HELDERSCHECOURANT VOORHEEN GENAAMD »T VLIEGEND BLAADJE wsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wieringen en Anna Paulowna .tl Eerste Blad. No. 4408 DONDERDAG 31 DECEMBER 1914 42e JAARGANG Abonn .ot per 3 mnd. 65 ct., franco per post 90 cL, Buitenland f 1.90 Zon<£r/»ad 37£ 45 „0.75 Mod, VooiJ/ 65 Buitenland bij vooruitbetaling 75 „1.00 Losse nummers der Courant 2 ct. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50 Advertentiën van 1 tot 4 regels (bij vooruitbet) 30 cent Elke regel meer 6 ct. Ingezonden mededeelingen van 1 tot 4 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 25°/o hooger berekend. Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. - Bewijs-exemplaar 21 cent Stelling van DEN HELDER. Ontspannings-avonden in de tweede helH van December. Honderd. 31 Weeshuis Bioscoop RumpfT-StaalnuAi DE WEEK. 28 December. Laten wij over den krachttoer, door ons Parlement vertoond, en waardoor niet op 24, maar in den nacht van 23 op 24 December het Staatsbudget voor 1915 wat 't Lagerhhis betreft in veilige, haven werd gebracht, en aan boosaardige voornemens van den Senaat denkt immers fiiemand - den „mantel der liefde" spreiden, van het Bestand, van den Godsvrede. 'I. Had erger kunnen zijnZoo wel voor een Otto als voor een J. ter Laan was het besluit om een maximum van tien minuten speechen toe te laten iets, dat 't uiterste, en haast meer dan dat van hun zelf bedwang vorderde. En de heer K. ter Laan, Zaandam's burgervader, raakte over de grenzen van zijn zelf- beheerschingLaten wij billijk zijn. Daar liggen groote, dikke, zware stapels met aanteekeningen voor allerlei grieven, nooden, klachten. Een Tweede Kamer-lid neemt thans do positie in van den koning uit het „ancien régime", uit ver vervlogen tijden in constitutioneel-geregeerd brok Europa, wiens audiëntie-uren bestormd.werden. De „audiëntie" is nu verplaatst naar het machtige Lagerhuis Maar de wereldbrand laait, stormt, zengt, woedt Na minister Jjoudon hebben zijne ambtgenooten Cort v. d. Linden en Bosboom 't gezegd: do vlam kan inderdaad elk oogenblik overslaan. „De zee is een raadsel" zei de Minis ter van Oorlog. Voor sommigen zal de taal der Excellentiön huivering wekkend on kippevel-aanjagend zijn geweest. Anderen, sceptisch-onge- loovig aangelegd, zeiden ervan: „Nu ja, de Kamer moest zoo'n beetje onder den indruk worden gebracht!..." Laatstgenoemden hebben 't, ge loof' ik thans toch deerlijk mis. Er bestond .geen vrees. dalid&jKamer do nood- en andere ontwerpen van de hand zou wijzen. De tragische tijds omstandigheden maken de positie onzer bewindslieden rotsvast. En het besef daarvan had minister Treub er allicht toe kunnen brengen om tegen over den aanval-Duys op de f8000 3000 voor don nieuwen secretaris generaal der R. V. B., majoor Noest, een ietwatminder-dictatoriale houding aan te nemen. De Kamer zou den minister tóch goon échec hebben bezorgd. Soedah Wij spreiden den straks-verheer- 1 Ijkten „mantel der liefde Ook over de veelpraterij ten aan zien van ondergeschikte belangen en grieven, waaraan de gebroeders Ter Laan, dc heer Otto, en nog anderen, zich bezondigden, 't Valt nu een maal niet gemakkelijk aan sommige lieden, zich „aan te passen" tot de abnormale omstandigheden van het moment. Eu 't is in strijd met den Godsvrede om de zuiverheid hunner bedoelingen verdacht te maken. Als Nieuwjaar achter den rug is, „boo- men" wij verder; ook over de ver lenging van den dienstplicht met al den aankleve van dien. Dan leven wij, in het Parlement, niet meer in de spanning van het met minuten moeten woekeren om toch/maar vóór Kerst gereed te komen. Dan zijn we kalmer, rustiger geworden. Voorzitter Borgesius en vice-praeses Troelstra verdienen daarom hulde en nationale dank dat zij het hunne ertoe bij droegen om den kracht- en wonder- toer mogelijk te maken Kerst is achter den rug. De drie feestdagen hebben getoond, dat de benarde tijdsomstandigheden voor vele, vele honderden nog de gelegen heid openlaten om „de bloemetjes buiten te zetten". Ook in de militaire kampementen heeft men wat feest- jolijt gebracht, - en dat is goed. Mits men nu niet vergete, dat er groote, hevige ellende wordt geleden in huizen en huisjes, waar noch met Kerstboomen noch met sparregroen en vuurroode „Kerstklokjes" van vloeipapier de vertrekken kunnen worden gesierd Voor sommiger ooren zal de tijding, dat men van 1 Februari af reeds kan profiteeren van de 5 pCt. rente der 275-millioen-leening, als bittere, wree- de ironie in de ooren klinken. Toch is ook dit een echt-nationaal streven. De' Koningin gaf het voorbeeld door minister Treub, met het door H. M. bekrachtigd ontwerp, een inteeken- biljet voor 2£ millioen toe te zenden. De Prins volgde. En tal van corpo- ratièn, o. a. het N. O. G. voor 1 of 2 ton zullen er toe meewerken, de vrijwillige leening „vol temaken". Vijf percent rente, - 't kan worden toegegeven is niet zoo heel weinig. Maar wie beseft, hoe binnen de perken van het toelaatbare en om- bare een veel hooger percentage in deze onze dagen kan worden be reikt, - hij zal moeten erkennen, dat in sommige gevallen hier wel degelijk van zekere soort „offervaar-, digheid" sprake kan wozen. In elk geval staat 't toch wel vast, dat van .gedwongen leening" geen sprake zal zijn. Om met den heer Do Meester te spreken: deze schande zal niet over het „stoinreiohe" Nederland komen 't Valt niet gemakkelijk om aan te duiden den prijs, die onze vader- landsche onzijdigheid waard is. Tot dusver bleef zij ongeschonden. Dat ze een „noli me Langere", een echt kruidje-roer-me-niet, is, we zullen 't nu wel gaandeweg allen weten. Voorzichtigheid is de bood schap. Wie, naar Duitschland reizend blieven bij zichneemtals •vriantlatlvünsh tor- bezorging: hij stelt zich aan ernstiger gevaar bloot dan menigeen beseft, 't Is goed, dat tegen dergelijke diensten en vriendelijk heden nu officiéél is gewaarschuwd. Trouwens, driedubbele omzichtig heid is nu voor ieder zaak. Voor grooten en voor kleinen, in letter lijken en in figuurlijken zin. Het spelen met vuur", met vuur wapens en oorlogs-dingsighedou van allerlei soort is in normalen tijd iets bedenkelijks. Nu wordt 't nog heel wat andersIn het Haagsche spoorstation was een chef-kruier (men leze de „faits divers" in de courant) het slachtoffer van zulk gedoê. Op de vlakte van Waasdorp (ook „onder de zaak" der Hofstad) beleefde men er eene kleine tragedie door. Zegt 't voort!... We zijn nog herhaal ik in de gebenedijde sfeer der ongeschon den onzijdigheid. De diverse verhalen met betrekking tot het „opened by the Censor" heb ben rillingen door den lande doen gaan, waarbij vergeleken de historiscb- Multatuliaansche slechts een minia- tuur-sidderinkje wasOok hier is gebleken, dat de angst niet geëven- redigd was aan het gevaar-spooksel, 't Op een mijn, bij de Engelsche kust, loopen van het Rotterdamsche s.s. jLeersum" behoort tot de vele, vele droeve dingen van het staartje-1914. Maar ook dit zal geen vonkje uit spatten, dat „het groote kruitvat" in onze richting gevaarlijk doet wor den „Köpenick in Patria" heeft zich vertoond in den vorm van den sluwen dief des geldtrommels in het Amster- damsche hoofdpostkantoor. Om slechts één ding te noemen uit de als-steeds schatrijke criminaliteits-rubriek der allerjongste dagen. Er ,zijn ook lichtpunten in het booze stervende jaar. Het gerucht, dat de diamant-industrie te Scheve- ningen een harer zetels zal opslaan lijkt iets meer dan „los van karak ter". En voor de vrienden van het Staatspensioen is het optreden van den heer Posthuma, die als minis ter in het Parlement onmiddellijk zulk een indruk van „resolute stevig heid" maakte, bron van jubelende vreugde. 't Is goed, dat wij temidden van de misère dezer bange tijden oog en gevoel hebben behouden voor „de lichtzijde der dingen". Dat schenkt ons moed om het nieuwe jaar 1915 in te gaan. Cou rage, durf, vertrouwen is voor die zonnige stemming nu zeer stellig noodig. Maar houden we ons zelfs nu aan Coen's wakker „Ende deses- pereert niet Mr. Antonio. DE OORLOG. De officieele legerberichten van 28 en 29 December. De toestand op het westelijk oor- logstooneel verandert slechts weinig Het door generaal Joffre aangekon digde offensief (volgens Duitsche be richten is deze aankondiging op een Fransch officier gevonden) heeft nog geen resultaat gehad. De berichten van Fransche zijde d.d. 28 December melden dat door een hevigen storm de operaties zeer bemoeilijkt werden. Zij schijnen daar dus ook hun deel van het stormweer gehad te hebben. Het bericht van den 29sten meldt eenige vorderingen in de Argonno, met name in de bossehen van Grurie, Bolante en Comte Chaussée. Verder zijn verschillende Duitsche aanvallen op de Maasheuvels afgeslagen. De Fransehen deelen ook nog mede dat door hen eenige loopgraven in de nabijheid van de redoute Bois Brulé, welke de Duitschers genomen hadden (vati Fransche zijde is clit niet gemold) door hen heroverd zijn. Hiertoe waren drie .achfcovoqnvplgen e'u 'Am wttlen nooöfg. - In den bovon-Élzas wordt liet dorp Steinbach nauw door dc Fransehen ingesloten. Zij slaagden er in de ruïne van het kasteel ten N.W. van het dorp to bezetten. De Duitsche berichten geven aan, dat b(j kleine govecliton ten Z.O. van Yperen eenig terrein werd gewonnen. Bij den aanval op de loopgraven der Franschen bij Bois Brulé (Apremont) werden 3 machinegeweren veroverd. Verder melden do Duitschers, dat aanvallen der Franschen werden af geslagen bij St. Menehould en ten W. van Sennheim. Op het o o s t e 1 ij k gevechtsterrein is de toestand weer aan hot verande ren. De Duitsche berichten van den 29en melden, dat in Oost-Pruisen en Polen op den rechteroever van den Weichsel de toestand onveranderd is. Aan de Bzura en Rawka daarentegen worden volgens de Duitsche berichten vorderingen gemaakt, terwijl Zuide lijker de aanvallen der Russen werden afgeslagen. Verder meldt een bericht van Duitsche zijde, dat het Russische hoofdkwaitier van plan zou z(jn Warschau zonder strijd te ontruimen. Wat erg onwaarschijnlijk lijkt. De Russische berichten maken melding van aanvallen der Duitschers, welke werden afgeslagen. Ernstige verliezen leden zij bij hun aanval ten Z.O. van Skierniewice. Tusschen de Pilica en de Boven- Weicbsel is de vijand tot het offen sief overgegaan. De Oostenrijkers hebben verder de oever van deNida definitief ontruimd^en Z. van den Boven-Weichsel op Tiet front Opato- wice-Biecz, ontwiüwlen de gevechten zich ten voordeele 1 van de Russen. Tusschen 18 en 2(at>ec. hebben zij hier 40 machinegeweren vermeesterd en 200 officieren cn»ï5.000 man ge vangen genomen. In de streek van qbisko en bij den Dukla-pas, waar de Oostenrijkers werden teruggedrëfen, neemt de terugtocht een steeds meer overhaast karakter aan. Op den 2Gst.en Dec. maakten de Russent jn deze streek 5000 gevangenen. Aan het Russisc^Turksche front hebben de Russen (volgens berichten uit St. Petersburg) eenige vooruit gang te boeken. Zoo staken zij de Laursin over un hielden aanzienlijke Turksche strijdkrachten tegen. Ten Z.W. van Kars ontwikkelen zich ge vechten. In de streek vai. Dutah bezetten de Russen de lijn Kh moor - Agadane, vanwaar do Turkei- onder ernstige verliezen verdreven werden. In de Middelland* he Zoo heeft een Fransche torpedobcvt do Turksche kustwacht bij Dalki i (tegenover het eiland Tenedos) geb^ibardeerd. Vol gens berichton uit Konstantinopel echter zonder schad aan te richten. Tevens wordt door ie Turken mede gedeeld dat door de Eagelschen weder om* een landing iV den Golf van Akaba werd beproi d, doch dat ook deze landing werd sarijdeld. Van het Westelijk front. Loopgrrien. Op de aarde is-01011 niet veilig, boven .do aarde wovlt men belaagd, in do aarde is mui nog liet beste Legen 't moordend <>od beschut. Maar ook daar tricht mon elkaar te besluipen. De Parijsoho corr. van do N. RL Ct. geeft eene bosohrijv.ng van. dc loop graven-gevochten. Boven de aaide elkaar niet kun nende naderen vanwege do weder- zijdscho sterke ei r.liunsing, trach ten do togenstain onder de aarde, gravend, knagendAongemerkt tot tsïkfitti' JdorTo ïïrirtPb, met ontplof fende stoffen gewapend, elkaar in do duistere holen op fle vroeselljkste wijze tc verniotigen. Is er iets schrikkeiijkers denkbaar dan de wer kelijkheid die er schuilt achter die enkoio woorden, die mon zoo nu on dan in een communiqué vindt Wij hebben een vijandelijke loopgraaf doen springen" of „de vijand heeft oen onzer loopgraven doen springen" Trouwens geeft mon zich duidelijk rekenschap, hoe schrikkelijk hard b(j dat alles de zoo langzame en vaak tijden lang onvruchtbare bovengrond- sche loopgraven-worsteling der infan terie is? Do veel beschreven of ge fotografeerde, min of meer comforta bele achterste loopgraven-linie geeft er eigenlijk heeleraaal geen indruk van. Vóór die linie bevinden zich nog twee andore rijen loopgraven, één gewoonlijk woer bedekt cm verborgen, met ondergrondscho of andere na tuurlijke dekking, en dan voorop nog een, die vaak slechts anderhalven meter diep en alleen door een opge- worpen aardwal gedekt is. Maar tusschen die derde en tweede linie tusschen de tweede en eerste en dan nog weer vóór de eerste, bevin den zich die prikkeldraad-versperrin gen, die het geregeld voortschrijden onmogelijk maken. In het prikkeldraad tusschen de linies z(jn wel zig-zag-'paadjes om aan de eigen troepen het terugtrekken mogelijk te maken, en men zal nu denken, dat de vijand daar dan toch ook gebruik van kan maken. Jawel, maar hoe duur zou hem zulk een kronkelend ongedekt voortschrijden te staan komen? Zou er één levend bij blijven? Immersdat stuk terrein tusschen de derde en tweede linie is niet al leen door het prikkeldraad beschermd, de artillerie staat er zorgvuldig op gericht, gereed om het met granaten te overgieten indien de vijand er zich op waagdehet stuk terrein tusschen de tweede en eerste loop graaf-linie wordt öf ook door artil lerie en machine geweren öf ten minste door opgestelde machine geweren bestreken en het terrein vóór de eerste loopgraaf door machine geweren en geweervuur. Eu zoo is het gewoonlyk in hoofdzaak van beide kantenGevoelt ge nu wat het zeggen wil: vijandelijke loopgraven nemen? Welk een uitputtende spanning tevens in den nacht, als de duisternis gelegenheid tot besluiping geeft, of dappere, lenige kerels prikkeldraad versperringen gaan doorknippenIn de boschachtige of met dicht struik gewas begroeide streken is die span ning er dag en nacht. De Duitschers - tevoren op dit alles voorbereid en afgericht waren zelfs voorzien van speciale bellen of klokjes, die aan het ijzerdraad bevestigd worden om onmiddellijk te waarschuwen, wanneer het Ijzerdraad in beweging komt. Als dan iemand in den nacht in de struiken er tegen aanloopt, of het gaat doorknippen, slaan die „koeie- klokken", zooals een soldaat mij zei, alarm. De Franschen bezaten zulke klok ken niet, evenmin als zij de lichterde granaten hebben, waar de Duitschers vaak in den nacht de vijandelijke posities mee verlichten. Maar zij hebben dadelijk op hun manier een klokkenspel geïmproviseerd, door leegc fiesschen naast elkaar aan hun prikkeldraad-versperringen vast te maken. Uit België. Een redevoering. De provinciale raad van de Belgische provincie Henegouwen was op 19 dezer door de Duitsche overheid in België bijeengeroepen om te beraad slagen over oorlogsbelastingen, die hot geheelo land zullen treffen. In die vergadering heeft de onder-voorzitter van den provincialen raad, hetrepu- blikeinsclie lid mr. F. André, een redevoering gehouden, waarin hij vooreerst aan koning Albert en de Belgische soldaten een saluut vau dankbaarheid en bewondering ge bracht heeft. Wij zijn, vervolgdo mr. André, hier bijeen om op bovel oorlogsbelastiugen aan to nemen, die het geheele land treffen. De leden van de verschillende provinciale raden beraadslagen met elkaar over de maatregelen, die er om zoo' te zeggen gemeenschappelijk genomen kunnen worden over onder werpen, die buiten hun bevoegdheid gaan. Volgens de Belgische wet, die door gcon Duitsch besluit is" opge heven, begaan zij aldus een over treding. In afwachting van het oogen blik, waarop de Duitsche overheid het recht zal hebben belastingen over het geheele land te heffen, is het thans, nu onze 120,000 soldaten nog Belgisch gebied bezet houden, zeker, dat er, volgens de bepalingen van de conventie van den Haag, slechts be lastingen geheven kunnen worden voor de behoeften van het bezettingsleger. Na de vraag beantwoord te hebben wat een bezettingsleger is, vervolgde rar. André: Zonder aanspraak of recht eischen dus de Duitschers 480 millioen van het land. Moeten wij die reusachtige oorlogs schatting goedkeuren? Zoo wij alleen naar ons hart luisterden, zouden wij antwoordenNeen, neen, vierhonderd tachtig-millioen maal: neen! Want ons hart zou ons zeggenwij waren een klein land, dat gelukkig was te leven van zijn vrijen arbeid; wij waren een eerlijk, klein land, dat vertrouwen had in tractaten en aan de eer geloofde. Wij waren een on gewapende kleine natie, vol vertrou wen toen Duitschland plotseling twee millioen man op onze grenzen wierp, het geweldigste leger, dat de wereld ooit gezien had, en tot ons zeide: „Verraad het woord, dat gij gegeven hebt, laat mijn legers doortrekken, opdat ik Frankr(jk verpletteren kan en ik zal u goud geven." België heeft geantwoord: „Houdt uw goud; ik wil liever sterven dan eerloos leven!" De Historie zal eenmaal op de grootschheid wijzen van dit gebaar, dat ons tegenover de toekomst voor goed verheerlijkt. Want niets komt in de geschied boeken van het ver leden de zelfverloochening van dit volk nabij, dat, niets te winnen heb bende en alles te verliezen, liever alles verloren heeft om zijn eer te redden en dat zich vastberaden in den afgrond van nood maar van glorie! geworpen heeft. Het Duitsche leger heeft dus het vaderland overweldigd, plechtige trac taten schendend. „Dat is een fout, heeft de Duitsche rijkskanselier ge zegd; het lot van Duitschland heeft ons gedwongen die fout te begaan. Maar wij zullen het ongelijk, dat er aan België aangedaan is door het doortrekken van onze legers her stellen." In al onze ellende voelen wij slechts het „ongelijk", dat ons vaderland is aangedaan, want wij alleen kunnen de diepte van ons ongeluk peilen. Mr. André wijdt dan eenige woorden aan dc nagedachtenis van het tragisch omgekomen, hoogbejaarde lid van den provincialen raad, Hadelin Piret. Zijn redevoering vervolgende, zeide hij: Dat ongelijk wil men aldus her stelion Duitschland zal betalen Neen! België zal. aan Duitschland 480 millioen frank betalen. Geeft er uw stem aan Toen Galilei, nadat hij ontdekt had, dat de aarde om de zon draait, aan den voet van den brandstapel go- dwongen werd zijn dwaling af te zweren en te zeggon: „do aarde draait niet", heeft hij, zoo zegt men, gefluisterd„toch draait zeWelnu, mijneheeren, daar ik voor mijn land een nog grootor ellende vrees, stem ik vóór de 480 millioen Maar aan den voet van den brand stapel zeg ik: ik stem vóór de 480 millioen... en toch draait zo! Leve het, vrije vaderland on danks alles. Uit Duitschland. Duitsche reserve. De „Matin" ontleent aan een Zwife- sersche courant het volgende over zicht van de dadelijk beschikbare Duitsche reserve, buiteu don land storm. Volgons die opgaaf waren begin December afgericht en ter door zending naar het front beschikbaar: te Berlijn drie legercorpsen, te Ham burg 60.000 man, to Breinen 30.000, te Hannover 40.000, te Dusseldorf 80.000, te Keulen GO.OOO, te Koblentz 30.000, te Wiesbaden 15.000, te Maintz 25.000, te Metz 80.000, te Heidelberg 15.000, le Karlsruhe 60.000, te Straats burg 80.000, te Freiburg 35.000, te Stuttgart 50.000, te Ulm 70.000 en te Munchen 60.000 man. Telt men hierbij de minder belang rijke contingenten, die in kleinere plaatsen gevormd zijn, dan komt men tot een totaal van ongeveer 1 mil lioen, en met de nieuw opgeroepen lichting mee, tot een totaal van bijna 2 millioen man. Een gedeelte van deze reserve is sedert het begin van December ver moedelijk naar het Russische front gezonden. Ruiling van genees- en verbandmiddelen. Een medewerker van de „Vorwarts" komt met een voorstel tot ruiling van genees- en verbandmiddelen tus schen de oorlogvoerende mogendhe den, in het belang van de behande ling van de gewonden. Duitschland bezit, dank zij den ljverigen arbeid in zijn chemische laboratoria, voor een aantal genees middelen een wereldmonopolie, ge neesmiddelen waaraan Engeland, Frankrijk en Rusland gebrek krijgen. Aan den andoren kant kan Duitsch land uit overzoescho landen geen ruwe katoen krijgen, om verband watten uit te vervaardigen. Daar nu in de hospitalen van Duitschland's tegenstanders ook duizenden Duit- scho gewonden verpleegd worden, evenals de Duitschers tal van ge wonde Engelschen, Pran9chen en Russen behandelen, hebben alle oor logvoerende mogendheden zei ven er het grootste belang b|j. dat alles wat voor de verpleging en genezing van gewonden noodig is, overal en bij beide oorlogvoerende partijen in vol doende hoeveelheid beschikbaar is. De taak van het Roode Kruis is het nu, om bij een van zijn neutrale organisaties, iu de eerste plaats bü die te Genève, een ruilbureau te ves tigen, dat aan de entente mogend heden de Duitsche geneesmiddelen en aan Duitschland de grondstoffen voor verbandmiddelen en tropische plantenstoffen kunnen verschaffen. Door een behoorlijk toezicht zou men er voor kunnen waken, datvandezo mcnschlievende ruiling misbruik ge maakt werd. Een Duitsch officier over den eeuwigen vrede. In de „Friedenswarte", uitgavo van dr. A. Fried, te Wcencn, komt een artikel voor van baron Marschall von Bieborstoin, Pruisisch landraad en kapitein der reserve by het le garde- regiment, waarin deze Pruisischu officier toont, dat ook onder den vij andelijken kogolregen dioookaaii zijn leven een einde heeft gemaakt, - zijn geloof is blijven voortbestaan aan den eeuwigen vrede. Het artikel werd op 18 Octobor in do loopgraven geschrovon, en zogt: Wie in dezon strijd in de eerste linie meevecht, en zich daarbij al het leed, al de ellende, al de onuit sprekelijke droefheid voorstelt, die do moderne oorlog veroorzaakt, zoowel door de ontzettende uitwerking van de moderne wapenen, als door den oconomischen ondergang van honderd duizenden bü de zoo gecompliceerd in elkander grüpende betrokkingen der volken onder en tegenover elkaar, moet wel tot de overtuiging komen, dat do menschheid moet loeren de oorlog te overwinnen, en dat hot niet waar is, „dat de eouwige vrede eon droom is en niet eens een mooie droom". De t(jd moet en zal komen, die do oorlog niet meer kent, en die zal in vergolüking met onzen tijd eon grooto vooruitgang zijn." Baron von Bieberstein meent, dat de wereldvrede verzekerd zal zijn, zoo alle volkoren van germaansch ras zich aaneensluiten. Hü noemt dit een historisch nood zakelijke aaneensluiting, die komen moet, en die slechts wacht op de dagen, waarin de volkon dat zullen inzien, „Wat is het, vraagt hij, dat ons scheidt, behalve de oude nationale eigenschap der Gennanon, hun on enigheid Voor alles de groote on- bemindheid der Duitschers, waarvoor de thans woedondo oorlog ons allen de oogen moet hebben geopend, leder ding heeft zijn oorzaak en wij moeten ook dezen algemeencn haat wol ge deeltelijk hebben verdiend, in elk geval veroorzaakt. Na den vred'. zal het tü'd zijn over de oorzaken daar van te spreken en niet de laatste winste van dezen oorlog zal hot zijn, dat dc Duitscher in deze richting zich zelf onderzoekt, zün fouten er kent en poogt te verbeteren." De man, die dit schreef en die pp een wonde plek zoo juist den vinger legde, is op 11 November op Fransch grondgebied govallen. En zün laatste bekentenis was tevens een woord van waarschuwing en van hoop„Zorgt voor de komst van den wereldvrede FEUILLETON. „Ja, dat kan wel zün. Hij wil je zeker nog veel meer laten zien, natuurlijk! Nu, ik heb er niets tegen, wanneer hij zooveel vryen tijd heeft. Hij komt immers morgen voor den middag. We zullen dan eens zien Den volgenden morgen werd Erna wakker door het aankloppen van haar vader: „Doe open kind, ik moet je spreken!" Zij richtte zich verschrikt uit de kussens op, en kleedde zich inder haast een beetje. Toen deed zij open en haar vader kwam binnen. Zijn gelaat stond in een ernstige plooi. „Ik moet nu al weg, beste meid. Ik ben niet klaargekomen met dat rapport. Ik had allerlei aanteekenin gen noodig, die ik nu moet halen. Dat wou ik je even zeggen voor ik heenga. En hier is een kaart van mama. Zü wil dat ik nietje naar een schouwburg zal gaan, maar ik kan niet. Het aanbod van den jon gen Vollenhove is mij onder deze omstandigheden zeer welkom. Vraag hem in mijn naam, of hij ook mot je naar den schouwburg kan gaan" „Och, papa, dat doet hü wel, als hij er u een genoegen mee doet. Hij is zoo vriendelijk i" ,Zoo is hij vriendelijk?" vroeg de ritmeester wat gerekt. „Nu ja, pa, u is met zijne ouders bevriend, en dan is het #toch natuur lijk, dat hij, voor zoover hü kan, u van dienst is". „Ja dat dacht ik ook. Zeg hem, dat ik op hem reken Tot weder dienst steeds bereid. En nu ga ik, kind, dag!" „Dag, vadertje," zeide zy, en weg ging de oude heer. Wat gevoelde zü zich gelukkig! Wat een heerlijke dag wachtte haar nu. Zij had nu tijd genoeg om op haai- gemak te ontbijten en zich met zorg te kleeden. Nu en dan wierp ze een blik op de pendule. O, nog een uur! Zou ze baar mantel alvast aandoen? Neen, het was veel te vroeg maar haar hoed die kon ze wel opzetten. Eindelijk werd Willem aangediend. Zij had de laatste tien minuten een eeuwigheid gevonden. „Goed op tijd, nietwaar?" vroeg hij na een minzame begroeting. „Zoo behoort het ook," zeide zij, „En wat nu? Blijven of scheiden?" „Blijven," lachte zij. „Papa laat u groeten, hü kon niet zoolang wach- en nu vraagt hij of ge u het lot van zijn dochter wil aantrekken". „Heerlijk, prachtig! Zoo, nu mag ik zeker eerst wel deze rozen aan bieden? Die zullen u lief staan". „Ze zijn werkelijk mooi!" verze kerde Erna, en in gelukkige stem ming verlieten de jongelieden het hotel. „Krüg ik nu een arm," begon Willem op straat. „Al is u niet zoo vermoeid als gisteren, ik moet zor gen, dat ge u niet te veel inspant. Die drukte op straat is zoo afmat tend. Zoo dat is aardig. Is het zoo niet veel gezelliger met ons beiden Natuurlijk was het gezelliger, zü was in de wolken van geluk. Terwijl ze in het Trippenhuis rondwandelden, vertelden zij elkaar allerlei verhalen, die niets met deze omgeving hadden te maken. Slechts af en toe maakte hij haar op een of ander stuk opmerkzaam, om haar vader er van te kunnen vertellen. Zoo gingen de uren gezellig voor bij. „Nu gaan we dineeren," zei hü- „Daar zal ik dien heer van gisteren eens jaloersrh maken, Hé, zoo goed heb ik het in langen tijd niet gehad". Zij glimlachte een drukte heel zacht zijn arm. Hot was toch heer lijk in zijn gezelschap te zijn. Heel gezellig aten ze ergens in de Kalverstraat, on toen reeden zo naar Artis. Hoe verrukkelü'k was het daar in de schoone belommerde lanen te wandelen. Welk een interessant iets was het, al die vreemdo vogels, planten, en dieren te zien. Roofvo gels en vreedzame zangertjes, vis- schen driftig door het water schie tend. Prachtige varens en sierplanten, de groote olifanten en nijlpaarden, leeuwen, tijgers en apen. Wat een ryke afwisseling! Eindelijk gingen zij op een bank aan den grooten vjjver zitton en hun gesprek nam hier een andore richting. Meermalen keek hü haar ver baasd aan, wanneer zij eene opmer king maakte, die blük gaf van haar ontwikkeld zieloleven. Zü was toch heel anders dan Jenny! „Kom," zei hij eindelijk," nu wordt het tüd om op te stappen. We moe ten nog wat mooie winkels zien, en dan gaan we... ja, waarheen?" „Waar het vroolijk is," antwoordde de kleine freule dartel. „Waar het vroolijk is," herhaalde hij eenigszins verbluft. „Ik weet het!" riep ze „we gaan naar Frascati!" „Naar Frascati...?" vroeg hij verbaasd en keek haar verwonderd aan. „Wat weet u daarvan?" „Ja," vertelde zij trotsch, nu zy ook eens wat kon voorslaan, „ik hoorde er van. Kont u het niet? Het moet er heel prettig zün. Acrobaten, goochelaars en mooie dame3 die al lerlei vreemde dansen vertoonen". „Hm hm zeker, dat moet wel aardig zijn; wie hoeft u dat verteld?" „Oh, luitenant Van don Berg, hij is met Kerstmis hier geweest! Nu, wat donkt u van Frascati?" vroeg Erna. „Neen, freule, daar moeten we niet heengaan, dat is niets voor ons. Wij gaan naar den Koninklijken schouwburg. Dat zal uw papa ook beter vinden!" De ritmeester en zijn dochter zaten reeds in den trein. Terwijl haar vader het zich gemakkelijk maakte, keek Erna nog steeds naar het perron. Willem had gezegd, dat hü graag bij haar vertrek aan het station zou zijn, maar dat hij het wegens dringende bezigheden niet kon. Zij moest hem bij haar vader daarover verontschuldigen, maar tochzou hü toch nog komen De trein was reeds in beweging, daar zag Erna de bekende gestalte haastig de trappen opspringen. Zij wenkte met haar zakdoek een groet en boog zich uit het raampje. Toen zag hij haar en liep met den wagen mee. „Vaarwel, freule Erna, vaarwel hier een paar bloemen tot aanden ken! Ah. baron, goede reis! Tot weerziens tot weerziens!" Met de bloemen nog in de hand pinkte zij heimelijk een traan weg, toen zij hem niet langer kon zien. En zij ging zitten en dacht aan den dag van gisteren. TIENDE HOOFDSTUK. De benoeming van een secretaris generaal had twee maanden de ge moederen van het echtpaar Vollen hove in zenuwachtige spanning ge houden. Gelukkig de nieuwe was hun niet onbekend, en nu bouwden zij hunne plannen. Reeds vroeger, vele jaren geleden, had de heer Bommel een veel lagere betrekking in Den Haag bekleed. Hij was toen met bevordering naar een andere stad overgeplaatst. Vroe ger, toon hij als heel jong ambtenaar, nog hier woonde, ging zün vrouw veel met mevrouw Vollenhove om, en ook de heeren waren veel bij elkaar geweest. Aan dat verkeer had zijne overplaatsing een einde gemaakt. Een paar brieven, later nog kaartjes met nieuwjaar, hadden de families nog met elkaar gewisseld. Zonder opzet werd vergeten te antwoorden en de tijd deed ook deze vriendschap slijten. Nu kwam hü als secretaris-gene raal hier terug, als hoogste ambtenaar aan het Departement. En van zijne vrouw zeide men, dat Koning Willem haar te L. met onderscheiding be handeld had. Om met zulke lieden weer op goeden voet te verkeeren, was voor de familie Vollenhove een gewichtige aange legenheid. Mevrouw Vollenhove sloofde zich uit zooveel zij kon. Zij liet onder anderen ook een prachtigen bloem ruiker bezorgen, zoodra de heer en mevrouw Bommel hun nieuwe woning aan de Koninginnegracht hadden betrokken. Bij haar eersten uitgang kwam mevrouw Bommol dan ook bij de familie Vollenhove aan en mevrouw werd hartelijk bedankt voor dit be wijs van toegenegenheid. Maar dat was mevrouw Vollenhove *og niet voldoende. Zij wilde ononl heerlijk zijn voor den heer Bommel en zün gansche huis. Om dat doel te bereiken, moest alles in het werk worden gesteld. Al kostte dat ook opoffering, zij wilde altijd klaar staan wanneer mevrouw Bommel raad óf hulp noodig had. Haar goed geheugen en haar kennis van allo verhoudingen in de hofstad waren inderdaad voor mevrouw van veel nut. Mevrouw Vollenhove kon zich nu niet veel met lmr huisgezin bu- moeien, maar dat kwam terecht Haar man werd door zijn ambt vol doende bezig gehouden en Freda zorgde er voor, dat de gezelligheid in huis er niet onder leed. Ofschoon de zomer welhaast voorbij was, was zü nog altüd eenig kind in huis. Willem had zich moeten schikken in het besluit van zijne ouders om in Amsterdam te blijven, totdat hij zün examon achter den rug had. Jenny was na de huwelü'ksreis, met familie van Verkerk naar eeno badplaats in Engeland gegaan. Haar man vervulde intusschen tijdelijk eene vacante plaats in Amsterdam. Op aandringen van Jenny verzocht hij toen om daar voor vast geplaatst te worden, en dit werd toegestaan. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1914 | | pagina 1