uOORUtiN DE DIENST REGELING Geen Luxe, doch een gnedkoop voedsel Mej. HENRIETTE S. POLAK, DANSLEERARES, DANS- en MAINTIENLESSEN Brand te KOEGRAS, gem. Den Helder, HELDRIA T. van Zuylen, CHEF KREUGER HZN „Ons Belang". op de Hollandsche Spoor, Booten, Beurtveeren, Post- en Telegraaf kantoor is verschenen en a bij iederen Boekhandelaar alhier verkrijgbaar, alsmede aan de DRUKKERIJ VAN DIT BLAD. Steuncomité. Vergiftigde Levens. „Casino"-Gebouw, Kanaalweg 145 (huis), Tel. 66. bericht haren Leerlingen dat zij hare medio OCTOBER zal hervatten. Spreekuur dagelijks van 2-4 uur. 5 September j.l. Ondergeteekende verklaart dat de brandkast, door den fabrikant NICO VAN VUURE, Zaadmarkt No. 50 te Alkmaar, hem in Juni j.l. geleverd, in den feilen brand van 5 September, waarin zijn geheele plaats met inboedel tot aan den grond werd vernield, daarna is geopend en bleek deszelfs inhoud volmaakt ongeschonden te hebbeD bewaard. KOEGRAS, (gem. Den Helder), 28 September 1914. (Is get.) P. DE GRAAF. Getuigen bij de opening: (Is get.) K. BIJLSMA, Mi. Smid, Julianadorp. (Is get.) J. KOSSEN, Mr. Timmerman, Julianadorp. (Is get.) J. DE GRAAF, Mr. Timmerman en Aannemer, Julianadorp. Cl G. SLOK, Bierstraat ROTTERDAM. Zakkenhandel. INKOOP van alle- soorten gebruikte BALEN en ZAKKEN. zijn de puddingen bereid met HONIG's Maizena Puddingpoeders, Reclame Pud dingpoeder en HONIG's Griesmeelpudding. Let op het merk „DE BIJENKORF". 9 9 JJ HAARHERSTELLER. Beproefd middel tegen het uitvallen en tot bevordering van den hergroei van 't hoofdhaar, blijkt steeds het besta. Por flacon 50 cont. Alléén verkrijgbaar bij: Fotograaf, KONINGSTRAAT 98, bij het Koningsplein. Bekroond Binnen- en Buitenslands. ATELIER geopend van 0-4 uur. Verkrijgbaar: VET SCHAPENVLEESCH 30, 35, 40 et. KALFSVLEESCH 25, 35, 40 ct. Bij A. BLIKKENHORST, Langestraat 46 HELDER. Begrafenis-Vereeniging Aansprekers: R. M. BOUMA, 2de Vroonstraat 9. J. J. BUT, Breewaterstraat 57. P. REINTS, 1ste Vroonstraat 11. Het Bestuur: H. F. B. DISSEN, Gravenstraat 83. A. v. WAARDEN, Laan 28. P. REINTS, 1ste Vroonstraat 11. Opgenomen in het Geïllustreerd Zondagsblad. Verkrijgbaar bij den Uitgever van ó,eze Courant, 4 37^cis. jer 3 iraitden (tr. p. post 45 ets.) V e r s c h ij nt w e k e 1 ij k s. Hen schat van Illustraties geven een «toiiwelijt tófll van het verloop van >- den Oorlog. De geringe prij^ zal voor geen onzer lezers een beletsel zijn oia in te teekenen. 0 KEN BILJET. I Ondargeteekondo w«ii»clit geiogald to 01 GEÏLLUSTREERD /.OXn.vn -'BLA j tege den pr'js Vin 37 Ct», per 3 maande». Woonplaat» Naak. Gelegenheid tot het nemen van Lessen. Adres A. DOKTER, Leeraar M. 0. Bouwkunde, KANAALWEG 1b HELDER. „UNIVERSUM" SIGAREN In prijzen van 2, 21/s en 3 cent. WEDERVERKOOPERS RABAT Aanbevelend, G. J. H. VERSTEGEN, Spoorstraat 93. TWEEDE KAMER. Tweede buitengewoon krediet van f 50 millioen. Ingediend is een suppletoire oor- logsbegrooting 1914, om don post: „Uitgaven, voortvloeiende uit het buitengewoon onder de wapenen roepen van de dienstplichtigen der militie en van de landweer en uit alle verdere maatregelen, verband houdende met de buitengewone om standigheden, die tot dat onder de wapenen roepen hebben geleid", te ver- hoogen met eeu'som van f60,000,000 en mitsdien te brengen op f 100,000,000. In de memorie van toelichting deelt de Minister o.a. mede: De som die ter beschikking moest worden ge steld van het op voet van oorlog gebrachte leger en in gereedheid- brengen der stellingen een bedrag vormde van 28,500,000 gulden. De paardenvordering eischt een uitgaaf van f 7.000,000. Hierbij komen nog de gelden bestemd voor de vorde- ringscomraissarissen, taxateurs, enz. Het bedrag voor vergoeding aan gozinnen van militie- en landweer- plichtigen beloopt per maand f 8,000,000. Verder zijn nog uitgaven noodig voor aanschaffing van uitrus tingen etc. Uitgaande van de veronderstelling, dat dc aanvankelijk toegestane som voldoende zal zijn tot dekking van de uitgaven over het tijdvak van het begin der mobilisatie tot het einde van September en dat in den loop van dit jaar nog niet tot demobili satie zal kunnen worden overgegaan, wordt daarom bij dit wetsontwerp andermaal een buitengewoon krediet van vijftig millioen gulden aange vraagd. In hoeverre hieruit ook de schade vergoedingen kunnen worden bepaald voortvloeiende uit de onteigenings wet, wet op den staat van oorlog, inundatiewet en kringenwet, is voors hands nog niet te zeggen, aangezien verschillende werken, hiermede ver band houdende nog aan den gang zijn. Hiertegen staan, hoewel tot een veel lager bedrag, de buitengewone ontvangsten voor verkoop der gevor derde paarden en een deel der opge legde verplegingsmiddelen. Indien tenminste de oorlogstoestand niet intreedt. Zitting van Dinsdag 6 October. In een groot deel van onze vorige oplaag konden wij nog vermelden wat de heer Duymaer van Twist in de Tweede Kamer omtrent het wets ontwerp ter opleiding van onder officieren en matrozen zeide. Ten gerieve van onze andere lezers en ter wille der volledigheid volge hier nogmaals een verslag daarvan. Aan de orde dan is het wetsont werp dat beoogt een nieuwe regeling in te voeren voor den dienst van schepelingen bij de marine. Het stel sel, dat tot nog toe gevolgd wordt, en dat natuurlijk onzen lezers nog beter bekend is dan ons zelf, heeft verschillende nadeelen getoond, o.a. dit, dat slechts betrekkelijk weinigen onderofficier kondon worden en die weinigen dan jarenlang bezig moesten worden gehouden met het uitteraard tamelijk vervelende werk op een oorlogsschip. Minister Rambonnet nu heeft ten einde dit nadeel (en andere) op te heffen, het voorstel gedaan, de schepelingen in twee categorién te splitsen, waarvan de eene zich zal blijven verbinden voor betrekkelijk langen tijd (8 jaren) ten einde goed te kunnen worden opgeleid tot onder officier wat ze dan echter ook allen kunnen worden, terwijl de andere zich voor slechts 5 jaren zal verbin den; waarvan dan nog 6 maanden in de reserve vallen, zoodat de actieve dienst slechts 44 jaar zal wezen. De reéngagementsbevoegdheid als een recht wordt afgeschaft (en ook de veöngagementspremie) en in plaats daarvan treedt iets dat eigenlijk, wat de te verwachten werking belangt, haast het tegendeel is te noemen, n.1. een „spaarpremi.e" die tot 600 kan stijgen en den man bij het einde van zijn diensttijd wordt uitgekeerd om hem makkelijker in de burger maatschappij te doen terugkeeren. Met dit laatste doel zal ook hetaan- leoren van ambachten den tijdens dienst worden ter hand genomen. De heer Duymaer van Twist (A.R.) ofschoon in de huidige tijds omstandigheden ongaarne critiek uitoefenend, meent er thans toe te worden gedrongen. Spr. is namelijk van meening, dat de reorganisatie thans ongewenscht is en den rustigen gang van zaken op de vloot zal verbreken. Is het thans de tijd zulk een twistpunt op te werpen, nu onze matrozen wellicht voor den vijand kunnen staan? vraagt spr. De Minister wil nu twee categorieén van schepelingen instellen: schepe lingen met lang en met kort dienst verband. Van den toeloop voor de tweede categorie verwacht spr. niet veel. Er zullen de minder gewenschte elementen komen en die staan met 25 jaar weer in de burgermaatschappij. Ook de andere categorie heeft door deze regeling nog geen vaste positie. Zij kunnen op alle manieren weder uit den dienst worden ontslagen. Hij dringt vervolgens aan op wijziging van het milieu zoodat jongelingen van christelijken huize ook dienst kunnen nemen en op verbetering van de rechtspositie. Ook de heer Hugenholtz (s.d. a.p.) betreurt het, dat dit wetsontwerp thans aan de orde is gesteld. Ook hij dringt aan op eene rechtspositie, vindt in het ontwerp de verkorting van het dienstverband eene verbetering. Maar hij is van meening, dat 's mi nisters doel, de vloot te herbevolken, niet bereikt zal worden. In den arbeid, dien de matrozen hebben te verrich ten, zit volgens den minister zelf een vruchtbare bodem van ontevre denheid, en daarin verandert dit ont werp niets. Minister Rambonnet zette uit een, dat de nu ingediende regeling noodig is. Men kan nu, tijdens den oorlogstoestand, zooveel menschen krijgen als men hebben wil, maar het gaat niet aan om van dezen toestand misbruik te maken om het absoluut veroordeeld tegenwoordig systeem der werving in toepassing te brengen, en hen te dwingen tot lang dienstverband. Het ontwerp werd tenslotte aan genomen met 46 tegen 19 stemmen. Onze onzijdigheid. De „N. Rott. Ct." bevat het vol gende lezenswaardige artikel over dat onderwerp. De heer J. W. Robertson-Scott, die onder den schuilnaam Home Counties in Engelsche kranten en tijdschriften zich een goed kenner van ons land, vooral van den land- en tuinbouw heeft getoond, houdt in de „Nineteenth Century" een pleidooi voor Engelands „naasten onzijdigen buur". Men vraagt zich, zegt hij, in Enge land af of Nederland voor de Duit- schers of voor de Engelschen is. Sommigen weten het nu al te zeg gen voor de Duitschers. Hij ant woordt hun, dat de Nederlanders het een noch het ander zijn, maar voor de Nederlanders, en hij vraagt zijn Engelsche landgenooten op zijn beurt, of zij voor de Engelschen of voor de Duitschers zijn. Want zij zijn voor de Duitschers, indien zij de Duitschers in de kaart spelen en helpen wantrouwen tusschen Neder land en Engeland te stichten, zoodat ten slotte Nederland zich in de armen van Duitschland werpt. Van nature, zegt hij, moet de Hollander niets hebben van Pruisi sche instellingen en eigenschappen en de gang van den oorlog is de DuitBchers al op heel wat sympathie bij de Hollanders te staan gekomen. Laten de Engelschen de Duischers niet helpen die schade in te halen. En dan beschrijft hij, hoe Engeland tegenwoordig de Nederlanders plaagt: hoe dwaas de Engelsche censor de correspondenten van Nederlandsche bladen hindert, hun brieven en tele grammen, die slechts behelzen wat er al in Engelsche bladen heeft ge staan, in de prullemand gooit, hun de eigen kranten onthoudt; hoe de post van fatsoenlijke Nederlandsche handelsfirma's wordt achtergehouden enz. Hij weet dingen, zegt hij, die in hot Lagerhuis aan alle kanten verontwaardiging zouden wekken. En onderwijl zijn er verscheiden Engelsche kranten die Nederland van kwade trouw in den handel van voedingswaren met Duitschland be schuldigen 1 Op die manier steunen do Engelschen het werk van de Duit- sche propaganda in Nederland. Dat Engeland moet trachten den toevoer van levensmiddelen en grond stoffen naar Duitschland af te snijden, is aangewezen, maar wij moeten, zegt de schrijver, de rechten van oen onzijdigen staat eerbiedigen. Nederland is gebonden aan de Rijn vaart-akte van 1869. „Engeland, dat oorlog voert om de wille van trouw aan verdragen, zal niet licht van Nederland eischen wat een schen ding van het Rijn vaar t-verdag is, dat het evenals Duitschland, heeft onderteekend." De schrijver gaat dan na wat onze regeering heeft gedaan om der. door- en uitvoer van contrabande naar Duitschland te voorkomen. Hij geeft een in Engeland nog niet openbaar gemaakte lijst van een aantal waren, waarvan de Nederlandsche regeering den uitvoer verboden heeft, ook een lijst, waaruit treffend blijkt, hoe de uitvoer uit Nederland van rund-, kalfs- en varkensvleesch, spek, kaas, boter en margarine tijdens den oorlog naar Engeland ongeveer gelijk is gebleven of toegenomen is, in som mige gevallen sterk toegenomen, en naar Duitschland in de meeste ge vallen sterk is afgenomen. Dan heeft hij het over de onver antwoordelijke personen, die hier het belang van hun land en de verma ningen van regeering en koningin in den wind slaan en alleen op eigen voordeel bedacht zijn, menschen zoo als er in alle landen voorkomen, en over de straffe maatregelen die onze regeering tegen ze heeft genomen. Hij wil maar zeggen, dat ons land alles doet om strikt onzijdig te blijven. Hij zou het dan ook schande vinden, indieu de oorlog leidde tot gespan nen betrekkingen tusschen Nederland en Engeland, of tot erger. Er is geen Europeeseh volk, zegt hij, waar wij zoo na aan verwant zija, niet alleen in ras, maar ook in politieke en sociale gevoelens. Vrijheid van het woord, van de drukpers, van handel, van verblyf voor wie in andere landen verdrukt zijn, is sedert lang een eer voor beide landen. In beide is er afkeer van militarisme, zegt hij. „Nederland en Skandinavie vertegen woordigen idealen, die onschatbaar zijn bij de hervorming van Europa die nu aan den gang is. Het is boven alles noodig, dat wij hun vertrouwen en achting behouden." Hoe meer Engeland Nederland in zijn pogingen om strikt onzijdig te blijven steunt, hoe meer kans er is, dat, zoo Nederland in den oorlog wordt betrokken, het aan de zijde van Engeland en zijn bondgenooten zal staan. In dit verband vertelt de schrijver, dat iemand in Den Haag hem den lOden September schreef, dat Enge land sterken druk op Nederland had uitgeoefend, opdat het goed zou vin den, dat er Engelsche troepen langs de Schelde naar Antwerpen werden vervoerd. Op het hoogste gezag kon de schrijver terugseinen, dat de Engelsche regeering alleen had ge vraagd of de Nederlandsche regeering goed vond, dat er Belgische vluch telingen op prijsgemaakte Duitsche schepen langs de Schelde naar Enge land werden gebracht. Dan gaat de schrijver na, welke invloeden er in ons land hebben ge werkt om een zekere sympathie voor Duitschland te wekken. In dit ge deelte is de schrijver het minst ge lukkig. Zoo zegt hij, dat er in Neder land veel Duitschers wonenen Duitsche zaken gevestigd zijn. En dan„Rot terdam bevat een groot aantal Duit schers en verduitschte firma's, en het is in Rotterdam, dat een van de beste en invloedrijkste Nederlandsche dagbladen wordt uitgegeven." Op deze insinuatie, dat ons blad onder Duitschen invloed staat, antwoorden wij allicht het best met den schrijver de woorden ter overdenking aan te bieden die hij in een ander verband aan zijn eigen landgenooten voor houdt „Ongetwijfeld heeft president Wilson sommigen van onze krante lezers aan het verstand helpen bren gen, dat onzijdigheid onzijdigheid is en geen blijken van sympathie voor de een of de andere zijde verbergt." Maar misschien hebben wij niet het voorrecht den heer Robertson-Scott onder ouze lezers te tellen. De schrijver geeft verder de meening te kennen, dat ons land zonder hulp ten slotte tegenover, een krachtig Duitschland machteloos zou zijn, al heeft het in de mobilisatie zijn ver dedigingswerken en zijn leger zoozeer verbeterd, dat ons land ongetwijfeld nog steviger weerstand zou bieden dan zelfs het flinke Belgfë. Is het dan wonder, dat Nederland, schoon vast besloten een. inval met geweld te keeren, vermeden heeft in den oorlog te gaan, tenzij daartoe gedwongen? Zijn welwillende neu traliteit en als Engeland verstan dig doet, zal Nederland's onzijdigheid dat blijven is nu meer waard dan het als een zwak bondgenoot te heb ben. Had Nederland den inval van Belgifi als een casus belli opgevat, dan "zou het land nu verwoest zijn. In het laatst van den oorlog zullen, meent de schrijver, de versche troe pen van Nederland en van Dene raarken de meeste waarde hebben. Nederland kan een. overwinnend Duitschland z. i. niet aangenaam vin den: een Duitsch Antwerpen, een feitelijk Duitsche Rijn door Nederland zijn geen aangename vooruitzichten. En dan zal Duitschland nog wel andere plannen met ons land heb ben. Er zijn Nederlanders, die daaraan niét gelooven, maar de schrijver tracht hun anders te leeren. Duitschland heeft behoefte aan goed bouwland en zou het in ons land kunnen vin den, daD onze havensen Friesland, ongenaakbaar voor vijandelijke krui sers, zou een prachtige landingsplaats voor vliegtuigen en luchtschepen zijn de Friesche eilanden hebben uitne mende waarde voor Duitsche duik- booten De schrijver haalt dan brieven aan van Nederlanders, waaruit anti- Duitsche gevoelens bij de briefschrij vers blijkt. De schrijver hoopt, dat de betrek kingen tusschen Engeland en ons land goed zullen blijven, en vertrouwt dat mannen als Sir E. Grey en jhr. Loudon, alsmede jhr. de Marees van Swinderen, onze gezant te Londen, daartoe de middelen zullen vinden. Aan het slot zegt hij: „Ik heb getracht, de verschillende stroomingen in de gevoelens dei- Nederlanders nauwgezet te beschrij ven. Maar van den ontwikkelden stand in zijn geheel mag ik mot vertrouwen zeggen, dat, dank zij de deugdelijkheid en den ondernemings geest van de Nederlandsche pers en de gewoonte om Engelsche en Duit sche en Fransche boeken te lezen, geen volk nu beter is ingelicht over den gang van den oorlog en de ont wikkeling van den politieken toestand in Europa. Ik geloof vast, dat wij de sympathieën van de invloedrijkste menschen in Nederland hebben, en wij die zullen behouden, indien wij verstandig en welwillend handelen. Maar nooit is het „indien" van meer beteekenis geweest." INGEZONDEN. Geachte Redactie. Mogen ondergeteekenden een kleine plaatsruimte voor het onderstaande Ten tweede male werden wij verrast met een bioscoopavond, uit gaande van het Tehuis voor Militai ren, Kanaalweg 91 95 te Helder. Een ieder die weet wat het zeggen wil, zoo uit de familie en zijn kennissen weggerukt te zijn, kan zich voorstel len, hoe dankbaar het ons stemt, wanneer men ons wil komen amu seeren, vooral als 't gebeurt op een manier, zooals het Militair Tehuis het nu voor ons reeds 2 maal gedaan heeft. De films zijn in een woord keurig, de verklaring bij geestige zoowel als bij dramatische voorstellingen veraan genaamd het geheel bijzonder; daar nog bijgevoegd een keurig stukje muziek, gespeeld door een milicien op een piano, daartoe welwillend dooi den heer Koek afgestaan. Wij brengen dezen Heeren onzen oprechten dank, en geven hen de verzekering, dat het door ons hoogeHjk wordt gewaar deerd en ook dat zij nooit te veel bij ons kunnen komen. U, mijnheer de redacteur, dankend voor de verleende plaatsruimte, zijn wij, namens de Depöt-afdeeling 4e Reg. Vest. Art. a/b. Hr. Ms. „Neptu- nus", Uw dienaren, P. Kelder Jr. J. N. Kayser. A. C. C'ollet. In oorlogstijd. „Wapenstormer", boertje van bui- Len, loopt het Damrak over, gaat Bodega binnen, gestelt: „Annèmé, één port!" Herhaalt na tien minuten: „Annèmé, nug één port". Dan staat hij op, roept bonjour in de richting van het buffet en gaat heen. Kellner hem achterop: „Meneer, neemt U me niet. kwalijk, maar U hebt nog niel be taald". „Betaald, wat betaald?" „Nou die port, die U „Port, port, man je bent niet op de hoogte van je tijd, onze luit'nt het vanmorgen nog tegen ons zeit, jongens, zeit-ie denkt t-er om, port hoefl'e jullie niet te betalen, dilt heb jullie tenminste op de burgers vbbr in dezen oorlogstijd Adressen. Het Centraal-bureau is gevestigd in 't Gebouw der Openbare Werken aan de Kerkgracht en is geopend op werk dagen van 10—12 en 2-5 uur. Alg. Secretaris Ds. H. BUISKOOL. Wie finantieelen steun wil geven, zende zijn bijdrage aan den Heer W. BIERSTEKER, Loodsgracht 21, Pen ningmeester. Wie werk zoeken of werkkrachten noodig hebben, worden uitgenoodigd zich te richten tot het Subcomité, dat daarvoor dagelijks zitting houdt in het Gebouw van Openbare Werken, Gentraal-Bureau, Kerkgracht, van 10 12 en 2—4 uur. Voor gratis hulp in de huishouding wende men zich tot den Heer W. VISSER, Stationstraat 4. Degene, die gratis een rantsoen eten wil bekomen, kan zich opgeven by Mevr. OE BOER-JONQKEES, Koning straat 28-30. Wie tengevolge van de mobilisatie flnantieele hulp noodig heeft, melde zich op Maandag, Dinsdag, Woensdag of Donderdag aan bij het Subcomité voqr Uitkeering, Bebouw der Openbare Werken, 2 4 uur. FEUILLETON. Een beeld der werkelijkheid. 78) Doch thans is het mij niet moge lijk. Zij is niet meer in mijn bezit." De bankier slaakte een kreet van woede; Romier werd zoo bleek, dat zijn uiterlijk medelijden afdwong. De heer Clément alleen bleef kalm en hernam „Ed mag ik weten in wiens han den zij dan berust." „Dat is mijn geheim; maar ik zweer u dat zij niet meer hier in huis is." „Mijnheer," sprak Clément, „ik heb geen reden om aan uwe woor den te twijfelen; maar ook al hebt gij dat gevaarlijke document aan een ander in bewaring gegeven, gij kunt er geen volkomen afstand van heb ben gedaan, en zijt dus vry het weder op te eischen. Van dat stuk hangt de eer af van een hondertal lieden; mannen, die verkeerd gehandeld heb ben, ik spreek dat niet tegen, maar wier veroordeeling een vlek op het gansche land zou werpen. Gij zijt een man van eer, Frankrijk heeft u begiftigd met het grootkruis van zijn hoogste ridderorde. Ik doe een be roep op uwe ridderlijkheid. Sta mij de lijst af, en ik zweer u dat wij niet ondankbaar zullen zijn. Gijzelf kunt uwe belooning kiezen." „Het spijt mij meer dan ik zeg gen kan u iets te moeten weigeren maar gij vergt het onmogelijke van mij." Emmanuel de Josach zonk voor hem op de knieén en kermde: „Zeg dat niet; o! wees voor een maal barmhartig. Uw wraak is vol komen; gij ziet mij aan uwe voeten liggenmorgen zal ik tegenover het gansche land onteerd zijnmaar laat mij ten minste geen anderen in mijn val medesleepen. Ik zal zwijgen en dragen wat men mij ook oplegt, maar laat mij geen verrader worden." „Comedie!" riep Cornelis Hartt uit. „Wilt gij mij nog doen gelooven dat het u ooit om de belangen van ande ren te doen is? Neen, gij tracht al leen u zeiven in veiligheid te bren gen, door het vernietigen van het eenige bewijs uwer schuld. Welnu, ik zal oprechter zijn dan g(j. Van mü hebt gij geen ontferming te wachten. Ik heb uit dat document zelf het wapen gesmeed dat mij op u moest wreken; en daarom juist sta ik het niet af. Morgen zal heel Frankrijk weten dat de philantroop, de kunstvriend, de edelman Emma nuel de Josach een dief en een moor denaar was, en geen belooning ter wereld zou mij de zoetheid van dat oogenblik kunnen vergoeden." „Genade," stampolde do ongeluk kige. „Neen," sprak de avonturier mot kiacht. De bankier hief zich langzaam overeind. Hij was lijkkleurig, en men hoorde zijne tanden klapperen. Niet temin sprak hij op bijna vasten toon „Indien gij niet toegeeft, dan ziet gij een ter dood veroordeelde voor u." „Zoo gij meent dat deze bedrei ging mijn besluit aan het wankelen zal brengen, dan vergist gij u," klonk het spottend, „ik zal u niet betreu ren, waarde vriend." „Laat ons gaan, heeren," sprak Clément, met zulk een ellendeling is niets te beginnen." „Gy beleedigt mij, geloof ik?" bromde de gelukzoeker. „Neem mijne woorden op zooals gy wilt; ook al behaagde het u mij in het gezicht te slaan, met derge lijke wezens als gij vecht men niet. Maar onthoud dit ééne, mijnheer, gij die u doof wilt houden voor elk be roep op eergevoel of hart, gij zult op uw beurt vallen. Indien gij het waagt de lijst aan het licht te laten brengen, zal ik zorg dragen dat ook Josach's medeplichtige gevangen worde genomen, en zal ik niet rus ten aleer ai die ridderteekenen waar op gy in uw hoedanigheid van avon turier zoo trotsch zijt, u van de borst worden gerukt. Nog eens, wilt gij toegeven of niet?" De beide mannen zagen elkander met vlammendé blikken aan. „Neen," herhaalde Cornelis Hartt langzaam, „mijn wraak is mij meer waard." Zwijgend en zonder een groet, verwijderden de drie mannen zich. Op straat gekomen nam Emmanuel de Josach den hoed van het hoofd. „Vaarwel, heeren," sprak hij, zon der zijne metgezellen meer de hand te durven reiken, „ik dank u voor uwe pogingen. Nog eens verzeker ik u dat men tusschen mijne papieren geen enkel bewijs tegen anderen zal vinden. Gij kunt mij gelooven. „Vaarwel," luidde het op gesmoor- den toon. Het was al wat zij hem nog waardig keurden. Omstreeks half tien keerde Em manuel de Josach huiswaarts. Hij bleef geruimen tijd op zijn kantoor bezig met het in orde brengen van allerlei papieren, en eerst toen hy liet rijtuig hoorde terugkeeren, ging hij Marcelle te gemoet. Zij was schooner dan ooit, en droeg een heerlijkerivière van diaman ten, welke hij haar het jaar te voren als huwelijksgeschenk had gegeven. Met bijna schuw gebaar begroette hij haar en geleidde hij haar naai de eetzaal, waar het souper gereed stond. Hijzelf raakte aan geen der spijzen, maar dronk daarentegen een flesoh champagne leeg, als wilde hij zich moed geven. Toen de jonge vrouw ten laatste opstond om naar boven te gaan, zeide hij: „Ik zal op de logeerkamer slapen, want ik ga morgen reeds vroeg op jacht, en ik wil niet dat gij gewekt zult worden. Goeden nacht dus, lief ste." „Zeg dat gü mij bemint, Marcelle, slechts (loze eene maal; ik zal het u nooit weder vragen. Zie, ik heb juist van avond uwe toekomst wil len verzekeren, ik wil niet dat gij moeilijkheden met mijne kinderen zoudt hebben. Ziehier een gansch pak effecten dat ik u schenk, om er mede te handelen naar goedvinden. Daar mede zult gij altijd een ruim inko men hebben. Verdien ik voor beloo ning, niet een enkel woord van liefde?" „Het is waarlijk heel, heel goed van u," gaf zij ten antwoord, de portefeuille van hem aannemende, „ik wilde dat ik u zeggen kon wat gij van m(j wenscht. Misschien zal laterde dag komen „Later eerst?" herhaalde hij met een snik. „Gij wilt toch niet dat ik eene on waarheid zou zeggen? Maar later, ja later, misschien." „Goeden nacht dan," sprak hij op gesmoorden toon, en hij liet haar gaan, zonder haar zelfs te omhelzen. „Zij ook haat mij," prevelde hij, toen hij alleen was gebleven. Daarna begaf hij zich ter ruste. Den volgenden morgen stond hy zeer vroeg op en verliet zijne woning om daar nimmer terug te keeren. De administrateurs van het Colum- biakanaal werden allen tot gevange- nisstraf|veroordeeld. De meeste overige personen die bij het proces betrok ken waren kwamen vrij, en Karei de Suez boette het zwaarst van allen, ofschoon hy zich verarmd had voor de onderneming, welke hij uit kin derliefde had gesteund. Clément hielcJ woord. Er werd een bevel tot inhechtenisneming tegen den gelukzoeker Cornelis Hartt uit geleverd; maar de avonturier had zich reeds uit de voeten gemaakt en zijn eenige straf bestond hierin dat hij voortaan Frankrijk niet meer be treden kon, en zich als grooLofficier van het Legioen van Eer zag ge schrapt. Op een zachten lentemorgen trad een man langs een der nevenlanen van het kerkhof Montparnasse. Hij was nog in de volle kracht des levens, het hoofd bleef nog fraai en jong; maar zijne lokken waren zilverwit en zyne gestalte was gebogen die van een grijsaard. Hij begaf zich naar het uiteinde van den doodenakker, en zocht het lommerrijk plekje op waar Jules Sandeau in zijn nederig graf rust. Bijna vlak tegenover de tombe van den gevierden schrijver verhief zich een marmeren beeldje, het was het gedenkteeken van een kind, en daar onder las men den naamElsa Hol- dius." Het was heden haar geboortedag en de eenzame man had zijn laatste geld besteed aan het koopen der bloemen, die hij thans voorzichtig op den steen neerlegde. Daarna kniel de hij op de aarde neer, en het ge laat met de handen bedekkende, bleef hij daar geruimen tijd liggen. Een dofte snik deed hem in het eind verschrikt opzien. Achter hem stond eene in diepen rouw gehulde vrouw. Zij ook had bloemen meegebracht, een gansche doos vol kostbare rozen, doch toen Onno's blik den hare ontmoette, vie len hare handen machteloos neder, en rolden de bloemen ter aarde. Zij gevoelde dat hy alleen het recht had nog dit graf te bezoeken. De kunstenaar raadde wat er in haar omging, en zijne ziel werd door een groot medelijden vervuld. Ja, zy was schuldig geweest, ja zy had zijn leven vernietigddoor haar was hy rampzalig, arm en oud gewor den voor zyn tijd, en zy stond daar, nog altyd even schoon, en rijk dooi de edelmoedigheid van een ander; maar in het graf aan hunne voeten rustte zijn kind, dat ook het hare was geweest, en welk recht zy ook verbeurd mocht hebben, aan Elsa's zijde bleef nog altijd hare plaats. Hij zou zich geschaamd hebben haar daarvan te verdrijven. Haastig bukte hij zich en raapte de rozen weder in haar doos bijeen, daarna rees hy overeind en reikte haar de bloemen over. „Breng ze aan ons kind," sprak hij met nauw hoorbare stem, „het moet haar zooveel genoegen doou, in den hemel, dat gij u dezen dag hebt herinnerd." En den hoed afnemende, verdween hij, om haar niet langer te storen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1914 | | pagina 4