TOCHT Jaeger-Flanellen Magazijn „De Ster" W. v._VUET. Thee E. Brandsma BOEKEN P. SPRUIT De Regimentsbruiil. Goudsche Kaas R. BAKKER Dzn. OPRUIMING H. DE VRIES, SPOORSTR. 66. Vocaal- en Instrumentaal Liefdadigheids-Concert, Brandstoffenhandel. Publieke Verkooping Thee HOOI te koop HOOI. N.V. Boekhandel vh. A. J. MAAS AMSTERDAMSCHE Witte- en extra scherpe prijzen. SYNDICAAT PORTLAND CEMENT Diners KANAALWEG161 Firma Wed. L. VACHT, DEKENS, LATTEN, BAND, GiORDIJNEN, VILT. VOETZAKKEN, VACHTEN, groote sorteering. Geen prijsverhooglng. ZIE DE ETALAGE. „Helder's Mannenkoor". Directeur: F. L K. NEIJTS. op Vrijdag 20 November a.s., des avonds 8 ure, in 't Casino-gebouw, met welwillende medewerking van: den Heel W. F. KAP, (Viool) en den Heer I0H. BRANDS, (Piano). HET BESTUUR. Entrée-Kaarten 25 en 50 cent, verkrijgbaar bij het Bestuur, de Leden en in de Sigarenmagazijnen van: M. H. RUIJGH, Spoorstraat 68, J. VER- FAILLE, Spoorstraat 86; JACOB MANTEL, Zuidstraat, A. K. KOKE LAAR, Kanaalweg 118 en Mej. de Wed. JORDANS, Dijkstraat. Anthraclet 3»/ao p. H. f 1.70 2»/35 1.60 so'30 1.50 Coaks (geklopt) „0.70 (grof)0.60 Briketten B A p. 100 „0.60 „Unions" 0.50 Elkolenp. H. 1.30 HOOGSTRAAT 127. DOOLHOF 3. op Woensdog 18 November 1914 voorm. 10 uur, van een groote partij Boomstammen, Takken, Ijzerwaren, Kachels enz. liggende op het gemeente- terrein aan de Vischmarkt te HELDER. Deurw. W. BIERSTEKER. R. M. IS onovertroffen van kwaliteit, en zeer waterhoudend, 70, 80, 00 en 100 cent per pond. Pakjes van - 1 - 21/, ons. In het oude Victualiehuis. R. MAALSTEED, Dijkstraat 22, Hsidir. Wederverkoopers provisie. Uitvoer toegestaan naar alle plaatsen. 17 gulden per 1000 pond geperst. Groote hoeveelheden minder. Alles in eens nog minder. P. DE BEURS. Voor het plaatsen van Advertentiën in alle Couranten, Dag- an Weekbladen beveelt zich beleefd aan de KANAALWEG 78. ■u. VAN LEVENSVERZEKERING. AMSTERDAM. KEIZERSGRACHT 547-549. BIJKANTOOR VOOR NED.-INDIÊ: SOERABAJA SOCIETEITSTRAAT. GUNSTIGE VOORWAARDEN. CONCURREERENDE TARIEVEN. INLICHTINGEN VERSTREKT GAARNE HERMAN NYPEL.S, NELDER. Vraagt Uwen Winkelier Een geurig kopje. GROOTE VOORRAAD GEBRS. VAN PELT. In Bouwmaterieel. Vosstraat 10. Keizerstraat 94. OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO Ontvangen: Volvette (onder Rijkstoezicht) a 55 cent per pond. Keizerstraat 56, Helder. OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO worden dagelijks aan huis bezorgd. Bestellingen 's morgens voor 12 uur aan het van ouds bekend KOOKHUIS DIJKSTRAAT 13. Beleefd aanbevelend, Wed. L. H. RIETBERGEN. VAN EEN PARTIJ - ZIE DE - ETALAGE BOEKHANDEL ZUIDSTRAAT 79. Koopt steeds tegen de hoogste waarde oud goud, zilver, galon, meu belen en alle voorkomende artikelen. Heeft ook te koop mooie horloges, ringen, kettingen enz., zeer goedkoop. Speciaal adres voor OVERHEMDEN naar maat. OVERHEMDEN met piqué borst f 2.75, prima kwaliteit. De strijd In Z.-W. België. De correspondent van de „Times" meldt van 10 November. De slag aan de Yser is voorloopig gestaakt. Aan het centrum van de linie hebben de overstroomingen tot een wapenstilstand gedwongen en aan de beide uiterste punten, Nieuw- poort en Dixmuiden is de atiijd slechts ongeregeld. Het eenige vuren dat gehoord werd is dat van de kanonnen, die de boerderijen beschie ten, waarin de Duitschers aan deze ztjde van hot Yserkanaal zich hebben vastgezet. Met geen enkel schot werd geantwoord. Er zyn vele boerderijen die door kleine afdeelingen Jfnet" mitrailleurs z(jn bezet en h^ is moéilyk den vijand hier te verdrijven. De inunda ties maken het onmogelijk hem met voldoende krachten aan te vallen en men kan alleen pogen hem door ge schutvuur te verdrijven. Eiken dag vuren dus de Fransche en Belgische batterijen met geregelde tusschen- poozen en des nachts verlaten pa trouilles de bedekkingen en kruipen langs de dijken om te zien hoeveel vijanden nog overblijven. De Duit schers liggen vrij dicht bij. Dezer dagen ging een Belgische patrouille op verkenning uit. Slechts twee van de vijf mannen keerden terug. Zij waren onbewust juist terecht gekomen boven een der onder- grondsche verblijfplaatsen der Duit schers. In een van deze boerderijen was het eenige zware kanon verbor gen, waarmee Veurne van tijd tot tijd werd beschoten. In den beginne mislukten alle pogingen om de plaats van opstelling van dit kanon te ont dekken, noch aviateurs, noch infante- rie-patrouilles slaagden hierin. Einde lijk werd het ontdekt in een afge legen schuur door Afribaansche ver kenners. De inundaties hadden den terugtocht afgesneden en de kanon niers trachtten nu nog zooveel moge lijk partij te trekken van hun nete- ligen toestand, door nu eu dan, liefst midden in den nacht of tijdens het etensuur het volk van Veurne met een granaat te verrassen. Dat is nu uit. Het kanon is vermeesterd en goed en wel in de linie der bondge- nooten gebracht. Ook de overige boerderijen worden geleidelijk ge zuiverd. Pervyse, dat de Duitschers iu de eerste dagen na den aanvang van den slag begonnen te beschieten, was een welvarend dorp, gelegen aart een belangrijk kruispunt van wegen en de Duitschers beproefden 't doorgaan door dit dorp onmogelijk te maken. En ze slaagden hierin. Het dorp werd volkomen onpasseerbaar. Van het eene einde van het dorp tot het an dere bleef geen huis ongedeerd. Daken en muren stortten in en vooral de kleinere huisjes vormen slechts een jammerlijken puinhoop. Van het groote schoolgebouw, vroeger het hoofd kwartier van een Belgische divisie, staan nog slechts de zwarte, geha vende muren. Van een kleine herberg is ee-n zijde geheel weggeslagen eu wat van het dak nog heel is geble ven hangt neer om ieder oogenblik in te storten. Dat zijn slechts enkele voorbeelden, maar zoo ziet hetheele dorp'er uit. Het meest heeft de kerk geleden, en het kerkhof daarnevens is omgewoeld en biedt een vreeselijk schouwspel. De correspondent, vertelt dan van de honderden dooden die in de velden om het dorp in massa zijn begraven, van dc lijken van paarden en koeien, die een verpestenden stank versprei dend nog in velden on wegen liggen. Ramskapelle, het tweede punt waai de Duitschers door de Belgische liuies braken en dat naar de'correspondent vertelt met behulp van Fransche ver sterkingen werd hernomen is nog meer geteisterd dan Pervyse. In de laatste plaats dwalen althans nog enkele inwoners rond, die onder de ruines zoeken om nog iets van hun bezittingen te redden, maar in Rams kapelle is er geen levende ziel be halve de Belgische soldaten. Nieuwpoort eindelijk, hoewel het ook geleden heeft, biedt niet liet zelfde schouwspel V3n vernieling als de dorpen, die vrijwel geheel ver woest zijn. Het droevigst schouwspel biedt hier de kerk, een bouwwerk uit de 12e eeuw dat naar we reeds hebben gemeld, volkomen verwoest is. Een strijd met Duitsche vliegeniers. Uit Bordeaux wordt aan de „Temps" het volgend spannend relaas van een gevecht tusschen twee Duitsche vlie ger-luitenants en een Fransche pa trouille medegedeeld. Een paar dagen geleden, tegen 9 uur in den avond meldden de wacht posten bij Argues de daling van een tweedekker in de moerassen ten Oosten van het kasteel. Onmiddellijk trok een patrouille op de aangewezen plek af, en deze vindt inderdaad een Duitsche vliegmachine, die zich vry diep in den modder had vastgewerkt. Van den bestuurder en don waarne mer echter geen spoor. Men moest dus een drijfjacht ondernomen, want do vluchtelingen konden onmogelijk ver weg zijn, iu deze duisternis en een hun onbekende landstreek. De patrouille, samengesteld uit de soldaten Burel, Dubos, Tessler, Che- valier, en Groleau, begon zorgvuldig do omstreken te doorzoeken. Plotse ling hoorde Groleau op den straatweg eon verdacht geluid uit den greppel komen; hij naderde zachtjes en zag hoe een vage gedaante zich plat op den buik wierp. Hij bracht dadelijk zijn geweer in den aanslag en uitte een krachtig„Qui vive Als door een veer. bewogen sprongen twee mannen op, die riepen„Niet schieten, wij geven ons over 1" Het bleken de twee verongelukte vliegers te zijn. „Steek je handen op 1" beval Groleau. De Duitschers gehoorzaamden. Burel en Dubos, bajonet op 't ge weer, plaatsten zich nu aan weers zijden van de gevangenen, en Groleau achter hen. Chevalier en Tessier volgden op een 20 pas afstand, waarna het troepje den weg naar de wacht post insloeg. Nauwelijks had men een zestigtal meter gemarcheerd, of de twee Duit schers keerden zich plotseling om, op een vooruit afgesproken teeken, gre pen de twee soldaten naast zich bij de keel en rolden spoedig met hen over den grond. Burel, aldus overrompeld, viel lang uit op zijn rug, Hij liet echter zyn geweer los, kromde zich vliegensvlug, wierp zich op den buik, richtte zich op de knieön en smeet den Duitschen vlieger met een „halven Nelson" hardhandig op den grond en trachtte hem vast te houden. De Duitscher, inziende dat hij het onderspit zou delven, trok zijn revol ver uit de ceintuurtasch, maar Burel had het gebaar gezien en wrikte de pols van zijn aanvaller om, terwijl hij met de rechterhand diens hoofd neerhield. Op dat oogenblik naderde Groleau, die nog niet had durven schieten uit Yrees van zyn makker te zullen raken, en joeg den Duit schen luitenant a bout portant een kogel door de hersens. Intusschen had Dubos zich vau zijn aanvaller weten te bevrijden en hem met een kolfslag tegen het hoofd neergeslagen. Maar de zeer sterke Duitscher stond dadelijk weer op de been en kwam met een lang dolkmes in de hand weer op zijn vijand los, toen een kogel in het rechteroog en een bajonetsteek in den buik hem levenloos op een hoop keien langs den wegberm deden nederstorten. Vlaamsche ruiters. Een Italiaansche oorlogscorrespon dent, Scarfoglio, geeft een schets van de vreemde ruiters, welke hij over de wegen en slagvelden van Vlaan deren ziet rijden. Het heeft hem een huivering bezorgd, de Indische rui ters, die de Engelschen als hulp troepen naar Europa lieten komen, voorbij te zien draven. En het zien ronddolen daar van die mannen uit Bengalen, wier oogen vonken schieten en wier tanden als van roofdieren glimmen, werkte op hem als een beangstigende droom. Daar komt er een aanrijden, op een sukkeldrafjezijn paard is klein, met magere pooten en uitgerammeld lijf, meer lijkend op een ezel dan op oen paard. Op zijn rug is een soort aap gezeten, met een gemeen grijn zend gezicht. Op het hoofd draagt de ruiter een grauwen tulband eu in de vuist klemt hij een lans met een zeer lang en scherp Ijzer. Aan de zijde heeft hij het zwaard hangen, een krom, glimmend ding, eerder bestemd voor buiken-opensnijden en kop-afhakken dan om er een scherm- beweging mee uit te voeren. Het gezicht van zoo'n Bengaleeschen lansdrager is het afstootendst. Zijn trekken zijn wild en woesttoch houdt hij de spieren van zijn magere tronie strak in bedwang. Hjj speurt altijd maar recht voor zich uit, scherp gericht op den horizon, zonder ooit naar links of rechts te kijken. Het is een allerzonderlingste ver schijning, welke zoo'n vreemde ruiter daar in het Vlaamsche landschap maakt. Hij wekt geheel den indruk van een struikroover uit de raiddel- eeuwen. Zelfs in deze anders waarlijk niet zachte of vriendelijke omgeving van wild-vechtende legerscharen, springt hij uit de omlijsting. Te midden van deze legers van familie-vaders, die in weerwil van hun borstelige baarden toch nogeeh menschelijke uitdrukking hebben behouden, vormt do verschij ning van deze katachtige menschen- soort een tegenstelling. Waarvoor gebruikt men ze in den strijd? Voor het nachtwerkDan weten ze op hun lichte ponies naderbij Ie sluipen. Eer de scherpst-oplettende schildwacht alarm heeft kunnen maken, hebben ze zich reeds heen geschoven naar den vyandelijken post, soms tot in het midden van het bivak. En de schildwacht is reeds aan de scherpe lans geregen, het vlijm scherpe zwaard is hem reeds door de keel gegaan, eer hij zijn tegenstander uit het nacht zwart heeft zien opduiken. Met zijn katten-oogen, met zijn luipaarden-aard, met zijn roofdieren- natuur is dit z|jn voornaamste werk. En wanneer men ze zoo eens over dag daar ziet rondstappen op hunne verarmde paartjes, den wendt men zich af van hun stekende woeste tronie. Na den slag. In de „SQddeutsche Zeitung" schrijft een soldaatHoeveel gedichten heb ik reeds moeten lezen over het ge juich op het slagveld na den slag. Ik heb er nooit iets van gemerkt. Integendeel, nooit zijn mijn mannen stiller binnen gemarcheerd dan na den eersten gewonnen slag. Wy had den den dag te voren een zwaren marsch achter ons en slechts twee uur geslapen. Heel in de vroegte waren wij in het gevecht gekomen, in een hagel van Fransche kartetsen en granaten, zooals ik ze later alleen nog maar bij Verdun gezien heb. Toen de vervolgende artillerie nog slechts in de verte bulderde en de avond inviel, kwam de uitputting. De mannen wierpen zich in het natte gras en sliepen. Onze veld keukens waren in het granaatvuur gekomen en stonden de hemel weet waar. Wij kregen in elk geval niets te eten. Water was er ook niet. Tot overmaat van ramp waren wij in den loop van het gevecht met een ander corps vermengd geraakt. Nie mand had 'eenig begrip, waar ons corps zich bevond. Eindelek kregen wij een uhlaan te pakken, die ons inlichtingen geven kon. Midden in den nacht ging onze compagnie op marsch. Na een uur hoorden wij voor ons graven en scheppen. Wij melden ons bij den eersten den besten aanvoerder. „Goed dat gij nog komt", zei hij. „Ge kunt U hier onmiddellijk ingraven. Maar goed, tot aan de tanden. Bij het aanbreken van den dag krijgen wij zware Fran sche granaten tot ontbijt. Goeden avond." Onze mannen waren totaal uitge put, maar begonnen onmiddellijk te graven. De grond was steenachtig, den heelen nacht knarsten de spaden. Onze mannen deden hun plicht. Zon der een hap brood in den mond, huiverend in den ijskouden wind, die over de hoogvlakte floot, zonder een enkel mopperend woord groeven zy den heelen nacht door. Toen de mor gen aanbrak, waren de loopgraven klaar. Zonder een woord vielen zy er in neer en wilden niets dan sla pen, slapen. De verwachte granaten Weven uit. Onze mannen waren langzamerhand weer opgewekt geworden. Ztj kookten aardappelen in hun kookgerei, die bij massa's op de akkers te vinden waren. Zij verteldeu hun heldendaden van den vorigen dag, plaagden elkaar en rookten als schoorsteenen Belgi sche cigaretten. Toen kwam het bevel, het slagveld opruimen, de dooden begraven. Dat was het ergste. Aan iedere compagnie werd een ge deelte van het gevechtsterrein aan gewezen, waar zij den vorigen dag gevochten had. In dunne tirailleurs- lijn betraden wij het gevechtsterrein. Hier op deze plaats, waar ik gisteren in de vroegte met mijn troep in het vuurgevecht gekomen was, lag ook reeds de eerste doode. Een recruut van mij, die ik dezen winter gedrild had. Wij kwamen verder by de posities waar de Fransche artillerie ons twee kanten te pakken bad gekregen. Hier lagen er reeds meer. Van alle kanten kwamen de mannen en brach ten de dooden by elkaar. Een officier nam van iederen ge vallene zijn herkenningsteeken, geld, horloge en brieven. Dit allep werd tot een pakje samengebonden. De pakjes hoopten zich op. Daar bracbteu zij ook een kameraad van mij, een jong luitenant, de revol ver nog in de vuist. Kort voor het gevecht hadden wij samen nog mijn veldflesch geledigd en vroofljk gepraat. Het slagveld lag wyd uitgestrekt voor mij. Overal de sporen van ver bitterden strijd. Diepe kuilen, die deFransche granaten gemaakt hadden. Overal scherven, open ransels, waar in de soldaten naar kousen en schoon goed zochten. Stuk geschoten en gave geweren, stukken uniform, helmen en veldflesschen. Hoe dichter by den boschrand wij kwamen, waar de Fransche infanterie in stelling ge weest was, hoe talrijker werden de dooden. Maar de verliezen waren nog niet zoo zwaar als wy gedacht had den. Om een lyk stond een dichte kring van soldaten. Plotseling namen zij als van zelf hun petten af. De doode was onze regimentscomman dant". Na een bezoek aau do Fransche stellingen, waar nog meer dooden lagen, komt de officier terug en ver telt dan daarvan: Toen wij daar aankwamen, was een gedeelte van de manschapen reeds begraven. Voor anderen was het grai juist reeds gereed. De dooden lagen in rijen Wurtembergers, Rynlanders, Sileziérs, Westfalers, alles door elkaar. Zwijgend stonden onze manschappen om de graven. Menige brave kame raad, menige goede vriend lag daar in de lange rij van stille doode men- schen. Een sergeant sprak een kort gebed uit, en toen woelden de spaden in de opgeworpen aarde en dekten zij de dapperen toe. Een eenvoudig hou ten kruis werd op de plaats gezet, waar onze kameraden een eeuwigen slaap sliepen, 's Middags werden de gevallen officieren gemeenschappelijk begraven. Boven op de hoogvlakte, waar men het heele slagveld kan overzien. Roerend was het te zien, hoe de soldaten in de tuinen van het platgeschoten dorp en op het veld bloemen zochten voor het graf van „hun luitenant". Later stonden om den hoogen, dik met bloemen bedekte en met een ruw getimmerd kruis voorzienen graf heuvel de manschappen in carré met helm en geweer en ransel gereed om weg te marcheeren. De divisie-geeste lijke sprak een paar korte woorden. De hoogste officier eveneens. Een paar schelle commando's, de troepen pre senteerden het geweer, de trommels roffelden, de muziek speelde als laatste eer voor de -doode officieren. Toen rukten wij op, de muziek speelde een vluggen, hartverkwikkenden marsch en de colonne marcheerde verder Frankrijk binnen. Dat is in het algemeen het beeld na den slag." Uit veldpostbrleven. De Kölnische Volkszeitung drukt het volgende af uit een brief van een officier te velde „Gisternacht heb ik weer eens lekker op stroo geslapen. Toen ik 's morgens uit mijn venster keek, werd er juist een jonge dragonder- luitenant, blijkbaar zwaar gewond, op een handkar voorbijgereden. Hij zag er ellendig uit en scheen geheel uitgeput. De hospitaalsoldaat, die hem hielp, vroeg of ik niet een glas cog nac of wat melk had. Ik kon gelukkig allebei verschaffen en ging zelf naar buiten om met den kameraad te praten. Stel je voor: By een patroeljerit kreeg hij een schot door beide dyen, links een yleeschwond, rechts been- verspliutering. Hij viel van zijn paard, dat, zelf ook gewond, wegrende. Zijn drie dragonders ook dadelijk dood. Daar lag hy nu, niet in staat zich te bewegen. Den volgenden morgen hoorde en zag hij, dat bij tusschen twee fronten lag. Voor hem zaten de Franschen in de loopgraven en achter hem de Duitschers. In den loop van den nacht hadden de par tijen die posities ingenomen. Maar het ergste was, dat hy op 100 meter van de Franschen en op 600 meter van de Duitschers lag. En nu begon 't schieten van beide kanten. De ge weerkogels' suisden vlak over hem heen; en ook de Duitsche artillerie beschoot de Fransche loopgraven. Nu wist hij het precies: Als onze artil lerie maar 100 meter te kort schiet, wat bij afstanden van 4000 meter gebeuren kan. dan zou hy midden in het vuur vau de eigen troepen liggen. En jawel! daar nam een splinter van een granaatkartets een puntje van zyn rechteroor weg. Voor- of achteruit gaan, dat was onmogelijk, omdat hy zijn dijbeen niet ter beschikking had. Zoomoest hy dus wachten totdat een van beide partyen den tegenstander terugwierp, vooruitrukte en hem vond. En het gevecht duurde precies 6 maal 24 uren. Zes dagen en zes nachten heeft die luitenant daar onder een onafgebroken vuur van beide kanten gelegen! Ik vroeg hem waarvan hij geleefd had? „Af en toe aan een bietenblad geknabbeld". Den zevenden dag deden onze troepen een storm aanval op de Franschen en wierpen ze uit de loopgraven. Dat was 's morgens om 5 uur. Toen werd hjj eindelijk gevonden en dadelijk achter de linie gebracht. De arme kerel kon het glas cognac noch de kom met melk aan den mond zetten en was roerend dankbaar, toen ik hem daar mee hielp. En zonder klacht of bluf vertelde hij mij met ijzige kalmte de feiten". FEUILLETON. HOOFDSTUK VI. Op het gezicht van den ambtenaar was de angst te lezen. De menigte wachtte tot hij beneden zou zyn, de tyd doodend met het maken van spottende opmerkingen, die ontvan gen werden met schaterend gelach en gejouw. Zij waren nu ze op 't punt stonden deze twee aan elkander te binden, weer in een goed hunner gekomen. Er verscheen niemand aan de deur. Eindelijk begonnen zy ongeduldig te worden door dit oponthoud. De kerel daarbinnen hield hen voor het lapje. Dat bracht hun bloed in bewe ging. Zij zouden hem wel dwingen hun te gehoorzamen. Een kerel uit de achterhoede maakte een steen los uit de straat er wierp die met kracht door de lucht over de hoofden der omstanders. Met een luiden bons kwam hy terrecht tegen de deur en een paneel werd midden door ge scheurd met luid gekraak van splin terend hout. Dat geluid werkte als een signaal op de menschen. Altijd ruw, al tyd klaar voor gevecht, opgewonden door den strijd, dien ze voerden was er weinig noodig om hen wild te mak t „Haal het nest neer rond de oude vos!" schreeuwde er een. Deze woor den vuurden hen aan. Een dozyn handen hieven de zware steenen op en wierpen ze weg. De deur werd verbrijzeld. Een paar trappen met de zware laarzen eindigden 't werk en de toegang tot het huis was vry. Juffrouw Carter, byna opgetild door het gedrang achter haar, bevond zich plotseling met een troep myn- werkers in de nieuwe gang, waar zy geduwd en gedrukt werd door de steeds talryker wordende schare. Een zykamer stond open. Hierin werd zy gebracht. Zy zag haastig rond naar Voyse en ontdekte hem achter zich in handen van een aantal kerels, die hem achter haar de kamer bin nen duwden. De kleine kamer was spoedig vol mannen, die rondloerden of zy den ambtenaar ook ergens konden ont dekken. „Hy is hier niet! Wij kunnen hen niet trouwen zonder den ambtenaar!" „Laten wy hem gaan zoeken." En hiermee liepen de mannen de kamer uit en de trap op. Iemand riep met schrille stem': „Sluit de deur. Wij zullen den vogel verliezen, als we de kooi niet dicht doen I" Met gelach en gedreig vlogen de kerels de trap op, die kraakte onder de zware stappen, naar de bovenverdie ping om den verborgen bewoner op te sporen. In de kleine kamer stonden juf frouw Carter en Voyse tegenover elkaar. Er was slechts een tafel tus schen hen; zij zagen elkaar aan. Zy droeg een auto-sluier over haar hoed gebonden, die scheef getrokken was in de worsteling. Haar gezicht was half verscholen, alleen haar oogen en de punt van een uitdagend, vast beraden neusje waren te zien. Hij kon ze juist onderscheiden door zijn bril in het onzekere licht van het kamertje, waar de gordijnen en licht groene jalouzieön elke zonnestraal tegenhielden. Boven hen beefde en schudde het huis van geBtamp en geloop van zware laarzen en geschreeuw drong nu en dan tot hen door. Aanstonds zouden de mannen den ongelukkigen ambtenaar ongetwijfeld ergens ver scholen vinden achter een kast of onder een bed en hem Daarbeneden sleepen. Wat zou er dan met hem Hy stapte snelberaden op haar toe. „Ik wou u zeggen, dat u niet on gerust behoeft te zyn", zei hy zacht. „U behoeft geen oogenblik te vreezen, dat deze afschuwelyke klucht ten einde toe afgespeeld zal worden. Het is te belacheiykl Natuurlijk weiger ik met u te trouwenzelfs deze kerels kunnen me tot zoo'n misdaad niet dwingen. Ik zal stellig weigeren. U hebt toch zeker geen oogenblik ge dacht, d£t ik zou meedoen aan zoo iets monsterachtigs?" Zij keek hem aan, met geopende lippen alsof zy iets wilde zeggen. „Weiger nietl" fluisterde zij einde- lyk zoo zachtjes, dat hij niet zeker was of hjj goed gehoord had. „Doe het niet! Je mag niet! Zij zullen je dooden, als je 't niet doet! Je weet niet, hoe zij zijn, als men hun harts tochten niet tegemoet komt. Zij zul len u dooden. Ze gelooven niet, dat je Ludlow niet bent. Als je je tegen hen verzet, zullen ze je doodschop pen met hunne zware schoenen of je neerslaan, zooals zy het een os zouden doen. Weigert niet, je mag niet weigeren!" „Niet? U noodzaken tot iets, dat u onmogelyk kunt doen, zooals u zeil Laten ze eens probeeren my tot een schurk en een lafaard te makenWat gy my niet met eigen vrijen wil wil dot geven, zou ik aannemen om mijn leven te redden? Stellig doe ik het nietl Het spyt me, dat u zoo iets van my kunt veronderstellen!" „Och weiger toch niet!" Haar stem klonk smeekend. „Het zal natuurlijk een grap zyn. Ik weet niet, of het wel overeenkomstig de wot is om getrouwd te worden in het kantoor van een ambtenaar, zonder dat het buweiyk afgelezen is zoo maar in een oogenblik. Weet u iets van dit soort trouweryen?" „Niets. Uitgezonderd dat, als twee menschen wegloopen of als ze in 't geheim trouwen, dan doen zy het op deze manier, nietwaar?" „Ik weet 't niet. Ik weet er niets van. Ik weet alleen, dat zy u zullen vermoorden, als gy niet toegeeft en hun wil niet doet. Wees toch ver- stanig. Wees niet zoo dwaas! Wat kan het schelen?" „Wat het kan schelen? Dat ik u niet noodgedwongen tot myn vrouw wil hebben, als gy er niet vrijwillig toe kunt besluiten? Onzin! het is onmogelijk I Het zou monsterachtig zyn. Ziet u niet; dat ik het niet doen kan? En vooral niet na wat u me toen gezegd hebt. Niets zou my kun nen dwingen u nu tot mijn vrouw te maken." „Maar toen was het heel wat anders - toen stond er niets op het spel. Nu hier nu er zooveel van afhangt! Uw leven staat op 't spel, als gy niet be sluiten kunt. Laat u toch raden 1 En al les wel besehouwd, wat zou het ook. Het is niet wettig, daar ben ik zeker van. Niemand is gehouden te volbren gen waartoe hij gedwongen wordt met den dood voor oogen. En boven dien, als was het niet in stryd met de wet, dan is 't nog niet erg, wel Ik ben liever je vrouw, dan dat ik u zag sterven onder myn oogen!" „Dank u. Dat is heel humaan van u!" „U doet het? Wees dan toch ver standig! Doe het om my, als gy het niet om u zelf wilt, als het u niet kan schelen getrapt misschien vermoord te worden. O, waarom zijn de mannen toch zoo dom, zoo dwaas dapper! Denk dan toch aan myi" „Het is juist, omdat ik aan u denk, dat ik weiger", zei h!j, terwyi hyde tanden op elkaar klemde. Kijk eens, - Praat niet langer ik kan het niet langer volhouden. Weet je dan niet, dat ik zoo erg naar je verlang, dat de duivel nu achter me staat en me aanspoort je voorstel aan te ne men? Als ik luisterde zou ik elk uur van myn leven vervloeken. Een vrouw te nemen om mijn hoofd te redden, als zij my verteld heeft, dat zy my niet uit vrijen wil trouwen wil, nooit!" Zij barstte uit in Bnikken het viel haar hard nog meer te zeggen. „En nu," zei hy, „geloof ik niet, dat wy verder behoeven te praten. Een man begrijpt een vrouw wonder wel, als zij hem zegt, dat zij hem niot noodig heeft". Boven hoorde men nog steeds het gestap van voeten en kreten van de vervolgers. Elk oogenblik konden de kerels terug komen, den ambtenaar met zich voerende. Nu hoorden zy boven zich het breken van aardewerk en het gekraak van inelkaar getrapte meubelen. De woeste indringers, die zagen dat hun prooi hen ontsnapte, wreekten hun woede op zyn bezit tingen. De kleine ambtenaar was, zoodra de eerste steen tegen zyn deur ge worpen was, doodsbang door de ach terdeur gevlucht, over een muurtje geklommen met behulp van een oude ton. Hy verlangde er niet naar het einde van de klucht te zien waarin hij uitgenoodigd was zoo'n belang rijke rol te vervullen. Op het oogen blik, dat de bende zijn huis binnen drong, zat hij, bevende van angst en overspanning, verscholen in de kel der van een goeden buurman. „De oude vos is ge vlucutl" schreeuw de men eindeiyk van boven, nadat alle kamers en de zolder van 't huis doorzocht waren. „Hang Ludlow op aan de ijzeren haak daar boven!" Juffrouw Carter, doodsbleek bydie kreet, kwam plotseling van achter de tafel en ging staan naast den man, die zy zoo juist gesmeekt had, om haar tot zy'n vrouw te nemen. Toen, terwyi in die ondeelbare korte tydsruimte zy een besluit ge- nomen had, bleek dat niet meer noodig te zyn. Van verre op't einde van de straat klonk plotseling de toon van een trompet. Zy luitsterden aandachtig en hoorden het getrap pel van galoppeerde paarden en het geschreeuw van de menschen op straat. Voyse en het meisje naast hem, keken elkaar dankbaar aan. Zy wis ten wat dit beteekende. Hulp was naby. Zy waren gered van hun ver volgers. Van de bovenverdieping, waar de plunderaars en meubelen uithaalden en stuk trapten klonk een angstig geroep. Een van hen had naar buiten gekeken en ontdekt wat er gaande was. De soldaten komen 1 Ze zullen ons pakken." En hals over kop vluchtten ze de trap af en de voordeur uit, want zy wisten, wat gevolgen de komst van do cavalerie voor hen kon hebben. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1914 | | pagina 4