HELDERSCHE COURANT No. 4382 DONDERDAG 29 OCTOBER 1914 42e JAARGANG Stelling van DEN HELDER. Ontspannings-avonden in de 2e helft van October. Parallelweg „Tlvoli" 8 U. Kaarten verkrijgb. b() Cunim. Voonlr. door don lieer De VrleB Populair natuurk. luz. Oosting Zangk. „Ons Doel" mot Sta fin. 7 8 u. Marine,Heldln, Zoldor Marine werf, Harssens, Gy niii.lok. Polder- ^wog en Weeshuis. 8u. Kaarton verkriigb. b(t Comm. 7-8 u. Marine, ïorp.-iuag., Parall.w., Weeshuis, Bellona, Vurbandpl-afd. Op pagina 4 van dit blad zijn opgenomen 1. Langs de straat. 2. Na den oorlog. 3. Ingezonden. 4. Feuilleton. DE WEEK. 27 October. Er was oen tijd Inderdaad, 't moet beginnen als de oude, naieve sprookjes. Er was een tijd, toen men lid van een Kabinet, minister, kon worden, - ook wanneer men niet behoorde tot de „geestelijke aristocratie", de intellectueel-allerhoogsten des volks, 't Waron kalm-vreedzame dagen. Men had, aan het departement, de hoofd ambtenaren, die alles „bijhielden", or denden, classificeerdenkeurig netjes. Zijn Excellentie had slechts „even te vragen": en men legde voor hem neer al wat op een kwestie „betrek king had". Met het advies incluis. Na eeno soms vluchtige bespreking kon Z.Exc. volstaan met een haastig paraatje, een goedkeurend knikje, een handdruk. En de Kamer-van toen maakte 't zoo'n bewind maar niet lastig. Alles ging op wieletjes, gelijk dat wel heet. En na het gebruikelijk getal jaren verdween Z.Exc. weer op normale wijze in het schemer licht der onbekendheid. Men weet, dat er ook wel grappige verhaaltjes bestaan gaandeweg tikje opge smukt, mooier gemaakt, over de wijze, waarop soms een Kabinets formateur genoodzaakt was om in toepassing to brengen het „quand on n'a pas ce qu'on aime il faut aimer ce qu'on a." Om in allermo- dernsten tijdstijl te blijven Waai de wereldcrisis ons nu eenmaal be let gelijk vroeger te smullen van wittebrood, daar moeten we ons met „smakelijke bruintjes" verge noegen En zelfs de aan hunne „fijntjes", lekkere kadetjes zoozeer gehechte Amsterdammers zullen zich, nadat de nog-aanwezige voor raad „fijntjes" bij ^pbod verkocht is, in 't onvermijdelijke moeten schikken. Van ministers tot „fijntjes" in letterlijken zin dan!, af te dwalen, kan slechts den vluchtig-babbelenden kronioker worden vergeven. Ik keer tot de Excellentiön terug. En wil er even nadruk op leggen, dat 't in liooge mate onbillijk zou zijn om den oud-minister Bertling, wien op zijn verzoek door H. M. eervol ontslag, onder dankbetuiging, werd verleend, op één lijn te stellen met de ox-Excellentien, over wie men zich nog wel eens even vroólljk maakt, en die gelijk waren aan het snol-verschietende sterretje, waarvan gedicht werd Ce n'est qu'une étoile qui file Qui file, file et disparaït Deze oud-inspecteur der Registra tie te Leeuwardendeze om zijn groote kundigheid als belasting-spe cialiteit bekende persoonlijkheid heeft het aanbod om zitting te nemen in den kring van het extra-parle mentaire negental eenvoudig be schouwd als een soort van pro motie. Hij verblijdde zich over de onderscheiding, hem te beurt val lend, en nam haar onmiddellijk, in goed-naieve trouw aan. 't Kwam in den heer Bertling niet op, dat een dergelijke vraag, zeker in de hui dige tijdsomstandigheden, d.w.z. een jaar voor het uitbarsten ,van den wereldbrand, wordt beantwoord met het voorstellen van dag en uur voor eerste bespreking met den for mateur Niets van dit al. Hij seint van-ja; dat 't best is; zeer gaarne, als de heer Bertling aan de groene tafel verscheen, dan maakte hij eer biedig-diepe buiging voor den heer Cort v. d. Linden. Dat was zijn chef, niet zijn collega: volgens ons staatsrecht. Al wat met parlementair gedoe in verband stond, was hem, Bertling, een gesloten boek. En hoe vreemd, onbehagelijk hij zich in de Kamers gevoeldedat bleek schier eiken mi nister. Wat niet belette, dat eerst héél langzaam in hem zal zijn opge komen het besef, dat de positie van een pas-opgetreden minister uiterst broos kan zijnEn ook in zijn contact met de bovenaan genoemde figuren van Financien vertoonde de heer B. zulk algeheel gemis van tact en plooizaamheid, dat de verhouding er gaandeweg onhoudbaar door werd. In Augustus 1913 eischte het aan vaarden der ministerieele nalaten schap-Kolkman reeds een man van ongewonen kracht, doortastenden „durf', van rijke parlementaire erva ring. Óm, als minister van Financiën tegenover het in Juni '13 geboren Parlement in den Rechtschen Senaat, bij den toen reeds heerschenden stand onzer geldmiddelen terwijl naar het Tarief geen vinger mocht worden uitgestoken en elk zinspelen op het aanzetten van de belastingschroef aan sommige kanten hartstochtelijke protesten deed opgaan, toch den wagen van staat in 't rechte spoor te brengen Nu, zoowat anderhalf jaar later, lijkt de situatie van vóór den oorlog ons haast een idylle En slechts door de trouwe, onver poosde hulp van zijn geestverwant, den „Uebermensch" Treub, zou 't minister Bertling misschien heel misschien- gelukt zijn het eind station te bereiken Toen kwam de wereldramp, alles om ver-stootend. Wat de heer '1'reub van Landbouw, Nijverheid en Handel letterlijk dag en nacht werkend, confereerend, bepeinzend, bestudeerend in de weken van begin Augustus j.1. tot nu, heeft moeten tot stand brengen, slechts zij, die er van-nabij iets van bespeur den, kunnen er zich een denkbeeld van vormen. Er is geen maatregel tot bestrijding van de economische crisis de jongste betreffende het uitreiken van iiuurbons tot een maxi mum van fl.50, mits met medewer king der „huisbazen", inbegrepen waaraan min. Treub geen aandeel had. Deze man van zeer buitengewone intellectueele kracht, van ijzeren wil en van kloek zelfbedwang, verdeelt nu zijn dagen tusschen het departe ment van Financiën, welks hoofd hij is geworden en waar hij des ochtends vertoeft, en dat van Landbouw, Nijverheid en Handel, waarvan hij de leiding voorloopïg blijft waarne men. De portefeuille van Financiën vordert, in de bestaande omstandig heden, reeds op zichzelf een intellec- tueelen reus. Tusschen haakjes voeg ik hierin dat de geruchten, de komst meldend van eene verplichte 250 millioen-leening onjuist schijnen te z(jn. Van vrijzinnige zijde schijnt men eer op een kapitaals-belasting te willen aansturen. Intusschen, daaromtrent is nog niets beslist, haast ik mij er aan toe te voegen. Het aftreden van mr. Treub als minister van Landbouw enz. is voor het drietakkig departement zoer zeker een gróót verlies. Zal dr. Bos, de man van algemeen-erkende leunde en bekwaamheid, de politicus van groote gematigdheid en tact, hem toch op volgen? Ondanks al de begrijpelijke bezwaren, tegen de mogelijkheid van het op zichzelf voortreffelijke denk beeld geopperd? Hebben de heeren Lovink of Van Weideren Rengers een kans? Terwijl ik dit schrijf is 't geheel onbekend, en ik onthoud mij met groote omzichtigheid van iets, naar „prognostie", voorspelling, lijkend Wat ik slechts wilde doen uitkomen is, dat in de plots ontstane, gansch- abnormale tijdsomstandigheden het vervullen der reusachtige taak van minister van Financiën voor den heer Bertling even ondoenlijk was gewor den als het twee departementen be- heeren zelfs voor een gigantisch- krachtige figuur als Treub. Toen heeft de heer Bertling zijn functie neergelegd. Maar hij verliet - in goede-trouw van den lande nuttig te kunnen zijn, een carrière, welke hem lief was on waarin hij als een der knapsten, meest-bruikbaren be kend stond. Hij zag zijn illusiën ver vlogen. En zich bij dat deel des volks, hetwelk den toestand slechts opper vlakkig kent, eigenlijk ietwat gebrand merkt als oen, die uit eerzucht en zelfoverschatting een ambt aanvaard de, waarvan hij de „portéo" niet eens snapte Dat is onwaar. Er valt, vind ik, tegenover den hoer Bertling iets goed te maken"; een soort van .eereschuld", door de Regeering af te doen. Dat zij zich daarvan zal weten te kwijtenik geloof't stellig. In afwachting van wat de mannen van den rEuro]>eeschen Statenbond" (dr. Van Eedcn aan 't hoofd), als mede andere groepen van pacifisten, zich nu vormend en aangordend zullen kunnen bereiken om het „losgebroken beest", genaamd wereld oorlog, weer aan ketenen te leggen, stevenden wij op het Binnenhof de wateren van het „Indisch debat", dat op Woensdag 28 October aan ving, binnenDe voorspelling was: men zou een echt miniatuur-debatje krijgen. Géén Algemeene Beschou wingen. Dit „parool" zou misschien wel worden gehouden. Maar overigens zij hier nog eens geboekstaafd, dat het weemoedige liedeken „La donna mobile óok zoo sterk van toepassing is op het hooge college, genaamd Tweede Kamer. Zij is misschien nóg grilliger dan de vrouw Als ze beknoptheid beloofde was zij vaak het uitvoerigst... Zelfs in gewone tijden is schier al het aardsche broos, onbetrouwbaar, licht-veranderlijkVan de plech- traktaten der grootste mogend heden af, tot 't hechte van hooge, ook ministerieele ambtenWij zagen 't zoo-pas nog En dan in deze gruwelijke periode van verschrikking en menschen- slachting Zelfs de naiefsten onder ons wor den nu toch ontgoocheld Mr. Antonio. DE OORLOG. Parijs, 27 Oct. (Reuter.) (Commu niqué van 3 uur.) Er wordt nog al tijd hevig gestreden tusschen het Yser-gebied en Lens. Op dit gedeelte van het frond heeft de strijdmacht der geallieerden nergens behoeven te wijken en is zij vooruitgegaan in de streek tusschen Yperen en Roesse- laere. In de streek van Soissons en van Berry-au-Bac is een artillerie-gevecht geleverd, dat gunstig voor ons ver liep en waarin wij een aantal vij andelijke batterijen hebben vernield. In het gebied beoosten Nancy tus schen het bosch van Bezance en dat van Paroy zijn wij tot het offensief overgegaan on hebben wij den vijand teruggeslagen over de grens. Londen, 27 October. De „Times" verneemt van betrouwbare zijde dat Zaterdag een Duitsche brigade langs de kust marcheerond tusschen Nieuw- poort en Middelkorke geheel vernietigd is door het vuur der Britsche monitors. De gevechten aan de Yser. Londen, 27 Oct. De correspondent van de „Daily Mail" in Noord-Frank rijk beschrijft den slag aan de Yser. Hij vertelt, dat bij het nachtgevecht 2500 dooden vielen; 255 Duitsche lijken lagen in het Yserkanaal. Velen waren verdronken, anderen toonden bajonetwonden. Het water was rood van bloed. De straten van Dixmuyden liggen vol lyken. Dit alles was een gevolg van het Duitsche bevel, dat het kanaal dien nacht moest worden overgetrokken, z(j het ook ten koste van duizenden. De Duitschers slaagden in den over tocht, maar konden niet verder op rukken en werden met de bajonet naar het kanaal teruggedrongen. Drie duizend Duitschers slaagden er in Dixmuyden binnen te dringen, maar de stad werd door geschut- on kanon vuur in een kerkhof veranderd. Londen, 27 October. Nergens langs de geheeleYserlinie heeft de vijand met meer kracht en woede aangevallen dan bij Yperen, het centrum van den strijd in Vlaan deren. De Duitschers wareu 250.000 man sterk. Gedurende vijf kritieke dagen werden zij door de Engelsche strijdmacht in bedwang gehouden. Onze mannen vochten grimmig in de verschansingen, terrein winnende of verliezende naar gelang van het getij van den slag. Granaten en granaat kartetsen vielen op hen neer. Granaten van de groote, uit Antwerpen medege voerde belegeringskanonnen wierpen de aarde in de loopgraven op en begroeven menigmaal onze daar liggende soldaten. Weer en nogmaals weer rukten groote troepen vijande lijke infanterie tot binnen vijfhonderd el afstand, hielden dan halten vuurden hun salvo af. Zij hadden geen zin in een bajonet-aanval. Weer en nog eens weer sprongen onze mannen uit de loopgraven en stormden met de bajonet op hen in. Zij vluchtten, de geweeren onder het loopen over hun schouder afvurende. Vele honderden werden gevangen genomen en duizenden zijn dooi de kanonnen, mitrailleurs en geweren weggemaaid. Weer regenden de gra naten en granaatkartetsen op onze verschansingen. Nieuwe vijandelijke infanterietroepen werden aangevoerd. De toestand werd kritiek. Het scheen, of de verdediging van onze dapperen door een overmacht zou moeten zwichten. Nog handhaafden zij zich, tot het Vrijdag werd en de zoo noodige vorsterkingen aankwamen. De positie was gered. De vijand werd 15 mijlen teruggeworpen. Dit is in het kort de geschiedenis van vijf dagen strijd in den veldslag bij Yperen. Het einde er echtèr nog niet. De Engelschen bij Yperen en Dixmuyden. Londen, 27 Oct. Een bijzondere berichtgever schrijft uit Yperen, het centrum vau den strijd in België: De Engelschen hebben hier in vijf kritieke dagen een kwart millioon Duitschers tegengehouden, iederen aan val afslaand, geweer- en kanonvuur en zelfs bajonetaanvallen doorstaand. Toen zij Vrijdag versterking kregen, dreven zij den vijand vijftien mijlen achteruit en richtten een ontzettende slachting aan onder de Duitschers. De Duitschers verrasten do Engelschen bij het aanbreken van den dag, namen een compagnie Hooglanders gevangen, doch de gebroken slaglinie werd spoedig hersteld, en bij een tegenaan val werden de Duitschers tot achter de oorspronkelijke stelling terugge dreven alle Hooglauders werden bevrijd. De Sikhs en Gurka's hebben bij La Bassée den vuurdoop ontvangen en redden den toestand, toen een stroom Duitschers de loopgraven overmeesterden. De Indiërs waren in reserve geblevenzij braken den aanval des vijands en dreven hem met de bajonet terug. In de laatste dagen zijn, volgens een bericht aan de Times uit Parijs, vijf Duitsche vliegtuigen neerge schoten. Een Taube die boven Reims vloog en met bommen wierp, werd door een Franschman nagezet. Er volgde een gevecht in de lucht met mitrailleurs. Een tweede Taube kwam aanstevenen, maar beiden werden zwaar getroffen en vielen. Tc Duinkerken werd een Taube neergeschoten, nadat zij twee bom men geworpen had, waarvan een niet ontplofte on een andere in het zand viel. De twee andere vlieg tuigen werden te Méharicourt bij Montdidier, naar men zegt, met een schot ten val gebracht. Onderwijzers in het Duitsche leger. Berlijn, 27 Oct. Ongeveer 40,000 onderwijzers, d.i. meer dan oen vijfde van het geheele corps, zijn ten strijde getrokken; uit Berlijn alleen 1000. Daar sedert 1900 onderwijzers als „EiDjahrige" mogen dienen, ligt het voor de hand, dat de groote meerder heid thans een graad of rang bekleedt. Vele onderwijzers waren reeds in vredestijd reserve-officier geworden, en duizenden trokken uit als „Feld- webelleutnant". Bleek voor den oorlog nog hier en daar bij de keuze van reserve-officieren van een zeker voor oordeel tegen onderwijzers, thans is dat voorgoed verdwenen. Dat zijniet achterstaan bij anderen, blijkt wel uit het feit, dat reeds au aan een groot aantal hunner het IJzeren Kruis is verleend. De Duitsche troepen- aanvullingen. In de „Corriere della'Sera" geeft generaal Gatti in een artikel ovor do getalsterkte der Duitsche legers eenige belangwekkende bijzonder heden over de gebruikmaking van Duitschers, die uit neutrale landen naar hun vaderland terugkeerden. Volgens dezen Italiaanschen autoriteit werden er 180,000 Duitschers uit Zwitserland in reserve-formaties te Freiburg en Constanz bij het leger ingedeeld. Zij vormden de regimenten 112 B, 114 B, 114 C en 114 D, te zamen een complete divisie Duitsche Zwitsers, die het 14de reserve leger korps vormden. Volgens generaal Gatti telde het 18de legerkorps te Frankfort 87,000 uit Frankrijk gezette of teruggekoerde Duitschers en 22,000 uit België, ter wijl het nieuwe 28ste korps, dat thans in Noordelijk Frankrijk vecht, gereoruteerd was uit 37,000 Duit schers, die uit Nederland waren teruggekeerd15,000 uit Denemarken en 9000 uit Zwitserland. Het bijzonder gewicht van deze cijfers, aldus teekent de „Times" hierbij aan, schuilt hierin, dat zij het bewijs leveren van het gevaar, don Duitschers in andere neutrale landen toe te staan over zee naar Duitsch- land terug te keeren. Indien de Italiaausche autoriteit het bij het juiste eind heeft, wordt iedere troep repatriëerende Duitschers onmiddellijk bij de reserve ingelijfd, voor zoover z(j bruikbaar voor den dienst zijn, en als er inderdaad zoo veel Duitschers in Amerika zijn, als de berichten melden, dan zou het een krankzinnigheid van ons zijn, als wij dezen mannen toestonden, naar hun vaderland terug te keeren, om daar de gelederen onzer vijanden te gaan versterken. De Duitsche Keizer. De „Times" verneemt, uit Kopen hagen, dat de Duitsche Keizer sedert de vorige week op het Westelijke oorlogsterrein vertoeft, waarheen een bijzondere trein hem uit het Oosteu had overgebracht, en nu zelf de be wegingen van de troepen leidt. Met den Koning van Saksen heeft hij in een auto de troepen en hun stellin- hen in oogenschouw genomen, de soldaten aangesproken on overal hun geestdrift gaande gemaakt. Verdediging van Belfort. Een medewerker van het Zwitser- sche blad „Démocrate" heeft gelegen heid gehad een kijkje te nemen in de vestingwerken van Belfort. Men heeft daar zijn voordeel trachten te doen met de lessen, die te trekken waren uit de belegering van Luik eu Namen door de Duitschers en zal zich dus, bij een ovenueele belege ring er niet toe bepalen den aanval van de forten uit te beantwoorden, maar overgaan tot een sedert ge- ruimen tijd voorbereid actief defen sief. In het geheele district zijn verde digingswerken aangelegd, alle plaats jes in het gebied van de vesting zijn tot kleine vestingen ingericht en te Belfort zelf heeft men stukken van bet zwaarste kaliber opgesteld. En zijn overal verschansingen opge worpen en een aantal kanalen ge graven, zoodat men destreek omnid dellljk onder water kan zetten. Alle dorpen in het gebied liggen vol soldaten. De streek van Danuner- kirch tot Pfettonhausen vooral is bijzonder krachtig versterkt. Engelsche verliezen. Een Engelsche verlieslijst, gedag- teokend van 20 September, somt 1800 namen op. Onder hen zijn 1538 vermisten, van wie 624- tot de Gor- don Hooglanders en 430 tot do King's Own Yorkshire Light lufantiy be- hooren. Aan het Poolsch- Galicische front. Weunon, 26 October. (Wolfl'.) Amb telijke medodeeling van genoraal- majoor von Höfer namens den chef van den generalen staf: In de gevechten voor Iwungorod hebben wij totnogtoe 8000 Russen gevangen gemaakt en 19 maohine- geweeren vermeestord. Bij Jaroslau heeft zich een Rus- sischen kolonel met 200 man moeten overgeven. Bij Zalucze, ten Zuidwesten van Sniatyn (grensgebied van O. Galacië •n de Boékowina), en bij Pasieczna, ten zuidwesten van Nadworna (Z.O. Galicië), werd de vijand terugge worpen. Over 't algemeen is de toestand onveranderd. Van het Oostelljkoorlogstooneel. In een pas verschenen studie van deD Oostenrijksch-Hongaarschen luit.- generaal K. Csongvay omtrent den tegenwoordigen toestand aan het Oost-Pruisische en Poolsch-Gahcische front komt het volgende voor: Daar aan het Oo3t-Pruisische front, noch 't Duitsche, noch 't Russische leger in staat blijkt te zijn met goed gevolg aanvallend op te treden, moet worden aangenomen dat de hier tegenover elkaar staande strijdkrach ten ongeveer even sterk zijn. Na het laatste gevecht bij Soewalki, waarna vier tot vijf Russische in- fanterie-divisies moesten wijken, en na den mislukten Russischen inval bij Schierwindt, Lyck en Bialla, staat het Duitsche leger tusschen Wla- dislawof en Augustof op Russisch grondgebied met een gevechtsfront van ongeveer 100 K.M. Het bom bardement van Ossowiec werd af gebroken, de opmarsch in 't gou vernement Kowno over Tauroggen niet voortgezet, om alle beschik bare krachten voor de verdediging to verzamelen. Tegenover het Duit sche leger staan hier, met inbegrip van de troepen die uit Oost-Pruisen worden teruggeworpen, 30 infanterie- en 8 cavaleriedivisies, en het is van belang dat deze aanzienlijke troepen macht voor andere operatics niet kan worden gebruikt. Dit blijft het geval, zoolang 't tegenoverstaande Duitsche leger niet geheel is ver nietigd, omdat het haar taak is de belangrijke operatielijn Wilna, Düna- burg, St. Petersburg te verdedigen. Mocht het haar gelukken 't Duit sche leger hier te vernietigen, dan zou 't haar ook mogelijk zijn door Oost Pruisen, langs de vestingen Koningsbergen, Thorn, Grandeuz en Posen naar Berlijn te marcheer en. Op het Poolsche oorlogstooneel opereoren twee Duitsche legers. Duit sche en Oostenrljksch-Hongaarsche kavalerie van 't Noordelijke leger zijn na zware gevechten bij Sochaczefen Grojets tot Warschau doorgedrongen, terwijl het Zuidelijke leger over Radow en Ostrowiec tot in de nabijheid van Iwangorod is opgerukt, en waar schijnlijk ten Z. van deze vesting reeds over de Weichsel is gelrokken. (Het Duitsch-Oostenrijksche leger heeft over een vrij grooten afstand moeten terugtrekken. Red.) Op grond van ontvangen berichten, kan worden aangenomen dat do be zetting der vestingen Warschau, Nowo-Georgiefsk, Zejerze, Iwangorod en Brost Litowsk, met inbegrip van 't in die vestingen ondergebrachte deel van 't veldleger, uit 10 infanterie- en G cavalerie-divisies bestaat, zijnde met 't tusschen de vestingen staande veldleger van 16 infanterio-divisies, tezamen 26 infanterie- en 6 cavalerie divisies, die hier verzameld zijn en ook moeten blijven om Russisch Polen, dat in de eerste plaats van 't bezit der genoemde vijf vestingen afhangt, te verdedigen en zoomoge lijk de vijandelijke legers Polen uit te drijven. De vraag is nu, hoeveel troepen Rusland nog beschikbaar- heeft voor de verdediging van de linie Lublin Cholm, Kowel Rowno, en het reeds gedeeltelijk verovorde Galicië. Het heele Russjscho veld leger bestaat, de 40 landweer divisies inbegrepen, maar zonder de vestingtroepen, - uit 120 infanterie- en 33 cavalerie divisies, zoodaT, wan neer men daarvan de op 't Poolsche en Oost-Pruisische front voorhanden strijdmacht aftrekt, nog 64 infanterie en 19 cavalerie-divisies, of ongeveer anderhalf millioon man beschikbaar zijn. Een deel daarvan tracht de Duitsche troepen, die langs den lin ker Weichseloever oprukken, de hoofd macht daarentegen 't Oostenrijksch- Hongaarsche leger tot staan te bren gen en terug te drijven. (Naar reeds is bericht, heeft het Duitsch- Oostenrijksche leger over een vrij grooten afstand moeten terugtrekken. Red.) Tot nu toe zonder ecnig resultaat, maar de groote sterkte van den vijand en de hardnekkigheid, waar mede hij elke schans en loopgraaf verdedigt, maken dat het nog wel eenigon tijd zal duren voor heel Galicië van vreemde troepen zal zijn gezuiverd. (Dit schijnt voorshands nog niet het geval te zullen zijn. Voorloopig moeten volgens de berichten de Oostenrijksch-Hon- gaarsche troepen al hun klachten inspannen om de tegenaanvallen dei- Russen tot staan te brengen of af te slaan. Red.) Do schrijver betwijfelt evenwel niet of het vereenigde Duitsch-Oosten- (jksch-Hongaarseho leger ten slotte zal zegevieren on licht daarna toe hoe ongegrond de vrees een tijdlang in Hongarije is geweest, dat de Rus sische troepen nog verder in 't bin nenland zouden doordringen. Men bedenke slechts dat over de Karpathen over een afstand van 200 K.M. slechts 6 passen zijn, waarover een leger per dag ten hoogste 20 K.M. kan afleggen. De marschcolonne van een divisie infanterie, den trein inbegre pen, beloopt 32 K.M,, zoodat, wanneer 't Russische leger werkelijk een ernstige poging zou willen doen Boeda pest in te nemen, en daarvoor 34 tot 36 divisies zou willen gebruiken, daar do rest van 't leger voor dek kingen noodig zou zyn, die strijd krachten slechts in vier weken over t gebergte zouden kunnen trekken, daarbij in zes geheel van elkaar onafhankelijke colonnes, zoodat oen vernietiging van dat heele leger met zekerheid kon worden verwacht. Van het Oostenrijksch-Ser- vlsche grensgebied. Weenen, 26 Oct. (Wolff.) Ambte lijk: Sedert den 23sten Oct., toen het succes van onze troepen tus schen Mokro en Rogatica werd ge meld, hebben de krijgsverrichtingen tot zuivering van hot Bosnische ge bied verdere vorderingen gemaakt. De op den weg van Veliko naar Brod Vracevica ten westen van Visegrad ingehaalde vijand werd eer gisteren (Zaterdag)avond aangeval len en op Visegrad (Z.O. Bosnië, in de nabijheid van de Servische grens) teruggeworpen. Onze troepen kwamen op de vervolging gisteren bij Visegrad, Megjeja, Gorazda en ten westen daarvan aan de Drin geheel van vijanden schoongeveegd. BIJ deze gevechten hebben wü 2 kanonnen en een groote hoeveelheid infanterie- maar vooral artillerie- munitie vermeestord. De Montene- grljnscho afdeelingen hebben zich van de Serviërs afgescheiden ctl trekken in Zuid-westelijke richting terug. Gelijktijdig hebben ook in het ge bied tusschen de Save en de Drin (Matsjwa) (N.W. Servië) gevechten met voor ons gelukkigen afloop plaats gehad. Bij Ravnja Ardenkovio slaag den onze troepen er na do voorbe reiding door de artillerie in weerwil van do sterke draadversperringen in, om twee achter elkaar gelegen vij andelijke stellingen te veroveren, waarbij 4 machinegeweren cn 600 goworon werden buit gemaakt, ter wijl ons ook talrijke gevangenen in handen vielen. De hevige tegen aanvallen der Serviërs zijn op bloe dige wijze afgeslagen. OP ZEE. Londen, 27 Oct. Omtrent den onder gang van het vluchtelingenschip ter hoogte van Boulogne, (zie ons vorig nummer,) meldt de „Daily Telegr." nog, dat het een allerdroevigst tooneel was toen de kanaalboot „Queen" de zinkende boot bereikte. Op het dek verdrongen zich de vluchtelingen, schreeuwende en gillende. Ook een visschersboot en eenige Fransche tor pedobooten waren eveneens op het tooneel van het ongeluk. Pogingen om een boot neer te laten moesten worden opgegeven wegens het enorme aantal lieden dat gered moest worden. In plaats daarvan manoeuvreerde de „Queen" zoo, dat ze langszijde het vluchtelingenschip kwam en met groote moeite werden de vluchtelin gen overgebracht. Daar de zee zeer ruw was, hadden daarbij vele onge lukken plaats. Ongeveer dertig man nen, vrouwen en kinderen werden tusschon de wanden der schepen dood gedrukt of verdronken. Vele kleine kinderen die overgeworpen werden, vielen te water. De overbrenging dei- vluchtelingen duurde veertig minuten. De „Goeben" en de „Breslau". Uit Athene wordt aan de Tribuna geseind, dat de „Goeben" en „Bres lau", na een „oefening" in de Zwarte Zee, in allerijl naar de Bosporuszljn teruggekeerd. De Russische en do Engelsche ge zant te Konstantinopel hebben de Porte verwittigd dat hun regeeringen den verkoop van beide schepen aan Turkije als ongeldig beschouwen eii de vloten der bondgenooten hen zullen aanvallen als z(j weer uit de zee- engten komen. De Russische gezant moet er aan hebben toegevoegd, dat de Russische vloot in de richting van den Bosporus is gevaren, omdat de „Goeben" on de „Breslau" de Turksche territoriale wateren hadden verlaten. De „Badger" en de Duitsche onderzeeër. Het Duitsche consulaat ontving van het departement van buitenlandsche zaken te Berlijn de mededeeling: „Een officieel Havas-bericht uit Londen zegt, dat de Engelsche tor pedojager „Badger" nabij de Neder- landache kust een Duitsche onder- zeesche boot. geramd on tot zinken gebracht heeft, waarbij de voorstevon van de „Badger" beschadigd werd. Hiertegenover kan worden medege deeld, dat bet feit van het rammen juist is, maar dat de bedoelde onder- zeesche boot behouden en zonder eenig verlies in de haven is terug gekeerd". BINNENLAND. De „Evertsen". Het door de Nederlandsche marine afgevoerde pantserschip „Evertsen" is gisteren te Rotterdam verkocht voor 87.000 gulden aan de Handels inrichtingen Poortershaven. Dit schip is, naar men verneemt, uitsluitend gekocht om den werk lieden van voornoemde inrichting arbeid te geven. Nederlandsche logger gezonken. De stoomtrawler Y.M. 155, „Atono", welke Dinsdagavond te IJmuiden binnenliep, rapporteerde een Neder- landscheu logger te hebben zien zinken op40 mijlen N.W. v. IJmuiden. De logger K.W. 152 „Agatha Maria", die eveneens getuige was van hot ongeluk, deelde den schipper van den trawler inede, dat de gezonken logger den naam V.L. 40 „Maria Christina" droeg on vormoedolljk op een mijn was geloopen, te oordeelen naar de goweldigo beweging van het water. Van de bemanning kon men niets meer bespeuren, zoodat deze ver moedelijk is verdronken. De nieuwe Minister van Landbouw. „Het Vaderland" schrijft: Met de benoeming van den hoer Posthuma tot Minister van l.find- bouw, Handel en Nijverheid is aan het hoofd van dat in deze tijden meer dan ooit belangrijk departe ment geplaatst een man, die de be langen van den landbouw door on door kont en die beschikt over een buitengewoon organisatorisch talent, zeker twee eigenschappen, die hem zeer te stade zullen komen in zijn nieuwen werkkring. Zijn organisato risch talent is gebleken zoowel In zijne functie als directeur van do Centrale Werkgevers Risico-Bank als in die van directeur van de Land en Tuinbouw Ondorlinge. Zijne kennis van den landbouw en landbouwbelangen heeft hij van huis uit. Kan men dus van zijn optreden als Minister de beste verwachtingen koesteren, het blijft natuurlijk een open vraag of hij niet alleen nu, in den t\jd dat de Tweede Kamer bij uitstek meegaand is, maar ook latei- als rustigor tijdperk aanbreekt, wat voor een minister in de politieke arepn mot onrustiger tijdperk gelijk staat, zijn man voldoende zal kunnen staan. Politieke ervaring mist hij toch geheel, maar dit kan soms ook een voordeel z(jn. De nieuwo Minister behoort tot de vrijzinnig-democratische partij, en is herhaaldelijk voor eene Kamer-can- didatuur aangezpcht, maar heeft die steeds geweigerd. Wij spreken den wensch uit, dat hij in alle opzichten zal blijken the right man te zijn. De Belgische vluchtelingen. Te Roosendaal vertoeven volgens officiocle telling nog ruim 7700 vluch telingen. Op verzoek van den burge meester is door den eigenaar der voormalige suikerraffinaderij Java, den heer J. B. Njjkerk, te Amsterdam deze kosteloos afgestaan voor behoef tige vluchtelingen. 60C0 personen kunnen daarin worden ondergebracht. Van regeeringswegc zal Roosendaal worden aangewezen als kamp voor vluchtelingen. De regeeringscoramis- saris jhr. Ruys de Beerenbrouck be zocht Maandag verschillende gemeen ten in de omstreken van Breda en vertoeft thans in Zeeuwsch Vlaan- deren.Woensdagavond keerde h(j naar Roosendaal terug. Maandag zijn over het station Roson- daal 13.000 personen uit ons land naar België teruggekeerd. Het grootste gedeelte der te Breda vertoevende vluchtelingen is naar België teruggegaan. Gisteren ruim 600, van wie 200 voorzien van oen vrijbiljet. Thans zijn cr te Breda nog ongeveer 1500 uitgewekenen, van wie er 30 ten laste van het plaatselijk stouncomité komen. Bergen op Zoom. Maandag moesten alle Belgische vluchtelingen, dieniet. in eigen onderhoud voorzien, de stad verlaten en zouden zij in twee kampen op „Plein XIII" en „Kijk in de Pol" ter verdere verzorging worden opge nomen. Daarvan is het gelukkig ge volg, dat alle scholen en instellingen I van liefdadigheid leegkomen en weer binnen enkele dagen aan hun bestem ming zullen kunnen beantwoorden. Ze zullen ochter vooraf, na terdege schoongemaakt te zijn, door een brigade van „Roodo Kruis"-soldaten worden ontsmet. Allen, vermogenden en behoeftigen bijeengenomen, bevin den zich nu nog ruim 20.000 vluch telingen daar ter stede. Een verklaring van den heer Zimmermann. Het Kamerlid Troelstra schrijft reisbrieven in „Het Volk" van zijn tocht naar Duitschland en Zwitserland. Wij ontleenen aan zijn eerste brief het volgende Voordat ik nu mededeeling doe van verschillende besprekingen mot Duit sche partijgenooten over don oorlog, wil ik verslag geven van oen kleine diplomatieke zending, die ik, nu toch eenmaal In Berlijn zijnde, mij zelf heb opgedragen. Aanleiding hiertou vond ik in een onderhoud met onzen Münchener partijgenoot dr. Adolf die mij voor enkele weken bezocht. Ik deelde hem mede, dat de oude vrees van ons volk voor de annoxatiezucht van Duitschland niet. weinig door het optreden van dat Rijk in dezen oorlog is versterkt. Als zooals tot heden het geval schijnt alles aan do „oorlogsnoodzaak" en de machtsbegeerte der grooten mag worden opgeofferd, wat moet er dan worden van het recht cn de vrijheid der kleinen Wat is dus uwe meening, zoo vroeg ik hem, over de plannen der Duitsche regeering ten opzichte der nationale zelfstandigheid eu inte griteit (onschendbaarheid van grond gebied) van ons land? Het antwoord van onzen partijge noot, met groot beslistheid gegeven, vindt men hieronder. Hot was gunstig genoeg om te wenschen, dat het werkelijk de meening der Duitsche regeering weergaf, en toen ik nu toch naar Berlijn moest, besloot ik, mij persoonlijk van die ineening te overtuigen. Bij den Duitschen gezant in Den Haag vroeg ik dus eene introductie b(j den leider der Duitsche buitenlandsche politiek, den staats secretaris van het „Auswürtige Ambt" Von Jagow. De heer Von Müller zeide mij, dat deze niet in Berlijn, maar in het hoofdkwartier van den generaion staf aanwezig was; maar dat hij bereid was, bij diens plaatsvervanger, den onderstaatssecretaris Zimmer mann, telegrafisch voor mij belet te vragen, wat ik dankbaar aanvaardde. Zoo anti-chambreerde ik dezer dagen met andere diplomaten" een paar maal in de Wilhelmstrasse en opdat het resultaat van mijn bezoek zoo duidelijk mogelijk zou vaststaan, heb ik het bericht daarvan door mij op gemaakt, den heer Zimmermann ter goedkeuring voorgelegd. Zijn ant woord op mijn vraag, hieronder opge nomen, is dus volkomen authentiek en hij woot, dat het aldus door mij in „Het Volk" zou worden gepubli ceerd. Ziehier dan het bericht van ons onderhoud Ik deelde den heer onderstaats secretaris mede, dat partijgenoot Adolf Müller mij had gezegd, de verzeke ring te kunnen geven, dat de Duitsche Regeering er niet aan denkt, de onaf hankelijkheid en de vrije wilsbepuling van ons land te schenden eu dat zij op geene wijze zou trachten, Holland een verhouding tot Duitschland op te dringen, die niet overeen zou komen met den eigen vrijen wil onzer natie. Ik wees op de beteckonis dezer ver klaring, van de verhouding tusschen beide staten en verzocht don heer Onderstaatssecretaris, mij te willen zeggen, of hij zich ermede kon ver eenigen. Het antwoord dat ik kreeg, luidde als volgt: „Ik kan u de woorden van den heer Müller slechts bevestigen. De Duitsche rogeering kent de Hollanders, zij weet, dat deze een zelfbewust en evenals m|jne Oostpruissische laud- genooten - eigenzinnig volk zijn. Wat zouden wij met hen beginnen? Geen ernstig mensch bij ons denkt er aan, den Hollanders gewold aan te doen, en uw land bij het Duitsche Rijk in te lijven. Wat ook doze of gene privaat persoon vroeger wel moge gezegd -of geschreven hebben, in de Duitsche regeering bestaat ten op zichte der onvoorwaardelijke erken ning der Hollandsche onafhankelijk heid en integriteit de meest volledige eenstemmigheid. Dit kan ik u niet slechts persoonlijk, maar ook ambtelijk verzekeren. „Dit, wat de politieke onafhanke lijkheid betreft, die u wel hot eerst, interesseert. Over de economische verhoudingen na den oorlog is thans nog niets zekers te zeggen. „Ik zou mij kunnen voorstellen, dat zich in aansluiting aan den oorlog eene economische toenadering tusschen verschillende staten ontwikkelt en dat Holland het dan zelf in zijn belang, zou achten, zich daarbij afin te sluiten. Maar ook in zulji,val zou iets nieuws tusschen ons slechts op vriendschapp tot 9tand komen". Commentaar 9412

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1914 | | pagina 1