermacht verdeeld? Er zyn 14 corpsen, onder von Hinden burg, sinds eenigon tijd doende met een doellooze operatie tegen de Nje- i. Dan moeten er 3 of 4 corpsen ten Zuiden van Allenstein staan, be stemd om Zuidwaarts te opereeren. De hoofdlegere aan de algemeene linie Thorn Czestochowa moeten, naar gemeld wordt, 16 Duitsche leger corpsen omvatten, en waarachynlijk zullen er strategische reserves ten getale van 4 corpsen aan de beneden- Weichsel of tusschen Posen en Thorn worden gereserveerd, van welke punten zy overal waar het gewenscht is, versterkingen kunnen brengen. Het uitmuntend spoorwegstelsel der Duitschers op het Oostelijk krijgs tooneel geeft hun een bepaald voor deel, vooral in een defensie ven oorlog. Het Russische hoofdleger bevindt zich aan de midden-Weichsel, en de tsaar zal zich daar heen begeven. Zijn rechterflank is beschermd door Rennenkampfs leger en waarschijn lijk door een observatieleger bij Mla- terwijl zyn linkervleugel is -ge dekt door Russko's en BrussilolTs legers in Galicië. Aan de 88 Oosten r Ijk sch-Duitsche divisies kan Rusland er denkelyk 100 tegenoverstellen, met onmetelijke reserves in de achter hoede. Van hel Westelijk front. De Figaro zegt - waarechyniyk op grond van offleieuse voorlichting dat het nog wel een dag of vijf zal duren voor de slag in Frankrijk tot een beslissing komt. Wel schijnen de Duitsche troepen hier en daar uit geput te zyn, doch de Franscheaan voerders willen hun soldaten niet noodeloos opofferen. Het opperbevel van bet Fransche

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1914 | | pagina 1