Reclame-Sajet
DE HELDERSCHE BANK.
Magazijn „De Ster".
De tegimentsfaruiil.
ST.NICOLAASFEEST.
Verkooplokaal ai Loodsgracht.
Publieke Verkooping
Meubilaire- en inboedelgoederen,
„Ons Belang".
CHEF KREUGER H2N
Billard„Wilhelmina"
Café „DU PASSAGE"
KEIZERSTRAAT 70-72.
HELDRIA".
T. van Zuylen,
Gebruik de
DEPOSITO RENTE.
Dona u-Hypotheekbank.
R. BAKKER Dzn.,
NEEMT PROEF
ONGEBUILD
TARWEBROOD
Leden v/d Alg. Bond van O off. der
K.M. en het Korps Ms.
Er heeft zich eene Commissie ge
vormd om de kinderen van do O/off.,
leden van bovengenoemde bond, dit
jiuir een genoegdijken St. Nicolaus-
avond te verschaffen. Deelneming
kinderen van 3 t/m. 12 jaar. Gelegen
heid tot bijdragen tot uiterlijk 15
November a.s., iederen werkdag van
1 uur 's middags tot 9 uur 'savonds
in het Bondsgebouw Polderweg 51, al
waar tevens verdere inlichtingen
worden verstrekt. Groote deelname
wordt verwacht, ook van kinderen
van hen die in het buitenland ver
blijven.
DE COMMISSIE.
WOENSDAG 4 NOVEMBER 1914,
voorm. 10 uur, van:
w.o.tafels, stoelen, spiegels, schilde
rijen, mahoniehouten- en geverfde
linnenkasten, kachels, voeren- on
kapokkeu bedden, matrassen, ledikan
ten, waschtafels, enz. enz.
VOORTS: porcelein-, glas-, aarde-,
koper- en Ijzerwerk, keukengereed
schappen enz.
Bezichtiging daags vóór den verkoop
dag van 10-4 uur.
Deurw. W. BIERSTEKER.
Begrafenis-Vereeniging
Aansprekers:
R, M. BOUMA, 2de Vroonstraat 9.
J. J. BUT, Breewaterstraat 57.
P. REINTS, 1ste Vroonstraat 11.
Het Bestuur:
H. F. B. DISSEN, Gravenstraat 83.
A. v. WAARDEN, Laan 28.
P. REINTS, 1ste Vroonstraat 11.
Fotograaf,
KONINGSTRAAT 98, bij het Koningsploin.
Bekroond Binnen- en Buitenslands.
ATELIER geopend van 9-3 uur.
beschikbaar.
Aanbevelend,
A. DOL.
99
"HAARHERSTELLER.
Beproefd middel tegen het uitvallen
en tot. bevordering van den hergroei
van 't hoofdhaar, blijkt steods het beste.
Per flacon 50 cenl.
Alléén verkrijgbaar bij:
Spoorstraat, Coiffeur.
Speciaal adres
voor OVERHEMDEN naar maat.
OVERHEMDEN met piqué borst
f 2.75, prima kwaliteit.
van
Voor Uwe Kinderen is „VICTORIA" een
onovertrefbare hoofd Eau de Cologne. Per flacon
25 en 35 cent.
„HEURECA" werkt eveneens verrassend
zeker en is aang ;n:uner in 't gebruik doordat
het reukloos is. Het kost 35 en 50 cent
per flacon. Proefllacon 20 cent.
Deze hoofdwaters bestaan uitzuivere extrac-
tieve plantenstoffen en beantwoorden vol
komen aan de eischen, welke men voor
dergelijke hoofdwaters stelt.
VorkrUgbaar by de Hooren Wtjtsmn, Mldilonslr.Win
keiman, Spoorsti.; K. H. de Goeü, Spoorstr. en Wostgr.;
Lunet, Nieuwstr.: De Bie-Bierstokot, Kelzerstr., en by
den fabrikant S. C. G. do Man, Koningstr. 39.
Wij nemen gelden in déposito. Rente tot nadere aankondiging
met één dag opzegging
tien dagen
voer drie maanden vast
zes maanden
één jaar vast
3'/2 °/o
4 7.
3!/27.
3%
4 7.
's-GRAVENHAGE.
De op 1 November 1914 vervallende Coupons der 4'/g en
5 °/0 Pandbrieven, zijn van af dien datum betaalbaar ten
Hoofdkantoor der Bank te 's-Gravenhage en bij H.H.
Bankiers en Commissionnairs in Effecten.
De Raad van Beheer:
Mr. H. P. MARCHANT - H. C. SNETHLAGE.
Verkrijgbaar: 5 Pandbrieven a 100 °0j
in stukken van f 1000.-, f500.- en f100.- bij alle Effectenkantoren.
Diners
worden dagelijks aan huis bezorgd.
Bestellingen 's morgens voor 12
uur aan het van ouds bekend
KOOKHUIS DIJKSTRAAT 13.
Beleefd aanbevelend,
Wed. L. H. RIETBERGEN.
Let op onderstaan
de prijzen:
Grauwe Erwten 30 en 33 et. per kop
Groote groene Erwten 21
bij 5 kop 20
Kleine groene Erwten 16
Witte Beonen 25
Bruine Boenen20
bij 5 kop 18
Aanbevelend,
Keizerstraat 56.
Wegens schaarste in hit rauwe Rundiet,
is bij ondergoteekende verkrijgbaar:
puik gegarandeerd gesmolten Rundvel,
bij 5 pond 40, bij een pond 45 cent.
A. KOOMEN,
Spoorstraat 124.
LEES DIT!
DE HOOGSTE WAARDE voor
Meubelen, Koper, Lood, Zink,
Vodden, Kleedingstukken en alles
wat u we.nscht op te ruimen geeft
G. VISSER ZOON, Weststr. 24.
Laat zich voor alles aan huis ontbieden.
Verkrijgbaar:
VET SCHAPENVLEESCH 30, 35, 40 ct.
KALFSVLEESCH 25, 35, 40 ct.
Bij A. BLIKKENHORST,
Langestraat 46 HELDER.
MET HET
ZOOWEL MET WATER
ALS MET MELK GE
BAKKEN, BLIJFT HET
LANG MALSCH EN
KRUIMELT NIET.
MINZAAM AANBEVELEND,
R. J. v. ELBURG,
BROODBAKKER,
MIDDENSTRAAT 43
LANGS DE STRAAT.
Zooals de ouden zongen
A Blonde Marietje, die zes, bruin-
oogige Stans, die niet veel ouder was,
en de drukke altijd pratende Koba
van vijf jaar met d'r kouseband op
d'r hiel, wandelden gedrieën door de
Koningstraat. Marietje had een pop
fragment in d'r handjes, dat ze kramp
achtig vastklemde, Stans verdeelde
een brok chocolade, en droeg de
teekenen van haar werkzaamheid op
d'r dikke wangetjes, en Koba
Koba vertelde van een meneer, die
bij vader geweest was, enne die had
opgespeeld, ennetoe was vader
kwaad ge wordeenne toe was
moeder beginnen te huilen, enne
Tot daar plotseling van den kant
van den Polderweg kwamen aange
stapt: kleine Wim van den bakker,
Piet Prent, Karei Manders en nog
zoo'n stuk of wat. Ze speelden
kan het anders? soldaatje en Piet,
als de oudste, was de generaal. Piet
was al zeven jaar, weet-u. Ran-plan-
plan, ran-plan-plan, zoo liepen zij te
marcheoren en de oolijke jongens-
snuiten glunderden.
O, 't was een goed uitgerust troepje.
Generaal Piet had een steek op, een
sabel om en was oorspronkelijk in
het bezit geweest van een geweer
ook. Tegen deze opeenliooping van
bezit was echter van den aanvang
af een ernstige en vastberaden op
positie ingesteld, en Piet deed wat
hij in de gegeven omstandigheden
het beste doen konhij stond een
deel van zijne uitrusting af aan een
minder bedeeld vriendje. Daarmee
redde Piet schitterend zijn in gevaar
verkeerend prestige. Hij zag er
trouwens nog solide genoeg uit als
generaal, want z'n steek was keurig
en z'n sabel dito. En dan z'n krijgs
haftige houding, neen, men zag hem
direct het generaalschap aan. Karei
Manders was niet zoo up-to-date uit
gerust; hij bezat slechts een sabel,
maar, in tegenstelling met die van
Piet, was dit een heusche, blikken
sabel, die geweldig sleepte en klet
terde. Kleine Wim was, naar het
oordeel van andc-run, nog t.e klein
om iets te bezitten. De waarheid was,
dat kleine Wim eigenlijk heel veel
bezat, inaar dat het hem door zijn
vriendjes was afgetroggeld. Hij was
een klein, nietig kereltje, met blond
krulhaar en een frisch gezichtje. Maar
hij kon niet tegen de groote jongens
op. Hij had lijdelijk moeten toezien,
hoe ze z'n prachtige trom in bruik
leen hadden genomen, z'n trom, die
hij van tante Martha had gekregen
en waarmee hij de gansche buurt
bijeen trommelde. Wimpie had ge
protesteerd, gehuild, gestampvoet,
maar met veel diplomatiek had men
hem de trom weten te ontfutselen.
Er moest een trommelslager zijn, en
hij was immers nog veel te klein
om vooraan te loopen? Enfin, Wim
had toegegeven, door force majeure
gedwongen, maar Wim zon op wraak,
want hij was niet voor de poes, ge
tuigde zijn moeder altijd.
En Reindert was trommelslager
geworden. Eerst wilden ze er nog een
pijper bij nemen, Karei kon namelijk
prachtig 11 ui ten, maar die malle jongen
deed niets dan lachen en toen kwam"
er van die fluit niets terecht.
Zoo marcheerden ze netjes in het
gelid de Koningstraat in. Ran-plan-
plan, daar komen we an, we hebben
geen kousen of schoenen meer an,
zoo klonk de trom. En schik dat ze
hadden 1 Moest je dat glundere gezicht
zien van dien trommelslager. Hij
hield het rhythme d'r aardig in. En
de generaal keek alsof hü zeggen
wilde: zien jelui me wel? En hij telde
links, rechts, links, rechts, zooals dat
bij een generaal te doen gebruikelijk is,
In de Koningstraat stuitte de troep
op de drie meisjes. Die stonden aan
stonds stil, en drukke Koba, de bru
taalste van de drie, vroeg: „Magge
Dat had aanvankelijk allerlei be
zwaren. Zoo'n mannen-maatschappij,
daar moet je geen vrouwen inhalen.
„Der Maan muss hinaus ins feind-
liche Leben", nietwaar? Van de huis
vrouw geldt het: „Und drinnensitzt
die tüchtige Hausfrau" en hoe het
verder luidt. Neen, een feminist was
Schiller niet.... Maar Piet Prent had
zelf een zusje, Karei had er drie, en
ouder de andere jongens waren er
die een van de drie zusje noemden,
zoodat we maar zeggen wilden,
dat ten slotte blonde Marietje, en de
donkeroogige Stans, met en benevens
Koba, de praatgrage, de divisie kwa
men versterken. Zelfs stelde Wimpie
voor, dat Koba marketentster zou
worden. Die mocht toen fijn opzij
loopen.
De snoode Wim! Zoudt u willen
gelooven, lezer, dat zyn heele onschul
dige jongenshoofd vol was van do
meest wraakzuchtige plannen, dat
zijn blijmoedig in 't rond kijkende
oogen onrustig spiedden naar links
en naar rechts, omdat ze zochten
naar iets of iemand waardoor of waar
mee de wraakzuchtige gevoelens die
ronddoolden in zijn kleine zieltje tot
uiting koadon komen? Want dat-ie
gewogen en te licht bevonden was
en maar zoo'n beetje voor spek en
boonen meedeed, dat was desnoods
nog wel te dragen, maar dat ze hem
zijn prachtige trom hadden afgeno
men, die die van tante Martha had,
dat vergaf hij nooit, nooit.
Met de drie meisjes versterkt,
marcheerde de groep de Loodsgracht
op. Jammer, dat ze er geen trompet
bij hadden, dan was het spel volmaakt
geweest. Maar enfin, roeien met do
riemen die we hebben. Wij groote
menschen hebben immers ook geen
millioeneuleger om onze onafhanke
lijkheid te bewaren? En toch impo-
neereu onze mannetjes wel.
Ik vergat nog u te zeggen, dat
Black, de groote en fraaie hond van
Wimpie's vader, meegeloopen was
met den troep. Hij mocht wel niet,
en Wimpie had wel herhaaldelijk
gezegd: „Vort, Blacken Black was
dan een eindje gegaan, maar niet heel
ver. Want Black was een kinder
vriend en hij kende al die jongens en
meisjes goed. Er schoot nog wel eens
wat voor Black over
Zoo was Black meegeloopen. Hij
hield zich aanvankelijk wat op den
achtergrond, doch langzamerhand,
toen niemand zich meer verzette
tegen zijn aanwezigheid, was hij wat
naar voren gedrongen en af en toe
kwam zijn natte neus in aanraking
met een der kinderhanden.
Laat ik er maar niet omheen
draaien, lezer: op Black was het
snoode plan van Wimpie gebouwd,
dat lucht zou geven aan zijn wraak
zucht-vervulde gemoed. Black zou
moeten dienen als het onschuldige,
onwetende, onbewuste voorwerp dat
verwarring zou brengen in de gelede
ren. En Wimpie glunderde, zijn oogjes
schitterden.
Op zeker punt gekomen verliet
Wimpie de gelederen. Zijn doel was
ik aarzel het vreeselijke woord neer
te schrijven, nochtans kan ik er niet
aan ontkomen,een kat te moeren, die
op de vensterbank in het zonnetje zat.
Laat ik er, ter geruststelling van
beangste gemoederen myner lezeres
sen, aanstonds bijvoegen, dat het
geenszins mijn plan is een diefje van
Wimpie te maken. Hij nam de kat
slechts in bruikleen mede, en afgezien
nu van het al of niet oirbare van
zyn daad waarover nog wel het een
en ander zou te zeggen zijn was
zijn plan poes te laten loopon als ze
haar diensten zou bewezen hebben.
Wat deed Wimpie nu? Wimpie
kende de eigenschappen van den
jaloerschen Black, en Wimpie hitste,
door middel van poes, den hond op.
Toen geschiedde, wat Wimpie voorzien
en gehoopt hadde woeste hond
bracht verwarring in de gelederen.
Koba met den kouseband viel al heel
gauw op straat. Zij was de buitenste
en liep daarom het meest gevaar.
En Marietje d'r pop geraakte in de
verdrukking en de prachtige steek
van den generaal viel, werd vuil en
scheurde.... kortom, het werd een
hopelooze verwarring.
En toen de nederlaag volkomen
was, toen de troep in wanorde aftrok,
de meisjes gedeeltelijk huilend, ge
deeltelijk dekking zoekend, haalde
Wimpie uit de resten van de uitrusting
zyn ietwat beschadigde trom voor
den dag, zag triomfantelijk om zich
heen, riep: „Kom Black!" en trok
af, luid roepend: „Lekker, lekker!".
Na den oorlog.
De Duitschers zijn lieden, die er
van houden de zaken lang van te
voren te prepareeren. En hot kan dus
niet verwonderen, dat zij zich reeds
thans hebben gezet tot het maken
van plannen over hetgeen bij den
afloop van den oorlog dient te ge
schieden.
In een brochuren-reeks, getiteld:
Zwischen Krieg und Frieden zet
ten Duitsche mannen van beteekenis
uiteen welke maatregelen in het be
lang van Duitschland, Europa en den
wereldvrede moeten worden genomen,
zoodra Duitschland en Oosfenrljk-
Hongarlje het hebben" gewonnen van
de verbondenen. Dat het wel eens
anders zou kunnen afloopen, wordt
voorloopig buiten beschouwing gela
ten dat is een mogelijkheid waarmee
men in Duitschland niet rekent.
De tweede brochure in deze reeks
is van de hand van den beroemden
hoogleeraar dr. Franz von Liszt. Zij
behandelt het plan van de totstand
brenging van een Middel-Europeeschen
Statenbond. Prof. Liszt acht het van
zelf sprekend, dat het nieuwe Duitsche
rijk sterker moet zijn dan het huidige,
want de huidige kracht van Duitsch
land is ontoereikend gebleken om
het land voor den oorlog te behoeden.
Uitbreiding van gebied is weliswaar
niet aan te bevelen, want Duitschland
heeft van vreemde elementen onder
zijn burgers al narigheid genoeg
gehad. Maar toch is het noodzakelijk
dat de grenzen anders en strategisch
gunstiger worden gekozen. Het moet
in de toekomst niet meer mogelijk
zijn, dat Oost-Pruisen en den Elzas
door vreemde troepen worden ge
teisterd en evenmin mag worden
geduld, dit Bolgie door zijn regeering
jarenlang van te voren als invalspoort
naar Duitschland wordt gereedge
maakt. Op welke wijze prof. Liszt de
voor Duitschland betere, want veiliger,
grenzen wil trekken, werkt hij niet
verder uit. Echter acht hij het ont
staan van een autonoom Polen niet
onmogelijk; en met België heeft hij
ook iets voor.
Dan moet Duitschland na den oorlog
koloniën en vlootsteunpunten krijgen,
die het economisch onafhankelijk
maken. Daarop zal bij het sluiten
van den vrede te letten zijn.
Prof. Liszt bespreekt dan de rechts
verhoudingen tusschen de groote
staten. Hij constateert, dat de Euro-
peesche groote mogendheden zich in
de tweede helft der XlXe eeuw onder
ling in evenwicht hielden. Dateven-
wicht was echter verbroken, door de
tegen Duitschland gerichte omsinge
lingspoli tiek, welke door koning Edu-
ard VII was ingeleid. Voor het even
wicht tusschen de groote mogend
heden kwam anarchie in de staten
gemeenschap in de plaats. Daarvan
is de thans uitgebroken wereldoorlog
Na den oorlog moet dus meent
Liszt - de thans bestaande anarchie
weer door een internationale organi
satie der staten worden opgeheven.
Die organisatie moet zoo sterk zijn,
dat zij met succes zich zal kunnen
verzetten tegen het streven naar de
wereldheerschappij, ook door het
machtigste wereldrijk.
Tot dat doel zal Frankrijk zoo zwak
moeten worden gemaakt - en dit
geschiedt in den huidigen oorlog -
dat het voorloopig niét meer als ge
vaarlijk tegenstander meetelt. Het best
zou zijn, dat Frankrijk inziet, niet
langer dupe van Rusland en Engeland,
doch vriend van Duitschland te moeten
zijn.
Engelands overmacht ter zee
voor welker handhaving en bevesti
ging het dezen oorlog is begonnen
ziet die heerschappij zwaar ge
troffen. Tenminste, prof. Liszt gelooft,
dat zulks het resultaat zal wezen.
Toch blijft Engeland een wereldl ik
van beteekenis, al zal het in de toe
komst in Perzië, Canada, Egypte,
Afganistan, Australië, enz., allerlei
onaangename verrassingen onder
vinden. Engelands aanspraak op het
overwicht ter zee en daarmede op de
wereldheerschappij blijft het groote
gevaar voor den wereldvrede.
Het parool van Duitschland moot-
dus luiden„bescherming tegen Enge
land." Het streven moet zijntegen
Engeland, zonder Rusland, als het kan
met Frankrijk, Rusland is, evenmin
als Engeland, in dezen oorlog voorgoed
te treffen. Het blijft een gevaar, zoo
lang het zijn huidige papa caesaristi-
sche regeering houdt. Maar uit den
oorlog zal het voor vele jaren vor-
zwakt te voorschijn komen.
Tegen de gevaren, die Duitschland
van den kant van Engeland, Rusland
en Frankrijk bedreigen, moeten bij
den vrede afdoende voorzorgsmaat
regelen worden getroffen.
Prof. Liszt die aan een gunstigen
afloop van den oorlog niet wil twij
felen ziet de remedie in de
schepping van den (vroeger ook dik
wijls aangeprezen) Middel-Europee
schen Statenbond. De kern zou moeten
worden gevormd door Duitschland en
Oostenryk-Hongarlje. Daar omheen
zouden zich moeten groepeeren
Nederland met zijn kolo
niën, Denemarken, Noorwegen en
Zweden en waarschijnlijk ook
Finland en voorts vermoedelijk
ook een autonoom Polen en de Balkan
Staten, Italië en Zwitserland.
Latere aansluiting van Frankrijk
en(Spanje met Portugal, ware wellicht
nog te bereiken maar voorloopig
laat prof. Liszt dat in het midden.
Aan de zelfstandigheid der toegetre
den staten zal niet worden geraakt.
Ieder blijft baas in eigen huis, elk
nationaal karakter blijft onaangetast.
Het gebied van deze statengemeen
schap zou 8.000.000 vierkante K.M.
bedragen; de totale bevolking 200
millioen zielen. De economische on
afhankelijkheid van dit Middel-Euro-
peesche blok wordt ten volle gewaar
borgd door het koloniaal bezit der
toetredende naties.
Natuurlijk werkt prof. Liszt in zijn
brochure dit plan tot in bijzonder
heden uit. Maar het gronddenkbeeld:
bescherming van de Middel-Europee-
sche Staten door aaneensluiting, tegen
Engeland en Rusland is hierboven
toch voldoende duidelijk aangegeven.
In zoo'n Middel-Europeeschen Staten
bond zou het Duitsche Rijk een
voorname rol spelen niet als drager
der hegenomie, maar als steunpilaar
van den vrede. Duitschland zou de
primus inter paros zijn, niet wat zijn
rechten betreft, maar wat aangaat
de plichten die het voor de anderen
op zich neemt.
INGEZONDEN.
St. Nicolaasfeest.
Op initiatief van het Hoofdbestuur
van den Algemeenen Bond van Onder
officieren der Kon. Marine en het
Korps Mariniers heeft zich eene
commissie gevormd om de kinderen
van de leden dier vereeniging een
genoegelijken St. Nicolaas-avond te
bereiden.
Die commissie meent daarbij te
mogen rekenen op groote deelname.
Het aantal onderofficieren lid, en ge
zinnen der in het buitenland ver
toevende leden, is hier in den Helder
nogal vrij goed vertegenwoordigd.
Daarom is het bedrag dat zal moeten
worden betaald voor elk kind bepaald
op f0.40. Voorwaar niet te hoog,
als men daarvoor de kleinen een
genotvollen avond kan verschaffen.
Alhoewel de tegenwoordige tijds
omstandigheden tot zuinigheid nopen,
zou het toch wel wat heel onbillijk
zijn de kinderen, zoo onkundig met
's werelds gebeurtenissen, een derge
lijk feestavondje, als op St. Nicolaas,
te onthouden. Vele kleinen die het
vorige jaar bij gelijk feest zijn tegen
woordig geweest, zullen zeker weder
om haken naar den avond van 5
December 1914.
Het is dan ook de bedoeling dei-
commissie een aardig programma
af te werken.
Aangezien vorige jaren werd ge
bruik gemaakt van de Marine-Cantine,
over de medewerking en steun aldaar
ondervonden kan niet dan mot voor
beeldigheid gerept worden, is het de
commissie thans noodzakelijk geble
ken gebruik te moeten maken van
een meer in het centrum der stad
gelegen gebouw. Het was toch voor
vele moeders ondoenlijk om op een
dikwijls zoo kouden avond geheel
naar de buitenhaven te gaan en dan
vooral na afloop, heel laat nog terug
naar huis met hun kleinen, en zagen
enkelen zich dan ook verplicht gebruik
te moeten maken van een rijtuig.
Noocie zal daardoor de in de cantine
beschikbaar gestelde subsidie moeten
worden gederfd, doch bij voldoende
deelname is dit bezwaar nihil.
Vele gehuwden zonder kinderen,
zoo ook ongehuwden, zullen wel een
steentje willen bijdragen om dit feest
avondje naar wensch te doen slagen.
Voor hen is vooral het offeren van
een kleinigheid niets en zij kunnen
toch ook niet ongevoelig blijven om
voor zoo'n gelegenheid vele kleinen
gelukkig te zien, hen den geheelen
avond in een zoo'n kinderlijke blij
moedige stemming, als bij het zien
van al dat moois, te brengen.
Voor de Echtgenooten, wier man
thans bier niet geplaatst is, bestaat
gelegenheid tot inteekenen op eiken
werkdag van 1 uur 's middags tot
9 uur 'savonds in het Bondsgebouw,
Polderweg 51.
Dat er veel gebruik van zal wor
den gemaakt is nogmaals de wensch
der commissie. Dal zal het feest beter
doen slagen. Dk Commissie.
Geachte Redactie!
Met genoegen eenerzijds, met leed-
wozen anderzijds, las ik j.1. Zaterdag
in uw courant een advertentie inzake
polsmoffen voor onze soldaten.
Ik ben het trouwens eens met
onderschrüvers(sters)onze soldaten
hebben warme kleeding noodig, daar
zij toch reeds veel hebben te ontberen.
Doch is dit geen taak, welke den
staat toekomt? Zijn zij dan niet dooi
den Staat geroepen? Hoort zij dan
niet voor haar kinderen te zorgen
zoo dit behoort?
Hier bestaat een steunbeweging,
welke getroffenen der mobilisatie
helpt.
Doch naast deze zyn nog andere
getroffenen, die n.1. door werkloosheid,
dan wel door andere omstandigheden
armoede lijden.
Zou het niet wenschelijk zijn dat
enkele menschen tegen een bepaalde
vergoeding met het breien van pols
moffen werden belast en die dit
handwerk wel is toevertrouwd, mis
schien zouden onze soldaten ze dan
met nog meer pleizier dragen en
enkele gezinnen hierdoor weer een
beetje verlichting vinden.
Gaarne zag ik dit geplaatstbij
voorbaat dank. C. Pieïers,
Bloemstraat 7.
FEUILLETON.
HOOFDSTUK III.
Het groote terrein was gevuld met
een ovorgrooto menigte. De nieuwe
monoplan was hot praatje van den
dag. Op den eersten dag zou hij al
toonen wat hij kon. Achtereenvol
gens gleden de vliegers naar boven,
de toestellen trilden boven de hoof
den der toeschouwers, stegen cn
draaiden de lucht in. Het publiek
sloeg alles gado met stijgende be
langstelling.
Eindelijk werd het tijd voor de
groote gebeurtenis. Er was een lange
pauze, zoo lang dat de menschen be
gonnen te brommen. Een menigte
op een vliegterrein is als de toe
schouwers bij do vroegere kampspelen
te Rome. Zij moet opwinding hebben,
al gaat het ook ten koste van hot
leven van medemcnschon. Nu, toen
iemand naar vorou kwam en aan
kondigde, dat de wind niet gunstig
was voor de vlucht van het nieuwe
vliegtuig, ging er een gehuil van
ontevredenheid op, kreten werden ge-
lirtjird boven het lawaai, armen wer-
opleiding.yen en vuisten gebald. De
gaan en dat o>jgte dreigde zoo losban-
de hand ©idane -i( Voyse uit de
vorlenginfct. vRedél*31»
..Wrftfé toekueu dium.
hanger kwam en haastig begon te
praten met het bestuur. „Ik wil wel
omhoog gaan. Ik verwacht niet dat
de wind veel kwaad kan. De motor
is tamelijk sterk en ik heb de
machine wel in mijn macht. Laat
me maar gaan."
Terwijl /-Ij nog stonden te praten,
weerklonk er weer een luid ge
schreeuw, dat vergezold ging van
het gekraak van hout en de verwoede
menschen begonnen de banken
rondom hen te verbrijzelen.
„Het is 't eenige, wat hen tot
kalmte zal brengen", zei de aviateur.
„Ziet u niet, dat zij alles zullen ver
nielun, als we niet aan hun wensch
voldoen
Er waren veel vrouwen en kinderen
onder het volk en men hooide haar
gegil in 't gedrang. Het comité scheen
nog te aarzelen; liet kende het
humeur van een ruwe menig:te. Voyse
bleef aandringen en cindelyk gaven
ze toe.
Het ging tegen hun overtuiging,
want de wind was gedraaid en woei
met harde vlagen. Maar mijnheer
Voyse moest hot dan zelf maar weten.
Hij had volmacht van den eigenaar.
Als hij het aandurfde wel, hij wist
wat hij waagde.Misschien was er
minder risico dan wanneer het tot
een gevecht kwam onder de toe
schouwers.
Weer vólgde er een bekendmaking.
De nieuwe eendokker zou vertrek
ken, ofschoon het weer zeer ongun
stig was. Het wispelturig publiek
barstte los in gejuich. Men ging weer
zitten cn de deuren van de hangar
werden opengeschoven. Aller oögen
waren gevestigd op de monoplan
van geheel nieuwe constructie. Voyse
in zijn vliegpak stofbril en pet en
jas werd ontvangen met een
donderend applaus on nam plaatsin
het toestel tusschen de vleugels.
De schroef ging rond, het vliegtuig
hnppelde over 't veld en steeg omhoog
als een zwaluw. De kijkers, doodstil
onder het stijgen, barstten plotseling
weer los in gejuich van geestdrift,
De nieuwe machine gedroeg zich
prachtig. Zy luisterde naar elke
beweging van de onderdeelen en
draaide en wendde met veel succes.
Toen ging ze omhoog, steeds hooger,
tot het oog haar nauwelijks volgen
kon. Zy was hooger dan eenige
vlieger 'nog gestegen was. Zy bleef
daar hoog boven de woe3te lucht-
stroomen. Het succes vergezelde de
nieuwe machine en glorie werd.be
haald door zijn uitvinder. Een geest
driftig bewonderaar vloog naar de
telefoon en stuurde een boodschap
naar de patiënt op zijn ziekbed, hem
het succes van zijn 'uitvinding ver-
Toen, nadat hot hoogte on duur-
record gewonnen was, begon Voyse
aanstalten te maken om te dalen.
Hij ging gemakkelijk en goed naar
ombuig, het gebrom van de moter
werd elke minuut luider en luider.
Duizenden opgeheven gezichten
waren tot hem gekeerd - en vorm
den een soort mozaik voor 't oog
van den aviatour. Het was doodstil
geworden op 't uitgestrekte veld,
want de wind blies harder en onge-
stadiger, terwijl hij daalde. Het zou
een moeilijke zaak blijken voor de
nieuw monoplan om den vasten
grond weer te bereiken.
Steeds lager kwam hij in steeds
kleiner cirkels, zooals een groote
vogel daalt uit de hooge wolken.
Zoo dicht was hij nu, dat zij hem
konden zien rechtop zittende, op
alles voorbereid, zijn handen aan de
hefboomen. Nog drie munuten en hij
zou op den grond zijn en zij zouden
zich heesch schreeuwen om hem. Eu
dan dan
De wind, krachtig en veranderlijk,
draaide plotseling Voyse werd getrof
fen door een zijstoot zoo hevig en
zoo onverwacht, dat hij er niets tegen
doen kon. De machine helde, Voyse
probeerde haar evenwicht te her
stellen, tovergeefs, hij kantelde en
kwam met een harde plof op den
grond terecht. Daar lag het vliegtuig
met gescheurde vleugels, als een
aangeschoten vogel, Voyse lag er
onder.
De groote menigte zat roerloosde
stilte was voelbaar. Slechts hier en
daar hoorde men 'n kreet van een
vrouw, een beweging van schrik.
Toen liep het comité haastig naai
de plaats van 't onheil. Een dokter
kwam te voorschijn van uit de
menigte en snelde het terrein langs.
En de toeschouwers keken elkaar
schuldbewust aan.
Plotsoliug ging het fluisterend dooi
de menschen, niemand wist waar
het vandaan kwam: „niet dood -
zwaar gewond". De kreet van ver
lichting die opging werd terstond
weer onderdrukt. Het was een van
de laatste punten van 't programma
geweest. Wonder boven wonder,
maakte niemand er aanmerking op,
dat dien dag de vliegdemonstraties
zouden worden geschorst.
Men stond op en worstelde om
door de uitgangen te komen; men
voelde zich eenigszins beklemd. Zeis
de brutaalste onder hun was er zich
van bewust, dat het ongeluk niet
gebeurd zou zijn, als zij niet zoo
woest hadden aangedrongen op de
vlucht. Het terrein was spoedig ledig.
Alleen een kleine groep stond mid
den op 't veld; men had de gebro
ken monoplan gelicht van den man
die er roerloos onder lag. Eenigen
droegen jassen en autokussens aan,
waarop hij werd neergelegd.
Hij lag stil, met zijn gezicht naar
boven. De dokter was nog bezig hem
te onderzoeken. Hij keek op en de
omstanders staarden hem vol ang
stige verwachting aan.
„Neen, niet dood," zei hij, „maar
'n paar ernstige wonden. Wonder,
dat hij niet verpletterd is. Het was
ook zelfmoord met deze wind de
lucht in te gaan. Wie heeft hier de
lichtst loopendo auto?"
„Moet hij naar 't hospitaal?" vroeg
iemand halfluid.
Dr. Jones schudde 't hoofd. „Mijn
particuliere kliniek is 't dichtst bij.
Breng hem daarheen. En liefst zoo
gauw mogelijk 1"
Men tilde hem voorzichtig opzijn
oogen bleven gesloten, zijn slappe
armen slingerden heen en weer.
Spoedig was hij op de aangeduide
plaats en werd opnieuw onderzocht
door Dr. Jones en een zijner ken-
Hij leefde nog en bij nader onder
zoek bleek dat de kwetsuren niet
zoo ernstig waren als men eerst ge
vreesd had. Dat was alles wat er
voorloopig gezegd kon worden.
Terwijl de lange weken van lijden
langzaam voorbij gingen, was er iets,
wat de beide doktoren bezorgd
maakte. De patiënt kreeg zijn ge
zicht niet meer terug. Zij stuurden
om een der grootste oogartsen uit
de stad en deze stelde een onderzoek
in. De gezichtszenuw was beleedigd.
Iets had het oog beschadigd bij den
val. Het zou een heele poos duren,
voor de patiënt zijn oogen weer zou
kunnen gebruiken. Misschien zou hij
nooit zijn gezicht geheel terug krygen.
Hij moest een verband dragen, ge
durende verscheidene maanden wel
licht, absolute rust hebben, goede
lucht en zijn lichaamskracht moest
terug komen. Als hy voorzichtig was
en zich getrouw hield aan de voor
schriften, zouden zyn zenuwen waar
schijnlijk hun vroegere sterkte terug
krygen. Tot zoolang moest hij leven
in volslagen duisternis.
Dat was 'n zwaar voorschrift voor
een man om te dragen. Toen men
't Voyse vertelde, kreunde hij. Hij
had zoo'n werkzame natuur en daar
bij had hij zoo'n levendige belang
stelling voor de vliegkunst. Niet
meer vliegen misschien in elk go-
val niet de eerste jaren. En waL
moest hij ondertusschen doen?
„'n Moeilyk geval is het zeker"
zei de grooten oogarts, terwijl hij zijn
handschoenen aantrok en in de auto
van dr. Jones stapte. „Zeker een man
uit 't leger? Hij zal zijn beroep
moeten opgeven. Wat, had hij dat
al gedaan? Wel, zooveel te beter
voor hem, als hij geld genoeg heeft
om te leven. Hij zal lang niet in
staat zijn om te werken. Heeft hij
ook een vrouw?"
„Hij is vrijgezel, geloof ik" zei dr.
Jones. „Ik weet, dat hy niet ge
trouwd is en hij is te jong om
weduwnaar te zijn, dunkt me. Ik
vroeg hem, of ik ook iémand bericht
moest sturen. Hij keerde zijn gezicht
naar -den muur en zei: „Aan geen
sterveling". Dus ik veronderstel dat
hij geheel alleen is, de arme kerel."
„Hij zal het hier wel vervelend
hebben. Er wonen hier geen andere
menschen dan mijnwerkers."
„Uitgestrekte mijnen zijn er hier.
Ja, ik zag de mijnputten, toen ik
hier heen kwam. Jammer, dat zoo'n
mooie streek bedorven wordt door
die steenkoolmijnen. Doch de nijver
heid moet ontwikkeld worden, zelfs
ten koste van het natuurschoon.
Dus is er geen mensch hier voor
den armen patiënt om mee te pra
ten buiten het hospitaal?
„Niemand, behalvejuffrouw Carter."
(wordt vervolgd.)