TOCHT
Jaeger-Flanellen
Magazijn „De Ster"
W. v._VUET.
Thee E. Brandsma
BOEKEN
P. SPRUIT
De Regimentsbruiil.
Goudsche Kaas
R. BAKKER Dzn.
OPRUIMING
H. DE VRIES, SPOORSTR. 66.
Vocaal- en Instrumentaal
Liefdadigheids-Concert,
Brandstoffenhandel.
Publieke Verkooping
Thee
HOOI te koop HOOI.
N.V. Boekhandel vh. A. J. MAAS
AMSTERDAMSCHE
Witte- en
extra scherpe prijzen.
SYNDICAAT PORTLAND CEMENT
Diners
KANAALWEG161
Firma Wed. L.
VACHT,
DEKENS,
LATTEN,
BAND,
GiORDIJNEN,
VILT.
VOETZAKKEN, VACHTEN, groote sorteering. Geen prijsverhooglng. ZIE DE ETALAGE.
„Helder's Mannenkoor".
Directeur: F. L K. NEIJTS.
op Vrijdag 20 November a.s.,
des avonds 8 ure, in 't Casino-gebouw,
met welwillende medewerking van:
den Heel W. F. KAP, (Viool) en
den Heer I0H. BRANDS, (Piano).
HET BESTUUR.
Entrée-Kaarten 25 en 50 cent,
verkrijgbaar bij het Bestuur, de Leden
en in de Sigarenmagazijnen van: M.
H. RUIJGH, Spoorstraat 68, J. VER-
FAILLE, Spoorstraat 86; JACOB
MANTEL, Zuidstraat, A. K. KOKE
LAAR, Kanaalweg 118 en Mej. de
Wed. JORDANS, Dijkstraat.
Anthraclet 3»/ao p. H. f 1.70
2»/35 1.60
so'30 1.50
Coaks (geklopt)
„0.70
(grof)0.60
Briketten B A p. 100 „0.60
„Unions" 0.50
Elkolenp. H. 1.30
HOOGSTRAAT 127.
DOOLHOF 3.
op Woensdog 18 November 1914
voorm. 10 uur,
van een groote partij
Boomstammen, Takken,
Ijzerwaren, Kachels enz.
liggende op het gemeente-
terrein aan de Vischmarkt
te HELDER.
Deurw. W. BIERSTEKER.
R. M.
IS
onovertroffen van kwaliteit, en zeer
waterhoudend, 70, 80, 00 en 100
cent per pond.
Pakjes van - 1 - 21/, ons.
In het oude Victualiehuis.
R. MAALSTEED, Dijkstraat 22, Hsidir.
Wederverkoopers provisie.
Uitvoer toegestaan
naar alle plaatsen.
17 gulden per 1000 pond geperst.
Groote hoeveelheden minder.
Alles in eens nog minder. P. DE BEURS.
Voor het plaatsen van
Advertentiën
in alle
Couranten, Dag- an Weekbladen
beveelt zich beleefd aan de
KANAALWEG 78.
■u. VAN LEVENSVERZEKERING.
AMSTERDAM. KEIZERSGRACHT 547-549.
BIJKANTOOR VOOR NED.-INDIÊ:
SOERABAJA SOCIETEITSTRAAT.
GUNSTIGE VOORWAARDEN. CONCURREERENDE TARIEVEN.
INLICHTINGEN VERSTREKT GAARNE HERMAN NYPEL.S, NELDER.
Vraagt Uwen Winkelier
Een geurig kopje.
GROOTE VOORRAAD
GEBRS. VAN PELT.
In Bouwmaterieel.
Vosstraat 10. Keizerstraat 94.
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
Ontvangen: Volvette
(onder Rijkstoezicht)
a 55 cent per pond.
Keizerstraat 56, Helder.
OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO
worden dagelijks aan huis bezorgd.
Bestellingen 's morgens voor 12
uur aan het van ouds bekend
KOOKHUIS DIJKSTRAAT 13.
Beleefd aanbevelend,
Wed. L. H. RIETBERGEN.
VAN EEN PARTIJ
- ZIE DE -
ETALAGE
BOEKHANDEL
ZUIDSTRAAT 79.
Koopt steeds tegen de hoogste
waarde oud goud, zilver, galon, meu
belen en alle voorkomende artikelen.
Heeft ook te koop mooie horloges,
ringen, kettingen enz., zeer goedkoop.
Speciaal adres
voor OVERHEMDEN naar maat.
OVERHEMDEN met piqué borst
f 2.75, prima kwaliteit.
De strijd In Z.-W. België.
De correspondent van de „Times"
meldt van 10 November.
De slag aan de Yser is voorloopig
gestaakt. Aan het centrum van de
linie hebben de overstroomingen tot
een wapenstilstand gedwongen en
aan de beide uiterste punten, Nieuw-
poort en Dixmuiden is de atiijd
slechts ongeregeld. Het eenige vuren
dat gehoord werd is dat van de
kanonnen, die de boerderijen beschie
ten, waarin de Duitschers aan deze
ztjde van hot Yserkanaal zich hebben
vastgezet. Met geen enkel schot werd
geantwoord.
Er zyn vele boerderijen die door
kleine afdeelingen Jfnet" mitrailleurs
z(jn bezet en h^ is moéilyk den
vijand hier te verdrijven. De inunda
ties maken het onmogelijk hem met
voldoende krachten aan te vallen en
men kan alleen pogen hem door ge
schutvuur te verdrijven. Eiken dag
vuren dus de Fransche en Belgische
batterijen met geregelde tusschen-
poozen en des nachts verlaten pa
trouilles de bedekkingen en kruipen
langs de dijken om te zien hoeveel
vijanden nog overblijven. De Duit
schers liggen vrij dicht bij.
Dezer dagen ging een Belgische
patrouille op verkenning uit. Slechts
twee van de vijf mannen keerden
terug. Zij waren onbewust juist
terecht gekomen boven een der onder-
grondsche verblijfplaatsen der Duit
schers. In een van deze boerderijen
was het eenige zware kanon verbor
gen, waarmee Veurne van tijd tot
tijd werd beschoten. In den beginne
mislukten alle pogingen om de plaats
van opstelling van dit kanon te ont
dekken, noch aviateurs, noch infante-
rie-patrouilles slaagden hierin. Einde
lijk werd het ontdekt in een afge
legen schuur door Afribaansche ver
kenners. De inundaties hadden den
terugtocht afgesneden en de kanon
niers trachtten nu nog zooveel moge
lijk partij te trekken van hun nete-
ligen toestand, door nu eu dan, liefst
midden in den nacht of tijdens het
etensuur het volk van Veurne met
een granaat te verrassen. Dat is nu
uit. Het kanon is vermeesterd en
goed en wel in de linie der bondge-
nooten gebracht. Ook de overige
boerderijen worden geleidelijk ge
zuiverd.
Pervyse, dat de Duitschers iu de
eerste dagen na den aanvang van
den slag begonnen te beschieten, was
een welvarend dorp, gelegen aart een
belangrijk kruispunt van wegen en
de Duitschers beproefden 't doorgaan
door dit dorp onmogelijk te maken.
En ze slaagden hierin. Het dorp werd
volkomen onpasseerbaar. Van het
eene einde van het dorp tot het an
dere bleef geen huis ongedeerd. Daken
en muren stortten in en vooral de
kleinere huisjes vormen slechts een
jammerlijken puinhoop. Van het groote
schoolgebouw, vroeger het hoofd
kwartier van een Belgische divisie,
staan nog slechts de zwarte, geha
vende muren. Van een kleine herberg
is ee-n zijde geheel weggeslagen eu
wat van het dak nog heel is geble
ven hangt neer om ieder oogenblik
in te storten. Dat zijn slechts enkele
voorbeelden, maar zoo ziet hetheele
dorp'er uit. Het meest heeft de kerk
geleden, en het kerkhof daarnevens
is omgewoeld en biedt een vreeselijk
schouwspel.
De correspondent, vertelt dan van
de honderden dooden die in de velden
om het dorp in massa zijn begraven,
van dc lijken van paarden en koeien,
die een verpestenden stank versprei
dend nog in velden on wegen liggen.
Ramskapelle, het tweede punt waai
de Duitschers door de Belgische liuies
braken en dat naar de'correspondent
vertelt met behulp van Fransche ver
sterkingen werd hernomen is nog
meer geteisterd dan Pervyse. In de
laatste plaats dwalen althans nog
enkele inwoners rond, die onder de
ruines zoeken om nog iets van hun
bezittingen te redden, maar in Rams
kapelle is er geen levende ziel be
halve de Belgische soldaten.
Nieuwpoort eindelijk, hoewel het
ook geleden heeft, biedt niet liet
zelfde schouwspel V3n vernieling als
de dorpen, die vrijwel geheel ver
woest zijn. Het droevigst schouwspel
biedt hier de kerk, een bouwwerk
uit de 12e eeuw dat naar we reeds
hebben gemeld, volkomen verwoest is.
Een strijd met Duitsche
vliegeniers.
Uit Bordeaux wordt aan de „Temps"
het volgend spannend relaas van een
gevecht tusschen twee Duitsche vlie
ger-luitenants en een Fransche pa
trouille medegedeeld.
Een paar dagen geleden, tegen 9
uur in den avond meldden de wacht
posten bij Argues de daling van een
tweedekker in de moerassen ten
Oosten van het kasteel. Onmiddellijk
trok een patrouille op de aangewezen
plek af, en deze vindt inderdaad een
Duitsche vliegmachine, die zich vry
diep in den modder had vastgewerkt.
Van den bestuurder en don waarne
mer echter geen spoor. Men moest
dus een drijfjacht ondernomen, want
do vluchtelingen konden onmogelijk
ver weg zijn, iu deze duisternis en
een hun onbekende landstreek.
De patrouille, samengesteld uit de
soldaten Burel, Dubos, Tessler, Che-
valier, en Groleau, begon zorgvuldig
do omstreken te doorzoeken. Plotse
ling hoorde Groleau op den straatweg
eon verdacht geluid uit den greppel
komen; hij naderde zachtjes en zag
hoe een vage gedaante zich plat op
den buik wierp. Hij bracht dadelijk
zijn geweer in den aanslag en uitte
een krachtig„Qui vive Als door
een veer. bewogen sprongen twee
mannen op, die riepen„Niet schieten,
wij geven ons over 1"
Het bleken de twee verongelukte
vliegers te zijn. „Steek je handen
op 1" beval Groleau. De Duitschers
gehoorzaamden.
Burel en Dubos, bajonet op 't ge
weer, plaatsten zich nu aan weers
zijden van de gevangenen, en Groleau
achter hen. Chevalier en Tessier
volgden op een 20 pas afstand, waarna
het troepje den weg naar de wacht
post insloeg.
Nauwelijks had men een zestigtal
meter gemarcheerd, of de twee Duit
schers keerden zich plotseling om, op
een vooruit afgesproken teeken, gre
pen de twee soldaten naast zich bij
de keel en rolden spoedig met hen
over den grond.
Burel, aldus overrompeld, viel lang
uit op zijn rug, Hij liet echter zyn
geweer los, kromde zich vliegensvlug,
wierp zich op den buik, richtte zich
op de knieön en smeet den Duitschen
vlieger met een „halven Nelson"
hardhandig op den grond en trachtte
hem vast te houden.
De Duitscher, inziende dat hij het
onderspit zou delven, trok zijn revol
ver uit de ceintuurtasch, maar Burel
had het gebaar gezien en wrikte de
pols van zijn aanvaller om, terwijl
hij met de rechterhand diens hoofd
neerhield. Op dat oogenblik naderde
Groleau, die nog niet had durven
schieten uit Yrees van zyn makker
te zullen raken, en joeg den Duit
schen luitenant a bout portant een
kogel door de hersens.
Intusschen had Dubos zich vau zijn
aanvaller weten te bevrijden en hem
met een kolfslag tegen het hoofd
neergeslagen. Maar de zeer sterke
Duitscher stond dadelijk weer op de
been en kwam met een lang dolkmes
in de hand weer op zijn vijand los,
toen een kogel in het rechteroog en
een bajonetsteek in den buik hem
levenloos op een hoop keien langs
den wegberm deden nederstorten.
Vlaamsche ruiters.
Een Italiaansche oorlogscorrespon
dent, Scarfoglio, geeft een schets van
de vreemde ruiters, welke hij over
de wegen en slagvelden van Vlaan
deren ziet rijden. Het heeft hem een
huivering bezorgd, de Indische rui
ters, die de Engelschen als hulp
troepen naar Europa lieten komen,
voorbij te zien draven. En het zien
ronddolen daar van die mannen uit
Bengalen, wier oogen vonken schieten
en wier tanden als van roofdieren
glimmen, werkte op hem als een
beangstigende droom.
Daar komt er een aanrijden, op
een sukkeldrafjezijn paard is klein,
met magere pooten en uitgerammeld
lijf, meer lijkend op een ezel dan op
oen paard. Op zijn rug is een soort
aap gezeten, met een gemeen grijn
zend gezicht. Op het hoofd draagt
de ruiter een grauwen tulband eu
in de vuist klemt hij een lans met
een zeer lang en scherp Ijzer. Aan
de zijde heeft hij het zwaard hangen,
een krom, glimmend ding, eerder
bestemd voor buiken-opensnijden en
kop-afhakken dan om er een scherm-
beweging mee uit te voeren.
Het gezicht van zoo'n Bengaleeschen
lansdrager is het afstootendst. Zijn
trekken zijn wild en woesttoch
houdt hij de spieren van zijn magere
tronie strak in bedwang. Hjj speurt
altijd maar recht voor zich uit, scherp
gericht op den horizon, zonder ooit
naar links of rechts te kijken.
Het is een allerzonderlingste ver
schijning, welke zoo'n vreemde ruiter
daar in het Vlaamsche landschap
maakt. Hij wekt geheel den indruk
van een struikroover uit de raiddel-
eeuwen.
Zelfs in deze anders waarlijk niet
zachte of vriendelijke omgeving van
wild-vechtende legerscharen, springt
hij uit de omlijsting. Te midden van
deze legers van familie-vaders, die in
weerwil van hun borstelige baarden
toch nogeeh menschelijke uitdrukking
hebben behouden, vormt do verschij
ning van deze katachtige menschen-
soort een tegenstelling.
Waarvoor gebruikt men ze in den
strijd?
Voor het nachtwerkDan weten
ze op hun lichte ponies naderbij Ie
sluipen. Eer de scherpst-oplettende
schildwacht alarm heeft kunnen
maken, hebben ze zich reeds heen
geschoven naar den vyandelijken post,
soms tot in het midden van het
bivak. En de schildwacht is reeds
aan de scherpe lans geregen, het
vlijm scherpe zwaard is hem reeds
door de keel gegaan, eer hij zijn
tegenstander uit het nacht zwart heeft
zien opduiken.
Met zijn katten-oogen, met zijn
luipaarden-aard, met zijn roofdieren-
natuur is dit z|jn voornaamste werk.
En wanneer men ze zoo eens over
dag daar ziet rondstappen op hunne
verarmde paartjes, den wendt men
zich af van hun stekende woeste
tronie.
Na den slag.
In de „SQddeutsche Zeitung" schrijft
een soldaatHoeveel gedichten heb
ik reeds moeten lezen over het ge
juich op het slagveld na den slag.
Ik heb er nooit iets van gemerkt.
Integendeel, nooit zijn mijn mannen
stiller binnen gemarcheerd dan na
den eersten gewonnen slag. Wy had
den den dag te voren een zwaren
marsch achter ons en slechts twee
uur geslapen. Heel in de vroegte
waren wij in het gevecht gekomen,
in een hagel van Fransche kartetsen
en granaten, zooals ik ze later alleen
nog maar bij Verdun gezien heb.
Toen de vervolgende artillerie nog
slechts in de verte bulderde en de
avond inviel, kwam de uitputting.
De mannen wierpen zich in het
natte gras en sliepen. Onze veld
keukens waren in het granaatvuur
gekomen en stonden de hemel weet
waar. Wij kregen in elk geval niets
te eten. Water was er ook niet. Tot
overmaat van ramp waren wij in
den loop van het gevecht met een
ander corps vermengd geraakt. Nie
mand had 'eenig begrip, waar ons
corps zich bevond. Eindelek kregen
wij een uhlaan te pakken, die ons
inlichtingen geven kon. Midden in
den nacht ging onze compagnie op
marsch. Na een uur hoorden wij voor
ons graven en scheppen.
Wij melden ons bij den eersten
den besten aanvoerder. „Goed dat gij
nog komt", zei hij. „Ge kunt U hier
onmiddellijk ingraven. Maar goed,
tot aan de tanden. Bij het aanbreken
van den dag krijgen wij zware Fran
sche granaten tot ontbijt. Goeden
avond."
Onze mannen waren totaal uitge
put, maar begonnen onmiddellijk te
graven. De grond was steenachtig,
den heelen nacht knarsten de spaden.
Onze mannen deden hun plicht. Zon
der een hap brood in den mond,
huiverend in den ijskouden wind, die
over de hoogvlakte floot, zonder een
enkel mopperend woord groeven zy
den heelen nacht door. Toen de mor
gen aanbrak, waren de loopgraven
klaar. Zonder een woord vielen zy
er in neer en wilden niets dan sla
pen, slapen.
De verwachte granaten Weven uit.
Onze mannen waren langzamerhand
weer opgewekt geworden. Ztj kookten
aardappelen in hun kookgerei, die
bij massa's op de akkers te vinden
waren. Zij verteldeu hun heldendaden
van den vorigen dag, plaagden elkaar
en rookten als schoorsteenen Belgi
sche cigaretten. Toen kwam het
bevel, het slagveld opruimen, de
dooden begraven. Dat was het ergste.
Aan iedere compagnie werd een ge
deelte van het gevechtsterrein aan
gewezen, waar zij den vorigen dag
gevochten had. In dunne tirailleurs-
lijn betraden wij het gevechtsterrein.
Hier op deze plaats, waar ik gisteren
in de vroegte met mijn troep in het
vuurgevecht gekomen was, lag ook
reeds de eerste doode. Een recruut
van mij, die ik dezen winter gedrild
had.
Wij kwamen verder by de posities
waar de Fransche artillerie ons
twee kanten te pakken bad gekregen.
Hier lagen er reeds meer. Van alle
kanten kwamen de mannen en brach
ten de dooden by elkaar.
Een officier nam van iederen ge
vallene zijn herkenningsteeken, geld,
horloge en brieven. Dit allep werd
tot een pakje samengebonden. De
pakjes hoopten zich op.
Daar bracbteu zij ook een kameraad
van mij, een jong luitenant, de revol
ver nog in de vuist. Kort voor het
gevecht hadden wij samen nog mijn
veldflesch geledigd en vroofljk gepraat.
Het slagveld lag wyd uitgestrekt
voor mij. Overal de sporen van ver
bitterden strijd. Diepe kuilen, die
deFransche granaten gemaakt hadden.
Overal scherven, open ransels, waar
in de soldaten naar kousen en schoon
goed zochten. Stuk geschoten en gave
geweren, stukken uniform, helmen
en veldflesschen. Hoe dichter by den
boschrand wij kwamen, waar de
Fransche infanterie in stelling ge
weest was, hoe talrijker werden de
dooden. Maar de verliezen waren nog
niet zoo zwaar als wy gedacht had
den. Om een lyk stond een dichte
kring van soldaten. Plotseling namen
zij als van zelf hun petten af. De
doode was onze regimentscomman
dant".
Na een bezoek aau do Fransche
stellingen, waar nog meer dooden
lagen, komt de officier terug en ver
telt dan daarvan:
Toen wij daar aankwamen, was
een gedeelte van de manschapen reeds
begraven. Voor anderen was het grai
juist reeds gereed. De dooden lagen
in rijen Wurtembergers, Rynlanders,
Sileziérs, Westfalers, alles door elkaar.
Zwijgend stonden onze manschappen
om de graven. Menige brave kame
raad, menige goede vriend lag daar
in de lange rij van stille doode men-
schen. Een sergeant sprak een kort
gebed uit, en toen woelden de spaden
in de opgeworpen aarde en dekten zij
de dapperen toe. Een eenvoudig hou
ten kruis werd op de plaats gezet,
waar onze kameraden een eeuwigen
slaap sliepen, 's Middags werden de
gevallen officieren gemeenschappelijk
begraven. Boven op de hoogvlakte,
waar men het heele slagveld kan
overzien. Roerend was het te zien,
hoe de soldaten in de tuinen van het
platgeschoten dorp en op het veld
bloemen zochten voor het graf van
„hun luitenant".
Later stonden om den hoogen, dik
met bloemen bedekte en met een ruw
getimmerd kruis voorzienen graf
heuvel de manschappen in carré met
helm en geweer en ransel gereed om
weg te marcheeren. De divisie-geeste
lijke sprak een paar korte woorden.
De hoogste officier eveneens. Een paar
schelle commando's, de troepen pre
senteerden het geweer, de trommels
roffelden, de muziek speelde als laatste
eer voor de -doode officieren. Toen
rukten wij op, de muziek speelde een
vluggen, hartverkwikkenden marsch
en de colonne marcheerde verder
Frankrijk binnen.
Dat is in het algemeen het beeld
na den slag."
Uit veldpostbrleven.
De Kölnische Volkszeitung drukt
het volgende af uit een brief van
een officier te velde
„Gisternacht heb ik weer eens
lekker op stroo geslapen. Toen ik
's morgens uit mijn venster keek,
werd er juist een jonge dragonder-
luitenant, blijkbaar zwaar gewond,
op een handkar voorbijgereden. Hij
zag er ellendig uit en scheen geheel
uitgeput. De hospitaalsoldaat, die hem
hielp, vroeg of ik niet een glas cog
nac of wat melk had. Ik kon gelukkig
allebei verschaffen en ging zelf naar
buiten om met den kameraad te
praten.
Stel je voor: By een patroeljerit
kreeg hij een schot door beide dyen,
links een yleeschwond, rechts been-
verspliutering. Hij viel van zijn paard,
dat, zelf ook gewond, wegrende. Zijn
drie dragonders ook dadelijk dood.
Daar lag hy nu, niet in staat zich
te bewegen. Den volgenden morgen
hoorde en zag hij, dat bij tusschen
twee fronten lag. Voor hem zaten
de Franschen in de loopgraven en
achter hem de Duitschers. In den
loop van den nacht hadden de par
tijen die posities ingenomen. Maar
het ergste was, dat hy op 100 meter
van de Franschen en op 600 meter
van de Duitschers lag. En nu begon
't schieten van beide kanten. De ge
weerkogels' suisden vlak over hem
heen; en ook de Duitsche artillerie
beschoot de Fransche loopgraven. Nu
wist hij het precies: Als onze artil
lerie maar 100 meter te kort schiet,
wat bij afstanden van 4000 meter
gebeuren kan. dan zou hy midden
in het vuur vau de eigen troepen
liggen. En jawel! daar nam een
splinter van een granaatkartets een
puntje van zyn rechteroor weg.
Voor- of achteruit gaan, dat was
onmogelijk, omdat hy zijn dijbeen
niet ter beschikking had. Zoomoest
hy dus wachten totdat een van beide
partyen den tegenstander terugwierp,
vooruitrukte en hem vond. En het
gevecht duurde precies 6 maal 24
uren. Zes dagen en zes nachten
heeft die luitenant daar onder een
onafgebroken vuur van beide kanten
gelegen! Ik vroeg hem waarvan hij
geleefd had? „Af en toe aan een
bietenblad geknabbeld". Den zevenden
dag deden onze troepen een storm
aanval op de Franschen en wierpen
ze uit de loopgraven. Dat was 's
morgens om 5 uur. Toen werd hjj
eindelijk gevonden en dadelijk achter
de linie gebracht. De arme kerel kon
het glas cognac noch de kom met
melk aan den mond zetten en was
roerend dankbaar, toen ik hem daar
mee hielp. En zonder klacht of bluf
vertelde hij mij met ijzige kalmte de
feiten".
FEUILLETON.
HOOFDSTUK VI.
Op het gezicht van den ambtenaar
was de angst te lezen. De menigte
wachtte tot hij beneden zou zyn, de
tyd doodend met het maken van
spottende opmerkingen, die ontvan
gen werden met schaterend gelach
en gejouw. Zij waren nu ze op 't
punt stonden deze twee aan elkander
te binden, weer in een goed hunner
gekomen.
Er verscheen niemand aan de deur.
Eindelijk begonnen zy ongeduldig
te worden door dit oponthoud. De
kerel daarbinnen hield hen voor het
lapje. Dat bracht hun bloed in bewe
ging. Zij zouden hem wel dwingen
hun te gehoorzamen. Een kerel uit
de achterhoede maakte een steen los
uit de straat er wierp die met kracht
door de lucht over de hoofden der
omstanders. Met een luiden bons
kwam hy terrecht tegen de deur en
een paneel werd midden door ge
scheurd met luid gekraak van splin
terend hout.
Dat geluid werkte als een signaal
op de menschen. Altijd ruw, al tyd
klaar voor gevecht, opgewonden door
den strijd, dien ze voerden was er
weinig noodig om hen wild te mak t
„Haal het nest neer rond de oude
vos!" schreeuwde er een. Deze woor
den vuurden hen aan. Een dozyn
handen hieven de zware steenen op
en wierpen ze weg. De deur werd
verbrijzeld. Een paar trappen met
de zware laarzen eindigden 't werk
en de toegang tot het huis was vry.
Juffrouw Carter, byna opgetild
door het gedrang achter haar, bevond
zich plotseling met een troep myn-
werkers in de nieuwe gang, waar zy
geduwd en gedrukt werd door de
steeds talryker wordende schare.
Een zykamer stond open. Hierin werd
zy gebracht. Zy zag haastig rond
naar Voyse en ontdekte hem achter
zich in handen van een aantal kerels,
die hem achter haar de kamer bin
nen duwden.
De kleine kamer was spoedig vol
mannen, die rondloerden of zy den
ambtenaar ook ergens konden ont
dekken.
„Hy is hier niet! Wij kunnen hen
niet trouwen zonder den ambtenaar!"
„Laten wy hem gaan zoeken." En
hiermee liepen de mannen de kamer
uit en de trap op. Iemand riep met
schrille stem':
„Sluit de deur. Wij zullen den vogel
verliezen, als we de kooi niet dicht
doen I"
Met gelach en gedreig vlogen de
kerels de trap op, die kraakte onder de
zware stappen, naar de bovenverdie
ping om den verborgen bewoner op
te sporen.
In de kleine kamer stonden juf
frouw Carter en Voyse tegenover
elkaar. Er was slechts een tafel tus
schen hen; zij zagen elkaar aan.
Zy droeg een auto-sluier over haar hoed
gebonden, die scheef getrokken was
in de worsteling. Haar gezicht was
half verscholen, alleen haar oogen
en de punt van een uitdagend, vast
beraden neusje waren te zien. Hij
kon ze juist onderscheiden door zijn
bril in het onzekere licht van het
kamertje, waar de gordijnen en licht
groene jalouzieön elke zonnestraal
tegenhielden.
Boven hen beefde en schudde het
huis van geBtamp en geloop van
zware laarzen en geschreeuw drong
nu en dan tot hen door. Aanstonds
zouden de mannen den ongelukkigen
ambtenaar ongetwijfeld ergens ver
scholen vinden achter een kast of
onder een bed en hem Daarbeneden
sleepen. Wat zou er dan met hem
Hy stapte snelberaden op haar toe.
„Ik wou u zeggen, dat u niet on
gerust behoeft te zyn", zei hy zacht.
„U behoeft geen oogenblik te vreezen,
dat deze afschuwelyke klucht ten
einde toe afgespeeld zal worden. Het
is te belacheiykl Natuurlijk weiger
ik met u te trouwenzelfs deze kerels
kunnen me tot zoo'n misdaad niet
dwingen. Ik zal stellig weigeren. U
hebt toch zeker geen oogenblik ge
dacht, d£t ik zou meedoen aan zoo
iets monsterachtigs?"
Zij keek hem aan, met geopende
lippen alsof zy iets wilde zeggen.
„Weiger nietl" fluisterde zij einde-
lyk zoo zachtjes, dat hij niet zeker
was of hjj goed gehoord had. „Doe
het niet! Je mag niet! Zij zullen je
dooden, als je 't niet doet! Je weet
niet, hoe zij zijn, als men hun harts
tochten niet tegemoet komt. Zij zul
len u dooden. Ze gelooven niet, dat
je Ludlow niet bent. Als je je tegen
hen verzet, zullen ze je doodschop
pen met hunne zware schoenen of je
neerslaan, zooals zy het een os zouden
doen. Weigert niet, je mag niet
weigeren!"
„Niet? U noodzaken tot iets, dat
u onmogelyk kunt doen, zooals u zeil
Laten ze eens probeeren my tot een
schurk en een lafaard te makenWat
gy my niet met eigen vrijen wil wil
dot geven, zou ik aannemen om mijn
leven te redden? Stellig doe ik het
nietl Het spyt me, dat u zoo iets
van my kunt veronderstellen!"
„Och weiger toch niet!" Haar stem
klonk smeekend. „Het zal natuurlijk
een grap zyn. Ik weet niet, of het
wel overeenkomstig de wot is om
getrouwd te worden in het kantoor
van een ambtenaar, zonder dat het
buweiyk afgelezen is zoo maar
in een oogenblik. Weet u iets van
dit soort trouweryen?"
„Niets. Uitgezonderd dat, als twee
menschen wegloopen of als ze in 't
geheim trouwen, dan doen zy het op
deze manier, nietwaar?"
„Ik weet 't niet. Ik weet er niets
van. Ik weet alleen, dat zy u zullen
vermoorden, als gy niet toegeeft en
hun wil niet doet. Wees toch ver-
stanig. Wees niet zoo dwaas! Wat
kan het schelen?"
„Wat het kan schelen? Dat ik u
niet noodgedwongen tot myn vrouw
wil hebben, als gy er niet vrijwillig
toe kunt besluiten? Onzin! het is
onmogelijk I Het zou monsterachtig
zyn. Ziet u niet; dat ik het niet doen
kan? En vooral niet na wat u me
toen gezegd hebt. Niets zou my kun
nen dwingen u nu tot mijn vrouw
te maken."
„Maar toen was het heel wat anders
- toen stond er niets op het spel. Nu
hier nu er zooveel van afhangt! Uw
leven staat op 't spel, als gy niet be
sluiten kunt. Laat u toch raden 1 En al
les wel besehouwd, wat zou het ook.
Het is niet wettig, daar ben ik zeker
van. Niemand is gehouden te volbren
gen waartoe hij gedwongen wordt
met den dood voor oogen. En boven
dien, als was het niet in stryd met
de wet, dan is 't nog niet erg, wel
Ik ben liever je vrouw, dan dat ik
u zag sterven onder myn oogen!"
„Dank u. Dat is heel humaan van
u!"
„U doet het? Wees dan toch ver
standig! Doe het om my, als gy het
niet om u zelf wilt, als het u niet
kan schelen getrapt misschien
vermoord te worden. O, waarom zijn
de mannen toch zoo dom, zoo dwaas
dapper! Denk dan toch aan myi"
„Het is juist, omdat ik aan u denk,
dat ik weiger", zei h!j, terwyi hyde
tanden op elkaar klemde. Kijk eens,
- Praat niet langer ik kan het
niet langer volhouden. Weet je dan
niet, dat ik zoo erg naar je verlang,
dat de duivel nu achter me staat en
me aanspoort je voorstel aan te ne
men? Als ik luisterde zou ik elk
uur van myn leven vervloeken. Een
vrouw te nemen om mijn hoofd te
redden, als zij my verteld heeft, dat
zy my niet uit vrijen wil trouwen
wil, nooit!"
Zij barstte uit in Bnikken het
viel haar hard nog meer te zeggen.
„En nu," zei hy, „geloof ik niet,
dat wy verder behoeven te praten.
Een man begrijpt een vrouw wonder
wel, als zij hem zegt, dat zij hem
niot noodig heeft".
Boven hoorde men nog steeds het
gestap van voeten en kreten van de
vervolgers. Elk oogenblik konden de
kerels terug komen, den ambtenaar
met zich voerende. Nu hoorden zy
boven zich het breken van aardewerk
en het gekraak van inelkaar getrapte
meubelen. De woeste indringers, die
zagen dat hun prooi hen ontsnapte,
wreekten hun woede op zyn bezit
tingen.
De kleine ambtenaar was, zoodra
de eerste steen tegen zyn deur ge
worpen was, doodsbang door de ach
terdeur gevlucht, over een muurtje
geklommen met behulp van een oude
ton. Hy verlangde er niet naar het
einde van de klucht te zien waarin
hij uitgenoodigd was zoo'n belang
rijke rol te vervullen. Op het oogen
blik, dat de bende zijn huis binnen
drong, zat hij, bevende van angst
en overspanning, verscholen in de kel
der van een goeden buurman.
„De oude vos is ge vlucutl" schreeuw
de men eindeiyk van boven, nadat
alle kamers en de zolder van 't huis
doorzocht waren. „Hang Ludlow op
aan de ijzeren haak daar boven!"
Juffrouw Carter, doodsbleek bydie
kreet, kwam plotseling van achter
de tafel en ging staan naast den man,
die zy zoo juist gesmeekt had, om
haar tot zy'n vrouw te nemen.
Toen, terwyi in die ondeelbare
korte tydsruimte zy een besluit ge-
nomen had, bleek dat niet meer
noodig te zyn. Van verre op't einde
van de straat klonk plotseling de
toon van een trompet. Zy luitsterden
aandachtig en hoorden het getrap
pel van galoppeerde paarden en het
geschreeuw van de menschen op
straat.
Voyse en het meisje naast hem,
keken elkaar dankbaar aan. Zy wis
ten wat dit beteekende. Hulp was
naby. Zy waren gered van hun ver
volgers.
Van de bovenverdieping, waar de
plunderaars en meubelen uithaalden
en stuk trapten klonk een angstig
geroep. Een van hen had naar buiten
gekeken en ontdekt wat er gaande
was.
De soldaten komen 1 Ze zullen ons
pakken." En hals over kop vluchtten
ze de trap af en de voordeur uit,
want zy wisten, wat gevolgen de
komst van do cavalerie voor hen kon
hebben.
(Wordt vervolgd.)