HELDERSCHE COURANT
No. 4382
DONDERDAG 29 OCTOBER 1914
42e JAARGANG
Stelling van DEN HELDER.
Ontspannings-avonden in de 2e helft van October.
Parallelweg
„Tlvoli"
8 U. Kaarten verkrijgb. b() Cunim.
Voonlr. door don lieer De VrleB
Populair natuurk. luz. Oosting
Zangk. „Ons Doel" mot Sta fin.
7 8 u. Marine,Heldln, Zoldor Marine
werf, Harssens, Gy niii.lok. Polder-
^wog en Weeshuis.
8u. Kaarton verkriigb. b(t Comm.
7-8 u. Marine, ïorp.-iuag., Parall.w.,
Weeshuis, Bellona, Vurbandpl-afd.
Op pagina 4 van dit blad zijn
opgenomen
1. Langs de straat.
2. Na den oorlog.
3. Ingezonden.
4. Feuilleton.
DE WEEK.
27 October.
Er was oen tijd
Inderdaad, 't moet beginnen als
de oude, naieve sprookjes.
Er was een tijd, toen men lid van
een Kabinet, minister, kon worden,
- ook wanneer men niet behoorde
tot de „geestelijke aristocratie", de
intellectueel-allerhoogsten des volks,
't Waron kalm-vreedzame dagen. Men
had, aan het departement, de hoofd
ambtenaren, die alles „bijhielden", or
denden, classificeerdenkeurig netjes.
Zijn Excellentie had slechts „even
te vragen": en men legde voor hem
neer al wat op een kwestie „betrek
king had". Met het advies incluis.
Na eeno soms vluchtige bespreking
kon Z.Exc. volstaan met een haastig
paraatje, een goedkeurend knikje,
een handdruk. En de Kamer-van toen
maakte 't zoo'n bewind maar niet
lastig. Alles ging op wieletjes, gelijk
dat wel heet. En na het gebruikelijk
getal jaren verdween Z.Exc. weer
op normale wijze in het schemer
licht der onbekendheid. Men weet,
dat er ook wel grappige verhaaltjes
bestaan gaandeweg tikje opge
smukt, mooier gemaakt, over de
wijze, waarop soms een Kabinets
formateur genoodzaakt was om in
toepassing to brengen het „quand
on n'a pas ce qu'on aime il faut
aimer ce qu'on a." Om in allermo-
dernsten tijdstijl te blijven Waai
de wereldcrisis ons nu eenmaal be
let gelijk vroeger te smullen van
wittebrood, daar moeten we ons
met „smakelijke bruintjes" verge
noegen En zelfs de aan hunne
„fijntjes", lekkere kadetjes zoozeer
gehechte Amsterdammers zullen
zich, nadat de nog-aanwezige voor
raad „fijntjes" bij ^pbod verkocht
is, in 't onvermijdelijke moeten
schikken.
Van ministers tot „fijntjes" in
letterlijken zin dan!, af te dwalen,
kan slechts den vluchtig-babbelenden
kronioker worden vergeven.
Ik keer tot de Excellentiön terug.
En wil er even nadruk op leggen,
dat 't in liooge mate onbillijk zou
zijn om den oud-minister Bertling,
wien op zijn verzoek door H. M.
eervol ontslag, onder dankbetuiging,
werd verleend, op één lijn te
stellen met de ox-Excellentien, over
wie men zich nog wel eens even
vroólljk maakt, en die gelijk waren
aan het snol-verschietende sterretje,
waarvan gedicht werd
Ce n'est qu'une étoile qui file
Qui file, file et disparaït
Deze oud-inspecteur der Registra
tie te Leeuwardendeze om zijn
groote kundigheid als belasting-spe
cialiteit bekende persoonlijkheid heeft
het aanbod om zitting te nemen
in den kring van het extra-parle
mentaire negental eenvoudig be
schouwd als een soort van pro
motie. Hij verblijdde zich over de
onderscheiding, hem te beurt val
lend, en nam haar onmiddellijk, in
goed-naieve trouw aan. 't Kwam in
den heer Bertling niet op, dat een
dergelijke vraag, zeker in de hui
dige tijdsomstandigheden, d.w.z. een
jaar voor het uitbarsten ,van den
wereldbrand, wordt beantwoord
met het voorstellen van dag en uur
voor eerste bespreking met den for
mateur Niets van dit al. Hij seint
van-ja; dat 't best is; zeer gaarne,
als de heer Bertling aan de groene
tafel verscheen, dan maakte hij eer
biedig-diepe buiging voor den heer
Cort v. d. Linden. Dat was zijn chef,
niet zijn collega: volgens ons
staatsrecht.
Al wat met parlementair gedoe in
verband stond, was hem, Bertling,
een gesloten boek. En hoe vreemd,
onbehagelijk hij zich in de Kamers
gevoeldedat bleek schier eiken mi
nister. Wat niet belette, dat eerst
héél langzaam in hem zal zijn opge
komen het besef, dat de positie van
een pas-opgetreden minister uiterst
broos kan zijnEn ook in zijn
contact met de bovenaan genoemde
figuren van Financien vertoonde de
heer B. zulk algeheel gemis van tact
en plooizaamheid, dat de verhouding
er gaandeweg onhoudbaar door werd.
In Augustus 1913 eischte het aan
vaarden der ministerieele nalaten
schap-Kolkman reeds een man van
ongewonen kracht, doortastenden
„durf', van rijke parlementaire erva
ring. Óm, als minister van Financiën
tegenover het in Juni '13 geboren
Parlement in den Rechtschen Senaat,
bij den toen reeds heerschenden stand
onzer geldmiddelen terwijl naar
het Tarief geen vinger mocht worden
uitgestoken en elk zinspelen op het
aanzetten van de belastingschroef
aan sommige kanten hartstochtelijke
protesten deed opgaan, toch den
wagen van staat in 't rechte spoor
te brengen
Nu, zoowat anderhalf jaar later,
lijkt de situatie van vóór den oorlog
ons haast een idylle
En slechts door de trouwe, onver
poosde hulp van zijn geestverwant,
den „Uebermensch" Treub, zou 't
minister Bertling misschien heel
misschien- gelukt zijn het eind
station te bereiken Toen kwam
de wereldramp, alles om ver-stootend.
Wat de heer '1'reub van Landbouw,
Nijverheid en Handel letterlijk
dag en nacht werkend, confereerend,
bepeinzend, bestudeerend in de weken
van begin Augustus j.1. tot nu, heeft
moeten tot stand brengen, slechts
zij, die er van-nabij iets van bespeur
den, kunnen er zich een denkbeeld
van vormen. Er is geen maatregel
tot bestrijding van de economische
crisis de jongste betreffende het
uitreiken van iiuurbons tot een maxi
mum van fl.50, mits met medewer
king der „huisbazen", inbegrepen
waaraan min. Treub geen aandeel
had.
Deze man van zeer buitengewone
intellectueele kracht, van ijzeren wil
en van kloek zelfbedwang, verdeelt
nu zijn dagen tusschen het departe
ment van Financiën, welks hoofd hij
is geworden en waar hij des ochtends
vertoeft, en dat van Landbouw,
Nijverheid en Handel, waarvan hij
de leiding voorloopïg blijft waarne
men. De portefeuille van Financiën
vordert, in de bestaande omstandig
heden, reeds op zichzelf een intellec-
tueelen reus. Tusschen haakjes voeg
ik hierin dat de geruchten, de komst
meldend van eene verplichte 250
millioen-leening onjuist schijnen te
z(jn. Van vrijzinnige zijde schijnt men
eer op een kapitaals-belasting te willen
aansturen. Intusschen, daaromtrent is
nog niets beslist, haast ik mij er aan
toe te voegen.
Het aftreden van mr. Treub als
minister van Landbouw enz. is voor
het drietakkig departement zoer zeker
een gróót verlies. Zal dr. Bos, de
man van algemeen-erkende leunde en
bekwaamheid, de politicus van groote
gematigdheid en tact, hem toch op
volgen? Ondanks al de begrijpelijke
bezwaren, tegen de mogelijkheid van
het op zichzelf voortreffelijke denk
beeld geopperd? Hebben de heeren
Lovink of Van Weideren Rengers
een kans? Terwijl ik dit schrijf is
't geheel onbekend, en ik onthoud
mij met groote omzichtigheid van
iets, naar „prognostie", voorspelling,
lijkend
Wat ik slechts wilde doen uitkomen
is, dat in de plots ontstane, gansch-
abnormale tijdsomstandigheden het
vervullen der reusachtige taak van
minister van Financiën voor den heer
Bertling even ondoenlijk was gewor
den als het twee departementen be-
heeren zelfs voor een gigantisch-
krachtige figuur als Treub. Toen
heeft de heer Bertling zijn functie
neergelegd. Maar hij verliet - in
goede-trouw van den lande nuttig te
kunnen zijn, een carrière, welke
hem lief was on waarin hij als een
der knapsten, meest-bruikbaren be
kend stond. Hij zag zijn illusiën ver
vlogen. En zich bij dat deel des volks,
hetwelk den toestand slechts opper
vlakkig kent, eigenlijk ietwat gebrand
merkt als oen, die uit eerzucht en
zelfoverschatting een ambt aanvaard
de, waarvan hij de „portéo" niet eens
snapte
Dat is onwaar. Er valt, vind ik,
tegenover den hoer Bertling iets
goed te maken"; een soort van
.eereschuld", door de Regeering af
te doen. Dat zij zich daarvan zal
weten te kwijtenik geloof't stellig.
In afwachting van wat de mannen
van den rEuro]>eeschen Statenbond"
(dr. Van Eedcn aan 't hoofd), als
mede andere groepen van pacifisten,
zich nu vormend en aangordend
zullen kunnen bereiken om het
„losgebroken beest", genaamd wereld
oorlog, weer aan ketenen te leggen,
stevenden wij op het Binnenhof
de wateren van het „Indisch debat",
dat op Woensdag 28 October aan
ving, binnenDe voorspelling was:
men zou een echt miniatuur-debatje
krijgen. Géén Algemeene Beschou
wingen. Dit „parool" zou misschien
wel worden gehouden.
Maar overigens zij hier nog eens
geboekstaafd, dat het weemoedige
liedeken „La donna mobile óok
zoo sterk van toepassing is op het
hooge college, genaamd Tweede
Kamer. Zij is misschien nóg grilliger
dan de vrouw Als ze beknoptheid
beloofde was zij vaak het uitvoerigst...
Zelfs in gewone tijden is schier al
het aardsche broos, onbetrouwbaar,
licht-veranderlijkVan de plech-
traktaten der grootste mogend
heden af, tot 't hechte van hooge,
ook ministerieele ambtenWij
zagen 't zoo-pas nog
En dan in deze gruwelijke periode
van verschrikking en menschen-
slachting
Zelfs de naiefsten onder ons wor
den nu toch ontgoocheld
Mr. Antonio.
DE OORLOG.
Parijs, 27 Oct. (Reuter.) (Commu
niqué van 3 uur.) Er wordt nog al
tijd hevig gestreden tusschen het
Yser-gebied en Lens. Op dit gedeelte
van het frond heeft de strijdmacht
der geallieerden nergens behoeven
te wijken en is zij vooruitgegaan in de
streek tusschen Yperen en Roesse-
laere.
In de streek van Soissons en van
Berry-au-Bac is een artillerie-gevecht
geleverd, dat gunstig voor ons ver
liep en waarin wij een aantal vij
andelijke batterijen hebben vernield.
In het gebied beoosten Nancy tus
schen het bosch van Bezance en dat
van Paroy zijn wij tot het offensief
overgegaan on hebben wij den vijand
teruggeslagen over de grens.
Londen, 27 October. De „Times"
verneemt van betrouwbare zijde dat
Zaterdag een Duitsche brigade langs
de kust marcheerond tusschen Nieuw-
poort en Middelkorke geheel vernietigd
is door het vuur der Britsche monitors.
De gevechten aan de Yser.
Londen, 27 Oct. De correspondent
van de „Daily Mail" in Noord-Frank
rijk beschrijft den slag aan de Yser.
Hij vertelt, dat bij het nachtgevecht
2500 dooden vielen; 255 Duitsche
lijken lagen in het Yserkanaal. Velen
waren verdronken, anderen toonden
bajonetwonden. Het water was rood
van bloed. De straten van Dixmuyden
liggen vol lyken.
Dit alles was een gevolg van het
Duitsche bevel, dat het kanaal dien
nacht moest worden overgetrokken,
z(j het ook ten koste van duizenden.
De Duitschers slaagden in den over
tocht, maar konden niet verder op
rukken en werden met de bajonet
naar het kanaal teruggedrongen. Drie
duizend Duitschers slaagden er in
Dixmuyden binnen te dringen, maar
de stad werd door geschut- on kanon
vuur in een kerkhof veranderd.
Londen, 27 October.
Nergens langs de geheeleYserlinie
heeft de vijand met meer kracht en
woede aangevallen dan bij Yperen,
het centrum van den strijd in Vlaan
deren. De Duitschers wareu 250.000
man sterk. Gedurende vijf kritieke
dagen werden zij door de Engelsche
strijdmacht in bedwang gehouden.
Onze mannen vochten grimmig in de
verschansingen, terrein winnende of
verliezende naar gelang van het getij
van den slag. Granaten en granaat
kartetsen vielen op hen neer. Granaten
van de groote, uit Antwerpen medege
voerde belegeringskanonnen wierpen
de aarde in de loopgraven op en
begroeven menigmaal onze daar
liggende soldaten. Weer en nogmaals
weer rukten groote troepen vijande
lijke infanterie tot binnen vijfhonderd
el afstand, hielden dan halten vuurden
hun salvo af. Zij hadden geen zin in
een bajonet-aanval. Weer en nog eens
weer sprongen onze mannen uit de
loopgraven en stormden met de
bajonet op hen in. Zij vluchtten, de
geweeren onder het loopen over hun
schouder afvurende.
Vele honderden werden gevangen
genomen en duizenden zijn dooi de
kanonnen, mitrailleurs en geweren
weggemaaid. Weer regenden de gra
naten en granaatkartetsen op onze
verschansingen. Nieuwe vijandelijke
infanterietroepen werden aangevoerd.
De toestand werd kritiek. Het scheen,
of de verdediging van onze dapperen
door een overmacht zou moeten
zwichten. Nog handhaafden zij zich,
tot het Vrijdag werd en de zoo noodige
vorsterkingen aankwamen. De positie
was gered. De vijand werd 15 mijlen
teruggeworpen. Dit is in het kort de
geschiedenis van vijf dagen strijd in
den veldslag bij Yperen. Het einde
er echtèr nog niet.
De Engelschen bij Yperen en
Dixmuyden.
Londen, 27 Oct. Een bijzondere
berichtgever schrijft uit Yperen, het
centrum vau den strijd in België:
De Engelschen hebben hier in vijf
kritieke dagen een kwart millioon
Duitschers tegengehouden, iederen
aan val afslaand, geweer- en kanonvuur
en zelfs bajonetaanvallen doorstaand.
Toen zij Vrijdag versterking kregen,
dreven zij den vijand vijftien mijlen
achteruit en richtten een ontzettende
slachting aan onder de Duitschers.
De Duitschers verrasten do Engelschen
bij het aanbreken van den dag, namen
een compagnie Hooglanders gevangen,
doch de gebroken slaglinie werd
spoedig hersteld, en bij een tegenaan
val werden de Duitschers tot achter
de oorspronkelijke stelling terugge
dreven alle Hooglauders werden
bevrijd.
De Sikhs en Gurka's hebben bij
La Bassée den vuurdoop ontvangen
en redden den toestand, toen een
stroom Duitschers de loopgraven
overmeesterden. De Indiërs waren in
reserve geblevenzij braken den
aanval des vijands en dreven hem
met de bajonet terug.
In de laatste dagen zijn, volgens
een bericht aan de Times uit Parijs,
vijf Duitsche vliegtuigen neerge
schoten. Een Taube die boven Reims
vloog en met bommen wierp, werd
door een Franschman nagezet. Er
volgde een gevecht in de lucht met
mitrailleurs. Een tweede Taube
kwam aanstevenen, maar beiden
werden zwaar getroffen en vielen.
Tc Duinkerken werd een Taube
neergeschoten, nadat zij twee bom
men geworpen had, waarvan een
niet ontplofte on een andere in het
zand viel. De twee andere vlieg
tuigen werden te Méharicourt bij
Montdidier, naar men zegt, met een
schot ten val gebracht.
Onderwijzers in het Duitsche
leger.
Berlijn, 27 Oct. Ongeveer 40,000
onderwijzers, d.i. meer dan oen vijfde
van het geheele corps, zijn ten strijde
getrokken; uit Berlijn alleen 1000.
Daar sedert 1900 onderwijzers als
„EiDjahrige" mogen dienen, ligt het
voor de hand, dat de groote meerder
heid thans een graad of rang bekleedt.
Vele onderwijzers waren reeds in
vredestijd reserve-officier geworden,
en duizenden trokken uit als „Feld-
webelleutnant". Bleek voor den oorlog
nog hier en daar bij de keuze van
reserve-officieren van een zeker voor
oordeel tegen onderwijzers, thans is
dat voorgoed verdwenen. Dat zijniet
achterstaan bij anderen, blijkt wel
uit het feit, dat reeds au aan een
groot aantal hunner het IJzeren
Kruis is verleend.
De Duitsche troepen-
aanvullingen.
In de „Corriere della'Sera" geeft
generaal Gatti in een artikel ovor
do getalsterkte der Duitsche legers
eenige belangwekkende bijzonder
heden over de gebruikmaking van
Duitschers, die uit neutrale landen
naar hun vaderland terugkeerden.
Volgens dezen Italiaanschen autoriteit
werden er 180,000 Duitschers uit
Zwitserland in reserve-formaties te
Freiburg en Constanz bij het leger
ingedeeld. Zij vormden de regimenten
112 B, 114 B, 114 C en 114 D, te
zamen een complete divisie Duitsche
Zwitsers, die het 14de reserve leger
korps vormden.
Volgens generaal Gatti telde het
18de legerkorps te Frankfort 87,000
uit Frankrijk gezette of teruggekoerde
Duitschers en 22,000 uit België, ter
wijl het nieuwe 28ste korps, dat
thans in Noordelijk Frankrijk vecht,
gereoruteerd was uit 37,000 Duit
schers, die uit Nederland waren
teruggekeerd15,000 uit Denemarken
en 9000 uit Zwitserland.
Het bijzonder gewicht van deze
cijfers, aldus teekent de „Times"
hierbij aan, schuilt hierin, dat zij het
bewijs leveren van het gevaar, don
Duitschers in andere neutrale landen
toe te staan over zee naar Duitsch-
land terug te keeren.
Indien de Italiaausche autoriteit
het bij het juiste eind heeft, wordt
iedere troep repatriëerende Duitschers
onmiddellijk bij de reserve ingelijfd,
voor zoover z(j bruikbaar voor den
dienst zijn, en als er inderdaad zoo
veel Duitschers in Amerika zijn, als
de berichten melden, dan zou het
een krankzinnigheid van ons zijn,
als wij dezen mannen toestonden,
naar hun vaderland terug te keeren,
om daar de gelederen onzer vijanden
te gaan versterken.
De Duitsche Keizer.
De „Times" verneemt, uit Kopen
hagen, dat de Duitsche Keizer sedert
de vorige week op het Westelijke
oorlogsterrein vertoeft, waarheen een
bijzondere trein hem uit het Oosteu
had overgebracht, en nu zelf de be
wegingen van de troepen leidt. Met
den Koning van Saksen heeft hij in
een auto de troepen en hun stellin-
hen in oogenschouw genomen, de
soldaten aangesproken on overal hun
geestdrift gaande gemaakt.
Verdediging van Belfort.
Een medewerker van het Zwitser-
sche blad „Démocrate" heeft gelegen
heid gehad een kijkje te nemen in
de vestingwerken van Belfort. Men
heeft daar zijn voordeel trachten te
doen met de lessen, die te trekken
waren uit de belegering van Luik
eu Namen door de Duitschers en zal
zich dus, bij een ovenueele belege
ring er niet toe bepalen den aanval
van de forten uit te beantwoorden,
maar overgaan tot een sedert ge-
ruimen tijd voorbereid actief defen
sief.
In het geheele district zijn verde
digingswerken aangelegd, alle plaats
jes in het gebied van de vesting zijn
tot kleine vestingen ingericht en te
Belfort zelf heeft men stukken van
bet zwaarste kaliber opgesteld.
En zijn overal verschansingen opge
worpen en een aantal kanalen ge
graven, zoodat men destreek omnid
dellljk onder water kan zetten.
Alle dorpen in het gebied liggen
vol soldaten. De streek van Danuner-
kirch tot Pfettonhausen vooral is
bijzonder krachtig versterkt.
Engelsche verliezen.
Een Engelsche verlieslijst, gedag-
teokend van 20 September, somt
1800 namen op. Onder hen zijn 1538
vermisten, van wie 624- tot de Gor-
don Hooglanders en 430 tot do King's
Own Yorkshire Light lufantiy be-
hooren.
Aan het Poolsch-
Galicische front.
Weunon, 26 October. (Wolfl'.) Amb
telijke medodeeling van genoraal-
majoor von Höfer namens den chef
van den generalen staf:
In de gevechten voor Iwungorod
hebben wij totnogtoe 8000 Russen
gevangen gemaakt en 19 maohine-
geweeren vermeestord.
Bij Jaroslau heeft zich een Rus-
sischen kolonel met 200 man moeten
overgeven.
Bij Zalucze, ten Zuidwesten van
Sniatyn (grensgebied van O. Galacië
•n de Boékowina), en bij Pasieczna,
ten zuidwesten van Nadworna (Z.O.
Galicië), werd de vijand terugge
worpen.
Over 't algemeen is de toestand
onveranderd.
Van het Oostelljkoorlogstooneel.
In een pas verschenen studie van
deD Oostenrijksch-Hongaarschen luit.-
generaal K. Csongvay omtrent den
tegenwoordigen toestand aan het
Oost-Pruisische en Poolsch-Gahcische
front komt het volgende voor:
Daar aan het Oo3t-Pruisische front,
noch 't Duitsche, noch 't Russische
leger in staat blijkt te zijn met goed
gevolg aanvallend op te treden, moet
worden aangenomen dat de hier
tegenover elkaar staande strijdkrach
ten ongeveer even sterk zijn. Na
het laatste gevecht bij Soewalki,
waarna vier tot vijf Russische in-
fanterie-divisies moesten wijken, en
na den mislukten Russischen inval
bij Schierwindt, Lyck en Bialla, staat
het Duitsche leger tusschen Wla-
dislawof en Augustof op Russisch
grondgebied met een gevechtsfront
van ongeveer 100 K.M. Het bom
bardement van Ossowiec werd af
gebroken, de opmarsch in 't gou
vernement Kowno over Tauroggen
niet voortgezet, om alle beschik
bare krachten voor de verdediging
to verzamelen. Tegenover het Duit
sche leger staan hier, met inbegrip
van de troepen die uit Oost-Pruisen
worden teruggeworpen, 30 infanterie-
en 8 cavaleriedivisies, en het is van
belang dat deze aanzienlijke troepen
macht voor andere operatics niet
kan worden gebruikt. Dit blijft het
geval, zoolang 't tegenoverstaande
Duitsche leger niet geheel is ver
nietigd, omdat het haar taak is de
belangrijke operatielijn Wilna, Düna-
burg, St. Petersburg te verdedigen.
Mocht het haar gelukken 't Duit
sche leger hier te vernietigen, dan
zou 't haar ook mogelijk zijn door
Oost Pruisen, langs de vestingen
Koningsbergen, Thorn, Grandeuz en
Posen naar Berlijn te marcheer en.
Op het Poolsche oorlogstooneel
opereoren twee Duitsche legers. Duit
sche en Oostenrljksch-Hongaarsche
kavalerie van 't Noordelijke leger zijn
na zware gevechten bij Sochaczefen
Grojets tot Warschau doorgedrongen,
terwijl het Zuidelijke leger over Radow
en Ostrowiec tot in de nabijheid van
Iwangorod is opgerukt, en waar
schijnlijk ten Z. van deze vesting
reeds over de Weichsel is gelrokken.
(Het Duitsch-Oostenrijksche leger
heeft over een vrij grooten afstand
moeten terugtrekken. Red.)
Op grond van ontvangen berichten,
kan worden aangenomen dat do be
zetting der vestingen Warschau,
Nowo-Georgiefsk, Zejerze, Iwangorod
en Brost Litowsk, met inbegrip van
't in die vestingen ondergebrachte
deel van 't veldleger, uit 10 infanterie-
en G cavalerie-divisies bestaat, zijnde
met 't tusschen de vestingen staande
veldleger van 16 infanterio-divisies,
tezamen 26 infanterie- en 6 cavalerie
divisies, die hier verzameld zijn en
ook moeten blijven om Russisch
Polen, dat in de eerste plaats van 't
bezit der genoemde vijf vestingen
afhangt, te verdedigen en zoomoge
lijk de vijandelijke legers Polen uit
te drijven. De vraag is nu, hoeveel
troepen Rusland nog beschikbaar-
heeft voor de verdediging van de
linie Lublin Cholm, Kowel Rowno,
en het reeds gedeeltelijk verovorde
Galicië. Het heele Russjscho veld
leger bestaat, de 40 landweer
divisies inbegrepen, maar zonder de
vestingtroepen, - uit 120 infanterie-
en 33 cavalerie divisies, zoodaT, wan
neer men daarvan de op 't Poolsche
en Oost-Pruisische front voorhanden
strijdmacht aftrekt, nog 64 infanterie
en 19 cavalerie-divisies, of ongeveer
anderhalf millioon man beschikbaar
zijn. Een deel daarvan tracht de
Duitsche troepen, die langs den lin
ker Weichseloever oprukken, de hoofd
macht daarentegen 't Oostenrijksch-
Hongaarsche leger tot staan te bren
gen en terug te drijven. (Naar
reeds is bericht, heeft het Duitsch-
Oostenrijksche leger over een vrij
grooten afstand moeten terugtrekken.
Red.)
Tot nu toe zonder ecnig resultaat,
maar de groote sterkte van den
vijand en de hardnekkigheid, waar
mede hij elke schans en loopgraaf
verdedigt, maken dat het nog wel
eenigon tijd zal duren voor heel
Galicië van vreemde troepen zal zijn
gezuiverd. (Dit schijnt voorshands
nog niet het geval te zullen zijn.
Voorloopig moeten volgens de
berichten de Oostenrijksch-Hon-
gaarsche troepen al hun klachten
inspannen om de tegenaanvallen dei-
Russen tot staan te brengen of af
te slaan. Red.)
Do schrijver betwijfelt evenwel niet
of het vereenigde Duitsch-Oosten-
(jksch-Hongaarseho leger ten slotte
zal zegevieren on licht daarna toe
hoe ongegrond de vrees een tijdlang
in Hongarije is geweest, dat de Rus
sische troepen nog verder in 't bin
nenland zouden doordringen. Men
bedenke slechts dat over de Karpathen
over een afstand van 200 K.M. slechts
6 passen zijn, waarover een leger
per dag ten hoogste 20 K.M. kan
afleggen. De marschcolonne van een
divisie infanterie, den trein inbegre
pen, beloopt 32 K.M,, zoodat, wanneer
't Russische leger werkelijk een
ernstige poging zou willen doen Boeda
pest in te nemen, en daarvoor 34
tot 36 divisies zou willen gebruiken,
daar do rest van 't leger voor dek
kingen noodig zou zyn, die strijd
krachten slechts in vier weken over
t gebergte zouden kunnen trekken,
daarbij in zes geheel van elkaar
onafhankelijke colonnes, zoodat oen
vernietiging van dat heele leger met
zekerheid kon worden verwacht.
Van het Oostenrijksch-Ser-
vlsche grensgebied.
Weenen, 26 Oct. (Wolff.) Ambte
lijk: Sedert den 23sten Oct., toen
het succes van onze troepen tus
schen Mokro en Rogatica werd ge
meld, hebben de krijgsverrichtingen
tot zuivering van hot Bosnische ge
bied verdere vorderingen gemaakt.
De op den weg van Veliko naar
Brod Vracevica ten westen van
Visegrad ingehaalde vijand werd eer
gisteren (Zaterdag)avond aangeval
len en op Visegrad (Z.O. Bosnië,
in de nabijheid van de Servische
grens) teruggeworpen. Onze troepen
kwamen op de vervolging gisteren
bij Visegrad, Megjeja, Gorazda en ten
westen daarvan aan de Drin geheel
van vijanden schoongeveegd.
BIJ deze gevechten hebben wü 2
kanonnen en een groote hoeveelheid
infanterie- maar vooral artillerie-
munitie vermeestord. De Montene-
grljnscho afdeelingen hebben zich
van de Serviërs afgescheiden ctl
trekken in Zuid-westelijke richting
terug.
Gelijktijdig hebben ook in het ge
bied tusschen de Save en de Drin
(Matsjwa) (N.W. Servië) gevechten
met voor ons gelukkigen afloop plaats
gehad. Bij Ravnja Ardenkovio slaag
den onze troepen er na do voorbe
reiding door de artillerie in weerwil
van do sterke draadversperringen in,
om twee achter elkaar gelegen vij
andelijke stellingen te veroveren,
waarbij 4 machinegeweren cn 600
goworon werden buit gemaakt, ter
wijl ons ook talrijke gevangenen in
handen vielen. De hevige tegen
aanvallen der Serviërs zijn op bloe
dige wijze afgeslagen.
OP ZEE.
Londen, 27 Oct. Omtrent den onder
gang van het vluchtelingenschip ter
hoogte van Boulogne, (zie ons vorig
nummer,) meldt de „Daily Telegr."
nog, dat het een allerdroevigst tooneel
was toen de kanaalboot „Queen" de
zinkende boot bereikte. Op het dek
verdrongen zich de vluchtelingen,
schreeuwende en gillende. Ook een
visschersboot en eenige Fransche tor
pedobooten waren eveneens op het
tooneel van het ongeluk. Pogingen
om een boot neer te laten moesten
worden opgegeven wegens het enorme
aantal lieden dat gered moest worden.
In plaats daarvan manoeuvreerde de
„Queen" zoo, dat ze langszijde het
vluchtelingenschip kwam en met
groote moeite werden de vluchtelin
gen overgebracht. Daar de zee zeer
ruw was, hadden daarbij vele onge
lukken plaats. Ongeveer dertig man
nen, vrouwen en kinderen werden
tusschon de wanden der schepen dood
gedrukt of verdronken. Vele kleine
kinderen die overgeworpen werden,
vielen te water. De overbrenging dei-
vluchtelingen duurde veertig minuten.
De „Goeben" en de „Breslau".
Uit Athene wordt aan de Tribuna
geseind, dat de „Goeben" en „Bres
lau", na een „oefening" in de Zwarte
Zee, in allerijl naar de Bosporuszljn
teruggekeerd.
De Russische en do Engelsche ge
zant te Konstantinopel hebben de
Porte verwittigd dat hun regeeringen
den verkoop van beide schepen aan
Turkije als ongeldig beschouwen eii
de vloten der bondgenooten hen zullen
aanvallen als z(j weer uit de zee-
engten komen.
De Russische gezant moet er aan
hebben toegevoegd, dat de Russische
vloot in de richting van den Bosporus
is gevaren, omdat de „Goeben" on
de „Breslau" de Turksche territoriale
wateren hadden verlaten.
De „Badger" en de Duitsche
onderzeeër.
Het Duitsche consulaat ontving van
het departement van buitenlandsche
zaken te Berlijn de mededeeling:
„Een officieel Havas-bericht uit
Londen zegt, dat de Engelsche tor
pedojager „Badger" nabij de Neder-
landache kust een Duitsche onder-
zeesche boot. geramd on tot zinken
gebracht heeft, waarbij de voorstevon
van de „Badger" beschadigd werd.
Hiertegenover kan worden medege
deeld, dat bet feit van het rammen
juist is, maar dat de bedoelde onder-
zeesche boot behouden en zonder
eenig verlies in de haven is terug
gekeerd".
BINNENLAND.
De „Evertsen".
Het door de Nederlandsche marine
afgevoerde pantserschip „Evertsen"
is gisteren te Rotterdam verkocht
voor 87.000 gulden aan de Handels
inrichtingen Poortershaven.
Dit schip is, naar men verneemt,
uitsluitend gekocht om den werk
lieden van voornoemde inrichting
arbeid te geven.
Nederlandsche logger gezonken.
De stoomtrawler Y.M. 155, „Atono",
welke Dinsdagavond te IJmuiden
binnenliep, rapporteerde een Neder-
landscheu logger te hebben zien
zinken op40 mijlen N.W. v. IJmuiden.
De logger K.W. 152 „Agatha Maria",
die eveneens getuige was van hot
ongeluk, deelde den schipper van den
trawler inede, dat de gezonken logger
den naam V.L. 40 „Maria Christina"
droeg on vormoedolljk op een mijn
was geloopen, te oordeelen naar de
goweldigo beweging van het water.
Van de bemanning kon men niets
meer bespeuren, zoodat deze ver
moedelijk is verdronken.
De nieuwe Minister van
Landbouw.
„Het Vaderland" schrijft:
Met de benoeming van den hoer
Posthuma tot Minister van l.find-
bouw, Handel en Nijverheid is aan
het hoofd van dat in deze tijden
meer dan ooit belangrijk departe
ment geplaatst een man, die de be
langen van den landbouw door on
door kont en die beschikt over een
buitengewoon organisatorisch talent,
zeker twee eigenschappen, die hem
zeer te stade zullen komen in zijn
nieuwen werkkring. Zijn organisato
risch talent is gebleken zoowel In
zijne functie als directeur van do
Centrale Werkgevers Risico-Bank als
in die van directeur van de Land
en Tuinbouw Ondorlinge.
Zijne kennis van den landbouw
en landbouwbelangen heeft hij van
huis uit.
Kan men dus van zijn optreden
als Minister de beste verwachtingen
koesteren, het blijft natuurlijk een
open vraag of hij niet alleen nu, in
den t\jd dat de Tweede Kamer bij
uitstek meegaand is, maar ook latei-
als rustigor tijdperk aanbreekt, wat
voor een minister in de politieke
arepn mot onrustiger tijdperk gelijk
staat, zijn man voldoende zal kunnen
staan. Politieke ervaring mist hij
toch geheel, maar dit kan soms
ook een voordeel z(jn.
De nieuwo Minister behoort tot de
vrijzinnig-democratische partij, en is
herhaaldelijk voor eene Kamer-can-
didatuur aangezpcht, maar heeft die
steeds geweigerd.
Wij spreken den wensch uit, dat
hij in alle opzichten zal blijken the
right man te zijn.
De Belgische vluchtelingen.
Te Roosendaal vertoeven volgens
officiocle telling nog ruim 7700 vluch
telingen. Op verzoek van den burge
meester is door den eigenaar der
voormalige suikerraffinaderij Java,
den heer J. B. Njjkerk, te Amsterdam
deze kosteloos afgestaan voor behoef
tige vluchtelingen. 60C0 personen
kunnen daarin worden ondergebracht.
Van regeeringswegc zal Roosendaal
worden aangewezen als kamp voor
vluchtelingen. De regeeringscoramis-
saris jhr. Ruys de Beerenbrouck be
zocht Maandag verschillende gemeen
ten in de omstreken van Breda en
vertoeft thans in Zeeuwsch Vlaan-
deren.Woensdagavond keerde h(j naar
Roosendaal terug.
Maandag zijn over het station Roson-
daal 13.000 personen uit ons land
naar België teruggekeerd.
Het grootste gedeelte der te Breda
vertoevende vluchtelingen is naar
België teruggegaan. Gisteren ruim
600, van wie 200 voorzien van oen
vrijbiljet. Thans zijn cr te Breda nog
ongeveer 1500 uitgewekenen, van wie
er 30 ten laste van het plaatselijk
stouncomité komen.
Bergen op Zoom. Maandag moesten
alle Belgische vluchtelingen, dieniet.
in eigen onderhoud voorzien, de stad
verlaten en zouden zij in twee kampen
op „Plein XIII" en „Kijk in de Pol"
ter verdere verzorging worden opge
nomen. Daarvan is het gelukkig ge
volg, dat alle scholen en instellingen I
van liefdadigheid leegkomen en weer
binnen enkele dagen aan hun bestem
ming zullen kunnen beantwoorden.
Ze zullen ochter vooraf, na terdege
schoongemaakt te zijn, door een
brigade van „Roodo Kruis"-soldaten
worden ontsmet. Allen, vermogenden
en behoeftigen bijeengenomen, bevin
den zich nu nog ruim 20.000 vluch
telingen daar ter stede.
Een verklaring van den heer
Zimmermann.
Het Kamerlid Troelstra schrijft
reisbrieven in „Het Volk" van zijn
tocht naar Duitschland en Zwitserland.
Wij ontleenen aan zijn eerste brief
het volgende
Voordat ik nu mededeeling doe van
verschillende besprekingen mot Duit
sche partijgenooten over don oorlog,
wil ik verslag geven van oen kleine
diplomatieke zending, die ik, nu toch
eenmaal In Berlijn zijnde, mij zelf
heb opgedragen. Aanleiding hiertou
vond ik in een onderhoud met onzen
Münchener partijgenoot dr. Adolf
die mij voor enkele weken
bezocht. Ik deelde hem mede, dat de
oude vrees van ons volk voor de
annoxatiezucht van Duitschland niet.
weinig door het optreden van dat
Rijk in dezen oorlog is versterkt. Als
zooals tot heden het geval schijnt
alles aan do „oorlogsnoodzaak" en de
machtsbegeerte der grooten mag
worden opgeofferd, wat moet er dan
worden van het recht cn de vrijheid
der kleinen Wat is dus uwe meening,
zoo vroeg ik hem, over de plannen
der Duitsche regeering ten opzichte
der nationale zelfstandigheid eu inte
griteit (onschendbaarheid van grond
gebied) van ons land?
Het antwoord van onzen partijge
noot, met groot beslistheid gegeven,
vindt men hieronder. Hot was gunstig
genoeg om te wenschen, dat het
werkelijk de meening der Duitsche
regeering weergaf, en toen ik nu
toch naar Berlijn moest, besloot ik,
mij persoonlijk van die ineening te
overtuigen. Bij den Duitschen gezant
in Den Haag vroeg ik dus eene
introductie b(j den leider der Duitsche
buitenlandsche politiek, den staats
secretaris van het „Auswürtige Ambt"
Von Jagow. De heer Von Müller zeide
mij, dat deze niet in Berlijn, maar in
het hoofdkwartier van den generaion
staf aanwezig was; maar dat hij
bereid was, bij diens plaatsvervanger,
den onderstaatssecretaris Zimmer
mann, telegrafisch voor mij belet te
vragen, wat ik dankbaar aanvaardde.
Zoo anti-chambreerde ik dezer dagen
met andere diplomaten" een paar
maal in de Wilhelmstrasse en opdat
het resultaat van mijn bezoek zoo
duidelijk mogelijk zou vaststaan, heb
ik het bericht daarvan door mij op
gemaakt, den heer Zimmermann ter
goedkeuring voorgelegd. Zijn ant
woord op mijn vraag, hieronder opge
nomen, is dus volkomen authentiek
en hij woot, dat het aldus door mij
in „Het Volk" zou worden gepubli
ceerd.
Ziehier dan het bericht van ons
onderhoud
Ik deelde den heer onderstaats
secretaris mede, dat partijgenoot Adolf
Müller mij had gezegd, de verzeke
ring te kunnen geven, dat de Duitsche
Regeering er niet aan denkt, de onaf
hankelijkheid en de vrije wilsbepuling
van ons land te schenden eu dat zij
op geene wijze zou trachten, Holland
een verhouding tot Duitschland op
te dringen, die niet overeen zou komen
met den eigen vrijen wil onzer natie.
Ik wees op de beteckonis dezer ver
klaring, van de verhouding tusschen
beide staten en verzocht don heer
Onderstaatssecretaris, mij te willen
zeggen, of hij zich ermede kon ver
eenigen.
Het antwoord dat ik kreeg, luidde
als volgt:
„Ik kan u de woorden van den
heer Müller slechts bevestigen. De
Duitsche rogeering kent de Hollanders,
zij weet, dat deze een zelfbewust en
evenals m|jne Oostpruissische laud-
genooten - eigenzinnig volk zijn.
Wat zouden wij met hen beginnen?
Geen ernstig mensch bij ons denkt
er aan, den Hollanders gewold aan
te doen, en uw land bij het Duitsche
Rijk in te lijven. Wat ook doze of
gene privaat persoon vroeger wel moge
gezegd -of geschreven hebben, in de
Duitsche regeering bestaat ten op
zichte der onvoorwaardelijke erken
ning der Hollandsche onafhankelijk
heid en integriteit de meest volledige
eenstemmigheid. Dit kan ik u niet
slechts persoonlijk, maar ook ambtelijk
verzekeren.
„Dit, wat de politieke onafhanke
lijkheid betreft, die u wel hot eerst,
interesseert. Over de economische
verhoudingen na den oorlog is thans
nog niets zekers te zeggen.
„Ik zou mij kunnen voorstellen, dat
zich in aansluiting aan den oorlog eene
economische toenadering tusschen
verschillende staten ontwikkelt en
dat Holland het dan zelf in zijn belang,
zou achten, zich daarbij afin te sluiten.
Maar ook in zulji,val zou
iets nieuws tusschen ons
slechts op vriendschapp
tot 9tand komen".
Commentaar 9412