HELDERSCHE COURANT
VOORHEEN GENAAMD 'T VLIEGEND BLAADJE
Nieuwsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wieringen en
Anna Paulowna
No. 4410
DINSDAG 5 JANUARI 1915
43e JAARGANG
Abonnement per 3 mnd. 65 ct, franco per post 90 ct, Buitenland f 1.90
Zondagsblad 37J 45 „0.7B
Modeblad 65 75 „1.00
Voor het Buitenland bij vooruitbetaling - Losse nummers der Courant 2 ct
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER
Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50
Advertentiën van 1 tot 4 regels (bij voorultbet.) 30 cent. Elke regel meer 6 ct
Ingezonden mededeellngen van 1 tot 4 regels 75 cent. Elke regel meer 15 cent
Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 25% hooger borekend.
Oroote letters en cliché's naar plaatsruimte. - Bewljs-exemplaar 2} cent
Stelling van DEN HELDER.
Ontspannings-avonden in de eerste helft van Januari 1915.
Piasdag 6
Oost-Balleru
Voordr. Me vr. Faassen-Braakensiek
Su.
Woensdags
Mnrlnecantlne
Als boven
8 u. Marine, Westoever, Land
weer, Erfprins, Torp.-mag.
Emma
Stafmuzlek
6'/j—7'/a u-
Dondord. 7
Langestraat
Voordr. Mevr. Faussen-Braakenslek
8 u. Te rogolon door Ct. Veldst.
Wachtschip
Stafmuzlek
6>/s-7'/» U.
Aan onze abonné's
buiten de gemeente wordt
beleefd verzocht 't verschuldigde ab-
bounementsgeld Heldersche Cou
ranti Zondagsblad en Modeblad
4de kwartaal 1914 te willen over
maken per postwissel of aan post
zegels vóórIO Januari a.s., zullende
anders daarover met 5 cents verhoo
ging per post worden beschikt.
Postwissels voor dat doel behoeven
slechts met een zegel van 21/, cent
beplakt te worden.
HET JAAR 1914.
III (Slot),
Evenals vele andere neutrale staten,
die aan de oorlogvoerende mogend
heden grensden, moesten ook wij, op
alle gebeurlijkheden voorbereid, mo-
biliseeren. Reeds van den aanvang
van het conflict af hielden wij leger
en vloot op voet van oorlog. Wy
behoeven waarlijk niet in herin
nering te brengen, dat wij niet voor
niemendal ons veldleger naar de
grenzen hadden gestuurd. Iu de eer
ste dagen dreef" de oorlogswolk on
heilspellend op ons land aan, veler
harten klopten in bange verwachting
ieder uur van den dag kon de strijd
op ons grondgebied worden overge
bracht.
Het mag een wonder genoemd
worden, dat het niet geschied is.
Rakelings is de Duitsche armee langs
onze grenzen gegaanhet geschut
vuur en de rookwolken uit zijn ka
nonnen zijn door ons gehoord, de ver
woesting hebben wij waargenomen,
maar onze grenzen zijn gespaard.
In het begin gingen de correspon
denten der bladen naar Belgis, by
Eysden, vanwaar zij onmiddellpk het
oorlogsterrein bereiktengeleidelijk
verplaatste dit laatste zich, moe lelij
ker en moeielljker werd het om in
Belgis te reizen, thaDS is de grens
heelemaal gesloten en heerschen er,
behalve in het kleine stukje aan zee,
de Duitschers onbeperkt. Zü leven op
kosten van de bevolking, leggen het
land, de provincie, de stad, het dorp
oorlogsschattingen op en buiten het
geheel uit.
De eerste dagen van Augustus
waren voor ons land een bange tijd.
Niemand onzer, behalve de ouden
van dagen, hadden een dergelijken
„oorlogstoestand" meegemaakt; ang
stig schuilden de menschen samen
voor de bureaux der bladen die de
noodlottige of gunstige tijdingen pu
bliceerden. Aanvankelijk waren het
ongunstigeoorlogsgevaar, oproeping
met spoed van de lichtingen van mi
litie en landweer, berichten van de
invasie der Duitschers in Belgis
genoeg om het ergste te doen vree
zen. Het economische leven stond in
één dag stilhandel en nijverheid
lagen verlamdde Beurs werd ge
sloten met als gevolg dat geen geld
meer te krijgen was. Runs hadden
plaats op de spaarbanken, op de Ne
derlandsche Bank, met het gevolg
een buitengewone schaarste aan zil
vergeld.
Gelukkig, de oorlogswolk dreef
af; 't bleek Duitschland ernst te zijn
met zijn medededeeling, dat de Ne-
derlandsche neutraliteit ontzien zou
worden 't vertrouwen keerde allengs
terug, en daarmee de kalmte. Maar
toch: er was zooveel veranderd; geheel
ons economisch leven was uit zijn
voegen gerukt; 800.000 onzer man
nen stonden gewapend klaar om het
vaderland desnoods te verdedigen,
doch moesten zaak en huisgezin
in den steek laten, waardoor onnoe
melijke schade werd toegebracht aan
handel en nijverheid.
De plotselinge stilstand, die zich
in het begin van Augustus open
baarde, bleef voortduren tot de eer
ste week van September. In de win
kels van levensmiddelen werd storm
geloopenieder trachtte groote voor
raden van allerlei zaken in te slaan.
De allerdwaaste staaltjes daarvan
werden vernomen; zoo waren er
huismoeders, die ponden zout aan
kochten! Andere kochten tien ham
men tegelijk, balen suiker en koffie
werden ingeslagen en de winkeliers
moesten tenslotte hun zaak sluiten
wegens gebrek aan voorraden. In
andere zaken luxe artikelen, winkels
in galanterieéD, goud, klokken, huis
houdelijke en kleeding-artikelen daar
entegen ging totaal niets om.
Langzamerhand keerde het ver
trouwen en de gerustheid dat w|j
buiten den strijd zouden blijven, terug,
totdat, begin October, door den val
van Antwerpen, de zaken opnieuw
eene ongunstige wending namen.
Over 't algemeen is de toestand voor
het winkelbedrijf do? oiet schitterend,
en dat wel omdat vele mannen onder
de wapenen zijn en dus b.v. geen
burgerkleeren en wat daarmee annex
is, Doodig hebben, omdat vele zaken
geleden hebben en nog lijden door
hun afwezigheid en dientengevolge
de terugslag zich over den geheelen
middenstand doet gevoelen. En een
ander deel van het publiek, dat wèl
koopkrachtig is gebleven, ontzegt
zich vele zaken om te sparen. Im
mers niemand weet, wat er gebeu
ren kan.
In de geldschaarschte werd door
het Rijk voorzien door uitgifte van
zilverbons, terwijl vele gemeenten
insgelijks tot uitgifte van papieren
geld overgingen.
Op vele en velerlei wijzen werd
hulp gebodenallerwege werden
steuncomité's opgericht, die tot taak
hadden den nood der tengevolge der
mobilisatie achtergebleven gezinnen
te lenigenH. M. de Koningin plaat
ste zich aan het hoofd van een Ko
ninklijk Nationaal Steuncomité, en
langzaam, geleidelijk ontstond weder
een min of meer normale toestand.
D. w. z. w\j pasten ons aan de omstan
digheden aan: het begrip „normaal"
in dezen heeft een gansch nieuwe
beteekenis gekregen.
Wij zouden nog veel kunnen zeggen
over alles wat door onze regeering,
die, vooral in de eerste dagen, toonde
krachtig te zijn en ten volle het ver
trouwen te verdienen der bevolking,
gedaan werd, maar wij moeten ein
digen.
Een sympathieke taak wachtte
Nederland nog, toen, begin October,
de stad Antwerpen en omgeving een
stroom van vluchtelingen over ons
land uitgoot. Ongeveer 600000 Belgen
kwamen hulp en bijstand zoeken in
ons land, en die allen moesten binnen
24 uren onderdak en voedsel hebben.
Toen ging het goede hart der Hol
landers open en de geschiedenis van
de wijze, waarop wij de arme vluch
telingen ontvingen, vormtéén schoone
bladzijde in ons historieboek. Gelei
delijk werd door de Regeering de
taak overgenomen op een wijze, dio
hier en daar kritiek uitlokte; thans
zijn de Belgen, voor zoover ze nog
in ons land zijn, ondergebracht in
kampen te Nunspeet en elders, en
worden op 's Rijks kosten gevoed en
onderhouden: Behalve deze vluchte
lingen hebben wij nog aanzienlijke
troepen Belgische, Duitscho en Engel
Bche militairen, die ingevolge de be-
bepalingen, by de overschrijding onzer
grenzen geïnterneerd moesten worden,
zoodat de taak voor een landje als
het onze waarlijk niet gering is te
achten.
Politieke en andere geschillen ein
digden bij het begin van den oorlogs
toestand plotselingde z.g. „gods
vrede" trad in, werkstakingen werden
opgeheven, wij noemen die der Haag-
sche trambeambten en de Zaandam-
sche, die ruim 4 maanden geduurd had.
Voor den Helder waren de gevolgen
van den toestand minder schadelijk
dan voor de meeste andereplaatsen.
De aanwezigheid van sterke troepen
machten van leger en vloot bracht
levendigheid en vertier, ofschoon er
natuurlijk ook wel zaken zijn die
onder den toestand leden en nog
lijden.
1914 is thans in den schoot
der eeuwen" zoo is immers de
term? verdwenen. Het is onder
gegaan in bloed en vuur, zooals 1915
opgerezen is aan den rooden horizon.
De Kerstklokken van 1914 hebben
ons geen vrede gebracht, en die is,
voor zoover wij thans kunnen beoor-
deelen, voorloopig ook nog niet te
verwachten.
Veel heeft de oorlog verwoest aan
menschenlevens en aan kunst- en
industriewerkde „beschaving" heeft
een reusachtige stap achteruit gezet
en dat alles zal jaren en jaren be
hoeven om zich te heratellen. Maar
één ding heeft de oorlog ons geleerd
eenheid, een gevoel van saamhoorig-
heid, een sterke, vaste wil om te
blijven die we zijn: een kleine, onaf
hankelijke natie, die tot den dood
toe die onafhankelijkheid verdedigen
zal als 't moet, evenals het arme,
uitgemergelde België.
Zie, er rijzen vlammen omhoog
uit de horizonten van het oude Europa,
die verwoestend hun weg nemen en
alles vernielen wat zij ontmoeten.
Maar wat zij ons, der wereld, niet
kunnen ontnemen, dat is het sterke,
innige gevoel, dat uit dit groote
Kwaad ook een groot Goed zal ont
staan, dat wij, gelouterd, zullen op
rijzen en omhoog zullen stijgen, naar
het blinkeDd licht eener betere toe
komst. Dat de aarde, gedrenkt met
het bloed van tienduizenden jonge
sterke mannen, de vruchten zal dra
gen van een nieuwen en grooten
boom der KenDis, waarvan wij zullen
eten. Dat op de vele graven de roode
en witte rozen zullen bloeien, die
het symbool zullen z|jn van eene
hoogere beschaving 1
Laat dan de Oudejaarsklokken
beierend het bloedjaar 1914 hebben uit
geluid! Wij weten, dat, wat 1915 ons
brengen moge, hetoude jaar ons geleerd
heeft hoe wy het mensch-zljn niet
hebben op te vatten. En moge het
Nieuwejaar ons leeren hoe wij ons
leven anders kunnen maken!
DE OORLOG.
De officieels legerberichten van
1, 2 en 3 Januari 1915.
Van het Westelijk oorlogsterrein
komt het bericht dat de Duitschers
van de herovering van St. Joris
by Nieuwpoort hebben afgezien.
Het is dus geen grootspraak van de
verbondenen geweest toen zij melden
dat zij daar vasten voet hadden ge
kregen.
De getorpedeerde „Formidable" heeft
waarschijDlljk ook gediend om de
Belgische kust te bombardeeren.
Een bericht van 1 Jan. meldt dat
de Duitschers opnieuw Veurne ge
bombardeerd hebben. Naar het scheen
was het station het doel, doch ook
in de stad vielen granaten.
Meer wordt er dd. 1 Jan. niet ge
meld. Van den 2en daarentegen
komen uitgebreider mededeelingeD.
Een Fransch communiqué deelt mede
dat verschillnde aanvallen welke de
Duitschers op oudejaarsnacht tegeh
de Franschen ondernamen, werden
afgeslagen. Verder worden op ver
schillende plaatsen vorderingen ge
meld. Bij Darvilliers en La Boisselle
werden Duitsche loopgraven ver
nietigd. Verder wordt gemeld dat de
Franschen zich nestelen op de hoog
vlakte van Nouvrons, (ten N.W.van
Soissons). Bij Perthes werd eveneens
terrein gewonnen. In de Argonne
werd verloren terrein terugveroverd.
Hier wordt naar het schijnt wel het
hevigst gevochten. Wat begrijpelijk
is. De plaats waar een doorbraak
door het Duitsche front wel het meeste
voordeel voor de Franschen op zou
leveren is hier. Hierdoor zou de aan
voer voor de Duitsche troepen in
Belgis ernstig bedreigd worden. Van
daar dat van beide zijden alle krachten
worden ingespannen. Ook wordt ge
meld dat de Franschen in het Bois
de Presle vorderen. Dat is dus meer
naar Metz toe.
In den Elzas gaat het offensief
langzaam voorwaarts. Een aanval
der Duitschers by Bremesnil werd
afgeslagen. Het dorp Steinbach werd
door de Fransche infanterie genaderd.
De Fransche berichten van den
3en dezer meldden dat Zonnebeke,
de Lys, hevig door de Duitschers
beschoten is. Vorderingen worden
gemeld bij La Boisselle by Perthes les
Hurlus, ten N. O. van Troyon (by
Verdun) en ten N.W. van Pont i
Mousson.
Verder wordt medegedeeld dat
hevige regens de operaties bemoei
lijken.
De Duitsche berichten weten een
en ander net andersom te vertellen.
De Duitschers deelen tenminste mede
dat ook zy vorderingen in de Argonne
hebben gemaakt, en dat hevige aan
vallen der Franschen werden afge
slagen. Verder wordt ontkend dat
de Franschen Steinbach in hun bezit
hebben, hetgeen dan ook niet gemeld
wordt. Do Duitschers deelen mede
dat zij geen enkel huis verloren heb
ben, terwijl zij eerst mededeelden
dat de Franschen stelselmatig huis
voor huis iu elkaar geschoten had
den. Dat lykt wel wat te veel met
elkaar ln tegenspraak om waar te
zijn.
Van het Oostelijke front meldt het
Russische hoofdkwartier d.d. 1 Jan.,
dat een poging van de Duitschers
om in de streek van Mlawa tot het
offensief over te gaan werd verijdeld.
Aanvallen der Duitschers op de Rus
sische stellingen, o.a. bij Rawa wer
den afgeslagen. De strijd duurt daar
nog steeds voort. Ook werd hevig
gestreden bij de stellingen ten W.
van Kielce, bij Gora en Mikhalla.
In Galicie worden de Oostenrijkers
krachtig aangevallen. Bij Bopitza
werden, in weerwil van deD hevigen
tegenstand van de Oostenrijkers, de
vijandelijke stellingen vermeesterd,
werden 68 officieren en 3000 man
krijgsgevangen gemaakt en 4 kanon
nen en 6 machinegeweren vermees
terd. Verwoede tegenaanvallen wer-
Ook in de Boekowina maken de
Russen vorderingen. Aldaar hebben
zij Storemnetz en Radaoutz bezet.
Een Russisch bericht van 3 Jau.
meldt verder dat andere aanvallen
der Duitschers met succes werden
afgeslagen, waarbij de Duitschers er
echter in slaagden zich tijdelijk van
een aantal Russische loopgraven mees
ter te maken. Volgens hetzelfde be
richt duurt de strijd om Gorlice nog
voort.
De terugtocht der Oostenrijkera uit
de Boekowina, onder den druk der
Russische troepen, geschiedt zeer
overhaast.
De Duitsche en Oostenrijksche be
richten geven echter andere lezingen
van den strijd. Zoo melden bijv. de
Duitschers dat zij er in slaagden ten
W. van den Weichsel, het krachtig
versteikte steunpunt der Russische
hoofdstelling, Boryznof, te veroveren.
In drie nachtelijke aanvallen tracht
ten de Russen dat punt te hernemen,
doch alle aanvallen werden afgeslagen.
Verder wordt medegedeeld dat de aan
vallen ten O. van Rawa langzaam
vorderen.
De Oostenrijksche berichten melden
dat na de verbitterde gevechten ten
Z. van Tarnof in de midden Karpathen,
een voorloopige rust is ingetreden.
Een troep welke in een der passen
vocht, moest voor de overmachtige
vijand eenigszins teruggaan.
Een bericht van S Jan. deelt mede
dat de pogingen der Russenomdoor
het front bij Gorlice te breken weder
om mislukt zijn. Dit komt overeen
met het Russische bericht.
In den Kaukasus schijnen de Turken
eenig voordeel te behalen. Tenminste
wordt uit Konstantinopel bericht dat
de Turken Ardagan bezet hebben.
Verder werden de Russen verslagen bij
Miaudsal. De Turken rukken thans ver
der op in de richting van Kars. De
strijd bij Sarykamysj, waarover het
Russische bericht van 2 Jan. mede
deelde dat het gevecht voortduurd
is volgens een Turksch bericht van
3 Jan. geëindigd met een overwin
ning op de Russen.
Van het Westelijk gevechts
terrein.
Kerstmis te velde.
Het kanon heeft met Kertmis niet
gezwegen, maar op het Westelijk
front zijn hier en daar de geweren
toch niet afgegaan.
Een Engelscü soldaat schroef op
eersten Kerstdag naar huis, dat hij
en zyn kameraden op Kerstavond de
Duitschers hadden toegezongen in-
plaats van op hen geschoten. „Het
begon", zegt ülj, „met elkaar een ge
lukkig Kerstmis te wenscheu. Ma
een poos nepen zeEngelschen, zing
voor onal We haalden onze gezang
boeken te voorschijn en zongen:
„Lead, Kindly Ligbt," „Abide witb"
en „While shepherds watebed their
flocks by nigbt". ZU riepen driemaal
hoera voor ons, on toen vroegen wij
of zij voor ons wilden zingen. Dat
deden zij. Sommigen van onze lui
gingen uit de loopgraven tot aan de
draadversperring toe en spraken met
eenige Duitschers. Ze spraken af op
Kerstdag niet te schieten. Ze ver
langden dat we voetbal zouden spelen.
We 'zullen dus één dag vrede heb
ben. Ik had gisterenavond rantsoen-
dienst. Na de afspraak werd er in
het geheel niet geschoten. We kon
den naar de loopgraven loopen zon
der vrees overhoop te worden ge
poft".
Een ander Engelsch soldaat schrijft
hetzelfde. „Het waren lang geen
kwade lui," zegt by. „Je kon nau
welijks gelooven, dat we elkaar een
paar uur tevoren nog naar de keel
waren gevlogen".
Een derde zegt, dat de wapenstil
stand voor den heelen eersten Kerst
dag was aangegaan, tot 's nachts 12
uur. „Vroeg in den ochtend begon
nen de Duitschers, zich boven de
loopgraventevertoonen.Tweekwamen
naar voren, zwaaiden met een flesch
en riepen ons toe om dichterbij te
komen. Na een >oos ging ik met een
ander we hadden een doos chocola
ons. We gaven elkaar de hand en
dadelijk klonk er uit de loopgraven
van weerskanten gejuich en handge
klap. Over en weer keek men met
belangstelling naar de ontmoeting.
We rookten en dronken samen en
gaven hun chocola. Spoedig spraken
talrijke troepjes met elkaar. Maar in
de verte hoorde we aan weerszijden
een hevig gevecht aan den gang het
brommen van de zware kanonnen en
het paffen van de geweren."
Een vierde schrijft o.a.: „Twee
Duitsche officieren en een soldaat
brachten twee flesschen whisky, een
kistje sigaren en een podding. Ze
hadden meer willen geven, maar
moesten wat overhouden voor den
Tweeden Kerstdag".
Levensmiddelen voor België.
Van bevoegde zijde vernemen wij,
dat de Nederlandsche gezant te Ber
lijn, gesteund door de ambassadeurs
van Spanje en de Vereenigde Staten,
zich tot de Duitsche rogeering gewend
heeft in zake het requireeren van
levensmiddelen in Belgié. De Duitsche
regeering heeft uaar aanleiding daar
van aanstonds de verzekering gegeven,
dat zoolang de Belgische bevolking
van elders voorzien wordt van levens
behoeften, en nog gedurende rede
lijken tijd daarna, geenerlei requisitie
zal plaats hebben, noch van de Belgié
uit het buitenland toegevoerde, noch
van de aldaar reeds aanwezige voor
raden.
Van het Oostelijk gevechts
terrein.
Het beleg van Przemysl.
Brieven van Russische soldaten,
die om Przemysl liggen, zyn in de
belegerde vesting terechtgekomen,
daar in een blad afgedrukt en door
een vliegtuig over de belegeraars
heen in het Oostenryksche gebied
gebracht. De „Neue Freie Presse"
drukt er eenige af.
Een schrijft er, dat hij by iwan-
gorod in de loopgraven heeft gele
gen, mede over de Karpathen is ge
trokken eu nu een week by Przemysl
in een loopgraaf zit onder het aan
houdende vuur der Oostenrijkers. Het
is hier veel erger dan ergens anders,
zegt hij. Het leven is een hel.
Een tweede schrijft ook in wan
hopige stemming.
Een derde zegtHet is onmogelijk
Przemysl stormenderhand te nemen.
Zoo'n vesting is ompantserd. Twee
grachten met draadversperringen in
het water. Dan volgen linies van
forten, daartusschen weer draadver
sperringen en wolfskuilen. Men kan
die vesting slechts uithongeren, en
men zegt, dat er groote voorraad is.
Gaan wij stormen, dan vaarwel, mijn
dierbare kinderenGaan we niet
stormen, dan vriezen we allen dood,
net als de Franschen in 1812.
In nog andere brieven wordt ge
klaagd over bedekking tegen wind
en regen, sneeuw en koude, de slechte
verpleging, enz.
Op Zee.
De aanval op Cuxhaven.
Berlijn, 8 Januari. (Wolff.) De Vos-
sische Ztg. meldt:
Tegenover andersluidende berichten
kunnen wy zoo beslist mogelijk ver
klaren, dat bij den tocht van de
Engelsche vloot naar Cuxhaven aldaar
geenerlei schade is aangericht.
Het blad somt dan de verliezen
der Engelschen aan vliegtuigen en
de van Duitsche zijde waargenomen
schade aan de Engelsche schepen op
en zegt: De Engelschen kunnen dus
over het resultaat van dezen aanval
waarbij wederom is getoond, hoe zeer
de Duitsche kustwacht op haar post
zeer weinig voldaan zijn.
De „Formidable" gezonken.
Plymouth, 2 Jan. Zeventig man
van de „Formidable" werden gered
door een trawler uit Brixham, nadat
zij 12 uren in een open boot hadden
rondgezwalkt. De trawler vluchtte
voor den hevigen storm naar Brix
ham het schip werd geteisterd dooi
den zwaren wind en de hooge zeeén,
toen een man op den uitkijk een
open bootje opmerkte, dat door de
hemelhooge golven werd op en neer
geslingerd. De bemanning van den
trawler slaagde er dooi bovenmen-
schelyke inspanning in het groote
zeil te reven, en den stormkluiver
bij te zetten. Met gevaarlijke bewe
gingen naderde de trawler de open
boot en na vier mislukte pogingen
slaagde men er in een touw in de boot
'irengen. Zoo werd de bootlangs-
3 van den trawler gebracht. Het
overladen van de manschappen was
uiterst moeilijk door de ontzettende
hooge zee. Een torpedist, die de
laatste man was die aan boord werd
geheschen, had nauwelyks de boot
verlaten of deze liep vol water, door
een gat in de kiel, dat dichtgestopt
was met matrozenkleeren. De meeste
mannen waren slechts gedeeltelijk
gekleed en hadden zeer geleden van
het weer.
Londen, 2 Jan. De bladen erken
nen, dat de Eogelsche natie een
groot verlies lydt door het zinken
van de „Formidable". De „Daily
Telegraph" zegtde vyand heeft ous
een slag toegebracht, die, hoewel
van geen invloed voor den uitslag
van den stryd, zeer ernstig ismaar
kans kan van dag tot dag kee-
ren. En ons doel zal eindelijk worden
bereikt. Noch het vertrouwen van
het Engelsche volk, noch de moed
der marine zal Hjden onder den slag;
de geest onzer voorouders zal ons
schragen, totdat de vyand eindelek
is overwonnen en vernietigd door de
grootste zeemogendheid ter wereld.
Tusschen de regels van het bericht
in de „Times" kan worden gelezen,
dat naar het blad meent de „Formi
dable" kan zijn ondergegaan door de
actie van een onderzeeër, maar dat
ook door een storm een mijn kan
zijn driftig geworden in het Kanaal.
Het blad betreurt diep het aantal
omgekomen zeeliedendocb, zegt de
„Times", de natie kan met kalmte
het verlies van een slagschip van
het „Formidable"-type dragen.
Londen, 2 Jan. Een der geredden
van de „Formidable" verhaalde:
„Vrijdagochtend stond er een zware
zeeplotseling hoorden wij een zware
ontploffing, het water begon dadelijk
naar binnen te loopen, de vuren wer
den gedoofd en de stokers kwamen
op het dek. Gelukkig ontplofte het
kruitmagazijn niet, anders zou nie
mand er het leven hebben afgebracht.
Toen ik op het dek kwam, had
het schip zware slagzij over stuur
boord. De booten werden neergelaten,
de kotter zonk, maar de pinas kwam
met groote moeite naar beneden. Wij
roeiden weg, het eenige echter, wat
wy konden doen, was ons drijvende
houden.
Wy zagen de „Formidable" lang
zaam wegzinken aan stuurboord. En
ongeveer drie kwartier na den stoot
klonk nog steeds de hoorn van de
„Formidable".
„De kapitein bleef op zyn post tot
het einde. Het lichtsein flikkerde,
toen het schip overhelde en wegzonk."
Londen, 2 Jan. Voor zoover men
weet, zijn thans 201 man van de
„Formidable" gered. Er is n.1. nog
een boot met ongeveer 40 geredden
aan boord opgepikt by Lyme Regis
(zuidkust van Engeland).
Het verlies van de„Fermldable".
Wij vermoeden, dat velen onzer
lezers met ons wat vreemd hebben
opgekeken, toen zij in ons blad van
Zaterdag onder het bericht, dat de
„Formidable" was ontploft en gezon
ken, hetzij door een mijn, hetzij door
een vijandelijke torpedo, en daarbij
een 600 menschenlevens waren te
betreuren, geen ander bericht aan te
treffen, dan dat eene telegram van
Reuter's bureau, waarin, met ver
wijzing naar een rede van minister
Churchil, werd betoogd, dat het ver
lies uiets te beteekenen bad, daar de
Engelsche vloot toch zooveel sterker
bleef dan de Duitsche. Dit scheen,
ofschoon op zichzelf niet oDjuist, wel
wat heel hooghartig en koud ten
opzichte van de slachtoffers alsmede
in verband met dat in het midden
laten van de oorzaak, waar het opzet
van geheimhouding in lag, op dit
oogenblik niet zeer op zijn plaats.
De Engelsche bladen wijzen ook
wel op het feit, dat de Engelschen
nog genoeg schepen over hebben,
maar spreken toch op een anderen
en sympathieken toon.
„Ofschoon niet meer geschikt voor
de eerste linie", zoo schrijft bijvoor
beeld de Times in een hoofdartikel,
„was de „Formidable" toch een bruik
baar en uiterst gemakkelyk bestuur
baar schip. Zij was niet zoo oud als
de „Canopus", die deelnam aan den
slag bij de Falkland-eilanden, maar
een jaar ouder dan de „Bu'.wark",
welks vernietiging door een ongeval
zoozeer wordt betreurd.
De „Formidable" heeft sedert het
begin van den oorlog heel veel dienst
gedaan en het zou nutteloos zijn om
voor te geven, dat het verlies van
het schip niet van belang was.
De marine heeft een menigvuldige
taak te verrichten, die afgescheiden
is van haar eerste plicht om de slag-
eskaders gereed te houden om den
vyand het hoofd te bieden.
Voor een gedeelte van die taak zijn
schepen van het „Forraidable"-type
van uitnemend nut. Wij hebben er
in het geheel geen belang by om ze
te verliezen, en als we er een ver
liezen, is het misleidend om te zeg
gen, dat het er niet op aankomt.
Slechts mogen we zeggen, dat we
dankbaar zijn, dat het geen dread-
nought was.
Als in de meeste van zulke geval-
n, is het verlies aan menschenlevens
groot, en men zal warme medegevoel
koesteren voor de betrekkingen van
officieren en manschappen, die hun
leven voor het land hebben gelaten."
De „Times" acht het waarschijn
lijk, dat over de oorzaak van het
ontploffen van de „Formidable" ver
der wel om strategische redenen zal
worden gezwegen. Het blad laat ver
volgens doorschemeren, dat zQ het
waarschijnlijkst acht, dat de „Formi
dable" door een Duitsche duikboot is
getorpedeerd en waarschuwt voor een
nieuwe voorbarige overschatting van
de waarde van duikbooten, die men
naar aanleiding van dit voorval zou
kunnen begaan. Immers, zoo betoogt
de „Times", een heele flottilje van
Engelsche en Fransche schepen, waar
van sommige tamelyk groot, hebben
nu al maanden lang en dikwijls te
zamen de Belgische kust gebombar
deerd. Zij zlju voortdurend het voor
werp van aanvallen van duikbooten
geweest, en tot voor Nieuwjaar toch
zyn geen van alle getroffen.
Te andere plaatse zegt de marine-
deskundige van de „Times" nog
voort: „Aangezien menig schip van
de vijandelijke slagvloot minder be-
teekend dan de „Formidable" zou
het krankzinnig z(jn om te beweren,
dat het verlies van zulk een schip
weinig te beteekenen heeft. Nochtans
is het waar, dat haar plaat 9 spoedig
zal worden ingenomen door een nog
bruikbaarder, sterker en geduchter
oorlogsschip, zoodat de natie door
dit ongeval niet ontmoedigd hoeft te
ezen".
Als het schip op een myn geloo
pen is, zoo zegt de marine-deskundige
verder, dan kan het zijn geschied
door een Engelsche mijn, die door
den storm was losgeraakt, ef door
een myn, die wellicht eenig schip
waarschijnlijk onder neutrale vlag
in het Kanaal zal hebben uitge
strooid, want in het Kanaal zijn,
gelijk bekend, geen Engelsche mynen
gelegd. De schrijver betreurt het ten
slotte, dat er na de ervariDgen met
mynen en torpedo's opgedaan geen
betere voorzorgsmaatregelen zyn ge-
Domen om het leven van de beman
ning by een plotseling zinken van
het schip te redden. De „Formidable"
was voor het laatst herbouwd in 1918;
De „Formidable" getorpedeerd.
Berlijn, 3 Jan. (W. B.) (Officieel).
De waarnemende chef van den Ad
miraalsstaf bericht: „Op 1 Januari
des ochtends te 3 uur boorde één
onzer onderzeeérs, zooals het per
draadloos telegram bericht, ia het
Kanaal niet ver van Plymouth het
Engelsche linieschip „Formidable" in
den grond".
Italië.
De Perserveranza schrijft dat op
den Balkan gebeurtenissen worden
voorbereid „welke de inachtneming
van de Italiaansche onzijdigheid wel
licht moeilijker zullen maken".
Uit Duitschland.
Zeppelins.
Een correspondent van de Daily
Chronicle meldt uit Bazel, dat pas
weer een nieuwe Zeppelin uit Frie-
drichshafen naar een onbekend oord
is vertrokken, na een paar maal over
het meer van Konstanz een proef
vlucht gedaan en op drijvende doelen
bommen geworpen te hebben. Alle
drie weken wordt er zoo'n nieuw
luchtschip afgeleverd. Naar de gang
bare schatting zijn er nu 15 tot 20
van die nieuwe luchtschepen. Ze zyn
nog nergens gebruikt. Die in Polen
en Belgié dienst hebben gedaan zijn
luchtschepen van voor den oorlog.
Graaf Zeppelin is op het oogenblik
in Friedrichshafen.
Di Duitschers en wijl
De heer Hermann Ritter heelt in
het „Kölner Tageblatt" van 17 Dec.
een artikel: „Die Hollander und
wirl" geplaaatst. Hij begint met den
raad dat men het feit onder de oogen
behoort te zien, dat de Nederlanders
voor hun oorlogvoerende buren de
heer Ritter spreekt van een worste
ling om haar bestaan van de Duit
sche natie niets meer over heb
ben dan een koel correcte houding,
terwijl zy vaak antipathie toonen en
vijandig gezind blijken. Dat doet den
Duitschers leed en ergert ze.
Hij verzekert dat Duitschland tegen
ons land altijd een welwillende hou-
ding aannam; veel Nederlanders vin-
I den jaar in jaar uit beter werk en
I loon in Duitschland dan ze in hun
ingezonden Mededeeling.
HERMAN NYPELS - HELDER.
Telef. Intc. 140.
ABONNEMENTSKLEEDING
voor Hoeren.
Zeer doelmatig.
De goederen blijven het eigendom van
den geabonneerde.
Ons tarief wordt U op aanvraag on-
middelijk toegezonden.
vaderland krijgen; zeevisscherij,ooft-
en groenteteelt hangen voornamelijk
van de Duitsche markt af; Duitsch
land toonde immer liefderijke waar-
üeering voor Nederlands eigenaardig
heden, kunst, beschaving de heer
Ritter noemt haar „Kultur" en
geschiedenis; bovendien is Nederlands
bevolking een deel van den Neder-
duitschen stam en haar hart moest
vuriger kloppen, nu Germanen een
strijd op leven en dood voeren.
De heer Ritter betoogt, dat wij
eigenlijk heelemaal geen natie zyn;
onze moerassen, groote rivieren en
ander water hebben van oudsher tot
op het oogenblik de Friezen in het
Noorden, de Saksers in het Oosten
en de Franken in het Zuiden zoo
scherp gescheiden, dat van een volle
dige samensmelting der Nederduit-
sche oerbevolking tot een Nederland
sche nergens sprake is. In Limburg,
dat de Nederlanders al niet meer
echt Nederlandsche vinden, hebben
de Franken zich met Walen gemengd,
in Zeeland spreekt men van den in
vloed der Spaansche bezetting, de
Hugenoten de voor Alva uit Hene
gouwen enz. gevluchte bewoners, de
Spaansche, Portugeeache Joden, de
soldeniers door de Oraujes aange
worven, de schippers van de Boven-
Rijn en de halfsbloeds uit Oost-Indiö
en hun nakomelingen, zij alle hebben
hun bloed gemengd met het zuiver
Qermaansche.
Daarom bestaat er, volgens den
heer Ritter, geen Nederlandsch ras
geen Germaansch-Nederlandsch
afgesloten nationaal gevoel.
De taal, die ook een nationalen
band vormt, komt er bij den heer
Ritter al niet veel beter af dan de
natie zelf, die geen natie is.
„Na aldus in 't kort de natuurlijke
ontwikkeling van het internationaal
denken dat den horizon beheerscht
der Nederlandsche melk- en groente
boeren" te hebben geschetst, zal de
heer Ritter die zich verbaast en
ergert dat ons alle Duitschers uiet
even lief en dierbaar zijn uiteen
zetten welken kijk wy op het Duit
sche rijk hebben.
Bij een beschaafd Nederlander wor
den pijnlijke historische herinneringen
opgewekt als htj aan het Duitscho
Rijk denkt. Gedurende den dertig
jarigen oorlog werd Nederland on
metelijk rijk, ook nu nog getuigen
prachtige gebouwen en bovenmatig
veel kunstschatten van de weelde
dier dagen. De Duitsche boer leidde
een jammerlijk bestaan, de rijke
Nederlandsche boer nam deel aan
groote scheepvaartondernemingen en
liet zijn kinderen, in de uit de ge
meentekas ruim gesubsidieerde volks
school, niet alleen de eerste beginse
len van kennis leeren, doch liet ze
ook in vreemde talen en zoo moge
lijk Italiaansch boekhouden onder
wijzen.
Die glansperiode van Nederland en
zijn oppermacht ter zee, zegt de heer
Ritter, zyn maar toevallig ontstaan;
ze hebben zich niet natuurlijk ont
wikkeld uit de hulpbronnen van het
land; het werd nooit leeggeplunderd
zooals de Duitsche gouwen. Zoodoen
de begon de „hoogmogende mijnheer"
op het arme Duitschland neer te zien,
evenals een rijke oom dit doet op
zijn armen, onpractischen neef, dit»
door allerlei idealen geplaagd wordt.
Die trotsche minachting koesteren
beschaafde Nederlanders niet meer,
doch bij de onkundigen, ln de laagste
volksklassen vindt men nog het be
zinksel van dit belachelijk erfdeel.
Den beschaafden Nederlander drukt
het bestaan van het machtige Duit
sche Rijk. „Ik heb kennis gemaakt
met enkele Nederlanders, die er rond
voor uitkomen, dat voor Noderland
oen nauwere aansluiting by Duitsch
land, bijvoorbeeld als bondsstaat, op
het oogenblik historisch noodzakelijk
is geworden. Alleen daardoor kan
Nederland ook het bezit zyner rijke
koloniën voor dreigend gevaar b^
hoeden." Dat zijn echter witte raven
verreweg de grootste meerderheid
der Nederlandsche beschaafde wereld
vreest dat dan haar democratischo
vryheid en de gemakkelijke manier
van geldverdienen verloren zullen
gaan.
De Nederlander, zegt de heer Ritter,
ziet ten onrechte in dezen oorlog het
gevolg van het militairisme, dat hem
niet sympathiek is en waarvan by
niets begrypt. Hy begrypt niet, dat
het Duitsche leger is het Duitsche
volk, dat strydt voor het behoud van
hetgeen het in vredestyd verwierf.
„Zyn begrippen klampen zich vast
aan den „militairen stand" en de
„militaire kaste", zijn ziel gruwt van
den oüderofflcierstoon, die ten slotte
de wereld zal beheerscben". Hierby
komen het „welverdiende" lot van
Belgié en de verovering van Ant
werpen, die hem bezorgd maakt voor
de toekomst van Rotterdam. Daarem
hoopt Nederland dat het Duitschland
in den oorlog niet al te goed mag
gaaD. Dan groeit er niet een tot den
hemel reikende Ryksburcht op, naast
het gezellig thuis van den kiemen
Nederlandschen staat, deftig en artis-