Reclame-Sajet
A. KLOPPER
Hoogmoed en Liefde.
Thee E. Brandsma
Magazijn „De Ster".
best grijs Papier
I
I
NOUVEAUTÉS voorSt. NICOLAAS
Firma Wed. L. I. GROEN,
Het mooiste e
„HET LEVEN",
St.Nicolaas-
geschenken
LQQDSGRACHT 69.
H"*r WILLEM KLUT.
P. PLUIJLAAR.
willem klut,
Thee
r. m. is
Gebruik de
J.P.J.SCHULMAIJER,
Zaterdagnacht keerde de
foto-redacteur Tervooren
via Parijs-Boulogne-Folkestone
uit de Fransche gevechtslinies
terug. Zijn zeer belangrijke foto's
en interessant reisverhaal ver
schijnen in
dat van af heden a 10 cent per
nummer verkrijgbaar is bij den
Boekhandel EGNER, Keizerstr.37
AMSTERDAMSCHE
DE BAZUIN
in zeer groote
sorteering bij:
ZONEN.
THIEMAN, Grossier.
De Quatïteit uan Crème Crdat
roemt men in tanden zonder tat.
Wie 12 verschillende ABC-advertentlën uitknipt en aan de „ERDAL"-fabrlek, Amster
dam, (met 5 cent port) inzendt, ontvangt gratis de geheele serie artistieke Slultzegels.
Hötel-Café-Restaurant
M
Ondergeteekende heeft de eer te berichten, dat
hij vanaf 16 NOVEMBER 1914 de exploitatie van
bovengenoemde zaak heeft overgedragen aan den
Ondergeteekende zegt zijne geachte Cllëntèle,
zoowel binnen als buiten de gemeente, beleefd
dank voor de gunst, die hij jaren achtereen heeft
mogen genieten en beveelt zijn opvolger minzaam
aan.
Hoogachtend,
Mij refereerende aan bovenstaande annonce,
heb ik de eer het geachte publiek van Helder en
Omstreken te berichten, dat de zaak op denz?lfden
voet zal worden voortgezet als bij mijn voorganger
en ik niets onbeproefd zal laten om het den be
zoekers van Hotel-Café-Restaurant „DE TOELAST"
zoo aangenaam mogelijk te maken.
Onder beleefde aanbeveling,
Restaurateur.
Vraagt Uwen Winkelier
Een geurig kop]e.
in ruime sorteering voorhanden.
N.V. Boekh. v.h. A. J. MAAS.
Groote prijsvermindering van een partij boeken In prachtband.
ZUIDSTRAAT 79.
Koopt Bteeds tegen de hoogste
waarde oud goud, zilver, galon, meu
belen en alle voorkomende artikelen.
Heeft ook te koop mooie horloges,
ringen, kettingen enz., zeer goedkoop.
TE KOOP.
12 stuks Wandetageres, eikenhout, met
gele gordijntjes, vanaf f 1.76.
1 Psnantkastje, notenhout.
Elksn- en noten Tafels.
Alles eigen fabrikaat.
Adres: W. KLUT, Meubelmaker.
Vlamingstraat 68 en 64 werkplaats.
De Scheermesscherper
maakt elk scheermes in enkele se
conden vlijmscherp. Het eenige
apparaat waarop ook de Gillette en
gelijksoortige mesjes kunnen worden
aangezet. Prijs f 1.50, (naar buiten
f 1.65). HERMAN KOPPEN, Hoofdgr. 84.
onovertroffen van kwaliteit en zeer
waterhoudend, 70, 80, 90 en 100
oent per pond.
Pakjes van Va - - 21/, ons.
In het oude Victualiehuis.
R. MAALSTEED, Dijkstraat 22, Heldin.
Wadarverkoopsrs provisie.
van y
PFAFF-
NAAIMACHINE.
Steeds In voorraad grootste
sorteering NAAIMACHINES,
van de beste fabrikaten
In verschillende prijzen.
Op verlangen wordt de
gemakkelijkste manier van
betaling toegestaan door
w o k o I ij k s c h e of
maandelijksche af
betaling; a contant
groote korting.
SPOORSTRAAT No. 90,
OEN HELDER.
NAAIMACHINE
REPARATIE-INRICHTING.
Mu VAN LEVENSVERZEKERING.
AMSTERDAM. KEIZERSGRACHT 547-549.
BIJKANTOOR VOOR NED.-INDIË:
SOERABAJA SOCIETEITSTRAAT.
GUNSTIGE VOORWAARDEN. - CONCURREERENDE TARIEVEN.
INLICHTINGEN VERSTREKT GAARNE HERMAN NYPELS, HELDER.
Muziek- en Instrumentenhandel
KANAALWEG 90.
Voor de SINT NICOLAAS ontvangen
rijke keuze:
Mandolines, Violen,
Guitaren, Speeldoozen,
en de nieuwste
Mondorgels en Handharmonica's.
Concurreerende prijzen.
Plano- en Mandollne-muzlek
ruim 1000 exemplaren voorhanden:
Waldandacht - Blumenlled - l'Absence -
Fremersbarg - Els-Walz - Home sweet
Home, enz., enz.
Yraig het Engelscht Soldalinlied „IIPPERARY".
Ook ruim gesorteerd In
GRAMOPHONES en platen.
Hoofdagent van Pathé.
Privaat- en Cursus-
lessen in nuttige en fraaie
handwerken.
Dagelijks aanmelden van nieuwe
leerlingen bij
DE BOER-KORVER,
Spoorstraat 38,
C. MEIJERS,
Weststraat 77.
Gedipi. nutt. en fraaie handwerken.
Diners
worden dagelijks aan huis bezorgd.
Bestellingen 's morgens voor 12
uur aan het van ouds bekend
KOOKHUIS DIJKSTRAAT 13.
BeleBfd aanbevelend,
Wed. L. H. RIETBERGEN.
Speciaal adres
voor OVERHEMDEN naar maat.
OVERHEMDEN met piqué borst
f 2.75, prima kwaliteit.
De strijd bij Dixmuiden.
De oorlogscorrespondent van „De
Tijd" seint aan zijn blad onder dag-
teekening van 18 Nov.
Als men van Sluis met de tram
tot Draaiburg gaat, vandaar naar
Sehoondijke en verder naar IJzen-
dijke en men loopt dan nog een 15
K.M. door de moerassen en modder
poelen onder den Braakman tot Sas
van Gent, waar men de tram nemen
kan tot Gent, terwijl de afstand Gent-
Brugge gedeeltelijk per trein, gedeel
telijk per voet wordt afgelegd
dan kan men met eenig gevaar
nog bij Brugge en met brutaliteit
zelfs in Brugge komen.
Maar als Belg komt men er dan
ook niet meer uitDe posten n.1.,
die den toegang tot Brugge bezet
houden, laten niemand de stad ver
laten, zelfs al heeft hij een zak vol
paspoorten, tenzy hij jonger dan 16
of ouder dan 45 jaar ia. Toen ik
Brugge weer verlaten wilde, stuurde
men mij dan ook terug met de bood
schap, dat ik tusschen 16 en 45 jaar
was, hetgeen ik spontaan erkennen
moest. Na een herhaald bezoek aan
den commandant echter kreeg ik een
briefje mee, dat ik weliswaar den
gevaarlijken leeftijd bereikt had, maar
niettemin als Nederlander kon wor
den doorgelaten.
De soidaten, die nu in Brugge zijn,
hebben bijna allen de laatste gevech
ten aan de Yser, de verdere verbrei
ding der inundatie en het gure sneeuw
en stormweer meegemaakt. Versche
troepen zijn hun plaatsen komen in
nemen en zij mogen enkele dagen
gaan uitrusten.
Een soldaat met een intelligent
uiterlijk stond voor het „Feldpost"-
kantoor op wacht. Zijn kleeren waren
nog dik beslijkt en de vermoeienis
lag hem op het gelaat. Voortdurend
bracht hij de hand voor den mond
om een hollen, diepen hoest tesmo
ren. Ik drentelde wat op en neer,
trachtende een middeuje te vinden
om, zonder argwaan te wekken, een
praatje met hem te maken.
Eindelijk loop ik in flinken pas met
een nuchter gezicht op den hoofd
ingang van het postkantoor af en
vlak vóór hem gekomen, roept hij
me een „halt" toe en steekt den
arm uit.
„-Wat wilt u?"
„Een brief verzenden 1"
„Een brief? Waarheen?"
„Naar m'n familie in Holland. Ik
ben Hollander."
„Ah, dat gaat toch niet; alleen
brieven van Duitsche soldaten wor
den verzonden. En ook dat gaat nog
niet gemakkelijk't duurt tenminste
lang."
„'t Spijt me, want men zal zich
in Holland wel ongerust over me
maken."
„Ja, vriend, bij ons in Duitachland
is dat nog erger. Voortdurend zijn
we in gevechten, waar zoovele kame
raden blijven en de familie leeft steeds
in angstige spanning. Maar velen
zullen geen brieven meer ontvangen,
want 't gaat wreed, wreed."
„Is de strijd zóó bloedig?"
„BloedigNeen, moorddadig
Gisteren pas ben ik met mijn com
pagnie uit Dixmuiden hier terug
gekomen, maar ach, hoe weinigen
nog. Zondagavond moesten we met
onbekende bestemming optrekken in
Noordelijke richting. We lagen in
onze loopgraven achter Dixmuiden...
„Achter Dixmuiden? Ik dacht, dat
uw troepen er al in waren."
„Dat zijn ze ook, maar van het
plaatsje staat niet veel meer en de
bezetting is volstrekt niet rustig,
daar de Engelsche nog vlak achter
het stadje liggen, aan de andere zijde
van de Yser. Vorige week Vrijdag
hadden we in het plaatsje een paar
batterijen in stelling weten te bren
gen, maar nauw waren wij Zaterdag
morgen begonnen met vuren, of de
stukken werden met de bediening
door de vijandelijke artillerie vernie
tigd. Slechts infanterie is er nu ge
legerd in een soort loopgraven, waar
voor van het puin der huizen borst
weringen zijn opgeworpen.
„Zouden uw kameraden zich in
Dixmuiden handhaven, denkt ge?"
„Waarschijnlijk wel, want toen de
Engelschen en Belgen Dixmuiden de
laatste maal hadden moeten ontrui
men, z\jn ze door hun eigen inun
datie genoodzaakt geworden tot aan
de andere zijde van de Yser terug
te trekken. Toch worden we ook in
Dixmuiden nog bestookt door de
Engelschen, die even ten zuiden van
Dixmuiden zich nog op den rechter
oever hebben weten te handhaven.
Toen wij Zondagavond dus vanuit
onze loopgraven achter Dixmuiden
optrokken in noordelijke richting,
waren wijf versterkt door cavalerie,
bij elkaar wel 2000 man sterk. Na
twee uur inarcheeren in hevige koude
en wind sloegen we weer links af,
de richting van de liniönin. Weldra
kwamen we honderden onzer mannen
tegen, die allen in de richting Leke
en Cortemarck vertrokken.
Ze waren doornat. De meesten
waren ziek. Dagen lang hadden ze
onder het guurste weer in de loop
graven gelegen onder voortdurende
stortregens en een vijandelijk artille
rievuur, dat niet beantwoord kon
worden, daar onze kanonnen door
den drassigen bodem te veel naar
achteren gebracht moesten worden.
Het gezicht van die van koude
rillende mannen met hun natte klee
deren in den donkeren guren nacht
zal ik nooit vergeten. Door de voort
durende regens van de laatste dagen
hadden onze vijanden de inundatie
op dit terrein weer verder kunnen
uitbreiden en door allerlei greppels
en geulen was het water langzaam
de loopgraven ingekomen.
Onderwijl vlogen de vijandelijke
bommen in lucht, die boven onze
linièn uiteenspatten en een helsch
licht verspreiden. Het water dwong
hen eindelijk de loopgraven te ver
laten, waar ze zooveel dagen reeds
hadden doorgebracht, maar nauw
hadden ze zich op weg begeven of
met verbluffende juistheid vielen de
granaten onder hen.
Thans moesten wij hun plaatsen
gaan innemen. Niet echter zonder
de grootste moeite, want terwijl onze
kameraden hun posities verlaten had
den, was het den vijand, begunstigd
door de duisternis, met een ongekende
vermetelheid gelukt in vlotten over
te steken en tot vlak voor onze
vroegere loopgraven positie te nemen.
Deze overtocht heeft ons verrast
en toen we stil in de half met water
gevulde loopgraven wilden afdalon,
trof ons van dichtbij een moorddadig
geweervuur, dat vele van onze sol
daten vallen deed en neerstorten in
de waterpoelen, die eens loopgraven
waren. Ofschoon we onmiddellijk het
vuren op het onbekende beantwoord
den, werden er zeker een 200 man
van de onzen gedood, zonder dat we
merken konden of de vijand ook
door ons vuur leed. Plotseling hoor
den we een hoorn achter ons schallen
en het geklots van paardepooten in
het drassige terrein.
Het was de cavalerie, die met ons
was uitgetrokken en ons te hulp
kwam. De paarden huilden en snoven
en den adem bliezen ze als heeten
stoom uit de neusgaten. In dolle vaart
renden ze door de opening, die we
gemaakt hadden, over de loopgraven
heen, waar velen echter op de glib
berige kanten verongelukten.
De woeste draf werd voortgezet,
tot de plaats, waar de vijanden ge
land moesten zijn, doch werd plots
afgebroken door' het ratelend gelik
van mitrailleurs, welk scherp ratelend
geluid reeds voor zoovelen den dood
beteeketide. Wij hoorden nog de uit
roepen onzer kameraden en zien het
geflikker der korte sabels onzer cava
leristen. Maar steeds ook knetteren
de machinegeweren en het sabel-
geflikker wordt minder.
Slechts een zwakke uitroep onzer
cavaleristen beieikt ons nog slechts,
het is een kreet om hulp. Van de
zijde, waar onze kapitein stond, hoor
ik een „Voorwaarts!" en dit woord
plant zich door den mond der feld-
webels langs de rijen voort, „Bajo
net!" Met gebogen hoofden en de
bajonet vooruit, rukten we voort,
alle hinderpalen trotseerend, onze
kameraden ter hulp.
Ik val in een loopgraaf, waarin ik
me ernstig bezeer en slechts mot
moeite me uit het water redden kan.
Mijn kameraden echter zijn naar
voren gekomen. Thans is er niemand
meer over van onze heele cavalerie-
afdeeling, maar ook geen vijand is
gespaard gebleven. Ze waren een
tweehonderd man sterk, maar van
ons zijn er veel meer gevallen. De
drie mitrailleurs, die we veroverden,
zijn te duur betaald."
Met geen woord had ik het ver
haal van dezen soldaat willen onder
breken, waarmee hij blijkbaar z'n
gemoed heeft gelicht. Dof leunde hij
tenminste tijdens het verhaal tegen
den muur en zweeg een poosje na
het beëindigen. Dan richtte hij zich
weer glimlachend overeind en zeide
„Als ge nu weer in Holland komt,
kunt ge tenminste ook over den
oorlog praten".
Vriendelijke vijanden.
In de „Kreuzzeifcung" vertelt een
officier uit de loopgraven van de goede
verstandhouding met de Engelsche
vijanden, die daar heerscht ia den
tijd, dat er niet gevochten wordt;
hij bi vestigt tevens een verhaal, dat
reeds vroeger van andere zijde ge
daan is.
,,'s Avonds zegt hij is het
werkelijk vrij gemoedelijk. Als de
schemering valt, doen vriend en vij
and elkaar geen kwaad. Als wij dan
uit de loopgraven komen om ons een
beetje te vertreden of wanneer een
van ons om zekere onverbiddelijke
reden zich vertoont, dan wordt er
aan beide kanten een spade omhoog
gestoken en is het eereplicht niette
schieten. Begint het vuur echter toch
te vroeg, dan wordt van alle kanten
„Halt" of „Stop" geroepen. En de
wapens zwijgen. Men ziet, de oorlog
heeft ook zijn idylle en als het zoo
verder gaat, zullen wy van den winter,
zooals in 1870—'71, gevechten met
sneeuwballen leveren.
HEEREN SLAGERS
EN WINKELIERS!
Mijne noteering voor
is per pak van 3 riem f 2.66,
4 pak gelijk 10 gld.
Vetvrij Perkament,
bij 50 K.G. I 0.25 per K.Q. netto.
Alle soorten Winkelzakken
tegen uiterst lage prijzen.
Minzaam aanbevelend,
Binnenhaven 23.
st.
Prachtige sorteering
Bebé-Artikelen.
Fantasie- en
Dlenstbodenschorten.
Zakdoekjes In doos.
Korte Kragen.
Chawls.
Dames- en
Heerenhandschoenen,
in tricot, glacé en wol.
Een uitgezochte collectie
Dames- en Heeren-Paraplules.
En vele andere Artikelen,
voor dit doel geschikt.
Magazijn „INSULINDE",
SPOORSTRAAT 87-89.
W. BIERENBROODSPOT.
FEUILLETON.
EERSTE HOOFDSTUK.
Baron Rowell, ritmeester der hu
zaren, was met vrouw en dochter
juist heengegaan. Mevrouw Vollen-
hove had het gezelschap uitgelaten
en keerde toen naar den salon terug.
Z(j voelde zich zeer vereerd met dit
bezoek van den baron, die pas naar
Den Haag was overgeplaatst en nu
de gewone bezoeken in zijn conver
satiekring maakte. Zij was echter on
tevreden over haar zoon, die tegen
over de dochter van den baron bij
zonder voorkomend was geweest.
„Nu, Willem", zei mevrouw tot
haar zoon, „jy had ook wel wat beters
kunnen doen, dan dadelijk die freule
Erna het hof te maken".
„Een aardige, kleine rot, nietwaar
mama? Het was vermakelijk, hoe zij
bij ieder woord bloosde".
„Houd toch op, akelige jongen I ging
z\jn moeder voort. „Kyk tenminste
eerst eens met wie je te doen hebt.
Met dien ritmeester behoef je geen
gekheid te maken. Je brengt ons nog
in opspraak door je malligheid. Wan
neer Clara van Holthe dat hoort,
zijn al jou vooruitzichten door je
lichtzinnigheid bedorven".
Willem lachte hartelijk om deze
woorden en zijn vader, referendaris
aan het Departement van Oorlog, die
onverschillig naar dit onderhoud had
geluisterd, mengde zich nu ook in het
gesprek.
„Clara van Holthe? Wat moet dat
met Clara van Holthe?" vroeg hij.
Willem lachte nog altijd. „Weetu
dat nog niet, -papa? Nu, juffrouw
Clara van Holthe is de toekomstige
schoondochter van mama. Ongeluk
kiger wijs sta ik er voorloopig ge
heel buiten".
Mevrouw Vollenhove lachte wel om
dit gezegde van haar zoon, maar zij
meende toch te moeten opmerken,
dat Clara een zeer rijk meisje was,
en Willem een goede partij deed, als
hij haar tot vrouw kreeg. Hierna
keerde zij zich tot hare twee doch
ters, en sprak met haar over het
bozoek en de complimentjes, die
mevrouw Rowell haar had toege
fluisterd.
„Ja, Freda," sprak mevrouw tot
het oudste meisje, een mooie slanke
verschijning, „dit zijn tenslotte toch
de resultaten van ons aanpakken.
Wanneer wij niet de handen uit de
mouwen staken en werkten om alles
op zijn voordeeligst te doen uitkomen,
waar zouden wij dan onzen stand
van moeten ophouden?"
„Ja, mama," sprak Freda,meteen
ondeugend lachje in de richting van
haar zuster. - „Het is gelukkig, dat
wij door Jenny worden gesteund in
onze dageHjksche werkzaamheden.
Wanneer wij reeds een paar uren
bezig zijn, de meubelen te wrijven,
komt zij pas uit haar bed, en gaat dan
op de canapé liggen met een roman".
„Jenny lachte hartelijk, schudde
haar donker kopje en keek haar zus
ter on moeder beurtelings aan. Daarna
vroeg zij met een ernstig gezicht:
„Maar waarom werkt u dan, mama?
Daarvoor zijn toch dienstboden in de
wereld?"
Mevrouw Vollenhove deed haar best
een ontevreden gezicht te zetten,
maar dat ging haar slecht af. Dat
bemerkte zij zelf ook en daarom
wendde zij het gesprek over een
anderen boeg en begon zy met Freda
te spreken over Willem, die over
enkele dagen naar Amsterdam moest
om een voorloopig examen te doen
en die nu zijn tijd verluierde.
„Mama," zei Freda, „u moet hem
toch nog eens onderhanden nemen,
want anders loopt dat examen nog
slecht voor hem af".
„Ja," zei haar moeder, „en by kost
toch al zooveel. Wij moeten opalies
bezuinigen om hem in de gelegen
heid te stellen, zijn studie ten einde
te brengen. O, ja, we krijgen van
avond gasten. Ik zal eens in de keuken
gaan zien, hoever Elsje gevorderd is
met het eten".
„Gasten, mama? En wie zijn dat?"
„Verkerk en Patyn".
„Verkerk alweer? Wat moet dat
nu beteekenen?" vroeg Freda.
Mevrouw haalde de schouders op
glimlachte, en zeide: „Wij moeten
hier bepaald wel een magneet heb
ben, die hem aantrekt I"
Freda keek haar moeder vragend
aan, doch zeide niets.
Op dat oogenblik trad Jenny de
kamer weer binnen, die zy een oogen
blik had verlaten. Beiden keken haar
vol liefde aan, en toen Freda on
willekeurig haar moeder gadesloeg
begreep zij, wat die laatste woorden
eigenlijk te beduiden hadden.
„Om hemelswil!" riep ze ver
schrikt, maar haar moeder legde zich
een vinger op den mond, en beduid
de haar daardoor, dat zij er over zwij
gen moest.
Het zag er dien avond bij den re
ferendaris weer bijzonder gezellig en
behagelijk uit! Do hoeksalon, het
boudoir en de eetkamer waren helder
verlicht. De groote lamp brandde
boven de tafel, die er met het por-
celeinen eetservies, het schitterende
kristal en zilver en de smaakvol ge
rangschikte bloemen zeer aanlokke
lijk uitzag. Freda vouwde nog de
servetten in een sierlijken vorm een
praatte daarb(j met Jenny, die in
een schommelstoel, weer toekeek
bij den huiselyken arbeid van haar
zuster.
„Waar zit mama toch, Freda?"
„In de keuken".
„Maar wat doet zij daar dan toch
altijd? Ik begrijp jullie niet. Je hebt
allebei ontzettend veel lust in dienBt-
bodenwerk".
„Die lust is werkelijk zoo groot
niet, maar het moet. Elsje is geen
bekwame keukenmeid. Als z(j een
goed souper moet leveren, dan heeft
ze hulp uoodig. Zoo is het immers
ook het geval met al het andere, wij
moeten wel werken".
Jenny wilde iets antwoorden, maar
de deur ging open en hare moeder
kwam binnen.
„Nu, Freda, jij hebt je goed ge
weerd. Gelukkig ben ik ook klaar.
Voor het opdienen kan Elsje wel
zorgen. Ik moet me wat afkoelen,
want in de keuken was het zeer
warm en tenslotte zouden de gasten
het mij nog kunnen aanzien, dat ik
zelf gekookt heb".
„Zou dat zoo erg zyn, mama?"
Mevrouw Vollenhove haalde de
schouders op. „In mijn plaats wel.
Als vrouw van een klerk, zou ik
misschien tegenover de vrouw van
een collega met mijn werk pronken".
„Dat laatste," zei Freda, „is nu
ook niet bepaald noodig, maar ik kan
maar niet begrijpen, waarom we zoo
angstig moeten verbergen, hetgeen
de roeping van ons vrouwen is. Voor
alles is u huisvrouw, en het ambt
van papa heeft daarmee niets te
maken".
„Wij zullen daar maar niet verder
over spreken," antwoordde haar moe
der. „Je bent verstandig genoeg om
te begrijpen, dat het niet anders kan.
Meen je, dat papa deze hooge betrek
king zou gekregen hebben, als ik niet
van het begin er met alle krachten
naar gestreefd had, ons leven naar
deze betrekking in te richten? De
vrouw helpt haar man of zij hindert
hem. In dat opzicht bestaat er geen
middenweg. Ik ben overtuigd, dat ik
met papa heb medegewerkt".
„Daar ben ik het mee eens," zeide
de referendaris, die bij het binnen
komen de laatste woorden gehoord
had. „Maar wat hebben jullie? Het
leek wel een dispuut 1"
„Och", antwoordde zijne vrouw,
„Freda had weer zoo'u idee, waar
mee wij ons toch niet kunnen ver
eenigen".
„Maar mama, dat is toch niet
waarsprak Freda„Ik vind slechts,
dat mama zoo'n voorbeeldige huis
vrouw is, zoo bijzonder vlijtig, prac-
tisch, bekwaam, en dat wij deze
goede eigenschappen niet voor ande
ren behoeven te verbergen?"
„Nu, zei de referendaris glimlachend,
„wanneer je de deugden van je voor
treffelijke moeder zoo juist weet te
schatten, onderwerp je dan ook aan
haar wil en geloof dan maar dat het
goed is, zooals zy het zegt". Met
deze woorden trad hij in de aan
grenzende kamer.
Freda zuchtte, en zeide na eene
korte pauze. „Het duurt nog een half
uur, voor onze gasten komen, en
alles is in orde. Ik zou graag nog
een oogenblik uitgaan tante
Heshuysen is vandaag jarig".
Men kon het mevrouw Vollenhove
aanzien, dat haar een verbod op de
lippen zweefde, maar zy wilden den
vrede bewaren en zweeg; 3ij knikte
toestemmend, en weldra was Freda
buiten.
Het huis van'den referendaris lag
aan het Oranjeplein. Dwars door het
park kwam Freda na een paar mi
nuten gaans aan een net eenvoudig
huis. Nadat zij had aangescheld, werd
de deur geopend door eene oude,
grijze, vriendelijke vrouw.
„Och Freda, ben jij daar? Welkom
kind! Ik was al bang, na je schrifte
lijke felicitatie dezen ochtend, dat ik
je lief gezichtje vandaag niet meer
te zien zou krijgen".
„Neen, lieve tante, ik wou toch
even komen, al kan het ook maar
voor een paar minuten zijn."
Zij traden een kamer binnen en
Freda verheugde zich over de groote
hoeveelheid bloemen, die ter eere van
dit feest het eenvovdig gemeubileerde
vertrek zeer gezellig maakten.
Zy gevoelde zich hier zoo recht
thuis. De heerlijkste herinnnerin-
gen aan haar kindsheid waren ver
bonden aan deze kamer en het was
voor haar gevoel, alsof over alle
voorwerpen een waas, lag overge
bleven uit dien prettigen tijd.
Antoinette, de pleegdochter van het
hoofd eener lagere school, Heshuysen,
was reeds haar liefste makkertje ge
weest, toen zij beiden nog pas kon
den loopen. In het huis, hier tegen
over hadden hare ouders gewoond,
toen haar vader nog commies was.
Haar moeder had het toen ook al zoo
druk gehad met het ophouden van
haar stand, dat zij voor haar doch
tertje weinig tijd overhad en de
kleine Freda heel graag overliet aan
de zorgen van mevrouw Heshuysen.
(Wordt vervolgd.)